Lestip 'Soepletters '

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "Lestip 'Soepletters '"

Emilie van der Zee
5 jaren geleden
Aantal bezoeken:

Lestip 'Soepletters ' Over het boek Een jongen van twaalf is met zijn broertjes en zusje op weg naar huis. Wanneer hij zijn zusje even uit het oog verliest, verdwijnt ze spoorloos.

1 Lestip 'Soepletters ' Over het boek Een jongen van twaalf is met zijn broertjes en zusje op weg naar huis. Wanneer hij zijn zusje even uit het oog verliest, verdwijnt ze spoorloos. Zijn familie is radeloos, maar de jongen besluit haar te gaan zoeken. Een geheimzinnig klein mannetje met een zwarte hoed geeft hem hints. Letters en woorden zijn de sleutel naar tal van mysterieuze werelden. Zouden ze hem uiteindelijk weer tot bij zijn zusje leiden? Auteur(s) Mieke Versyp, Isabel Devos, Julie Tavernier (illustrator) Uitgeverij Lannoo / 2011 Aantal pagina's p. ISBN Genre Fictie Prentenboek Doelgroep 4de leerjaar, 5de leerjaar Trefwoorden Auteur lestip Maarten Dupont Aanzet Stemmetjes in je hoofd Start een klasgesprek: - Praten met iemand in je oor, kan dat? - Hoor je soms een stemmetje in je hoofd? - Ben je dan gek? Waarom (niet)? - Wie is dat stemmetje dan? - Zegt het wat je wel of niet mag? - Hoe komt het stemmetje dat dan te weten? - Wat doet dat stemmetje daar? - Hoe denk je dat het stemmetje eruit ziet? Na de laatste vraag, neem je het boek en lees je een kort fragment voor: Het was een mannetje. Hij was heel klein, zijn lichaam stopte bij mijn navel. Hij droeg een zwarte hoed die bijna zo lang was als hijzelf, alsof hij een kachelbuis op zijn hoofd had gezet. (p. 8)

2 Geef nog geen verdere duiding bij het boek. Op A5-bladen verbeeldt elk kind met waskrijt op zijn of haar manier het stemmetje, dat er in dit boek blijkbaar als een mannetje uitziet. De resultaten verzamel je aan bord. Je hangt er ook, uitvergroot op A3-formaat, de afbeelding van het mannetje met hoed. Kopieer daarvoor de illustratie op pagina 9. Vergelijk de tekeningen van de kinderen met de illustratie uit het boek. Sta stil bij hoe iedereen dezelfde info anders kan interpreteren. Met andere woorden: een auteur kan dan wel een bepaald beeld in zijn hoofd hebben, maar hij of zij kan er niet van uitgaan dat de lezer hetzelfde beeld voor ogen heeft tijdens het lezen. Laat de klas tot slot de omslag van het boek zien. Ga in op de titel, de cover, achterflap. In duo s discussiëren ze over de mogelijke inhoud van het boek. Lager - Muzische vorming - Drama 3.5 Verwerkingsactiviteiten Letterzetters Laat de kinderen op voorhand kranten en tijdschriften meebrengen. Kijk vervolgens met de kinderen naar de illustraties en de lay-out in Soepletters. Vooral de letterzetting is erg speciaal. Wat is er zo bijzonder aan? Waaraan doen de letters hen denken? Verdeel de klas in groepjes van vier. Per groepje krijgen ze een stapel kranten en tijdschriften, schaar, lijm, een A3-vel en een kort fragment uit het boek. Mogelijke fragmenten zijn: p. 5-7, p , p , p , p , p , p , p , p De essentie van dat fragment verzamelen ze in een grote woordspin. Ze laten zich inspireren door de vormgeving van de illustrator van Soepletters. Ze experimenteren met letterzetting, - stijlen en -vormen. Ze mogen geen volledige woorden of zinnen uit de kranten of tijdschriften halen. Woorden mogen ze enkel vormen met individueel uitgeknipte letters. Daarna stellen de groepjes de flappen aan elkaar voor, en vertellen ze via de woordspin wat ze in hun fragment lazen. Zorg ervoor dat de fragmenten in willekeurige volgorde worden voorgesteld. De fragmenten in chronologische volgorde plaatsen geef je de volledige klas als uitdaging mee. Zet er een tijdslimiet op om het spannend te houden. Zo krijgt de hele klas het bijna volledige verhaal te horen (en te zien). Bij wijze van evaluatie hangen ze de flappen in de juiste volgorde aan bord. Lager - Nederlands - Spreken 2.2 Lager - Nederlands - Spreken 2.3 Lager - Nederlands - Spreken 2.7 Lager - Nederlands - Lezen 3.5 Machine ontwerpen Lees volgende fragmenten voor: - Ik liep rond de toren, en weer terug. Op de deur van de feestzaal kleefde een briefje, zag ik nu. Ondodelijk

3 wapen, stond erop. Wapen? Er lag iets voor mijn voeten. Een ding. Het spijt me, ik heb er geen ander woord voor. Het zag er niet uit als een wapen. Het had een rare vorm en twee knoppen. Ondodelijk? Onduidelijk was een beter woord. Ik drukte één knop in, de grootste. Er ging een schok door mijn arm. Ik viel achterover. Ik krabbelde recht. Vreemd, ik had geen pijn gevoeld toen ik viel, niets. Ik keek naar mijn hand. Die was er niet meer. Mijn benen? Weg. Ik zag alleen het wapen dat zweefde in de lucht. Ik was onzichtbaar. (p. 44) - Vooruit, doe het, zei hij, dit is een bevel. Ik richtte mijn wapen. Op de soldaat. Ik drukte op de kleinste knop. Er klonk gesis, alsof er gas ontsnapte. Ik rook een zoete geur. Verder niets. Toen deed de soldaat iets vreemds. Hij ging op handen en knieën zitten en kroop de kamer rond. Vroem Vroem Vroem Tuut Tuut, riep hij. (p. 51) Toon de afbeelding van de machine/ het wapen (p. 45). In het boek zijn er wel meer situaties waarbij een nieuwe (nog niet uitgevonden) machine van pas zou komen, bijvoorbeeld wanneer het hoofdpersonage wil ontsnappen uit de grot. Hoe raakte ik hier levend uit? Ik had honger. Ik zocht in de zakken van mijn jas. Daar stak mijn moeder soms een koekje in voor ik naar school vertrok. Niets. Alleen dat stomme gele krijtje. Wat moest ik ermee? Ik ging zitten en dacht na. Uit verveling tekende ik een lange streep op de rotswand. En nog een. Ik tekende een deur. En ineens was er een echte deur. Ik deed ze open. Ik stond op straat. Ik kende die straat. Mijn huis was vlakbij. Ik keek nog even om. De deur was weg. Er was alleen een muur. (p.22) Het hoofdpersonage ontsnapt hier dan wel met magisch krijtje, maar het zou net zo goed met een machine kunnen. Start een klasgesprek: - Hoe ontsnapte de jongen uit de grot? - Hoe zou jij ontsnappen uit een donkere grot? - Stel, je zit opgesloten op school, in de sportclub, in het zwembad, in je eigen huis, in de speeltuin Hoe zou je daar uit ontsnappen? Met welke machine? In groepjes van vier tot zes kiezen de kinderen een fragment uit het boek waarin een gevaarlijke of spannende situatie als hierboven beschreven wordt. Ze krijgen de opdracht een machine te ontwerpen die in die situatie kan helpen. Het 2D- of 3D-ontwerp knutselen ze met kosteloos materiaal. Ze schrijven ook een handleiding waarin ze alle functies van de machine opnemen. Tot slot presenteren ze, tijdens een dramaopdracht, de functies van de machine door te doen alsof ze hem echt gebruiken. Lager - Muzische vorming - Beeld 1.4 Lager - Muzische vorming - Beeld 1.5 Lager - Nederlands - Schrijven 4.3 Lager - Nederlands - Schrijven 4.7 Lager - Nederlands - Schrijven 4.8 Lager - Muzische vorming - Drama 3.4 Lager - Muzische vorming - Drama 3.5 Lager - Muzische vorming - Drama 3.6 En verder B-woorden

4 Lees volgend fragment voor: Maar ik kan je wel iets vertellen over je zusje. Weet je waar ze is? Een beetje. Een beetje? Wat bedoel je daarmee? Je moet beginnen bij een beetje. Pardon? Daar is ze binnengegaan, jouw zus, bij een beetje. Ik begrijp het niet. Wel, je hebt aatjes, beetjes, ceetjes en Ze is binnengegaan bij een beetje? In iets dat met een bee begint? Bedoel je dat? Juist, letters Je hebt ook deetjes en eetjes en efjes en Er zijn zoveel woorden die met een bee beginnen! Kan je iets meer zeggen? Nee. Dat moet je zelf uitzoeken. Er zijn ook geetjes en haatjes. Maar daar is ze niet binnengegaan. En nu ben ik weg. Baai baai, schatje. En succes. Wacht! Alsjeblieft! Zeg me de tweede letter! Alsjeblief Het mannetje was verdwenen. (p.10) Verdeel de kinderen in duo s. Elk duo mag nu woorden bedenken die beginnen met een b. Waar kan het zusje van het hoofdpersonage zijn? Welke plaatsen beginnen met een b? Vermist! Start een klasgesprek: - Stel je zus of broer is vermist. Hoe zou jij je voelen? - Hoe zou jij met de verdwijning van je zus of broer omgaan? - Wie of wat zou je kunnen troosten? - Kan je helpen bij de zoektocht? Hoe dan? - Na het gesprek geef je de klas de opdracht elk een affiche te maken voor het vermiste zusje. Toon hen enkel voorbeeldaffiches van Child Focus. Meer info over die organisatie vind je op Ze werken zo realiteitsgetrouw mogelijk. Verspreid de affiches nadien op de speelplaats. Zo wek je de nieuwsgierigheid en prikkel je andere kinderen om het boek ook te gaan lezen. Lager - Muzische vorming - Beeld 1.4 Lager - Muzische vorming - Beeld 1.5 Lager - Nederlands - Schrijven 4.3 Lager - Nederlands - Schrijven 4.7

5 Lager - Nederlands - Schrijven 4.8 Soepletters Geef hen daarna een doosje soepletters (letterkoekjes of snoepletters). Daarmee spelen ze scrabble: elk kind neemt zeven letters en legt horizontaal of verticaal woorden aan, aan de woorden van zijn tegenstander. Met elke gebruikte letter verdienen ze een punt. Ze bevriezen hun scrabblespel door de elkaar kruisende letters op een affiche te kleven. Hang de affiches op aan een themabord of in de themahoek. Proefsessie Baklava, een babelut, een nonnenbil, lokum, bubbelgum, een zure bol : eten dat een opmerkelijke rol speelt in Soepletters. Laat de kinderen enkele zaken proeven. Het boek afsluiten kan met een lekkere kom soep, met vermicelliletters natuurlijk! Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en de ander) 3.4

Vergelijkbare documenten

Lestip 'Jacques naar de stad'

Lestip 'Jacques naar de stad' Over het boek Jacques is een klein, mollig hondje met een trui aan. Samen met zijn vriend meneer Wiebelsok trekken ze de stad in. Ze drinken een kopje thee in een café en