Commissie economische en monetaire zaken ONTWERPVERSLAG. over het Jaarverslag van de Europese Centrale Bank voor 2012 (2013/2076(INI))

Transcriptie

1 EUROPEES PARLEMENT Commissie economische en monetaire zaken /2076(INI) ONTWERPVERSLAG over het Jaarverslag van de Europese Centrale Bank voor 2012 (2013/2076(INI)) Commissie economische en monetaire zaken Rapporteur: Gianni Pittella PR\ doc PE v01-00 In verscheidenheid verenigd

2 PR_INI_art119-1 INHOUD ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT...3 Blz. PE v /7 PR\ doc

3 ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT over het Jaarverslag van de Europese Centrale Bank voor 2012 (2013/2076(INI)) Het Europees Parlement, gezien het Jaarverslag van de Europese Centrale Bank voor 2012 (0000 C7-0000/2013), gezien artikel 248, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gezien artikel 15 van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, gezien zijn resolutie van 4 mei 1998 over democratische verantwoording in de derde fase van de EMU 1, gezien zijn resolutie van 17 april 2013 over het jaarverslag 2011 van de Europese Centrale Bank 2, gezien Verordening (EU) nr.... / 2013 van... [waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen], hierna "de GTM-verordening" genoemd, gezien artikel 119, lid 1 van zijn Reglement, gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0000/2013), A. overwegende dat het bbp in de eurozone volgens de voorjaarsprognose 2013 van de diensten van de Commissie in 2012 met 0,6% is teruggelopen, nadat het in 2011 nog een stijging van 1,4% te zien had gegeven; B. overwegende dat volgens dezelfde prognose de werkloosheid in de eurozone van 10,2% eind 2011 is gestegen naar 11,4% eind 2012; C. overwegende dat de ECB de rente in 2012 eenmaal heeft verlaagd, namelijk in juli (met 25 basispunten); D. overwegende dat volgens de voorjaarsprognose 2013 van de diensten van de Commissie de gemiddelde inflatie in de eurozone in ,5% beliep, een daling ten opzichte van de 2,7% in 2011, en dat de groei van M3 in ,5% bedroeg, een daling ten opzichte van de 1,7% in 2010; E. overwegende dat het groeitempo van de kredietverlening door MFI's aan ingezetenen van de eurozone van december 2011 tot december 2012 drastisch is teruggelopen, namelijk van 1% in december 2011 tot 0,4% in december 2012, en dat de kredietverlening aan de particuliere sector in december 2012 met 0,7% is gedaald; 1 PB C 138 van , blz Aangenomen teksten P7_TA(2013)0176. PR\ doc 3/7 PE v01-00

4 F. overwegende dat, eveneens volgens de voorjaarsprognose 2013 van de diensten van de Commissie, de gemiddelde bruto-overheidsschuld in de eurozone van 88% van het bbp in 2011 is opgelopen tot 92,7% in 2012, en dat het totale overheidstekort daalde van 4,2% tot 3,7% van het bbp; G. overwegende dat artikel 282 VWEU bepaalt dat de primaire doelstelling van de ECB erin bestaat de prijsstabiliteit te handhaven en dat de ECB het algemene economische beleid van de Unie zou moeten steunen zonder afbreuk te doen aan de prijsstabiliteit; overwegende dat het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB) wat betreft de financiële stabiliteit onder auspiciën van de ECB opereert; Monetair beleid 1. is ernstig bezorgd over het feit dat de aanhoudend zwakke economische omstandigheden in Europa de norm aan het worden zijn, waardoor er onder de Europese burgers diepe misnoegdheid ontstaat, hetgeen een serieuze bedreiging vormt voor het gehele Europese project; 2. is ingenomen met de besluiten van juli 2012 om de voornaamste ECB-rentetarieven te verlagen tegen de achtergrond van de zeer lage inflatieverwachtingen en de zwakke economische activiteit; 3. wijst erop dat de liquiditeitsvraag van het bankwezen bij het Eurosysteem in 2012 is toegenomen, zodat het bankwezen sterker afhankelijk is geworden van de steun van het Eurosysteem, en waarschuwt voor de risico's die aan deze vorm van afhankelijkheid verbonden zijn; 4. is van mening dat de in maart 2012 verrekende driejaars langerlopende herfinancieringstransactie heeft bijgedragen aan de stabilisatie van het bankenstelsel, maar dat het hier bij een tijdelijke maatregel dient te blijven; merkt op dat, in weerwil van de liquiditeit die middels langerlopende herfinancieringstransacties in het bankensysteem is gepompt, de beschikbaarheid van krediet voor de reële economie nog steeds achter blijft bij de niveaus van voor de crisis; is van mening dat de ECB er goed aan zou doen de rente voor haar depositofaciliteit op negatief te zetten om de bancaire kredietverlening aan de reële economie te stimuleren; 5. onderstreept dat de bereidheid van de ECB om buitengewone steun te verlenen voor het financieel en bankenstelsel afhankelijk moet worden gesteld van de juiste voorwaarden, in het bijzonder van de toezegging van de zijde van de instellingen die dergelijke steun ontvangen om het niveau van de kredietverlening aan kleine en middelgrote ondernemingen en huishoudens aanmerkelijk te verhogen, want als dit achterwege blijft, heeft het geen effect; 6. wijst erop dat het programma voor de effectenmarkten een belangrijke rol vervult bij het corrigeren van bepaalde niet goed functionerende segmenten van de markt voor staatsobligaties in de eurozone; 7. is ingenomen met de instelling van de rechtstreekse monetaire transacties (OMT's), die zonder voorafgaande kwantitatieve beperkingen kunnen worden geëffectueerd teneinde PE v /7 PR\ doc

5 een correcte doorwerking van het monetaire beleid te waarborgen, maar betreurt het besluit om aan de inwerkingstelling van de OMT's strikte, aan een EFSF/ESM-programma gekoppelde voorwaarden te verbinden; roept de ECB ertoe op voor het activeren van OMT's geen strikte voorwaarden te hanteren; 8. acht volledige sterilisatie van middels OMT's geïnjecteerde liquiditeit onnodig, aangezien de inflatieverwachtingen tegen de achtergrond van de zwakke economische bedrijvigheid bijzonder laag blijven; 9. is van mening dat de monetaire beleidsinstrumenten die de ECB sinds het begin van de crisis heeft ingezet weliswaar een welkome verademing op de noodlijdende financiële markten hebben teweeggebracht, maar dat zij tevens hebben laten zien waar hun grenzen liggen wat betreft het stimuleren van groei en de verbetering van de situatie op de arbeidsmarkt; is derhalve van mening dat de ECB de mogelijkheden zou kunnen onderzoeken tot invoering van nieuwe onconventionele maatregelen voor participatie in een gezamenlijk, EU-breed groeigeoriënteerd programma, waarbij ook gebruik kan worden gemaakt van de noodliquiditeitssteunfaciliteit om overheidsschulden met behulp van "openlijke geldelijke financieringsoperaties" te dekken ter financiering van belastingverlagingen voor huishoudens met lage inkomens en/of van nieuwe uitgavenprogramma's ter verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen; 10. acht het noodzakelijk de Verdragen en de statuten van de ECB te herzien om te zorgen voor prijsstabiliteit in combinatie met volledige werkgelegenheid als de beide gelijkwaardige doelstellingen van het monetaire beleid in de eurozone; 11. stelt zich op het standpunt dat het voeren van monetair beleid een democratische aangelegenheid moet zijn en moet resulteren uit een afweging van de verschillende standpunten en zienswijzen; 12. verzoekt de ECB meer aandacht te besteden aan de verkrappende effecten die voor het bbp, de werkgelegenheid en de maatschappelijke welvaart zijn verbonden aan de bezuinigingsmaatregelen die door de nationale overheden worden uitgevoerd in het kader van de economische bijstandsprogramma's waarbij ook de ECB is betrokken; 13. wijst erop dat de onafhankelijkheid van de ECB niet als argument mag dienen om zich aan haar democratische verantwoordingsplicht te onttrekken; Wisselkoersbeleid 14. beschouwt de wisselkoers als een essentiële economische beleidsvariabele die gevolgen heeft voor het concurrentievermogen van de eurozone; 15. roept de ECB ertoe op meer aandacht te besteden aan de wisselkoers van de euro teneinde een excessieve waardevermeerdering van de euro tegen te gaan, die in het nadeel van de eurozone zou kunnen uitpakken; 16. wijst op het belang van ondersteuning van de euro als internationale valuta, en onderstreept dat de weg moet worden geëffend voor een nieuwe internationale monetaire orde,die recht doet aan de nieuwe multipolaire wereldeconomie; PR\ doc 5/7 PE v01-00

6 Bankenunie 17. merkt op dat het Europese bankenstelsel nog fragiel is en toe is aan een structurele hervorming, en dat het systeem moet worden geconsolideerd middels de ontwikkeling van een echte bankenunie; 18. is ingenomen met de vooruitgang die is geboekt bij de onderhandelingen over de verordening inzake het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM), waarbij aan de ECB de bevoegdheid wordt verleend om toezicht uit te oefenen op de kredietinstellingen van de eurozone; is van mening dat de instelling van het GTM ertoe zal bijdragen dat de relatie tussen banken en overheidsobligaties wordt losgekoppeld en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees crisisbeheersingsbeleid zal helpen bevorderen; 19. onderstreept het belang van een vruchtbare samenwerking tussen de ECB en de bevoegde nationale instanties in het kader van het GTM om een doeltreffend en probleemloos toezicht te waarborgen; 20. wijst erop dat de versterking van de positie van de ECB ten gevolge van de invoering van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme moet worden gecompenseerd door meer verantwoordingsplicht jegens de nationale parlementen en het Europees Parlement; 21. is van mening dat de transparantie op het gebied van het bankentoezicht van essentieel belang is en dat de ECB alles in het werk moet stellen om de transparantie te verbeteren, onder meer middels de publicatie van de notulen van de Raad van Toezicht; 22. merkt op dat de toewijzing van toezichthoudende taken aan de ECB nieuwe problemen doet rijzen in termen van belangenvermenging, en dat de bestaande interne regels van de ECB niet zijn toegesneden op de nieuwe taken die haar door de GTM-verordening worden opgedragen, en dat deze zouden moeten worden aangevuld met preciezere regels, waaronder bepalingen betreffende o.a. de afkoelingsperiodes voor hoger leidinggevend personeel van het Eurosysteem dat betrokken was bij bankentoezicht; 23. acht het dringend noodzakelijk de instelling goed te keuren van een Europees resolutiestelsel ter bescherming van depositohouders en om het ontstaan van nieuwe bankencrises te voorkomen; 24. wijst er met het oog op de verbetering van de robuustheid van het bankenstelsel op dat het van essentieel belang is om de diversiteit van het systeem te vergroten door de ontwikkeling van kleine en middelgrote lokale banken te stimuleren; 25. om de stabiliteit van het bankwezen te versterken en te voorkomen dat er weer een fatale situatie ontstaat waarbij banken te groot zijn om over de kop te gaan, moet worden nagedacht over het doorvoeren van een volledige scheiding tussen deposito- en zakenbanken, naar het model van de "Volcker Rule" in de VS; Institutionele aangelegenheden 26. wijst erop dat de ontwerpverordening inzake het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme ook voorziet in interinstitutionele afspraken tussen het Europees Parlement en de ECB PE v /7 PR\ doc

7 over parlementaire controle en democratische verantwoordingsplicht; dringt er bij de ECB op aan, aan de nieuwe eisen te voldoen, met name wat betreft de democratische verantwoordingsplicht en de transparantie van haar toezichthoudende activiteiten; 27. is diep bezorgd over de minachtende houding waarvan de Raad blijk heeft gegeven jegens de resolutie van het Parlement van 25 oktober betreffende de benoeming van een nieuw lid van de directie van de ECB, en merkt op dat de nodige aandacht moet worden besteed aan zowel de deskundigheid als het geslacht van leden die worden benoemd in topposities bij de ECB; 28. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank. 1 Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0396. PR\ doc 7/7 PE v01-00