Richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van speelgoed

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van speelgoed"

Transcriptie

1 Ref. Ares(2014) /06/2014 EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Interne markt voor goederen De interne markt en zijn internationale dimensie Richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van speelgoed Een toelichtend oriëntatiedocument Rev. 1.7 Datum: 13/12/2013 Europese Commissie, B-1049 Brussel - België. Tel. (32-2)

2 RICHTSNOEREN VOOR DE TOEPASSING VAN RICHTLIJN 2009/48/EG BETREFFENDE DE VEILIGHEID VAN SPEELGOED OPMERKINGEN 1. Deze richtsnoeren zijn bedoeld als handleiding voor alle partijen die direct of indirect te maken hebben met Richtlijn 2009/48/EG, de zogenoemde speelgoedrichtlijn. De lezer wordt erop gewezen dat deze richtsnoeren slechts bedoeld zijn om de toepassing van Richtlijn 2009/48/EG te vergemakkelijken en dat enkel de nationale omzettingstekst van de richtlijn wettelijk bindend is. Dit document is evenwel een referentie die moet zorgen voor samenhang in de toepassing van de richtlijn door alle belanghebbenden. De richtsnoeren zijn bedoeld om het vrije verkeer van speelgoed in de EU te bevorderen door te zorgen voor overeenstemming onder de nationale overheidsdeskundigen en andere betrokken partijen. 2. Deze richtsnoeren zijn opgesteld door de bevoegde diensten van het directoraatgeneraal Ondernemingen en industrie van de Europese Commissie, in overleg met de lidstaten, de Europese industrie, de Europese normalisatie-instellingen, Europese consumentenorganisaties en de aangemelde instanties. 3. De Commissie aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor de in dit document opgenomen informatie en heeft uitsluitend de bedoeling advies te verlenen. Deze informatie is: uitsluitend van algemene aard en is niet op de specifieke omstandigheden van enige persoon of entiteit gericht; soms gekoppeld aan externe informatie waarover de diensten van de Commissie geen zeggenschap hebben en waarvoor de Commissie geen verantwoordelijkheid draagt; een dynamisch document dat geregeld wordt bijgewerkt en herzien; geen rechtskundig advies. 4. Alle verwijzingen in deze richtsnoeren naar de CE-markering en de EG-verklaring van overeenstemming hebben uitsluitend betrekking op Richtlijn 2009/48/EG. Bij het in de handel brengen van speelgoed in de EU dient ook alle andere toepasselijke wetgeving te worden nageleefd. 5. Bijkomende richtsnoeren, in het bijzonder voor specifieke soorten producten, zijn te vinden op de website van de Commissie op

3 INLEIDING Door de technologische ontwikkelingen op de speelgoedmarkt hebben zich nieuwe vraagstukken in verband met de veiligheid van speelgoed aangediend, waarover consumenten zich zorgen maken. De ervaring met de tenuitvoerlegging van de "oude" Richtlijn 88/378/EEG betreffende de veiligheid van speelgoed heeft geleerd dat de veiligheidseisen moesten worden bijgewerkt en aangevuld, vooral met betrekking tot door speelgoed voortgebracht geluid, chemische stoffen in speelgoed en het verstikkingsgevaar dat gekoppeld is aan speelgoed in levensmiddelen. Tegelijkertijd beklemtoonden de markttoezichtautoriteiten de noodzaak van een samenhangende aanpak, met name wat de tenuitvoerlegging van de wetgeving en het markttoezicht betreft op een markt die sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 88/378/EEG in 1988 sterk is veranderd. De nieuwe Richtlijn 2009/48/EG diende dan ook op deze ontwikkelingen te zijn afgestemd. In het kader van het initiatief "Betere regelgeving" werkte de Commissie tevens aan een vereenvoudiging van het rechtskader en een verbetering van de kwaliteit en doelmatigheid ervan. Richtlijn 2009/48/EG is de eerste sectorale richtlijn die werd opgenomen in en afgestemd op het algemene kader voor het verhandelen van producten in de EU, het zogenoemde "goederenpakket". (Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 en Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad). Deze richtsnoeren hebben ten doel bepaalde zaken en procedures toe te lichten waarnaar in Richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van speelgoed wordt verwezen. Zij dienen te worden gebruikt in combinatie met de richtlijn en de "Gids voor de tenuitvoerlegging van de op basis van de nieuwe aanpak en de globale aanpak tot stand gekomen richtlijnen (Blauwe Gids)" van de Europese Commissie Met deze richtsnoeren wordt beoogd te verduidelijken hoe kan worden gewaarborgd dat instructies en waarschuwingen gemakkelijk toegankelijk en begrijpelijk zijn voor de consumenten, met name de personen die het speelgoed kopen of ermee spelen, zodat zij het speelgoed correct en veilig kunnen gebruiken. De nieuwe maatregelen zijn bedoeld om de effectiviteit van waarschuwingen bij het voorkomen van ongelukken te vergroten. Daarom moet speelgoed vergezeld gaan van duidelijk zichtbare, vlot leesbare en begrijpelijke waarschuwingen, teneinde de gevaren bij het gebruik van het speelgoed te verkleinen. Vergeet niet dat bepaalde soorten speelgoed die veilig zijn voor kinderen van een bepaalde categorie of in een bepaalde gebruikssituatie, gevaarlijk kunnen zijn voor andere kinderen of in andere gebruiksomstandigheden. Deze richtsnoeren zijn niet alleen bestemd voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, maar ook voor de belangrijkste betrokken marktdeelnemers, zoals fabrikanten, hun ondernemersverenigingen, normalisatie-instellingen en instanties die verantwoordelijk zijn voor de conformiteitsbeoordelingsprocedures. 3

4 Dit document moet er in de eerste plaats voor zorgen dat de richtlijn, bij een correcte toepassing, hinderpalen en moeilijkheden met betrekking tot het vrije verkeer van goederen in de Europese Gemeenschap wegneemt. Er dient rekening mee te worden gehouden dat deze richtsnoeren uitsluitend betrekking hebben op de toepassing van Richtlijn 2009/48/EG, tenzij anders vermeld. Alle betrokken partijen dienen op de hoogte te zijn van andere voorschriften die eveneens van toepassing kunnen zijn (zie De afbeeldingen in het document zijn voorbeelden die ten doel hebben het begrip van de tekst te vergemakkelijken. Dat betekent niet noodzakelijkerwijs dat de afgebeelde producten in overeenstemming zijn. 4

5 RICHTSNOEREN VOOR DE TOEPASSING VAN RICHTLIJN 2009/48/EG BETREFFENDE DE VEILIGHEID VAN SPEELGOED HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Onderwerp Artikel 2 Toepassingsgebied Artikel 2, lid 1, eerste alinea Artikel 2, lid 1, tweede alinea Artikel 2, lid Artikel 3 Definities Functioneel product Functioneel speelgoed Waterspeelgoed Ontwerpsnelheid Speeltoestellen Chemisch speelgoed Geurbordspellen, cosmeticasets en smaakspellen Schade Gevaar Risico Bestemd voor gebruik door HOOFDSTUK II VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS Artikelen 4 tot en met HOOFDSTUK III OVEREENSTEMMING VAN SPEELGOED Artikel 10 Essentiële veiligheidseisen Artikel 10, lid Artikel 10, lid 2, eerste alinea Artikel 10, lid 2, tweede alinea Artikel 10, lid 2, derde alinea Artikel 10, lid Artikel 11 Waarschuwingen Artikel 11, lid 1, eerste alinea Artikel 11, lid 1, tweede alinea Artikel 11, lid 1, derde alinea Artikel 11, lid 2, eerste alinea

6 Artikel 11, lid 2, tweede alinea Artikel 11, lid 2, derde alinea Artikel 11, lid Artikel 12 Vrij verkeer Artikel 13 Vermoeden van overeenstemming Artikel 14 Formeel bezwaar tegen geharmoniseerde normen Artikel 15 EG-verklaring van overeenstemming Artikel 15, lid Artikel 15, lid Artikel 15, lid Artikel 16 Algemene beginselen van de CE-markering Artikel 16, lid Artikel 16, lid Artikel 16, lid Artikel 16, lid Artikel 17 Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering Artikel 17, lid Artikel 17, lid HOOFDSTUK IV BEOORDELING VAN OVEREENSTEMMING Artikel 18 Veiligheidsbeoordelingen Artikel 19 Toepasselijke beoordelingsprocedures ten behoeve van overeenstemming Artikel 19, lid Artikel 19, lid Artikel 19, lid Artikel 20 EG-typeonderzoek Artikel 20, lid Artikel 20, lid Artikel 20, lid Artikel 20, lid 4, eerste alinea Artikel 20, lid 4, tweede alinea Artikel 20, lid 4, derde alinea Artikel 20, lid 4, vierde alinea Artikel 20, lid Artikel 21 Technische documentatie

7 Artikel 21, lid Artikel 21, lid Artikel 21, lid Artikel 21, lid HOOFDSTUK V AANMELDING VAN KEURINGSINSTANTIES Artikelen 22 tot en met HOOFDSTUK VI VERPLICHTINGEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE LIDSTATEN Artikel 39 Voorzorgsbeginsel Artikel 40 Algemene verplichting tot het organiseren van markttoezicht Artikel 41 Instructies aan de aangemelde instantie Artikel 41, lid Artikel 41, lid Artikel 41, lid Artikel 42 Procedure voor speelgoed dat op nationaal niveau een risico vertoont Artikel 43 Communautaire vrijwaringsprocedure Artikel 44 Uitwisseling van informatie Communautair systeem voor snelle uitwisseling van informatie Artikel 45 Formele niet-overeenstemming HOOFDSTUK VII COMITÉPROCEDURES Artikel 46 Wijzigingen en uitvoeringsmaatregelen Artikel 46, lid 1, eerste alinea Artikel 46, lid 1, tweede alinea Artikel 46, lid Artikel 46, lid Artikel 47 Comité Artikel 47, lid Artikel 47, lid HOOFDSTUK VIII SPECIFIEKE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN Artikel 48 Rapportage Artikel 49 Transparantie en vertrouwelijkheid Artikel 50 Motivering van maatregelen Artikel 51 Sancties

8 9. HOOFDSTUK IX OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 52 Toepassing van de Richtlijnen 85/374/EEG en 2001/95/EG Artikel 52, lid Artikel 52, lid Artikel 53 Overgangsperioden Artikel 53, lid Artikel 53, lid Artikel 54 Omzetting Artikel 55 Intrekking Artikel 56 Inwerkingtreding Artikel 57 Adressaten BIJLAGE I LIJST VAN PRODUCTEN DIE, MET NAME, NIET ALS SPEELGOED IN DE ZIN VAN DEZE RICHTLIJN WORDEN BESCHOUWD (ARTIKEL 2, LID 1) Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt BIJLAGE II BIJZONDERE VEILIGHEIDSEISEN I FYSISCHE EN MECHANISCHE EIGENSCHAPPEN

9 Punt Punt Punt Punt 4, a) Punt 4, b) Punt 4, c) Punt 4, d) Punt 4, e) Punt 4, f) Punt 4, g) Punt 4, h) Punt Punt Punt Punt Punt 9, a) Punt 9, b) Punt Punt II ONTVLAMBAARHEID Punt Punt Punt Punt III CHEMISCHE EIGENSCHAPPEN Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt

10 Punt Punt IV ELEKTRISCHE EIGENSCHAPPEN Punt 1, eerste lid Punt 1, tweede lid Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt Punt V HYGIËNE Punt Punt RADIOACTIVITEIT Aanhangsel A Aanhangsel B Punt Punt Punt Punt Punt Aanhangsel C BIJLAGE III EG-verklaring van overeenstemming BIJLAGE IV Technische documentatie BIJLAGE V WAARSCHUWINGEN DEEL A Algemene waarschuwingen DEEL B Specifieke waarschuwingen en vermelding van voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van bepaalde categorieën speelgoed Punt

11 Punten 2 tot en met OVERZICHT VAN NORMEN EN RICHTSNOEREN Geharmoniseerde normen in het kader van Richtlijn 2009/48/EG: Niet-geharmoniseerde normen in het kader van Richtlijn 2009/48/EG: Andere toepasselijke normen en richtsnoeren TOELICHTING I VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS TOELICHTING II DUIDELIJK ZICHTBARE EN GEMAKKELIJK LEESBARE WAARSCHUWINGEN TOELICHTING III CE-MARKERING TOELICHTING IV ONDERDELEN VAN SPEELGOED DIE OP EEN ANDERE WIJZE DIRECT AAN EEN LEVENSMIDDEL BEVESTIGD ZIJN TOELICHTING V OVERZICHT VAN SPEELGOED VAN TEXTIEL RICHTSNOER OVER DE RELATIE TUSSEN DE RICHTLIJN INZAKE ALGEMENE PRODUCTVEILIGHEID EN VERORDENING (EG) NR. 765/

12 VERANDERINGEN TEN OPZICHTE VAN DE VORIGE VERSIE Rev. 1.1 Rev. 1.1 Rev. 1.2 Rev. 1.2 Rev. 1.2 Rev. 1.2 Rev. 1.2 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Foto van boetseerklei als voorbeeld van een flexibel materiaal Foto van slijm als voorbeeld van een kleverig materiaal Verduidelijking van "niet mogelijk" en "wanneer dit door de omvang niet mogelijk is" Uitleg over de "vereiste documenten" Verduidelijking van "geproduceerd door", "geïmporteerd door", "verspreid door" en "vertegenwoordigd door" Onderscheid tussen de speelgoedrichtlijn en Reach Geursporen Definitie van "handelsactiviteit" Verduidelijking van het identificatienummer Correcte verwijzingen naar de titels van richtsnoeren Correct gebruik van definities (gevaar) Betere formulering voor "Waarschuwingen" Verduidelijking van catalogus- en onlineverkoop Aangepaste uitleg over de veiligheidsbeoordeling Correct gebruik van definities (gevaar) Aangemelde instanties versus adviesdiensten Toevoeging van het richtsnoer over de relatie tussen de RAPV en de verordening Dubbele tekst over rapportage geschrapt Toevoeging van het richtsnoer over de relatie tussen de RAPV en de verordening Verduidelijking van de mechanische vereisten voor speelgoed en levensmiddelen (4f) Verduidelijking van de mechanische vereisten voor speelgoed en 12

13 levensmiddelen (4h) Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.3 Rev. 1.4 Rev. 1.4 Rev. 1.4 Rev. 1.4 Rev. 1.4 Rev. 1.5 Rev. 1.6 Rev. 1.6 Rev. 1.7 Rev. 1.7 Rev. 1.7 Rev. 1.7 Toepasselijke normen voor speeltoestellen Toepassingsgebied van de verordening inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen Sporen en goede wijzen van produceren Voorbeelden en classificatie van speelgoedmateriaal Afmetingen van het waarschuwingspictogram en verduidelijking van de waarschuwingen Bijgewerkte normenlijst Toevoeging van het richtsnoer over de relatie tussen de RAPV en de verordening Verduidelijking van de verplichtingen van distributeurs Verduidelijking van de marktspelers Verduidelijking van de zichtbaarheidseis Verduidelijking van de tekst van de verklaring van overeenstemming Verduidelijking van de hygiëne-etiketten Verduidelijking van de verplichtingen van distributeurs CE-markering Uitleg over distributeurs Schrapping van de verwijzing naar geharmoniseerde normen uit hoofde van Richtlijn 88/378/EEG Verduidelijking van de interpretatie van artikel 2, lid 1, tweede alinea Verduidelijking van speeltoestellen Verduidelijking van waarschuwingen bij onlineverkoop 13

14 Rev. 1.7 Rev. 1.7 Rev. 1.7 Rev. 1.7 Rev. 1.7 Verduidelijking van CE-markering op verpakkingen die zowel speelgoed als "niet-speelgoedproducten" bevatten Verduidelijking van de interpretatie van bijlage I Bijgewerkte verwijzingen naar Uniewetgeving Bijgewerkte verwijzingen naar geharmoniseerde normen Bijgewerkte verwijzing naar de cosmeticaverordening Schrapping van de verwijzing naar vingerverf Rev. 1.7 Rev. 1.7 Rev. 1.7 Bijgewerkte migratielimieten voor bepaalde chemische stoffen Bijgewerkte verwijzingen naar geharmoniseerde normen Bijgewerkte verwijzingen naar geharmoniseerde normen 14

15 1. HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN 1.1. Artikel 1 Onderwerp Deze richtlijn omvat voorschriften voor de veiligheid van speelgoed, en het vrije verkeer daarvan in de Gemeenschap. In artikel 1 wordt het onderwerp van de richtlijn gedefinieerd, dat tweeledig is. De richtlijn strekt tot vaststelling van voorschriften voor de veiligheid van speelgoed, enerzijds, en voor het vrije verkeer daarvan in de Gemeenschap, anderzijds. Het voorwerp vloeit voort uit de twee kerndoelstellingen van de richtlijn, namelijk de bevordering van de veiligheid van door kinderen gebruikt speelgoed en het garanderen van de vlotte werking van de interne markt voor speelgoed Artikel 2 Toepassingsgebied Artikel 2, lid 1, eerste alinea Deze richtlijn is van toepassing op producten die, al dan niet uitsluitend, ontworpen of bestemd zijn om door kinderen jonger dan 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt (hierna "speelgoed" genoemd). In artikel 2, lid 1, wordt het toepassingsgebied van de richtlijn bepaald, met andere woorden op welke producten zij van toepassing is. De definitie van artikel 2, lid 1, eerste alinea, bevat de volgende criteria op basis waarvan wordt uitgemaakt of een product al dan niet binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt: elk product dat al dan niet uitsluitend ontworpen of bestemd is om door kinderen jonger dan 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt. Deze bepaling is licht anders geformuleerd dan de definitie in Richtlijn 88/378/EEG. Het is echter alleen maar de bedoeling geweest om de op die richtlijn gebaseerde praktijk te codificeren en niet om de materiële werkingssfeer van de richtlijn zoals zij tot nu toe was opgevat, te veranderen. De woorden "al dan niet uitsluitend" werden aan de definitie toegevoegd om aan te geven dat het product niet uitsluitend voor spel bestemd hoeft te zijn om als speelgoed te worden gezien en dat het ook nog voor andere doeleinden kan worden gebruikt. Een sleutelhanger met een teddybeertje eraan wordt bijvoorbeeld net als een slaapzak in de vorm van een knuffel als speelgoed beschouwd. Het was niet de bedoeling te impliceren dat er bijvoorbeeld in de norm voor trampolines rekening mee moet worden gehouden dat ook volwassenen een speelgoedtrampoline kunnen gebruiken. Richtsnoer 11 betreffende de classificatie van speelgoed voor kinderen jonger of ouder dan 36 maanden bevat nog meer voorbeelden van producten met een dubbel gebruik (deurdecoratie, rugzakken en tassen in de vorm van een knuffel, enz.). nder_3_years_red_en.pdf 15

16 In deze definitie vormt het concept "om bij het spelen te worden gebruikt" of de "spelwaarde" het grootste probleem. Nagenoeg alles heeft spelwaarde voor een kind, maar dat betekent nog niet dat alle voorwerpen onder de definitie van speelgoed vallen. Speelgoed wordt in het kader van de richtlijn pas als speelgoed gezien indien de fabrikant er bewust spelwaarde aan heeft gegeven. Een criterium daarvoor is de verklaring van de fabrikant over het bedoelde gebruik van het speelgoed, aangezien het bedoelde gebruik in de formulering zelf al wordt aangegeven. De woorden "kennelijk bestemd" die in Richtlijn 88/378/EEG werden gebruikt, zijn evenwel vervangen en gewijzigd door de weglating van het woord "kennelijk". Met name het redelijkerwijze te verwachten gebruik dient als prioritair te worden beschouwd ten opzichte van de verklaring van de fabrikant over het bedoelde gebruik. Indien fabrikanten producten niet als speelgoed etiketteren, moeten zij deze beslissing kunnen motiveren. Richtsnoer 4 bevat aanvullende indicatieve criteria die bij de classificatie van een product als speelgoed in overweging moeten worden genomen. Bovendien zijn voor de classificatie van specifieke producten verschillende richtsnoeren opgesteld. Opmerking: de definitie van speelgoed verwijst niet naar openbaar of huishoudelijk gebruik. Bijgevolg valt speelgoed dat thuis of op openbare plaatsen (scholen, kinderopvangfaciliteiten en kleuterscholen) wordt gebruikt onder de speelgoedrichtlijn. De richtlijn is evenwel niet van toepassing op bepaalde voor openbaar gebruik bestemde producten die toch aan de definitie van speelgoed beantwoorden (zie verder de bespreking van artikel 2, lid 2) Artikel 2, lid 1, tweede alinea De in bijlage I vermelde producten worden niet als speelgoed in de zin van deze richtlijn beschouwd. Bijlage I bevat een lijst van producten die met speelgoed kunnen worden verward, ook al beantwoorden zij niet aan de hierboven vermelde definitie van speelgoed zoals bepaald in artikel 2, lid 1, eerste alinea. Deze lijst van voorbeelden is geenszins exhaustief. Indien een product niet in de lijst is opgenomen, betekent dat niet noodzakelijk dat het om speelgoed gaat. Het product moet in dat geval worden getoetst aan de algemene definitie 16

17 van artikel 2, lid 1, eerste alinea. Zie punt 10 voor een gedetailleerde toelichting bij bijlage I Artikel 2, lid 2 Deze richtlijn heeft geen betrekking op het volgende speelgoed: a) voor openbaar gebruik bestemde speeltoestellen in speeltuinen; b) voor openbaar gebruik bestemde automatische speeltoestellen, al dan niet bediend met muntstukken; c) speelgoedvoertuigen met verbrandingsmotor; d) speelgoedstoommachines; en e) slingers (werptuigen) en katapulten. Deze paragraaf bevat een lijst van producten die van de toepassing van de richtlijn zijn uitgesloten. Het betreft een exhaustieve opsomming van producten die aan de definitie van speelgoed van artikel 2, lid 1, eerste alinea, beantwoorden, maar om diverse redenen niet binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. a) Voor openbaar gebruik bestemde speeltoestellen in speeltuinen vallen onder de communautaire richtlijn inzake algemene productveiligheid (RAPV). In voorkomend geval kunnen met name normen EN 1176, EN 1177, EN 1069 en EN worden gebruikt om de overeenstemming van de toestellen aan te tonen. Opmerking: speeltoestellen voor huishoudelijk gebruik vallen onder de speelgoedrichtlijn (en norm EN 71-8). Huishoudelijk gebruikt betekent het gebruik van speelgoed in een gezin of huishouden. b) Speeltoestellen aan de ingang van hypermarkten zijn een voorbeeld van automatische speeltoestellen. Deze producten vallen mogelijk binnen de werkingssfeer van de machinerichtlijn of van andere Uniewetgeving. Zij zijn ook onderworpen aan de communautaire wetgeving inzake elektromagnetische compatibiliteit. Aangezien deze producten door consumenten worden gebruikt, zijn bovendien enkele bepalingen van de communautaire RAPV van toepassing. c) Speelgoedvoertuigen met een verbrandingsmotor die niet bedoeld zijn voor gebruik op de weg vallen onder de toepassing van de machinerichtlijn. Zij zijn ook onderworpen aan de communautaire wetgeving inzake elektromagnetische compatibiliteit. Aangezien deze producten door consumenten worden gebruikt, zijn bovendien enkele bepalingen van de communautaire RAPV van toepassing. 17

18 d) e) Ook speelgoedstoommachines, slingers en katapulten zijn van het toepassingsgebied van de richtlijn uitgesloten Artikel 3 Definities Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder: 1) "op de markt aanbieden": het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van speelgoed met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de communautaire markt; "Handelsactiviteit": het leveren van goederen in zakelijk verband. Het op de markt aanbieden heeft betrekking op natuurlijke en rechtspersonen die regelmatig handelsactiviteiten ontplooien. Organisaties zonder winstoogmerk kunnen bijgevolg worden beschouwd als organisaties die handelsactiviteiten ontplooien wanneer is aangetoond dat ze deze activiteiten regelmatig ontplooien. 2) "in de handel brengen": het voor het eerst in de Gemeenschap op de markt aanbieden van speelgoed; 3) "fabrikant": een natuurlijke of rechtspersoon die speelgoed vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en dit speelgoed onder zijn naam of merknaam verhandelt; 4) "gemachtigde": een in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen; 5) "importeur": een in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die speelgoed uit een derde land in de Gemeenschap in de handel brengt; 6) "distributeur": een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de fabrikant of de importeur, die speelgoed op de markt aanbiedt; 7) "marktdeelnemers": de fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur; 8) "geharmoniseerde norm": een norm die, op grond van een door de Commissie ingediend verzoek, overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 98/34/EG is vastgesteld door een van de in bijlage I bij die richtlijn genoemde Europese normalisatie-instellingen; 9) "communautaire harmonisatiewetgeving": alle communautaire wetgeving die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert; 10) "accreditatie": het begrip zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 765/2008; 11) "beoordeling van overeenstemming": het proces waarin wordt aangetoond of voldaan is aan de vastgestelde eisen voor een stuk speelgoed; 12) "keuringsinstantie": een instantie die beoordelingsactiviteiten ten behoeve van overeenstemming verricht, zoals onder meer ijken, testen, certificeren en inspecteren; 18

19 13) "terugroepen": maatregel waarmee wordt beoogd speelgoed te doen terugkeren dat al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld; 14) "uit de handel nemen": maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat speelgoed dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden; 15) "markttoezicht": activiteiten en maatregelen van overheidsinstanties om ervoor te zorgen dat speelgoed voldoet aan de toepasselijke eisen die zijn opgenomen in de communautaire harmonisatiewetgeving en geen gevaar oplevert voor de gezondheid en veiligheid of andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang; 16) "CE-markering": een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het speelgoed in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de communautaire harmonisatiewetgeving die in het aanbrengen ervan voorziet; Dit artikel bevat een aantal definities die essentieel zijn voor een correct begrip van de termen die in het dispositief van de richtlijn zijn gebruikt. Punten 1 tot en met 16 zijn horizontale definities op basis van modelbepalingen van Besluit 768/2008/EG. De betekenis ervan werd omschreven in de horizontale gids (Blauwe Gids). Punten 17 tot en met 29 zijn definities die specifiek voor de speelgoedsector en deze richtlijn gelden Functioneel product 17) "functioneel product": een product dat op dezelfde manier functioneert en wordt gebruikt als voor volwassenen bedoelde producten, apparaten of installaties en daar een schaalmodel van kan zijn; Deze term wordt gebruikt in punt 12 van bijlage I (Lijst van producten die met name niet als speelgoed worden beschouwd), waarin is bepaald dat de volgende producten niet als speelgoed worden beschouwd: "functionele onderwijsproducten, zoals elektrische fornuizen, strijkijzers en andere functionele producten, gevoed met een nominale spanning van meer dan 24 volt, die uitsluitend worden verkocht om onder toezicht van volwassenen voor leerdoeleinden te worden gebruikt." De definitie uit artikel 3 verduidelijkt wat met deze producten wordt bedoeld, namelijk dat het om producten gaat die op dezelfde manier functioneren en gebruikt worden als voor volwassenen bedoelde apparaten of installaties en daar een schaalmodel van kunnen zijn. 19

20 Functioneel speelgoed 18) "functioneel speelgoed": speelgoed dat op dezelfde manier functioneert en wordt gebruikt als voor volwassenen bedoelde producten, apparaten of installaties en daar vaak een schaalmodel van is; De term "functioneel speelgoed" wordt gebruikt in bijlage V, die voor deze categorie speelgoed in specifieke waarschuwingen en instructies voorziet (bijlage V, deel B, punt 3). Voorbeelden van deze categorie speelgoed zijn naaimachines en koffiezetapparaten Waterspeelgoed 19) "waterspeelgoed": speelgoed bedoeld voor gebruik in ondiep water, dat in staat is een kind te dragen of boven water te houden; De term "waterspeelgoed" wordt gebruikt in bijlage II, waarin een specifieke veiligheidseis voor waterspeelgoed is vastgesteld (bijlage II, deel I, punt 5), en in bijlage V, die in een specifieke waarschuwing voor dergelijk speelgoed voorziet (bijlage V, deel B, punt 6). Waterspeelgoed dient niet alleen te voldoen aan deze specifieke eis, maar ook aan de overige eisen van de speelgoedrichtlijn. Volgens deze definitie is de bestemming van speelgoed voor gebruik in ondiep water het belangrijkste criterium om het als waterspeelgoed te beschouwen. Watersportuitrusting die bedoeld is voor gebruik in ondiep water wordt niet als speelgoed beschouwd. Deze definitie wordt vervolledigd door een document met specifieke richtsnoeren voor waterspeelgoed Ontwerpsnelheid 20) "ontwerpsnelheid": de representatieve mogelijke functioneringssnelheid die bepaald wordt door het ontwerp van het speelgoed; De term "ontwerpsnelheid" wordt gebruikt in het kader van de in bijlage II, deel I, punt 7, vastgestelde veiligheidseis voor elektrisch aangedreven voertuigen om op te rijden. De ontwerpsnelheid is de representatieve mogelijke functioneringssnelheid die door het ontwerp van het speelgoed bepaald wordt Speeltoestellen 21) "speeltoestel": voor huishoudelijk gebruik bestemd speelgoed waarvan de draagstructuur tijdens het spelen op dezelfde plaats blijft staan en dat bestemd is om kinderen een van de volgende activiteiten te laten verrichten: klimmen, 20

21 springen, schommelen, glijden, slingeren, ronddraaien, kruipen of een combinatie daarvan; De term "speeltoestel" wordt gebruikt in bijlage II, deel I, punt 11, waarin een specifieke veiligheidseis voor speeltoestellen is vastgesteld. Bijlage V voorziet bovendien in specifieke waarschuwingen voor deze categorie speelgoed (bijlage V, deel B, punt 2). Speeltoestellen dienen niet alleen aan deze specifieke eis te voldoen, maar ook aan de overige eisen van de speelgoedrichtlijn. De speelgoedrichtlijn is uitsluitend van toepassing op speeltoestellen voor huishoudelijk gebruik. Dit is in overeenstemming met de uitsluiting van het toepassingsgebied van de richtlijn (artikel 2, lid 2) van voor openbaar gebruik bestemde speeltoestellen in speeltuinen. Speeltoestellen zijn bestemd om kinderen de volgende activiteiten te laten verrichten: klimmen, springen, schommelen, glijden, slingeren, ronddraaien, kruipen of een combinatie daarvan. De activiteit vindt in of op het speeltoestel plaats. De draagstructuur van het speeltoestel blijft tijdens het spelen op dezelfde plaats staan. Voorbeelden van speeltoestellen zijn onder meer schommels, glijbanen, draaimolens, klimrekken, trampolines, speelbadjes en niet voor water bestemd opblaasspeelgoed. Voertuigen om op te rijden worden evenwel niet als speelgoed beschouwd Chemisch speelgoed 22) "chemisch speelgoed": speelgoed dat bedoeld is voor het rechtstreeks hanteren van chemische stoffen en mengsels en dat onder toezicht van volwassenen gebruikt wordt op een manier passend bij een gegeven leeftijdsgroep; Deze term wordt gebruikt in bijlage V, deel B, punt 4, dat in specifieke waarschuwingen voor chemisch speelgoed voorziet. Dit speelgoed is bedoeld voor het rechtstreeks hanteren van chemische stoffen en mengsels. Voorbeelden van dergelijke producten zijn scheikundedozen, sets voor het creëren van kristallen, conserveersets, miniatuursets voor keramiek, lering of fotografie en soortgelijk speelgoed tijdens het gebruik waarvan een chemische reactie of een soortgelijke stofverandering plaatsvindt (zie bijlage V, deel B, punt 4) Geurbordspellen, cosmeticasets en smaakspellen 23) "geurbordspel": speelgoed met behulp waarvan een kind verschillende kleuren of smaken leert te herkennen; 24) "cosmetica-set": speelgoed waarmee kinderen producten leren maken als geurtjes, zeep, crème, shampoo, badschuim, gloss, lippenstift, andere makeupproducten, tandpasta en conditioners; 25) "smaakspel": speelgoed waarmee kinderen snoep of gerechten kunnen maken met behulp van voedingsingrediënten zoals zoetstoffen, vloeistoffen, poeders en geur- en smaakstoffen; Deze termen worden gebruikt in bijlage II, deel III, punt 12, volgens welk dit soort speelgoed is vrijgesteld van de eisen inzake geurstoffen die in speelgoed mogen worden gebruikt, alsook in bijlage V, die voorziet in specifieke waarschuwingen voor dit soort producten (bijlage V, deel B, punt 10). De term geurbordspel verwijst niet naar onder meer geurende knuffels. 21

22 De onderstaande foto geeft een voorbeeld van een geurbordspel. De doos op de hieronder afgebeelde foto is een voorbeeld van een cosmeticaset Schade 26) "schade": lichamelijk letsel of elke andere schade aan de gezondheid met inbegrip van langdurige gevolgen voor de gezondheid; Deze term wordt gebruikt in de definitie van gevaar en risico in punten 27 en 28 alsook in artikel 10, lid Gevaar 27) "gevaar": een potentiële bron van schade; Deze term wordt gebruikt in de definitie van risico in punt 28, in artikel 10, lid 2, in artikel 18 en in artikel 20, lid Risico 28) "risico": de waarschijnlijkheid dat een gevaar dat schade veroorzaakt, zich voordoet en de ernst van de schade; Deze term wordt gebruikt in artikelen 4, 5, 6, 7, 10 17, 21 en 42 alsook in bijlage II. In het kader van de chemische eisen betekent "risico" de combinatie van een gevaar en de blootstelling aan dat gevaar. 22

23 Bestemd voor gebruik door 29) "bestemd voor gebruik door": een ouder of toezichthouder kan gezien de werking, afmetingen en kenmerken van het speelgoed redelijkerwijs aannemen dat het bestemd is voor gebruik door kinderen van de vermelde leeftijdsgroep. Deze term wordt de eerste keer gebruikt in artikel 10, lid 2, in de algemene veiligheidseis die het volgende bepaalt: "Er wordt, in het bijzonder bij speelgoed dat bestemd is om te worden gebruikt door kinderen jonger dan 36 maanden of door andere nader omschreven leeftijdsgroepen, rekening gehouden met de vaardigheden van de gebruikers, en in voorkomend geval, van degenen onder wier toezicht zij het speelgoed gebruiken." Hij wordt ook gebruikt in bijlage II, deel I, punt 4, onder d), waar een verbod wordt ingesteld op het gebruik van kleine onderdelen in speelgoed dat bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden. Deze definitie bevat de criteria op basis waarvan dient te worden beoordeeld of bepaald speelgoed "bestemd is voor gebruik door" een bepaalde leeftijdsgroep. Volgens de definitie is de doorslaggevende factor wat de ouder of toezichthouder gezien de werking, afmetingen en kenmerken van het speelgoed redelijkerwijs aanneemt met betrekking tot de leeftijdsgroep waarvoor het bedoeld is. Onder in dit document wordt nadere informatie gegeven. Opmerking: deze definitie heeft geen betrekking op de vrijstellingen van bijlage I, zoals "autopeds en andere vervoermiddelen die ontworpen zijn voor sport of bestemd zijn voor gebruik op openbare wegen of openbare paden", aangezien de definitie uitsluitend betrekking heeft op de leeftijdsgroep. 2. HOOFDSTUK II VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS 2.1. Artikelen 4 tot en met 9 Artikel 4 Verplichtingen van fabrikanten 1. Wanneer zij hun speelgoed in de handel brengen, waarborgen fabrikanten dat dit speelgoed is ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de eisen in artikel 10 en bijlage II. 2. Fabrikanten stellen overeenkomstig artikel 21 de vereiste technische documentatie op en voeren overeenkomstig artikel 19 de toepasselijke beoordelingsprocedure ten behoeve van overeenstemming uit of laten deze uitvoeren. Wanneer met die procedure is aangetoond dat het speelgoed aan de toepasselijke eisen voldoet, stellen de fabrikanten een EG-verklaring van overeenstemming, zoals bedoeld in artikel 15, op en brengt hij de in artikel 17, lid 1, beschreven CE-markering aan. 3. Fabrikanten bewaren de technische documentatie en de EG-verklaring van overeenstemming tot 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht. 23

24 4. Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de overeenstemming van hun serieproductie te blijven waarborgen. Zij houden terdege rekening met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van het speelgoed en met veranderingen in de geharmoniseerde normen waarnaar in de verklaring van overeenstemming van het speelgoed is verwezen. Indien dit gezien de risico's van het speelgoed passend wordt geacht, voeren fabrikanten met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten steekproeven uit op het verhandelde speelgoed, onderzoeken zij klachten over speelgoed dat niet in overeenstemming is en teruggeroepen speelgoed en houden daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dergelijk toezicht. 5. Fabrikanten zorgen ervoor dat op hun speelgoed een type-, partij-, serie- of modelnummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht, of wanneer dit door de omvang of aard van het speelgoed niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het speelgoed gevoegd document is vermeld. Op alle speelgoed moet een type-, partij-, serie- of modelnummer dan wel een ander identificatiemiddel zijn aangebracht. Deze identificatie dient in beginsel op het speelgoed zelf te zijn aangebracht. Indien deze regel niet kan worden nageleefd, mag zij in uitzonderlijke gevallen elders worden afgedrukt. Deze afwijking is enkel gerechtvaardigd indien de omvang of de aard van het speelgoed de aanduiding onleesbaar of technisch onmogelijk maakt. In dergelijke gevallen dient de identificatie op de verpakking te worden aangebracht of, indien er geen verpakking is, op een bij het speelgoed gevoegd document. De identificatie op het speelgoed mag niet worden weggelaten noch om zuiver esthetische of economische redenen naar de verpakking of bij het speelgoed gevoegde documenten worden verplaatst. Deze bepaling houdt in dat, indien het speelgoed geen verpakking heeft of indien er geen enkel document is bijgevoegd, de identificatie op het speelgoed zelf moet worden aangebracht. Volgens de speelgoedrichtlijn mogen de fabrikanten zelf kiezen welk identificatiemiddel zij voor hun speelgoed gebruiken, op voorwaarde dat de traceerbaarheid gewaarborgd blijft. Deze identificatie is een unieke code voor het speelgoed, die identiek is aan die welke in de EG-verklaring van overeenstemming gebruikt wordt. 24

25 In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld wanneer speelgoed uit verschillende onderdelen bestaat of is geassembleerd, is het gezien de aard van het speelgoed onmogelijk om de identificatiecode aan te brengen. De identificatie van het speelgoed moet in deze gevallen worden aangebracht op de verpakking (of op een begeleidend document). Naast de markering middels een identificatiecode op de verpakking kan er een aanvullende markering worden aangebracht op afzonderlijk speelgoed, onderdelen of componenten, op basis van de interne regels en ambities van de fabrikant om terugroepingen tot het minimum te beperken via een geavanceerd systeem voor de traceerbaarheid van afzonderlijke artikelen (zoals batchcodes en de productiedatum). Volgens de marktdeelnemers geschiedt de identificatie van speelgoed doorgaans aan de hand van een artikelnummer (de zogeheten "stock keeping unit" SKU). Dit artikelnummer wordt in de regel ook als identificatiemiddel gebruikt op de verklaring van overeenstemming, naast een foto, een beschrijving enzovoort. 1. Het speelgoed bestaat uit verschillende onderdelen/componenten, zoals: - bouwstenen met verschillende vormen en grootten; - een aantal dieren met verschillende kleuren en kenmerken; - een pop met een paar schoenen, een kam, een jurk enz. Elk bovenstaand stuk speelgoed is in één verpakking verpakt, maar kan/wordt ook in andere verpakkingen verkocht als onderdelen/componenten of in andere combinaties van onderdelen en componenten. Sommige onderdelen en componenten in deze verpakkingen kunnen worden gemarkeerd, terwijl andere te klein zijn of een vorm hebben die markering van het onderdeel onmogelijk maakt. Om deze redenen is het praktischer om een artikelnummer toe te wijzen aan een pakket of verpakking en dat nummer te gebruiken op de verklaring van overeenstemming. Het belangrijkste doel van de identificatiecode is om markttoezicht mogelijk te maken teneinde een speelgoedartikel te identificeren en te koppelen aan een verklaring van 25

26 overeenstemming. Wanneer het markttoezicht plaatsvindt, zit het speelgoed nog in de verpakking en kan de code eenvoudig worden geïdentificeerd, zodat kan worden nagegaan of de bijbehorende verklaring van overeenstemming betrekking heeft op het speelgoed in kwestie. Het is ingewikkelder om de verpakking te openen en de codes te zoeken op de afzonderlijke artikelen en deze vervolgens te koppelen aan een verklaring van overeenstemming. 2. Het speelgoed bestaat uit één geassembleerd artikel Ook wanneer een stuk speelgoed slechts uit één "artikel" bestaat, is het niet ongebruikelijk dat dat artikel door de fabrikant geassembleerd is uit verschillende onderdelen (zonder dat het de bedoeling is dat de consument het artikel uit elkaar haalt). De onderdelen van het artikel (speelgoed) worden vaak in meer dan één uitvoering van het speelgoed gebruikt. Zo kunnen verschillende hoofden worden aangebracht op het lijf van een speelgoedfiguurtje en kunnen verschillende figuurtjes worden gemaakt met hetzelfde lijf. Doorgaans zijn sommige onderdelen te klein voor een identificatiecode, terwijl de code op andere onderdelen om technische redenen (bijvoorbeeld vanwege een ongelijk of bolvormig oppervlak) niet kan worden aangebracht. Ook in deze gevallen is het praktischer om een artikelnummer op de verpakking aan te brengen en dat nummer te gebruiken in de verklaring van overeenstemming. 3. Het speelgoed bestaat uit één artikel dat niet uit verschillende onderdelen is geassembleerd Dit is het geval wanneer het speelgoed ogenschijnlijk eenvoudig kan worden gemarkeerd met een identificatiecode die gelijk is aan die van de verklaring van overeenstemming (bijvoorbeeld een artikelnummer). Hetzelfde speelgoed kan echter ook worden verkocht in een pakket met ander speelgoed of andere artikelen. Aangezien het in de productiefase niet bekend is welke artikelen afzonderlijk en welke in een pakket met ander speelgoed worden verkocht, is het eenvoudiger om het op de verklaring van overeenstemming vermelde artikelnummer aan te brengen op de verpakking. Dit vereenvoudigt voorts de koppeling tussen het speelgoed en de verklaring van overeenstemming in het kader van het markttoezicht. 6. Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en het contactadres op het speelgoed of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het speelgoed gevoegd document. Het adres geeft één enkel punt aan waar contact met de fabrikant opgenomen kan worden. "Fabrikant" betekent een natuurlijke of rechtspersoon die speelgoed vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en dit speelgoed onder zijn naam of merknaam verhandelt. De definitie bevat twee cumulatieve voorwaarden: de persoon moet het speelgoed zelf vervaardigen (of laten vervaardigen) en het onder zijn naam of merknaam verhandelen. Indien het speelgoed dus onder de naam of merknaam van een andere persoon wordt verhandeld, wordt die persoon als de fabrikant beschouwd. Fabrikanten dienen hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en het contactadres op het speelgoed te vermelden, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het speelgoed gevoegd document. De naam en het adres moeten in beginsel op het speelgoed worden aangebracht. Wanneer deze regel 26

27 niet kan worden nageleefd, mogen de naam en het adres bij uitzondering elders worden aangebracht. Dit is gerechtvaardigd wanneer het om technische of economische redenen redelijkerwijs niet mogelijk is om de naam en het adres op het speelgoed aan te brengen. Het adres geeft één enkel punt aan waar contact met de fabrikant kan worden opgenomen. De wettekst verplicht fabrikanten er dus toe één enkel contactpunt op het product te vermelden. Dat adres is niet noodzakelijk het adres waarop de fabrikanten daadwerkelijk zijn gevestigd. Het adres waarop contact met hen kan worden opgenomen, kan het adres van een door hen aangewezen vertegenwoordiger zijn indien de verduidelijking "vertegenwoordigd door" wordt vermeld. Niets in deze bepaling verbiedt fabrikanten andere adressen te vermelden, op voorwaarde dat duidelijk wordt aangegeven wat het unieke contactadres is. Fabrikanten mogen geen 10 contactadressen voor evenveel landen vermelden zonder ook een uniek adres te vermelden waarop iedereen contact met hen kan opnemen. Het unieke contactadres kan worden aangegeven door het te onderstrepen of met een andere typografische opmaak dan wel met de vermelding "het unieke contactadres overeenkomstig Richtlijn 2009/48/EG is...". Een website is aanvullende informatie, maar volstaat niet als adres. Een adres bestaat gewoonlijk uit een straatnaam en nummer of een postbus en nummer, een postcode en een plaatsnaam. Bepaalde landen wijken van deze adresstructuur af (bijvoorbeeld geen straatnaam met een nummer, maar slechts een postcode). In dat geval dient de betrokken fabrikant voor de autoriteiten van de overige lidstaten een schriftelijke goedkeuring van het unieke contactadres door de bevoegde nationale autoriteit ter beschikking houden. Fabrikanten dienen deze verplichting na te leven, ongeacht de plaats waar zij gevestigd zijn (binnen of buiten de EU). Deze bepaling houdt in dat de naam en het adres van de fabrikant moeten worden aangebracht op speelgoed dat zonder verpakking of begeleidende documenten wordt verkocht! Opmerking: een deel van de bepaling van Richtlijn 88/378/EEG, namelijk "Indien de gegevens niet op het speelgoed zijn aangebracht, moet de consument erop worden gewezen dat het nuttig is deze te bewaren", werd in Richtlijn 2009/48/EG weggelaten. De speelgoedrichtlijn stelt niet uitdrukkelijk dat de adressen moeten worden voorafgegaan door de termen "geproduceerd door", "geïmporteerd door", "vertegenwoordigd door" of "verspreid door", maar verplicht dat wel impliciet, aangezien de wetgever beoogt elke marktdeelnemer en diens rol te identificeren wanneer er meer dan één adres op het speelgoed staat. Wanneer deze informatie niet wordt vermeld, beslissen de markttoezichtsautoriteiten over de rol van elke marktdeelnemer. Het is vervolgens aan de marktdeelnemer om aan te tonen dat hij een andere rol vervult. De speelgoedrichtlijn en de horizontale wetgeving (het nieuwe wetgevingskader, NWK) stellen het niet verplicht om de termen "geproduceerd door", "geïmporteerd door", "vertegenwoordigd door" of "verspreid door" in alle nodige talen te vertalen. De vertaaleisen hebben alleen betrekking op de instructies, de informatie aangaande de veiligheid en de waarschuwingen. Deze termen moeten in alle talen eenvoudig te begrijpen zijn. Fabrikanten kunnen in plaats van "geproduceerd door" de tekst "ontworpen en geproduceerd door" gebruiken. 27

28 Wanneer een in de EU gevestigde onderneming een binnen of buiten de EU geproduceerd stuk speelgoed onder haar eigen merknaam verkoopt, en dat speelgoed ook het logo van een licentieverlener bevat, wordt de in de EU gevestigde onderneming beschouwd als de fabrikant en moet deze haar adres op het speelgoed vermelden. Het is niet verplicht om het adres van de licentiehouder te vermelden. De in de EU gevestigde onderneming moet echter het recht hebben, overeenkomstig een contract, om producten te produceren en te verkopen onder het merk waarvan zij de licentie heeft verkregen. Wanneer een in de EU gevestigde onderneming een binnen of buiten de EU geproduceerd stuk speelgoed onder het merk van de licentieverlener verkoopt (overeenkomstig een licentieovereenkomst), wordt de in de EU gevestigde onderneming beschouwd als de fabrikant en moet deze haar adres op het speelgoed vermelden. Het is niet verplicht om het adres van de licentiehouder te vermelden. 7. De fabrikanten zien erop toe dat het speelgoed vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een taal of talen die de consumenten, zoals bepaald door de betrokken lidstaat, gemakkelijk kunnen begrijpen. 8. Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebracht speelgoed niet in overeenstemming is met de desbetreffende communautaire harmonisatiewetgeving, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het speelgoed in overeenstemming te brengen of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen de fabrikanten, indien het speelgoed een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het speelgoed op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-overeenstemming en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. 9. Fabrikanten verstrekken op met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de overeenstemming van het speelgoed aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan maatregelen ter uitschakeling van de risico's van het door hen in de handel gebracht speelgoed. Artikel 5 Gemachtigden 1. Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen. 2. De verplichtingen uit hoofde van artikel 4, lid 1, en de opstelling van technische documentatie maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde. 3. Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten: a) hij houdt de EG-verklaring van overeenstemming en de technische documentatie voor een periode van 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht ter beschikking van de nationale toezichtautoriteiten; 28

29 b) hij verstrekt een bevoegde nationale autoriteit op grond van een met redenen omkleed verzoek van die autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de overeenstemming van het speelgoed aan te tonen; c) hij verleent op verzoek van de bevoegde nationale instanties medewerking aan eventuele maatregelen ter uitschakeling van de risico's van speelgoed dat onder hun mandaat valt. Artikel 6 Verplichtingen van importeurs 1. Importeurs brengen alleen speelgoed in de Gemeenschap in de handel dat aan de gestelde eisen voldoet. 2. Alvorens speelgoed in de handel te brengen, zien importeurs erop toe dat de fabrikant de juiste beoordelingsprocedure ten behoeve van de overeenstemming heeft uitgevoerd. Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de technische documentatie heeft opgesteld, dat het speelgoed voorzien is van de vereiste overeenstemmingsmarkering(en)en vergezeld gaat van de vereiste documenten, en dat de fabrikant aan de eisen in artikel 4, leden 5 en 6, heeft voldaan. Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat speelgoed niet in overeenstemming is met de eisen in artikel 10 en bijlage II, mag hij het speelgoed niet in de handel brengen voordat het in overeenstemming is gebracht. Bovendien stelt de importeur, wanneer het speelgoed een risico vertoont, de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten daarvan op de hoogte. De term "vereiste documenten" heeft betrekking op alle documenten die bij het speelgoed moeten worden gevoegd. Overeenkomstig de speelgoedrichtlijn betreft het daarbij de informatie aangaande de veiligheid, de instructies en de waarschuwingen. 3. Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en contactadres op het speelgoed, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het speelgoed gevoegd document. Importeurs zijn altijd in de Gemeenschap gevestigd aangezien een importeur volgens de definitie van de term een in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon is die speelgoed uit een derde land in de Gemeenschap in de handel brengt. Importeurs moeten ook hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en contactadres op het speelgoed vermelden of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het speelgoed gevoegd document. De bepaling verwijst naar een adres waarop contact met hen kan worden opgenomen. Dat adres is dus niet noodzakelijk het adres waarop zij daadwerkelijk gevestigd zijn. Een website is aanvullende informatie, maar volstaat niet als contactadres. Een adres bestaat gewoonlijk uit een straatnaam en nummer of een postbus en nummer, een postcode en een plaatsnaam. Bepaalde landen wijken echter van deze adresstructuur af (bijvoorbeeld geen straatnaam met een nummer, maar slechts een postcode). In dat geval dient de betrokken importeur voor de autoriteiten van de overige lidstaten een schriftelijke goedkeuring van dat adres door de bevoegde nationale autoriteit ter beschikking houden. In de regel dienen de identificatie en het adres van de importeur op het speelgoed te worden aangebracht. Slechts wanneer dat onmogelijk is, mogen de identificatie en het 29

30 adres op de verpakking of op een bij het speelgoed gevoegd document worden vermeld. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de importeur de verpakking zou moeten openen om zijn naam en adres aan te brengen. De speelgoedrichtlijn bevat geen specificaties inzake zichtbaarheid en leesbaarheid. Samengevat betekent dit dat op speelgoed normaal gezien één of twee adressen worden aangebracht, namelijk het adres van de fabrikant en/of dat van de importeur. Daarentegen: indien de fabrikant in de Gemeenschap is gevestigd en het speelgoed in de Gemeenschap is vervaardigd, mag slechts één adres worden aangebracht (dat van de fabrikant); indien de fabrikant buiten de Gemeenschap is gevestigd en de importeur het speelgoed onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of het reeds in de handel gebrachte speelgoed zodanig wijzigt dat de overeenstemming met de toepasselijke eisen in het gedrang kan komen, wordt de importeur als de fabrikant beschouwd. Het enige adres dat in dit geval op het speelgoed (of de verpakking of het bijgevoegde document) wordt vermeld, is het adres van de importeur die als de fabrikant wordt beschouwd 1. Een merknaam is een onderscheidend teken of een onderscheidende aanduiding van een persoon, onderneming of andere rechtspersoon waarmee de consumenten duidelijk wordt gemaakt dat de producten of diensten die aan die merknaam verbonden zijn afkomstig zijn van één enkele bron en waarmee deze producten of diensten van die van andere entiteiten onderscheiden worden. Een merknaam is een vorm van intellectuele eigendom. Het betreft gewoonlijk een naam, woord, slagzin, logo, symbool, ontwerp, imago of een combinatie daarvan; indien de fabrikant in de Gemeenschap is gevestigd (een onderneming die in de Gemeenschap is gevestigd, stelt zichzelf als fabrikant voor door toestemming te geven voor het aanbrengen van haar merknaam, adres, enz.), maar de goederen buiten de Gemeenschap worden vervaardigd, wordt die onderneming toch als de fabrikant beschouwd die het speelgoed in de EU op de markt brengt, zelfs wanneer de eigenlijke invoer door een andere onderneming gebeurt. In een dergelijk geval is er geen importeur in de zin van de definitie van de term "importeur" en volstaat de vermelding van het adres van de fabrikant; indien de fabrikant (die zelf verklaart de fabrikant te zijn door zijn naam en adres op het speelgoed aan te brengen) buiten de Gemeenschap is gevestigd en de producten door een importeur in de EU op de markt worden gebracht, worden er twee adressen op het speelgoed vermeld: één van de fabrikant en één van de importeur. 1 Indien de importeur alleen zijn naam en adres toevoegt en de merknaam van de oorspronkelijke fabrikant behoudt, blijft hij een importeur. Het adres van de importeur en de fabrikant worden dan op het speelgoed (of de verpakking of bijgevoegde documenten) vermeld. 30

31 4. De importeurs zorgen ervoor dat het speelgoed vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een taal of talen die de consumenten, zoals bepaald door de betrokken lidstaat, gemakkelijk kunnen begrijpen. 5. Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het speelgoed verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming van het speelgoed met de eisen in artikel 10 en bijlage II niet in het gedrang komt. 6. Indien dit rekening houdend met de risico's van het speelgoed passend wordt geacht, voeren importeurs met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten steekproeven uit op verhandeld speelgoed, onderzoeken zij klachten, speelgoed dat niet in overeenstemming is en teruggeroepen speelgoed en houden daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dit toezicht. 7. Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebracht speelgoed niet in overeenstemming is met de desbetreffende communautaire harmonisatiewetgeving, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het speelgoed in overeenstemming te brengen, of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien het speelgoed een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het speelgoed op de markt hebben aangeboden, daarvan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-overeenstemming en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. 8. Importeurs houden gedurende 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht een kopie van de EG-verklaring van overeenstemming ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt. 9. Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de overeenstemming van het speelgoed aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan maatregelen ter uitschakeling van de risico's van het door hen in de handel gebracht speelgoed. Artikel 7 Verplichtingen van distributeurs 1. Distributeurs die een stuk speelgoed op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de toepasselijke eisen. 2. Alvorens een stuk speelgoed op de markt aan te bieden, controleren distributeurs of het speelgoed voorzien is van de vereiste overeenstemmingsmarkering en vergezeld gaat van de vereiste documenten en van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een taal of in talen die de consumenten in de lidstaat waar het speelgoed op de markt wordt aangeboden, kunnen begrijpen, en of de 31

32 fabrikant en de importeur aan de eisen in artikel 4, leden 5 en 6, en artikel 6, lid 3, hebben voldaan. Wanneer een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat speelgoed niet in overeenstemming is met de eisen in artikel 10 en bijlage II, mag hij het speelgoed pas op de markt aanbieden nadat het in overeenstemming is gebracht. Wanneer het speelgoed een risico vertoont, brengt de distributeur de fabrikant of de importeur, en de markttoezichtautoriteiten, hiervan bovendien op de hoogte. De fabrikanten en importeurs zien erop toe dat en de distributeurs controleren of het speelgoed vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een taal of talen die de consumenten, zoals bepaald door de betrokken lidstaat, gemakkelijk kunnen begrijpen 2. Gebruiksinstructies geven informatie over het veilige en doelmatige gebruik van het product en zorgen ervoor dat de consument het product kan monteren, installeren, bedienen, opslaan, onderhouden, herstellen en verwijderen. Montage- of installatie-instructies moeten een overzicht van de geleverde onderdelen en van vereiste bijzondere vaardigheden of werktuigen bevatten. Gebruiksaanwijzingen moeten informatie bevatten over gebruiksbeperkingen, de noodzaak van persoonlijke beschermingsmiddelen, onderhoud en reiniging, herstellingen, enz. Instructies maken integraal deel uit van speelgoed. Zij moeten een correct gebruik van het speelgoed mogelijk maken en bevorderen. Indien voor speelgoed geen instructies of veiligheidsgerelateerde mededelingen nodig zijn (bijvoorbeeld een knuffelbeer die voldoet aan de geharmoniseerde normen), hoeft deze documentatie niet te worden toegevoegd. Fabrikanten dienen voor ogen te houden dat ook wanneer geen documentatie bij het speelgoed wordt gevoegd, zij nog steeds de voorschriften inzake traceerbaarheid en de CE-markering moeten naleven. Indien instructies worden meegeleverd, moeten zij duidelijk verband houden met het speelgoed. Zij moeten dan ook dezelfde informatie bevatten als die welke op het speelgoed is aangebracht (cf. traceerbaarheid). Indien de instructies meer dan één bladzijde beslaan, dienen de bladzijden genummerd te worden. Informatie aangaande de veiligheid kan bestaan uit tekst en/of afbeeldingen die bij het speelgoed worden gevoegd of ermee verband houden. Voor bepaalde typen speelgoed is geen informatie aangaande de veiligheid nodig. Het doel van deze informatie is de consument of de gebruiker in staat te stellen het speelgoed veilig te gebruiken en, in 2 NB: zoals in de bepalingen van de speelgoedrichtlijn verwijst het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd naar een verplichting voor de economische actoren (Engels: shall). Het gebruik van de voorwaardelijke wijs ("zouden moeten") geeft aan dat economische actoren over een mogelijkheid beschikken (Engels: should). 32

33 aanvulling op de waarschuwingen die de speelgoedrichtlijn verplicht, risico's voor de gebruikers of schade aan het product te helpen voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn: "alleen koelen in een huishoudkoelkast" en "niet in het vriesvak plaatsen". Er gelden geen specifieke voorschriften voor het aanbrengen van instructies en veiligheidsinformatie. Volgens de speelgoedrichtlijn moet het speelgoed alleen maar vergezeld gaan van dergelijke informatie, wat inhoudt dat deze op de verpakking dan wel in een bijsluiter of gebruiksaanwijzing mag worden vermeld. Overeenkomstig de speelgoedrichtlijn dient de informatie te zijn opgesteld in een taal die de consumenten gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals bepaald door de betrokken lidstaat. Deze bepalingen zijn overgenomen uit het goederenpakket en hebben eigenlijk alleen maar betrekking op de taalkwestie: instructies en veiligheidsinformatie hoeven niet noodzakelijk in de landstaal te zijn opgesteld. Het kan evengoed een andere taal zijn "die de consumenten, zoals bepaald door iedere lidstaat, gemakkelijk kunnen begrijpen". Dit betekent dat de lidstaten in hun nationale wetgeving vaststellen welke taal of talen de consumenten naar hun inzien gemakkelijk kunnen begrijpen. (Doorgaans betreft het de officiële taal of talen van de lidstaat, maar de lidstaten kunnen ook om andere bijkomende talen verzoeken.) Fabrikanten kunnen nadere informatie over het opstellen van instructies en veiligheidsinformatie vinden in: CEN-richtsnoer 11 "Product information relevant to consumers" (Voor consumenten nuttige productinformatie), ISO IEC-richtsnoer 14 "Aanschafinformatie van goederen en diensten bestemd voor consumenten", CEN TR "Artikelen voor zuigelingen en peuters Veiligheidsrichtlijnen" en IEC 62079:2001 "Voorbereiding van instructies". Wat zijn de verplichtingen voor distributeurs? De distributeur wordt niet specifiek verplicht om een EG-verklaring van overeenkomst en technische documentatie op te stellen of te bewaren. Bij het op de markt aanbieden van speelgoed moet de distributeur er evenwel voor zorgen dat het speelgoed de juiste overeenstemmingsmarkering(en) bevat en vergezeld gaat van de vereiste documenten 3, instructies en veiligheidsinformatie in de juiste taal. De overeenstemmingsmarkering uit hoofde van de speelgoedrichtlijn is de CE-markering. Het speelgoed kan evenwel ook vallen onder andere Gemeenschapswetgeving die andere overeenstemmingsmarkeringen vereist. De distributeur moet er voorts voor zorgen dat de fabrikant en/of de importeur aan zijn verplichtingen voldoet, en moet in andere woorden controleren of de naam, de merknaam of het contactadres van de fabrikant en/of de importeur is aangebracht op het speelgoed of de verpakking, en of het batchnummer, serienummer of een ander nummer ten behoeve van de identificatie op het speelgoed is aangebracht. 3 De term "vereiste documenten" heeft betrekking op alle documenten die het speelgoed moeten vergezellen. Overeenkomstig de speelgoedrichtlijn betreft het hier de informatie aangaande de veiligheid, de instructies en de waarschuwingen. 33

34 Zoals hierboven aangegeven hoeven distributeurs geen technische documentatie te bewaren. De verplichting om de nodige zorgvuldigheid te betrachten en om te controleren of de vereiste documenten aanwezig zijn, moet in het licht hiervan worden bezien. De distributeur moet de samenhang tussen het speelgoed en de begeleidende documenten controleren, bijvoorbeeld door de informatie aangaande de veiligheid, de waarschuwingen, de CE-markering en het adres van de fabrikant of importeur te controleren. Distributeurs kunnen controleren of de vereiste waarschuwingen aanwezig zijn op basis van de in bijlage V bij de speelgoedrichtlijn vermelde waarschuwingen. Voor deze aanwezigheidscontrole is geen technische documentatie vereist, zoals waarschuwingen voor speeltoestellen, functioneel speelgoed, waterspeelgoed, chemisch speelgoed enz. Dezelfde zorgvuldigheidsvereiste kan bijvoorbeeld van toepassing zijn wanneer op een zachte knuffel de waarschuwing "niet geschikt voor kinderen jonger dan 36 maanden" is aangebracht. In dat geval moet de distributeur, wanneer het ontbreekt aan technische documentatie, controle uitoefenen en actie ondernemen, aangezien zachte knuffels worden geacht inherent geschikt te zijn voor kinderen jonger dan 36 maanden, waardoor de waarschuwing "niet geschikt voor kinderen jonger dan 36 maanden" niet op zijn plaats is. Bovendien kan de distributeur bij twijfel over speelgoed dat in een "grijs gebied" valt, de importeur of fabrikant verzoeken uit te leggen waarom bepaalde markeringen ontbreken. 3. Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het speelgoed verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming van het speelgoed met de eisen in artikel 10 en bijlage II niet in het gedrang komt. 4. Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen op de markt aangeboden speelgoed niet in overeenstemming is met de desbetreffende communautaire harmonisatiewetgeving, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om het speelgoed in overeenstemming te brengen, of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien het speelgoed een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het speelgoed op de markt hebben aangeboden, onmiddellijk hiervan op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-overeenstemming en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. 5. Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan die autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de overeenstemming van het speelgoed aan te tonen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan maatregelen ter uitschakeling van de risico's van het door hen op de markt aangeboden speelgoed. Artikel 8 Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze richtlijn als een fabrikant beschouwd en moet voldoen aan de in artikel 4 vermelde verplichtingen van de fabrikant, wanneer hij speelgoed onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt 34

35 of reeds in de handel gebracht speelgoed zodanig wijzigt dat de overeenstemming met de toepasselijke eisen in het gedrang kan komen. Artikel 9 Identificatie van marktdeelnemers Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten mee: a) welke marktdeelnemer speelgoed aan hen heeft geleverd; b) aan welke marktdeelnemer zij speelgoed hebben geleverd. De marktdeelnemers zijn in staat om de in de eerste alinea bedoelde informatie te verstrekken gedurende 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht, voor fabrikanten, en gedurende 10 jaar nadat zij het speelgoed geleverd hebben gekregen, voor andere marktdeelnemers. De artikelen betreffende de verplichtingen van de marktdeelnemers stoelen op de modelbepalingen van het horizontale Besluit 768/2008/EG. De speelgoedrichtlijn is afgestemd op deze bepalingen en verwijst specifiek naar marktdeelnemers die speelgoed in de handel brengen of op de markt aanbieden. Het horizontale richtsnoer (Blauwe Gids) bevat nadere toelichtingen. Toelichting I van dit oriëntatiedocument heeft ten doel u te helpen bepalen wanneer een marktdeelnemer beschouwd word als een fabrikant, importeur of distributeur. Zij verduidelijkt ook de voornaamste verplichtingen van de marktdeelnemers. Marktdeelnemers moeten voorzichtigheid betrachten bij het kiezen van een bedrijfsmodel, zodat zij kunnen voldoen aan de voorschriften van de richtlijn. Het rechtskader stelt verplichtingen vast waar de marktdeelnemers aan moeten voldoen, maar heeft geen betrekking op de privésfeer waarbinnen bedrijfsgerelateerde en handelsonderhandelingen tussen marktdeelnemers plaatsvinden. De criteria hangen bijvoorbeeld af van de wijze waarop het speelgoed wordt ingekocht, wie het speelgoed heeft ontworpen (of gewijzigd), onder welk merk het speelgoed in de handel wordt gebracht en het stadium van de productcyclus waarin een marktdeelnemer optreedt. De rol van de marktdeelnemers, zoals gedefinieerd in de speelgoedrichtlijn, kan afwijken van wat een onderneming als haar "normale commerciële rol" beschouwt. Zo moet een importeur soms de rol van "fabrikant" vervullen. Afhankelijk van de toeleveringswijze is het mogelijk dat ondernemingen zelfs in de huid van verschillende marktdeelnemers moeten kruipen wanneer zij hetzelfde speelgoed aan verschillende detailhandelaars verkopen. Het is dan ook belangrijk dat de vervulde rol van geval tot geval wordt bekeken. De verschillende soorten marktdeelnemers hebben een reeks wettelijke verplichtingen die zij bij de levering of aankoop van speelgoed moeten naleven. Algemeen gesproken zijn de verplichtingen het zwaarst voor ondernemingen die optreden als "fabrikant". De verplichtingen van een "importeur" zijn minder belastend en wegen voor een "distributeur" nog iets minder zwaar. Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een "gemachtigde" aanstellen. De gemachtigde verricht alle taken die hem in het mandaat zijn verleend. 35

36 3. HOOFDSTUK III OVEREENSTEMMING VAN SPEELGOED 3.1. Artikel 10 Essentiële veiligheidseisen Artikel 10, lid 1 De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat speelgoed alleen in de handel kan worden gebracht als het voldoet aan de essentiële veiligheidseisen in lid 2 (voor wat betreft de algemene veiligheidseis) en in bijlage II (voor wat betreft de bijzondere veiligheidseisen). In artikel 10, lid 1, is het basisbeginsel van de richtlijn vastgesteld, namelijk dat enkel speelgoed dat aan de essentiële veiligheidseisen van de richtlijn voldoet in de handel mag worden gebracht en dat de lidstaten alle nodige maatregelen moeten treffen om ervoor te zorgen dat speelgoed dat niet aan deze eisen voldoet niet in de handel wordt gebracht. In deze bepaling wordt tevens verduidelijkt dat de richtlijn zowel een algemene veiligheidseis (vastgesteld in het hieronder besproken tweede lid) als bijzondere veiligheidseisen met betrekking tot specifieke risico's (bijlage II) bevat Artikel 10, lid 2, eerste alinea Speelgoed en de chemische stoffen die het bevat mogen bij gebruik overeenkomstig de bestemming ervan of bij gebruik dat gezien het gedrag van kinderen kan worden verwacht, geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid van gebruikers of derden opleveren. In artikel 10, lid 2, wordt de algemene veiligheidseis omschreven die van toepassing is op risico's die aan speelgoed zijn verbonden en die niet onder een van de bijzondere veiligheidseisen valt. De algemene veiligheidseis kan worden gebruikt als rechtsgrond voor maatregelen tegen speelgoed dat risico's vertoont die niet onder een van de bijzondere veiligheidseisen vallen. Een voorbeeld van dergelijke risico's is het onlangs ontdekte gevaar van bepaalde sterke magneten die bij inslikken darmletsel kunnen veroorzaken. Toen dit risico van magnetisch speelgoed in 2007 werd ontdekt, bevatte Richtlijn 88/378/EEG geen bijzondere veiligheidseis voor dit soort risico van darmletsel en waren dienaangaande op dat moment ook in speelgoednorm EN 71 geen technische vereisten opgenomen. Daarom werd de algemene veiligheidseis van Richtlijn 88/378/EEG als rechtsgrond gebruikt om bepaald gevaarlijk speelgoed met magneten uit de handel te nemen. Later werd dan een norm opgesteld om de veiligheid van magnetisch speelgoed te waarborgen (zie EN 71-1:2005+A8:2009, opgevolgd door EN 71-1:2011). Volgens de algemene veiligheidseis mogen speelgoed en de chemische stoffen dat het bevat in de eerste plaats de veiligheid of gezondheid van gebruikers of derden niet in het gedrang brengen. De algemene veiligheidseis heeft dus zowel betrekking op schadelijke gevolgen voor de gezondheid, met inbegrip van gevolgen op lange termijn, als op negatieve gevolgen voor de veiligheid, met inbegrip van alle lichte en zware verwondingen. Volgens de algemene veiligheidseis moet speelgoed veilig zijn voor zowel de gebruikers van het speelgoed als voor derden, dat wil zeggen ouders of andere toezichthouders, andere kinderen of zelfs buitenstaanders.

37 De algemene veiligheidseis bepaalt in de tweede plaats dat speelgoed veilig moet zijn wanneer het gebruikt wordt overeenkomstig de bestemming ervan of op een manier die gezien het gedrag van kinderen kan worden verwacht. Het volstaat met andere woorden niet dat speelgoed veilig is wanneer het overeenkomstig de bestemming ervan wordt gebruikt; het moet ook veilig zijn wanneer het op een manier wordt gebruikt die kan worden verwacht. Bij de beoordeling van gebruik dat kan worden verwacht, dient rekening te worden gehouden met het gedrag van kinderen, die normaal gezien minder voorzichtig zijn dan de gemiddelde volwassen gebruiker. Indien een gevaar niet voldoende gereduceerd kan worden door het ontwerp of door vrijwaringsmaatregelen, kan ten aanzien van het overblijvende risico productinformatie worden verstrekt aan de personen onder wier toezicht kinderen het speelgoed gebruiken, waarbij rekening wordt gehouden met hun vermogen om het overblijvende risico onder controle te houden. Volgens erkende methoden voor risicobeoordeling mag voor toezichthoudende personen bestemde informatie en het feit dat zich tot dusverre geen ongelukken hebben voorgedaan geen vervangmiddel zijn voor verbeteringen aan het ontwerp. Gezien het gedrag van kinderen dient ook verkeerd gebruik van speelgoed in zekere mate beschouwd te worden als gedrag dat kan worden verwacht, zodat ook daarmee rekening moet worden gehouden in het ontwerp en de productie van het speelgoed. Een voorbeeld is dat kinderen een glijbaan niet alleen zullen gebruiken om op hun rug naar beneden te glijden, maar ook om via de glijbaan omhoog te klimmen of om met het hoofd eerst omlaag te glijden. In dit verband werden in Richtlijn 88/378/EEG de woorden "gebruikelijk gedrag (van kinderen)" gebruikt. Deze formulering werd echter gewijzigd omdat onduidelijk was wat als "gebruikelijk" kon worden beschouwd. Het dient echter te worden beklemtoond dat het woord niet werd weggelaten met de bedoeling de reikwijdte van de algemene veiligheidseis te veranderen. De algemene veiligheidseis verwijst naar "de chemische stoffen die speelgoed bevat". Deze verwijzing versterkt de bepaling van bijlage II, deel III, punt 1, van de richtlijn, volgens welke speelgoed geen risico van schadelijke effecten voor de gezondheid van mensen mag opleveren als gevolg van blootstelling aan de chemische stoffen of mengsels die het bevat Artikel 10, lid 2, tweede alinea Er wordt, in het bijzonder bij speelgoed dat bestemd is om te worden gebruikt door kinderen jonger dan 36 maanden of door andere nader omschreven leeftijdsgroepen, rekening gehouden met de vaardigheden van de gebruikers, en in voorkomend geval, van degenen onder wier toezicht zij het speelgoed gebruiken. In artikel 10, lid 2, tweede alinea, wordt de inhoud van de algemene veiligheidseis nader omschreven. In de alinea wordt verduidelijkt dat de vaardigheden van de gebruikers en, in voorkomend geval, van degenen onder wier toezicht zij het speelgoed gebruiken, in aanmerking moeten worden genomen bij het ontwerp en de productie van het speelgoed om de veiligheid ervan te garanderen. Deze bepaling verduidelijkt de bepaling van bijlage II, deel I, punt 1, van Richtlijn 88/378/EEG, die als volgt luidde: "De mate van het gevaar die het gebruik van het speelgoed meebrengt moet in verhouding staan tot de vaardigheden van de gebruikers, onder andere van degenen onder wier toezicht zij het speelgoed gebruiken." Dit betekent dat, hoewel speelgoed veilig moet zijn, ook erkend wordt dat een nulrisico niet bestaat en dat een aanvaardbaar risico dient te worden toegestaan in gevallen waarin het onmogelijk op een redelijke wijze kan worden 37

38 weggewerkt door het ontwerp of door vrijwaringsmaatregelen. Bepaald speelgoed kan met andere woorden gevaar inhouden (bron van schade) dat niet volledig kan worden voorkomen. Er kan bijvoorbeeld onmogelijk worden geëist dat gebruikers niet van een schommel mogen kunnen vallen, maar het risico moet wel tot een aanvaardbaar niveau worden gereduceerd. De fabrikant heeft ook geen controle over de ondergrond waarop schommels in particuliere tuinen worden geplaatst teneinde hoofdletsels te voorkomen. Om die reden moet dan ook informatie over een geschikte ondergrond worden verstrekt. Bij de evaluatie van het aanvaardbare risiconiveau dienen de vaardigheden van de gebruikers, en in voorkomend geval van de personen die toezicht houden, in aanmerking te worden genomen. Voorts is in deze bepaling vastgesteld dat de vaardigheden van gebruikers en hun toezichthouders in aanmerking moeten worden genomen, met name voor speelgoed dat bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden of voor andere nader omschreven leeftijdsgroepen Artikel 10, lid 2, derde alinea Op etiketten die op het speelgoed zijn aangebracht overeenkomstig artikel 11, lid 2, en in de bijgevoegde gebruiksaanwijzing wordt de aandacht van de gebruikers of van degenen onder wier toezicht zij het speelgoed gebruiken, gevestigd op de inherente gevaren en risico's van schade die aan het gebruik van het speelgoed verbonden zijn en op de wijze waarop deze kunnen worden voorkomen. Artikel 10, lid 2, derde alinea, vereist in het kader van de algemene veiligheidseis dat speelgoed vergezeld gaat van passende waarschuwingen en instructies over de inherente gevaren en risico's van schade die aan het gebruik van het speelgoed verbonden zijn en over de wijze waarop deze kunnen worden voorkomen. Zoals hierboven in het kader van de tweede alinea werd toegelicht, is bij het gebruik van het speelgoed een aanvaardbaar risico toegestaan. Waarschuwingen en instructies dienen echter op de inherente gevaren te wijzen. De wijze waarop deze waarschuwingen en instructies moeten worden aangebracht, is vastgesteld in artikel 11, lid 2. Instructies zijn een noodzakelijk onderdeel van de veiligheidsmaatregelen ten aanzien van speelgoed. Zij bevatten informatie waarmee onaanvaardbaar risico voor de gebruiker, schade aan het speelgoed en defecten of een gebrekkige werking ervan kunnen worden voorkomen. Zij mogen evenwel niet ter compensatie van zwakke plekken in het ontwerp van het speelgoed worden gebruikt. In de bijgevoegde gebruiksaanwijzing wordt de aandacht van de gebruikers of van de personen die toezicht houden, gevestigd op de inherente gevaren en risico's van schade die aan het gebruik van het speelgoed verbonden zijn en op de wijze waarop deze kunnen worden voorkomen. Ingebouwde veiligheidsvoorzieningen die geen verdere handelingen van de gebruikers vereisen, zijn de meest doeltreffende manier om ongelukken te voorkomen. Fabrikanten dienen voor ogen te houden dat, indien een gevaar niet voldoende gereduceerd kan worden door het ontwerp of door vrijwaringsmaatregelen, de personen onder wier toezicht kinderen het speelgoed gebruiken in productinformatie op het overblijvende risico kunnen worden gewezen, waarbij rekening wordt gehouden met hun 38

39 vermogen om het overblijvende risico onder controle te houden. Volgens erkende methoden voor risicobeoordeling, zoals ISO EN , mag het verstrekken van informatie aan personen die toezicht houden en het feit dat zich tot dusverre geen ongelukken hebben voorgedaan geen vervangmiddel zijn voor verbeteringen aan het ontwerp indien een onaanvaardbaar risico is vastgesteld. Fabrikanten dienen de consumenten passende informatie te verstrekken op basis waarvan zij de inherente gevaren van het speelgoed tijdens de gehele redelijkerwijze te verwachten of normale gebruiksduur van het speelgoed kunnen inschatten indien deze risico's voor de gebruiker of de persoon die toezicht houdt niet meteen duidelijk zijn. Deze informatie omvat ook inlichtingen over de voorzorgsmaatregelen die moeten worden getroffen om risico's te vermijden. Indien sprake is van meer dan één gevaar, moet op ten minste een van de voornaamste gevaren worden gewezen. Overeenkomstig artikel 18 van de speelgoedrichtlijn dient een risicobeoordeling te worden uitgevoerd teneinde de risico's en gevaren van speelgoed te bepalen. Het speelgoed moet zodanig zijn ontworpen dat zoveel mogelijk gevaren worden vermeden of dat het overblijvende risico tot een aanvaardbaar niveau wordt gereduceerd. Het overblijvende risico dient te worden beschreven in passende waarschuwingen en/of gebruiksinstructies. Zo kan bijvoorbeeld het ontwerp van waterspeelgoed het risico van verdrinking nooit helemaal wegnemen. Daarom moet personen die toezicht houden erop worden gewezen dat het speelgoed in ondiep water en onder toezicht van een volwassene moet worden gebruikt. Bij latex ballonnen dient ervoor te worden gewaarschuwd dat toezicht moet worden gehouden op kinderen onder 8 jaar en dat stuk gesprongen ballonnen moeten worden verwijderd. Bij speeltoestellen moet erop worden gewezen dat zij uitsluitend voor huishoudelijk gebruik bestemd zijn. Voorbeelden van instructies en veiligheidsinformatie zijn te vinden in de geharmoniseerde normen, zoals "mag uitsluitend gekoeld worden in een gewone koelkast", "niet invriezen", "niet geschikt voor kinderen jonger dan 10 maanden door het lange haar". Ook projectielen en speelgoed met gevaarlijk scherpe functionele hoeken en punten dienen van veiligheidsinformatie vergezeld te gaan. Nadere informatie over de beoordeling van risico's is te vinden in de richtsnoeren voor de technische documentatie en andere relevante documenten, zoals ISO Guide 51, ISO EN en CEN TR Opmerking: een verbod op kleine onderdelen in speelgoed voor kinderen ouder dan 3 jaar is niet gerechtvaardigd, ook al houden zij een gevaar op verstikking in. Daarom wordt de leeftijdswaarschuwing "niet geschikt..." aanvaard voor speelgoed uit de grijze zone, ook al zou het theoretisch gezien mogelijk zijn de blootstelling aan het gevaar te beperken door het gebruik van kleine onderdelen in alle speelgoed te verbieden. De speelgoedrichtlijn verbiedt evenwel alle soorten demonteerbare of afneembare kleine onderdelen in speelgoed dat bestemd is om in de mond te worden genomen, ongeacht de leeftijd van het kind (zie artikel , punt 4, onder d) Artikel 10, lid 3 Speelgoed dat in de handel wordt gebracht, voldoet gedurende de te verwachten en normale gebruiksduur aan de essentiële veiligheidseisen. 39

40 In artikel 10, lid 3, wordt de periode bepaald gedurende welke speelgoed aan de essentiële veiligheidseisen moet voldoen. Er wordt met name bepaald dat speelgoed veilig moet zijn gedurende de te verwachten en normale gebruiksduur. Het volstaat met andere woorden niet dat speelgoed veilig is wanneer het in de handel wordt gebracht of aan de consument wordt verkocht. Het moet aan de veiligheidseisen voldoen gedurende de volledige te verwachten en normale gebruiksduur Artikel 11 Waarschuwingen Artikel 11, lid 1, eerste alinea Wanneer dit voor een veilig gebruik van het speelgoed nodig is, wordt in de voor de toepassing van artikel 10, lid 2, gedane waarschuwingen aangegeven welke passende beperkingen overeenkomstig bijlage V, deel A, aan de gebruikers worden gesteld. In artikel 11, lid 1, eerste alinea, is de algemene regel voor waarschuwingen vastgesteld die van toepassing is op alle speelgoed. Volgens het artikel dienen waarschuwingen aan te geven welke passende beperkingen aan de gebruikers worden gesteld wanneer dit voor een veilig gebruik noodzakelijk is. Dit betekent dat alle waarschuwingen slechts moeten worden gebruikt wanneer dat nodig is voor een veilig gebruik. Indien een waarschuwing niet tot de veiligheid van het speelgoed bijdraagt, moet zij niet gebruikt worden. Deel A van bijlage V bevat een meer gedetailleerde beschrijving van de inhoud van deze waarschuwingen Artikel 11, lid 1, tweede alinea Voor de in bijlage V, deel B, vermelde categorieën speelgoed worden de in dat deel opgenomen waarschuwingen gebruikt. De in de punten 2 tot en met 10 van bijlage V, deel B, vermelde waarschuwingen worden gebruikt zoals daarin geformuleerd. In artikel 11, lid 1, tweede alinea, is vastgesteld dat bepaalde categorieën speelgoed voorzien moeten worden van een specifieke waarschuwing. Deze waarschuwingen zijn opgenomen in deel B van bijlage V. De lijst is niet exhaustief en bepaalde verplichte specifieke waarschuwingen zijn ook opgenomen in de speelgoednormenreeks EN 71 en norm EN Voorts wordt verduidelijkt dat de formulering van deze waarschuwingen precies moet overeenstemmen met die van punten 2 tot en met 10 van bijlage V, deel B Artikel 11, lid 1, derde alinea Op speelgoed worden geen van de in bijlage V, deel B, bedoelde specifieke waarschuwingen aangebracht indien deze strijdig zijn met het gebruik van het speelgoed waarvoor het bestemd is, zoals bepaald door de functie, afmetingen en kenmerken daarvan. Artikel 11, lid 1, derde alinea, heeft ten doel te voorkomen dat waarschuwingen worden misbruikt om de veiligheidseisen te omzeilen. In het verleden werd namelijk misbruik vastgesteld in gevallen waarin werd gewaarschuwd dat speelgoed niet geschikt was voor kinderen jonger dan 36 maanden. Deze waarschuwing werd misbruikt om de eisen in verband met het gebruik van kleine onderdelen in speelgoed voor kinderen jonger dan 36 40

41 maanden te omzeilen. De formulering van deze bepaling is echter van algemene aard en verbiedt het gebruik van alle specifieke waarschuwingen uit deel B van bijlage V indien deze strijdig zijn met het gebruik van het speelgoed waarvoor het bestemd is. Het gebruik van het speelgoed waarvoor het bestemd is, wordt bepaald door de functie, afmetingen en kenmerken ervan Artikel 11, lid 2, eerste alinea De fabrikant vermeldt de waarschuwingen duidelijk zichtbaar, makkelijk leesbaar, in begrijpelijke taal en nauwgezet op het speelgoed, op een daarop aangebracht etiket of op de verpakking en, in voorkomend geval, in de bijgevoegde gebruiksaanwijzing. In het geval van klein speelgoed dat zonder verpakking wordt verkocht, worden passende waarschuwingen op het speelgoed aangebracht. In artikel 11, lid 2, zijn de voorschriften voor het aanbrengen van de waarschuwingen vastgesteld. Waarschuwingen moeten in de eerste plaats duidelijk zichtbaar, makkelijk leesbaar, in begrijpelijke taal en nauwgezet worden aangebracht. Ten tweede dienen waarschuwingen ingevolge deze bepaling op het speelgoed, op een daarop aangebracht etiket of op de verpakking te worden vermeld. Op speelgoed aangebrachte etiketten zijn bijvoorbeeld op teddyberen genaaide etiketten, hangetiketten en kleefetiketten. Indien nodig dienen waarschuwingen ook in de bij het speelgoed gevoegde gebruiksaanwijzing te worden vermeld. Wanneer klein speelgoed zonder verpakking verkocht wordt, moeten de waarschuwingen op het speelgoed zelf worden aangebracht. De waarschuwingen kunnen in dat geval op het speelgoed zelf worden aangebracht of op een aan het speelgoed gehecht etiket. Het volstaat bijvoorbeeld niet dat waarschuwingen enkel op toonbankdisplays worden vermeld. Opmerking: deze eis mag niet worden verward met de eis van bijlage V, deel B, punt 9, volgens welke de waarschuwing "permanent op het speelgoed" moet worden aangebracht. Zie ook

42 De waarschuwingen mogen niet alleen op de toonbankdisplay worden aangebracht wanneer ze niet ook op het speelgoed zelf zijn aangebracht. De CE-markering is correct aangebracht (zie artikel 17). Voorbeelden van aangehechte etiketten: Artikel 11, lid 2, tweede alinea De waarschuwingen worden voorafgegaan door het woord "Waarschuwing" of "Waarschuwingen", afhankelijk van de toepassing. Ingevolge deze bepaling dienen waarschuwingen, ongeacht of die de vorm van tekst of van pictogrammen hebben, te worden voorafgegaan door het woord "Waarschuwing" of "Waarschuwingen", zodat de consument kan zien om wat voor waarschuwing(en) het gaat. In het verleden konden consumenten bepaalde waarschuwingen als loutere aanbevelingen interpreteren (bijvoorbeeld met betrekking tot de geschikte leeftijd). Indien meerdere waarschuwingen worden vermeld, hoeven zij niet allemaal door het woord "Waarschuwing" te worden voorafgegaan. Het volstaat dan het woord "Waarschuwingen" aan het begin van de lijst met alle waarschuwingen te plaatsen. Het woord "Waarschuwing" kan bijvoorbeeld worden gevolgd door een uitroepteken. Wanneer de verpakking reeds is voorzien van een leeftijdswaarschuwing (voorafgegaan door het woord "Waarschuwing"), wordt een elders op de verpakking aangebracht pictogram met een leeftijdswaarschuwing beschouwd als aanvullende informatie die enkel de bedoeling heeft om de aandacht te trekken (en niet om de veiligheid te bevorderen). Dergelijke aanvullende pictogrammen hoeven derhalve niet te worden voorafgegaan door het woord "Waarschuwing". 42

43 Het symbool vervangt het woord "Waarschuwing" niet en is een aanvullende vermelding. Het gele, driehoekige waarschuwingssymbool is vastgesteld in de Amerikaanse norm ASTM F "Standard consumer safety specifications for toy safety" (standaardveiligheidsspecificaties inzake de veiligheid van speelgoed ten behoeve van de consumenten). Overeenkomstig de voorschriften van de Consumer Product Safety Improvement Act (CPSIA wet betreffende de verbetering van de veiligheid van consumentenproducten) is de toepassing van deze norm (en het symbool) op de Amerikaanse markt verplicht Artikel 11, lid 2, derde alinea Waarschuwingen die bepalend zijn voor het besluit om het speelgoed te kopen, zoals die waarin de minimum- en maximumleeftijd voor gebruikers is vermeld en andere toepasselijke waarschuwingen die in bijlage V worden genoemd, staan op de consumentenverpakking of zijn anderszins duidelijk zichtbaar voor de consument voordat hij tot aankoop overgaat, ook als de aankoop online gebeurt. Deze bepaling voorziet in specifieke voorschriften voor het aanbrengen van bepaalde waarschuwingen die bepalend zijn voor het besluit om het speelgoed te kopen, teneinde ervoor te zorgen dat dit soort waarschuwingen duidelijk zichtbaar is voor de consument voordat hij het speelgoed koopt. Deze waarschuwingen dienen op de consumentenverpakking te zijn aangebracht of moeten anderszins duidelijk zichtbaar zijn voor de consument voordat hij tot aankoop overgaat. Deze eis geldt ook voor onlineaankopen, in welk geval de waarschuwingen op de website zichtbaar moeten zijn voordat de consument tot aankoop overgaat. Aankoop betekent elke aankoopwijze volgens welke de koper het product kan bestellen zonder dat hij fysiek bij het product aanwezig is. Wanneer het speelgoed via een catalogus wordt verkocht, moeten daarin de waarschuwingen die bepalend zijn voor het aankoopbesluit, duidelijk worden vermeld. Deze waarschuwingen (die bepalend zijn voor het aankoopbesluit) hoeven niet naast de afbeelding of beschrijving van het speelgoed te worden geplaatst, zolang de consument maar toegang heeft tot de waarschuwing(en) en deze kan lezen voordat hij een bestelling plaatst. De afbeelding/beschrijving van het speelgoed kan in plaats daarvan verwijzen naar de locatie van de waarschuwing(en). De consument kan er bijvoorbeeld op worden gewezen dat de waarschuwingen vermeld worden op bladzijde x, met referentienummer y. De waarschuwing(en) worden geacht duidelijk zichtbaar te zijn wanneer ze aan het begin van een catalogus met aangeboden speelgoed of naast de bestelinformatie of het bestelformulier worden vermeld. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen catalogi waarmee aankopen kunnen worden gedaan en catalogi die speelgoed aanprijzen, maar geen aankoopmogelijkheden bevatten. De waarschuwingen hoeven in het tweede type catalogus niet te worden vermeld. 43

44 De zichtbaarheidsvereiste heeft uitsluitend betrekking op de waarschuwingen (die bepalend zijn voor het aankoopbesluit). In het geval van de waarschuwing "niet geschikt voor kinderen jonger dan drie jaar" bepaalt bijlage V, deel B, punt 1, dat deze waarschuwingen vergezeld moeten gaan van een beknopte aanduiding van het specifieke gevaar. Deze aanduiding wordt beschouwd als aanvullende informatie voor de consument en valt derhalve niet onder de zichtbaarheidsvereiste. Dit houdt in dat deze aanduiding niet zichtbaar hoeft te zijn vóór de aankoop niet in winkels, noch in catalogi of online. De waarschuwing kan voorkomen in de gebruiksinstructies die het speelgoed vergezellen. Wanneer het speelgoed op een website wordt verkocht, moeten de waarschuwingen die bepalend zijn voor het aankoopbesluit duidelijk zichtbaar zijn op die website. Deze waarschuwingen moeten volledig zichtbaar zijn voordat de consument tot aankoop overgaat. Wanneer een consument online een stuk speelgoed bestelt, moeten de waarschuwingen in dezelfde taal zijn opgesteld als de website. Wanneer de website in meerdere talen is opgesteld, moeten de waarschuwingen voor de consument zichtbaar zijn in de taal waarin hij de website gebruikt. De in artikel 11, lid 2, bedoelde waarschuwingen zijn alle waarschuwingen die als bepalend worden gezien voor het besluit om een product te kopen. Waarschuwingen die als bepalend voor het aankoopbesluit worden beschouwd, zijn met name die waarin de minimum- en maximumleeftijd voor gebruikers is vermeld en de in bijlage V genoemde waarschuwingen, met uitzondering van de onder punt 9 vermelde waarschuwing. De in bijlage V genoemde waarschuwingen dienen in samenhang te worden gezien met dit artikel, wat inhoudt dat, hoewel in bijlage V is vastgesteld dat de waarschuwingen op het speelgoed moeten worden aangebracht, zij ook vóór de aankoop duidelijk zichtbaar moeten zijn. Het is dan ook mogelijk dat de waarschuwingen ook op de verpakking of op een andere drager (internet) moeten worden vermeld Artikel 11, lid 3 Overeenkomstig artikel 4, lid 7, kan een lidstaat, binnen zijn grondgebied, bepalen dat deze waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften zijn geschreven in een of meer voor de consumenten, zoals bepaald door de die lidstaat, gemakkelijk te begrijpen talen. Artikel 11, lid 3, bevat taalvoorschriften voor de waarschuwingen. De waarschuwingen dienen te zijn opgesteld in een of meer voor de consumenten gemakkelijk te begrijpen talen, die elke lidstaat voor zijn grondgebied bepaalt. Dit houdt in dat de lidstaten bij de omzetting van de richtlijn in nationaal recht moeten bepalen welke taal of talen voor de consumenten gemakkelijk te begrijpen zijn. Toelichting II van dit oriëntatiedocument bevat aanbevelingen voor het opstellen van waarschuwingen Artikel 12 Vrij verkeer De lidstaten mogen op hun grondgebied het op de markt aanbieden van speelgoed dat aan deze richtlijn voldoet, niet belemmeren. 44

45 In artikel 12 is een basisbeginsel van deze richtlijn vastgesteld, namelijk het vrije verkeer van speelgoed dat aan de eisen van de richtlijn voldoet. De lidstaten mogen op hun grondgebied het op de markt aanbieden van speelgoed dat aan alle voorschriften van de richtlijn voldoet, niet belemmeren. Overeenkomstig de definitie uit artikel 3 omvat "op de markt aanbieden" alle transacties in de toeleveringsketen. Opdat voor speelgoed aanspraak kan worden gemaakt op het recht op vrij verkeer, dient het speelgoed ook in overeenstemming te zijn met de andere in de richtlijn genoemde wetgeving, namelijk de wetgeving inzake chemische stoffen (zie bijlage II, deel III, punt 1), de cosmeticarichtlijn in geval van cosmetisch speelgoed (zie bijlage II, deel III, punt 10) en de wetgeving in verband met materialen die met levensmiddelen in contact komen, zoals speelgoedtheestelletjes. Volgens de wetgeving inzake materialen die met levensmiddelen in contact komen moeten speelgoed of onderdelen van speelgoed en verpakkingen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij in contact komen met voedsel, voldoen aan Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen. Bovendien is ook nog andere wetgeving van toepassing waarin veiligheids- en andere eisen aan speelgoed worden gesteld die niet in de speelgoedrichtlijn zijn opgenomen, namelijk: Richtlijn 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatieeindapparatuur; Richtlijn 2004/108/EG betreffende elektromagnetische compatibiliteit; enz. Nadere informatie is beschikbaar op de volgende internetpagina: Indien deze bepalingen niet worden nageleefd, kunnen de lidstaten het op de markt aanbieden van het betrokken speelgoed op basis van deze voorschriften verhinderen, zelfs indien het in overeenstemming is met de speelgoedrichtlijn zelf. In bepaalde lidstaten kan aanvullende nationale wetgeving van toepassing zijn, die aan de Commissie moet worden gemeld. Nadere informatie is beschikbaar op de volgende internetpagina: Artikel 13 Vermoeden van overeenstemming Speelgoed dat in overeenstemming is met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de eisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken, zoals beschreven in artikel 10 en bijlage II. Artikel 13 strekt overeenkomstig modelartikel R8 van Besluit 768/2008/EG tot vaststelling van het beginsel van het vermoeden van overeenstemming. Het vermoeden van overeenstemming vloeit voort uit de overeenstemming met geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt. Indien speelgoed aan deze normen voldoet, dienen de lidstaten ervan uit 45

46 te gaan dat het in overeenstemming is met de essentiële eisen van de betrokken normen of delen daarvan. Indien een lidstaat van mening is dat speelgoed dat in overeenstemming is met de normen toch niet aan de essentiële veiligheidseisen voldoet, dient hij te bewijzen dat het speelgoed in kwestie niet in overeenstemming is. Het zinsdeel "waardoor het in overeenstemming wordt verklaard met de daarop betrekking hebbende nationale normen waarin de geharmoniseerde normen zijn getransponeerd" wordt niet langer in de richtlijn vermeld, wat inhoudt dat fabrikanten niet langer op de omzetting van geharmoniseerde normen in nationale normen hoeven te wachten om zich naar de geharmoniseerde normen te schikken Artikel 14 Formeel bezwaar tegen geharmoniseerde normen 1. Wanneer een lidstaat of de Commissie van mening is dat een geharmoniseerde norm niet geheel voldoet aan de eisen die erdoor worden bestreken en, die beschreven zijn in artikel 10 en bijlage II, legt de Commissie of die lidstaat de aangelegenheid met vermelding van argumenten voor aan het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde comité. Het comité brengt na raadpleging van de relevante Europese normalisatie-instanties onverwijld advies uit. 2. De Commissie beslist op basis van het advies van het comité of zij de referentienummers van de betrokken geharmoniseerde norm in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt, niet bekendmaakt, met beperkingen bekendmaakt, handhaaft, met beperkingen handhaaft of intrekt. 3. De Commissie brengt de betrokken Europese normalisatie-instelling op de hoogte en verzoekt zo nodig om herziening van de betrokken geharmoniseerde normen. Dit artikel is gebaseerd op de modelbepalingen van het horizontale Besluit 768/2008/EG. De betekenis is omschreven in de horizontale gids (Blauwe Gids) Artikel 15 EG-verklaring van overeenstemming Overeenkomstig leden 2 en 3 van artikel 4 zijn fabrikanten verplicht een EG-verklaring van overeenstemming op te stellen en deze gedurende 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht te bewaren (als onderdeel van de technische documentatie). Dit is een nieuwe verplichting voor de fabrikanten waarin in Richtlijn 88/378/EEG niet was voorzien. Indien de fabrikant een gemachtigde heeft aangesteld, dient het mandaat van de gemachtigde hem toe te laten de EG-verklaring van overeenstemming gedurende deze periode ter beschikking te houden (artikel 5, lid 3) Artikel 15, lid 1 In de EG-verklaring van overeenstemming wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de eisen in artikel 10 en bijlage II is voldaan. In artikel 15 wordt de inhoud van de EG-verklaring van overeenstemming beschreven. Artikel 15, lid 1, strekt tot vaststelling van de kerninhoud van dergelijke verklaringen, namelijk de vermelding dat is aangetoond dat aan de essentiële veiligheidseisen van artikel 10 en bijlage II is voldaan. 46

47 Artikel 15, lid 2 De EG-verklaring van overeenstemming bevat ten minste de in bijlage III bij deze richtlijn en in de desbetreffende modules van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG vermelde elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. De structuur van de EG-verklaring van overeenstemming komt overeen met het model in bijlage III bij deze richtlijn. Zij wordt vertaald in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar het speelgoed in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden. In artikel 15, lid 2, wordt de inhoud van de EG-verklaring van overeenstemming nader beschreven. De verklaring dient de elementen te bevatten die zijn genoemd 1) in bijlage III bij deze richtlijn en 2) in de toepasselijke modules voor beoordeling van de overeenstemming van het horizontale Besluit 768/2008/EG. De eisen van bijlage III komen later aan bod in deel 13. Artikel 15, lid 2, bepaalt dat de verklaring van overeenstemming de structuur van het model moet volgen en de in bijlage III bij de speelgoedrichtlijn vermelde elementen moet bevatten. Dit lid bepaalt niet dat de in het model gebruikte formulering exact moet worden gekopieerd. Met betrekking tot de in Besluit 768/2008/EG vastgestelde elementen geldt de volgende voorwaarde: indien module B (EG-typeonderzoek) samen met module C (overeenstemming met het type) wordt gebruikt of indien module A (interne productiecontrole) wordt toegepast, dient de EG-verklaring van overeenstemming krachtens bijlage II bij het besluit een beschrijving te bevatten van het productmodel waarvoor zij is opgesteld. Ten tweede moet de in de EG-verklaring van overeenstemming opgenomen informatie voortdurend actueel worden gehouden. Ten derde vereist artikel 15, lid 2, dat voor de EG-verklaring van overeenstemming de modelstructuur van bijlage III wordt gebruikt. Tot slot dient de EG-verklaring van overeenstemming vertaald te worden in de taal of talen die zijn opgelegd door de lidstaat waarin het speelgoed in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden. In een EG-verklaring van overeenstemming wordt verklaard dat speelgoed aan de essentiële eisen van de richtlijn voldoet. Daarbij rijst de vraag wat moet worden ondernomen wanneer de "algemeen erkende stand van de techniek" verandert. De publicatie van een herziene geharmoniseerde norm is een van de mogelijkheden om ontwikkelingen in de stand van de techniek in aanmerking te nemen. In dat geval dient de fabrikant te bepalen of de stand van de techniek met betrekking tot de eisen is veranderd en zo ja, in welk opzicht. Indien de herziening van een bepaalde norm geen gevolgen heeft voor het speelgoed in kwestie, blijft de verklaring van overeenstemming geldig. De fabrikant kan zijn evaluatie in een afzonderlijk document vermelden. Toen bijvoorbeeld norm EN 71-1 door A8 werd gewijzigd teneinde nieuwe eisen inzake magneten vast te stellen, hoefden fabrikanten de verklaring van overeenstemming van speelgoed dat duidelijk geen magneten bevatte niet aan te passen en konden zij hun evaluatie in een afzonderlijk document aan de bevoegde autoriteiten overmaken. 47

48 Indien de specificaties en de evaluatiecriteria die oorspronkelijk op speelgoed waren toegepast niet langer garanderen dat het overeenstemt met de actuele stand van de techniek, is de verklaring van overeenstemming niet langer geldig en zijn aanvullende maatregelen geboden. Indien in redelijke overgangsperioden wordt voorzien en de fabrikanten op de hoogte zijn van de recente ontwikkelingen, wordt verondersteld dat zij voldoende tijd hebben om de noodzakelijke herbeoordeling te verrichten met het oog op de vlotte overgang van de ene reeks specificaties naar de andere. Er zij evenwel op gewezen dat een nieuw opgestelde verklaring van overeenstemming geen terugwerkende kracht heeft en bijgevolg ook geen gevolgen heeft voor producten die al in de handel zijn gebracht, wanneer de fabrikant, in voorkomend geval, voor de betrokken producten al in het bezit was van een geldige verklaring van overeenstemming. Tevens dient herhaald te worden dat de fabrikant de algemene verantwoordelijkheid voor de overeenstemming van het speelgoed draagt. Indien nodig dient hij ervoor te zorgen dat hij een geldige verklaring van overeenstemming bezit en dat alle toepasselijke overeenstemmingsdocumenten zijn afgestemd op de actuele stand van de techniek. Nadere informatie over de verklaring van overeenstemming is te vinden in de gids voor technische documentatie Artikel 15, lid 3 Door de EG-verklaring van overeenstemming op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid voor de overeenstemming van het speelgoed op zich. In artikel 15, lid 3, zijn de juridische gevolgen van het opstellen van de EG-verklaring van overeenstemming vastgesteld. Door een dergelijke verklaring op te stellen neemt een fabrikant de verantwoordelijkheid op zich voor de overeenstemming van alle speelgoed met de essentiële veiligheidseisen van artikel 10 en bijlage II. Nadere informatie is te vinden in de horizontale gids (Blauwe Gids) Artikel 16 Algemene beginselen van de CE-markering Artikel 16, lid 1 Speelgoed dat op de markt wordt aangeboden, is voorzien van de CE-markering. Krachtens artikel 16, lid 1, dient alle speelgoed voorzien te zijn van de CE-markering. De CE-markering dient te worden aangebracht voordat het speelgoed in de handel wordt gebracht, dat wil zeggen voordat het voor het eerst op de communautaire markt wordt aangeboden. De gevolgen van het niet-nakomen van deze verplichting zijn vastgesteld in artikel 45. Het aanbrengen van de CE-markering is uitvoerig beschreven in de onderstaande bespreking van artikel Artikel 16, lid 2 De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/

49 Artikel 16, lid 2, heeft betrekking op de toepasselijke algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van horizontale Verordening (EG) nr. 765/2008. Zie de horizontale gids (Blauwe Gids) voor informatie over de toepassing ervan. De CE-markering bestaat uit de letters "CE" in de volgende grafische vorm: Bij vergroting of verkleining van de CE-markering worden de verhoudingen van de gegradueerde afbeelding in acht genomen. De CE-markering moet ten minste 5 mm hoog zijn Artikel 16, lid 3 De lidstaten veronderstellen dat speelgoed dat van de CE-markering is voorzien, aan deze richtlijn voldoet. Artikel 16, lid 3, voorziet in een vermoeden van overeenkomst voor speelgoed waarop de CE-markering is afgebeeld. Dit houdt in dat de lidstaten het in de handel brengen van speelgoed met de CE-markering niet kunnen beperken. Het vermoeden van overeenstemming wordt slechts afgewezen wanneer markttoezichtautoriteiten verregaande niet-naleving hebben aangetoond, waarna de lidstaten passende maatregelen kunnen treffen. Deze maatregelen dienen te zijn afgestemd op de aard van het risico en moeten worden gemotiveerd. Nadere informatie over verregaande niet-naleving is te vinden in de Blauwe Gids Artikel 16, lid 4 Speelgoed dat niet van de CE-markering is voorzien of anderszins niet aan deze richtlijn voldoet, mag op handelsbeurzen en tentoonstellingen worden getoond en gebruikt, mits daarbij met een teken duidelijk wordt aangegeven dat het speelgoed niet aan deze richtlijn voldoet en mits het niet op de markt van de Gemeenschap zal worden aangeboden voordat het in overeenstemming is gebracht. Artikel 16, lid 4, voorziet in een uitzondering op de in lid 1 vastgestelde basisregel dat alle speelgoed dat in de handel wordt gebracht van de CE-markering moet zijn voorzien. 49

50 Deze uitzondering geldt met name voor speelgoed dat gebruikt wordt op handelsbeurzen en tentoonstellingen. Dergelijk speelgoed hoeft evenmin aan de overige bepalingen van de richtlijn te voldoen. Deze uitzondering is echter onderworpen aan de volgende voorwaarde: naast het speelgoed moet met een teken duidelijk worden aangegeven dat het speelgoed niet aan de eisen van de richtlijn voldoet en dat het niet op de markt van de Europese Gemeenschap zal worden aangeboden voordat het in overeenstemming is gebracht. Het teken kan tekst op een etiket zijn of een mededeling die bij het speelgoed wordt gevoegd. Indien het teken ontbreekt en het speelgoed niet aan de essentiële veiligheidseisen voldoet, dienen de lidstaten maatregelen te treffen Artikel 17 Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering Artikel 17, lid 1 De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het speelgoed, op een daaraan bevestigd etiket of op de verpakking aangebracht. Bij klein speelgoed en speelgoed bestaande uit kleine onderdelen mag de CE-markering in plaats daarvan op een etiket of in een bijgesloten mededeling worden vermeld. Als dat technisch onmogelijk is bij speelgoed dat in toonbankdisplays wordt verkocht, en op voorwaarde dat de toonbankdisplay oorspronkelijk diende als verpakking van het speelgoed, mag deze informatie op de toonbankdisplay worden vermeld. Als het speelgoed verpakt is en de CE-markering van buiten de verpakking niet zichtbaar is, wordt deze markering ten minste op de verpakking aangebracht. Het is toegestaan de CE-markering alleen op toonbankdisplays aan te brengen, maar de waarschuwing NIET (zie artikel 11). Artikel 17, lid 1, eerste alinea, bepaalt op welke wijze de CE-markering moet worden aangebracht. De CE-markering moet ten eerste altijd zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar worden aangebracht. Algemeen geldt dat de markering op het speelgoed zelf, op een aan het speelgoed bevestigd etiket of op de 50

51 verpakking moet worden aangebracht. Fabrikanten kunnen kiezen tussen het speelgoed, de verpakking en het bevestigde etiket. Artikel 17, lid 1, voorziet evenwel in uitzonderingen voor klein speelgoed. Bij klein speelgoed mag de CE-markering ook op een etiket of in een bijgesloten mededeling worden vermeld. Als dat onmogelijk is bij klein speelgoed dat in toonbankdisplays wordt verkocht, dient de CE-markering op de toonbankdisplay te worden vermeld. De markering mag echter slechts op de toonbankdisplay worden vermeld indien deze oorspronkelijk als verpakking van het speelgoed dienst deed. In artikel 17, lid 1, tweede alinea, werd ter bevordering van de zichtbaarheid van de CEmarkering een nieuwe regel vastgesteld die niet in Richtlijn 88/378/EEG was opgenomen: indien het speelgoed verpakt is en de CE-markering van buiten de (doorzichtige) verpakking niet zichtbaar is, moet de CE-markering op zijn minst op de verpakking worden aangebracht. Het aanbrengen van een CE-markering op de verpakking vereenvoudigt het markttoezicht, omdat autoriteiten op deze manier niet de verpakking hoeven te openen om te controleren of er een CE-markering is aangebracht. Bij de onlineverkoop van speelgoed wordt aangeraden het speelgoed zodanig uit te stallen dat de CE-markering zichtbaar is. CE-markering op gemengde verpakkingen met speelgoed en andere producten dan speelgoed Op speelgoed dat verpakt is met andere producten dan speelgoed, wordt de CE-markering aangebracht in overeenstemming met artikel 17 (zie bovenstaande). Daarbij moeten de waarschuwingen in overeenstemming zijn met artikel 11. De niet-speelgoedproducten in de gemengde verpakking moeten voldoen aan de toepasselijke wettelijke eisen en dienovereenkomstig worden gemarkeerd. Een nietspeelgoedproduct dat met een stuk speelgoed wordt verpakt, hoeft evenwel niet te voldoen aan de speelgoedrichtlijn. Nadere informatie over het aanbrengen van de CE-markering is te vinden in Toelichting III Artikel 17, lid 2 De CE-markering wordt aangebracht voordat het speelgoed in de handel wordt gebracht. Zij kan worden gevolgd door een pictogram of een andere aanduiding betreffende een bijzonder risico of gebruik. In artikel 17, lid 2, wordt uitdrukkelijk bepaald wat reeds voortvloeit uit artikel 16, lid 1, namelijk dat de CE-markering moet worden aangebracht voordat het speelgoed in de handel wordt gebracht. In dit lid wordt verder verduidelijkt dat de CE-markering gevolgd kan worden door een pictogram of andere aanduiding betreffende een bijzonder risico of gebruik. 51

52 4. HOOFDSTUK IV BEOORDELING VAN OVEREENSTEMMING 4.1. Artikel 18 Veiligheidsbeoordelingen Alvorens speelgoed in de handel te brengen, verrichten fabrikanten een analyse van de chemische, fysische, mechanische, elektrische, hygiënische, radioactieve en ontvlambaarheidsgevaren die het speelgoed kan opleveren en beoordelen zij de potentiële blootstelling aan deze gevaren. Artikel 18 voorziet uitdrukkelijk in een nieuwe verplichting voor fabrikanten volgens welke zij een veiligheidsanalyse dienen te verrichten om de overeenstemming van speelgoed te beoordelen. Deze veiligheidsbeoordeling bestaat uit een analyse van de chemische, fysische, mechanische, elektrische, hygiënische, radioactieve en ontvlambaarheidsgevaren die speelgoed kan opleveren alsook een beoordeling van de potentiële blootstelling aan deze gevaren. De veiligheidsbeoordeling wordt vaak verricht voordat het speelgoed aan de beoordeling van overeenstemming wordt onderworpen. Zij kan ook in een later stadium plaatsvinden, doch in elk geval voordat het speelgoed in de handel wordt gebracht. De fabrikanten kunnen in dit kader de waarschijnlijkheid van de aanwezigheid van met name verboden of aan beperkingen onderworpen stoffen in het speelgoed beoordelen. Deze beoordeling kan de reikwijdte van de mogelijke proeven bepalen. De proeven hoeven alleen te worden overwogen voor de stoffen waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij in het betrokken speelgoed aanwezig zijn. Indien uit de beoordeling blijkt dat er geen risico van bepaalde geurstoffen bestaat, hoeven de fabrikanten niet op die geurstoffen te testen. Indien er geen elektrisch gevaar is, hoeven de fabrikanten daar evenmin op te testen. Overeenkomstig bijlage IV moet de veiligheidsbeoordeling bij de technische documentatie worden bewaard en bijgevolg gedurende 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht voor controle ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten worden gehouden (artikel 4, lid 3). Gedetailleerde richtsnoeren voor het opstellen van veiligheidsbeoordelingen zullen in een afzonderlijk oriëntatiedocument voor technische documentatie worden opgenomen Artikel 19 Toepasselijke beoordelingsprocedures ten behoeve van overeenstemming Artikel 19, lid 1 Alvorens speelgoed in de handel te brengen, passen fabrikanten de in de leden 2 en 3 genoemde beoordelingsprocedures ten behoeve van overeenstemming toe om aan te tonen dat het speelgoed aan de eisen in artikel 10 en bijlage II voldoet. Ingevolge artikel 4, lid 2, van de richtlijn zijn fabrikanten verplicht overeenkomstig artikel 19 de overeenstemming te beoordelen. Deze verplichting wordt herhaald in artikel 19, lid 1, en heeft ten doel aan te tonen dat het speelgoed aan de essentiële veiligheidseisen van deze richtlijn voldoet. De beoordeling dient te worden uitgevoerd voordat het speelgoed in de handel wordt gebracht. 52

53 Artikel 19, lid 2 Als de fabrikant de geharmoniseerde normen heeft toegepast waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt en die normen alle voor het speelgoed relevante veiligheidseisen dekken, past hij de procedure voor interne productiecontrole toe zoals beschreven in module A van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG. In artikel 19, lid 2, zijn de voorwaarden voor de toepassing van de interne productiecontrole (module A) vastgesteld. Deze controle wordt uitgevoerd indien de fabrikant de geharmoniseerde normen heeft toegepast waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt. Deze geharmoniseerde normen dienen betrekking te hebben op de voor het speelgoed relevante veiligheidseisen, met andere woorden op alle gevaren die het speelgoed met zich kan meebrengen. Indien geen dergelijke geharmoniseerde normen voorhanden zijn of indien zij niet op alle eisen van de speelgoedrichtlijn betrekking hebben, kan de procedure voor interne productiecontrole (module A) niet worden toegepast. De interne productiecontrole dient te worden uitgevoerd volgens de procedure die is beschreven in module A van bijlage II bij Besluit 768/2008/EG. Zie ook de horizontale gids (Blauwe Gids). Met het oog op de toepassing van module A zij er in dit verband op gewezen dat punt 2 van de module een bepaling over technische documentatie bevat. Een van de punten bevat "een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen en/of andere relevante technische specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële eisen van het wetgevingsbesluit is voldaan." Aangezien module A voor speelgoed enkel kan worden gebruikt wanneer de geharmoniseerde normen zijn toegepast, geldt het laatste deel van de zin "indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële eisen van het wetgevingsbesluit is voldaan" echter niet voor speelgoed, maar de geharmoniseerde normen moeten wel volledig in aanmerking worden genomen en toegepast Artikel 19, lid 3 In de volgende gevallen wordt het speelgoed onderworpen aan EG-typeonderzoek overeenkomstig artikel 20, in combinatie met de procedure voor overeenstemming met het type zoals beschreven in module C van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG. a) als er geen geharmoniseerde normen zijn waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt en die alle voor het speelgoed relevante veiligheidseisen dekken; b) als de onder a) bedoelde geharmoniseerde normen bestaan, maar de fabrikant deze niet of slechts gedeeltelijk heeft toegepast; c) als de onder a) bedoelde geharmoniseerde normen of een deel ervan met beperkingen zijn bekendgemaakt; d) als de fabrikant van mening is dat de aard, het ontwerp, de constructie of het doel van het speelgoed verificatie door derden noodzakelijk maakt. 53

54 Artikel 19, lid 3, bepaalt in welke gevallen speelgoed ter certificering aan derden moet worden voorgelegd. Deze certificering omvat een EG-typeonderzoek en de procedure voor overeenstemming met het type. Het eerste geval is van toepassing wanneer er geen geharmoniseerde normen zijn waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt en die alle aan het speelgoed gestelde veiligheidseisen dekken. Het tweede geval doet zich voor wanneer deze normen wel bestaan, maar de fabrikant deze niet of slechts gedeeltelijk heeft toegepast. Het derde geval doet zich voor wanneer de bedoelde normen of een deel ervan met beperkingen zijn bekendgemaakt die van toepassing zijn op het speelgoed in kwestie. Tot slot moet de fabrikant het speelgoed aan een EG-typeonderzoek onderwerpen wanneer hij van mening is dat de aard, het ontwerp, de constructie of het doel van het speelgoed verificatie door derden noodzakelijk maakt. Dit laatste geval is nieuw, aangezien deze mogelijkheid niet in Richtlijn 88/378/EEG was opgenomen. Krachtens de nieuwe richtlijn zijn fabrikanten hiertoe verplicht indien zij van mening zijn dat het speelgoed door derden moet worden geverifieerd. Het EG-typeonderzoek dient te worden uitgevoerd volgens de in artikel 20 beschreven procedures. Het moet steeds gecombineerd worden met de procedure voor overeenstemming met het type, die moet worden toegepast volgens de in module C van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG beschreven procedure Artikel 20 EG-typeonderzoek Artikel 20, lid 1 Voor aanvragen voor EG-typeonderzoek, de uitvoering van dat onderzoek en de verlening van certificaten van EG-typeonderzoek worden de procedures in module B van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG toegepast. Het EG-typeonderzoek wordt verricht op de wijze die beschreven is in punt 2, tweede streepje van die module. Naast die bepalingen zijn ook de eisen in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel van toepassing. Artikel 20, lid 1, bevat de bepalingen die van toepassing zijn op de praktische uitvoering van het EG-typeonderzoek. Voor aanvragen voor EG-typeonderzoek, de uitvoering van dat onderzoek en de verlening van certificaten van EG-typeonderzoek worden de procedures in module B van bijlage II bij Besluit 768/2008/EG toegepast. Aangezien in deze module voor het EG-typeonderzoek drie mogelijkheden zijn bepaald, wordt verduidelijkt dat de combinatie van het productietype en het ontwerptype wordt gebruikt zoals beschreven onder het tweede streepje van punt 2 van de module. Bovendien wordt bepaald dat in aanvulling op de bepalingen van module B ook de bepalingen van leden 2 tot en met 5 van dit artikel moeten worden toegepast. Deze leden bevatten specifieke voorschriften voor de speelgoedsector. 54

55 Artikel 20, lid 2 De aanvraag voor EG-typeonderzoek bevat een beschrijving van het speelgoed en een aanduiding van de plaats van vervaardiging, met vermelding van het adres. Op grond van lid 2 dienen aanvullende documenten te worden ingediend in het kader van de aanvraag voor een EG-typeonderzoek. De aanvraag moet altijd een beschrijving van het speelgoed en een aanduiding van de plaats van vervaardiging bevatten, met inbegrip van het adres Artikel 20, lid 3 Wanneer het EG-typeonderzoek wordt verricht door een krachtens artikel 22 aangemelde keuringsinstantie, hierna "aangemelde instantie" genoemd, evalueert deze zo nodig samen met de fabrikant de analyse van de gevaren die het speelgoed kan opleveren, die de fabrikant overeenkomstig artikel 18 heeft uitgevoerd. In artikel 20, lid 3, wordt een eis beschreven die aan de uitvoering van het EGtypeonderzoek wordt gesteld. De aangemelde instantie dient de veiligheidsbeoordeling die de fabrikant overeenkomstig artikel 18 heeft uitgevoerd, te evalueren, zo nodig samen met de fabrikant Artikel 20, lid 4, eerste alinea Het certificaat van EG-typeonderzoek bevat een verwijzing naar deze richtlijn, een afbeelding in kleur en een duidelijke beschrijving van het speelgoed, met vermelding van de afmetingen ervan, alsmede een lijst van de uitgevoerde tests, waarin verwezen wordt naar het desbetreffende testverslag. In artikel 20, lid 4, zijn de eisen voor het certificaat van EG-typeonderzoek vastgesteld. Op grond van de eerste alinea dient het certificaat een verwijzing naar de speelgoedrichtlijn te bevatten alsook een afbeelding in kleur en een duidelijke beschrijving van het speelgoed, met inbegrip van de afmetingen ervan. Bovendien moeten in het certificaat van EG-typeonderzoek de uitgevoerde tests worden vermeld, waarbij verwezen wordt naar het desbetreffende testverslag. De afmetingen waarnaar in dit lid wordt verwezen, hebben betrekking op de afmetingen van speelgoed en niet op de onderdelen van speelgoed. Het was de bedoeling een onderscheid te maken tussen het speelgoed van een assortiment identiek speelgoed met verschillende afmetingen. Voor de vermelding van de afmetingen van speelgoed volstaat bijvoorbeeld de mededeling "bruine beer met borduurwerk, 45 cm hoog" om de beer in een assortiment (categorie) speelgoed te onderscheiden van de versie met een hoogte van 25 cm of 35 cm. Het was niet de bedoeling te verwijzen naar de onderdelen van bouwdozen noch moeten de algemene afmetingen van het gemonteerde speelgoed van een bouwdoos worden aangegeven Artikel 20, lid 4, tweede alinea Het certificaat van EG-typeonderzoek wordt opnieuw beoordeeld wanneer dit nodig is, in het bijzonder bij een verandering in het fabricageproces, in de grondstoffen of in de bestanddelen van het speelgoed, en in ieder geval om de vijf jaar. 55

56 Deze bepaling voorziet in een beoordeling van het certificaat van EG-typeonderzoek. Dat certificaat dient wanneer nodig opnieuw te worden beoordeeld. Het is de exclusieve verantwoordelijkheid van de fabrikant erop toe te zien dat de beoordeling wordt uitgevoerd. De bepaling bevat een aantal voorbeelden van situaties waarin het certificaat van EGtypeonderzoek opnieuw moet worden beoordeeld, namelijk bij een verandering in het fabricageproces, in de grondstoffen of in de bestanddelen van het speelgoed. Het EGtypeonderzoek moet in ieder geval om de vijf jaar opnieuw worden beoordeeld. Op grond van artikel 41, lid 3, zijn de markttoezichtautoriteiten gemachtigd en verplicht om de aangemelde instantie opdracht te geven het certificaat van EG-typeonderzoek te beoordelen wanneer dat nodig is en met name in de gevallen die zijn vermeld in artikel 20, lid 4, tweede alinea Artikel 20, lid 4, derde alinea Het certificaat van EG-typeonderzoek wordt ingetrokken indien het speelgoed niet aan de eisen in artikel 10 en bijlage II voldoet. Deze bepaling verplicht aangemelde instanties ertoe het afgegeven certificaat van EGtypeonderzoek in te trekken. Het certificaat van EG-typeonderzoek dient te worden ingetrokken indien het speelgoed niet aan de essentiële veiligheidseisen van de richtlijn voldoet. Overeenkomstig artikel 41, lid 2, is de markttoezichtautoriteit gemachtigd en verplicht om de aangemelde instantie opdracht te geven het certificaat in te trekken indien zij vaststelt dat het speelgoed niet in overeenstemming is met de essentiële veiligheidseisen van de richtlijn Artikel 20, lid 4, vierde alinea De lidstaten waarborgen dat hun aangemelde instanties geen certificaat van EGtypeonderzoek verlenen voor speelgoed waarvoor een certificaat is geweigerd of ingetrokken. Deze bepaling houdt een verplichting voor de lidstaten in. Zij moeten erop toezien dat hun aangemelde instanties geen certificaat van EG-typeonderzoek verlenen voor speelgoed waarvoor vroeger al een certificaat werd geweigerd of ingetrokken Artikel 20, lid 5 De technische documentatie en de correspondentie in verband met de procedures van het EG-typeonderzoek worden opgesteld in een officiële taal van de lidstaat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door die instantie aanvaarde taal. Artikel 20, lid 5, bevat de taaleisen voor de technische documentatie en de correspondentie in verband met het EG-typeonderzoek. Deze documentatie en correspondentie moeten worden opgesteld in een officiële taal van de lidstaat waarin de aangemelde instantie gevestigd is. Indien de instantie een andere taal aanvaardt, kan de technische documentatie ook in die taal worden opgesteld. 56

57 4.4. Artikel 21 Technische documentatie Artikel 21, lid 1 De in artikel 4, lid 2, bedoelde technische documentatie omvat alle relevante gegevens of bijzonderheden over de middelen die de fabrikant gebruikt om ervoor te zorgen dat het speelgoed aan de relevante eisen in artikel 10 en bijlage II voldoet, en omvat met name de in bijlage IV vermelde documenten. Artikel 21 bevat eisen die worden gesteld aan de technische documentatie die de fabrikant verplicht moet opstellen op grond van artikel 4, lid 2, en die de gemachtigde van de fabrikant ter inspectie voor de markttoezichtautoriteiten beschikbaar moet houden overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 5, lid 3. In artikel 21, lid 1, wordt verduidelijkt welke informatie in de technische documentatie moet worden opgenomen. Deze documentatie moet alle relevante gegevens of bijzonderheden bevatten over de middelen die de fabrikant gebruikt om ervoor te zorgen dat zijn speelgoed aan de toepasselijke essentiële veiligheidseisen van de richtlijn voldoet en bestaat op zijn minst uit de in bijlage IV vermelde documenten. Nadere informatie over de technische documentatie is te vinden in een afzonderlijk oriëntatiedocument over de technische documentatie Artikel 21, lid 2 De technische documentatie wordt, behoudens de eis in artikel 20, lid 5, opgesteld in een van de officiële talen van de Gemeenschap. In artikel 21, lid 2, zijn de taaleisen voor de technische documentatie vastgesteld. De technische documentatie moet worden opgesteld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap. De taaleis voor de technische documentatie die voor het EGtypeonderzoek wordt opgesteld, is vastgesteld in artikel 20, lid Artikel 21, lid 3 Op een met redenen omkleed verzoek van de markttoezichtautoriteit van een lidstaat verstrekt de fabrikant een vertaling van de relevante delen van de technische documentatie in de taal van die lidstaat. Wanneer een markttoezichtautoriteit een fabrikant verzoekt haar de technische documentatie of een vertaling van delen daarvan te verstrekken, kan zij hiervoor een termijn vaststellen van 30 dagen, tenzij een kortere termijn gerechtvaardigd is omdat er een ernstig en onmiddellijk risico bestaat. In artikel 21, lid 3, zijn de verplichtingen inzake de vertaling van de technische documentatie vastgesteld. Indien de markttoezichtautoriteit van een lidstaat een met redenen omkleed verzoek indient, moet de fabrikant een vertaling van de relevante delen van de technische documentatie in de taal van die lidstaat verstrekken. Op grond van deze bepaling dient het verzoek te worden gemotiveerd. Dit neemt echter niet weg dat speelgoed en de technische documentatie ervan nog steeds willekeurig kunnen worden gecontroleerd. 57

58 Het tweede lid bevat voorschriften voor de uiterste datum voor de terbeschikkingstelling van de vertaling van de technische documentatie of van delen daarvan. De markttoezichtautoriteit kan voor het verstrekken van de documentatie een termijn vaststellen, die in beginsel 30 dagen bedraagt. Een kortere termijn is mogelijk indien dat gerechtvaardigd wordt door een ernstig en onmiddellijk risico Artikel 21, lid 4 Als de fabrikant de eisen in de leden 1, 2 en 3 niet nakomt, kan de markttoezichtautoriteit van hem verlangen dat hij binnen een bepaalde termijn voor eigen rekening door een aangemelde instantie een test laat verrichten om na te gaan of aan de geharmoniseerde normen en de essentiële veiligheidseisen wordt voldaan. In artikel 21, lid 4, wordt beschreven welke de gevolgen zijn wanneer de fabrikant zijn in de voorgaande leden vastgestelde verplichtingen niet nakomt, dat wil zeggen wanneer hij de technische documentatie met de vereiste inhoud niet heeft opgesteld (bijvoorbeeld wanneer er geen verband bestaat tussen het speelgoed en de desbetreffende technische documentatie), wanneer hij ze niet heeft opgesteld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of wanneer hij de vertaling ervan niet binnen de vastgestelde termijn ter beschikking heeft gesteld. Indien de fabrikant deze verplichtingen niet nakomt, kan de markttoezichtautoriteit hem opdragen binnen een bepaalde termijn door een aangemelde instantie een test te laten verrichten om na te gaan of aan de geharmoniseerde normen en de essentiële veiligheidseisen is voldaan. Deze test is voor rekening van de fabrikant. Indien geen maatregelen worden genomen om de nietnakoming ongedaan te maken, kan de autoriteit overeenkomstig artikel 45 alle nodige maatregelen treffen om het aanbod van het speelgoed op de markt te beperken of te verbieden of om ervoor te zorgen dat het speelgoed wordt teruggeroepen of uit de handel wordt genomen. Dit lid verwijst naar tests die worden verricht door een aangemelde instantie. Aangemelde instanties verlenen certificaten van EG-typeonderzoek op basis van de procedure die is beschreven in module B van bijlage II bij Besluit 768/2008/EG. Volgens deze procedure maakt de technische documentatie deel uit van de aanvraag van de fabrikant en kan zij door de aangemelde instanties worden geanalyseerd. Daarom wordt de fabrikant geacht over technische documentatie te beschikken nadat het product door een aangemelde instantie is getest en deze gedurende tien jaar te bewaren. De aangemelde instanties hebben tot taak de overeenstemming van het speelgoed met de in de speelgoedrichtlijn vastgestelde eisen aan te tonen. 58

59 5. HOOFDSTUK V AANMELDING VAN KEURINGSINSTANTIES 5.1. Artikelen 22 tot en met 38 Dit hoofdstuk is in al zijn onderdelen overgenomen uit het horizontale Besluit 768/2008/EG. Voor nadere informatie wordt dan ook verwezen naar de horizontale gids (Blauwe Gids). Het richtsnoer van de European co-operation for Accreditation (EA) inzake de horizontale eisen voor de accreditatie van keuringsinstanties voor aanmeldingsdoeleinden bevat horizontale criteria voor keuringsinstanties die met het oog op aanmelding geaccrediteerd willen worden, teneinde als aangemelde instantie beoordelingstaken ten behoeve van overeenstemming van derden te verrichten op grond van de communautaire harmonisatiewetgeving. Artikel 22 Aanmelding De instanties die bevoegd zijn om uit hoofde van artikel 20 beoordelingstaken ten behoeve van overeenstemming van derden te verrichten, worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten aangemeld. Artikel 23 Aanmeldende autoriteiten 1. De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van keuringsinstanties voor de toepassing van deze richtlijn, en voor het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening. 3. Wanneer de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de eisen die zijn vastgesteld in artikel 24, leden 1 tot en met 5. Bovendien moet deze instantie een regeling treffen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken. 4. De aanmeldende autoriteit is volledig verantwoordelijk voor de taken die de in lid 3 genoemde instantie verricht. Artikel 24 Eisen voor aanmeldende autoriteiten 1. Een aanmeldende autoriteit wordt zodanig ingericht dat zich geen belangenconflicten met keuringsinstanties voordoen. 2. Een aanmeldende autoriteit wordt zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn. 3. Een aanmeldende autoriteit wordt zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een keuringsinstantie wordt genomen door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht. 4. Een aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door keuringinstanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie, noch biedt zij zulke activiteiten of diensten aan. 59

60 5. Een aanmeldende autoriteit waarborgt dat de verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld. 6. Een aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren. Artikel 25 Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van keuringsinstanties en voor het toezicht op aangemelde instanties, en van alle wijzigingen daarvan. De Commissie maakt deze informatie openbaar. Artikel 26 Eisen in verband met aangemelde instanties 1. Om uit hoofde van deze richtlijn te kunnen worden aangemeld moeten keuringsinstanties aan de eisen in de leden 2 tot en met 11 voldoen. 2. Een keuringsinstantie is naar nationaal recht opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid. 3. Een keuringsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of het door haar beoordeelde speelgoed. Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers en/of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering, de montage, het gebruik of het onderhoud van door hen beoordeeld speelgoed, kan als een dergelijke instantie worden beschouwd op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten aangetoond worden. 4. Een keuringsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de beoordelingstaken ten behoeve van overeenstemming verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker van of uitvoerder van onderhoud aan het door hen beoordeelde speelgoed, noch de gemachtigde van een van deze partijen. Dit belet echter niet het gebruik van beoordeeld speelgoed dat nodig is voor de activiteiten van de keuringsinstantie of het gebruik van dergelijk speelgoed voor persoonlijke doeleinden. Een keuringsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de beoordelingstaken ten behoeve van de overeenstemming verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen of vervaardigen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van dit speelgoed. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot de beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten. Keuringsinstanties zorgen ervoor dat de activiteiten van hun ondergeschikte instanties of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van hun beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming. 5. Keuringsinstanties en hun personeel voeren de beoordelingsactiviteiten ten behoeve van overeenstemming uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun beoordelingsactiviteiten ten behoeve van overeenstemming kunnen beïnvloeden, inzonderheid ten aanzien van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten. 60

61 6. Een keuringinstantie is in staat alle beoordelingstaken ten behoeve van overeenstemming te verrichten die in artikel 20 aan deze instantie zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de keuringsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht. Een keuringsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke beoordelingsprocedure ten behoeve van overeenstemming en voor elk soort of elke categorie speelgoed waarvoor zij is aangemeld over: a) personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de beoordelingstaken ten behoeve van de overeenstemming te verrichten; b) beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de beoordeling ten behoeve van de overeenstemming, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd. Zij beschikt over een gepast beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten; c) de nodige procedures om bij de uitoefening van haar taken naar behoren rekening te houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de technologie van het speelgoed in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces. Een keuringsinstantie beschikt over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten. 7. Het voor de uitvoering van de beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming verantwoordelijke personeel beschikt over: a) een gedegen technische en beroepsopleiding die alle beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming omvat waarvoor de keuringsinstantie is aangemeld; b) een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren; c) voldoende kennis over en inzicht in de essentiële eisen, de toepasselijke geharmoniseerde normen en de communautaire harmonisatiewetgeving en de uitvoeringsbepalingen ervan; d) de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht. 8. De onpartijdigheid van de keuringsinstanties, hun hoogste leidinggevenden en haar beoordelingspersoneel wordt gewaarborgd. De beloning van de hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel van een keuringsinstantie hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan. 9. Keuringsinstanties sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van zijn nationale recht door de lidstaat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de beoordeling van de overeenstemming. 10. Het personeel van een keuringsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van zijn taken uit hoofde van artikel 20 of bepalingen van intern recht die aan dat artikel uitvoering geven, behalve ten opzichte van de bevoegde instanties van de lidstaat waar de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd. 61

62 11. Keuringsinstanties nemen deel aan, of zorgen ervoor dat hun beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van artikel 38, en hanteren de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren. Keuringsinstanties combineren vaak activiteiten als aangemelde instantie (afgifte van certificaten van EG-typeonderzoek) met gewone toetsing van producten aan normen. Deze twee activiteiten worden los van elkaar verricht en de hierboven en hierna vermelde eisen zijn enkel van toepassing op hun activiteiten als aangemelde instantie. Met "aangemelde instanties kunnen geen adviesdiensten verlenen voor de producten waarvan zij het EG-typeonderzoek verrichten" (artikel 26, lid 4, van de nieuwe speelgoedrichtlijn) wordt bedoeld dat aangemelde instanties uitsluitend "adviesdiensten" kunnen verlenen, met name het interpreteren van de voorschriften waaraan de fabrikant krachtens de wetgeving is onderworpen, met betrekking tot de certificering waaraan zij werkt. Dit zou een natuurlijke uitbreiding van het certificeringsproces vormen met een meerwaarde voor de fabrikant. Zo zou de aangemelde instantie bijvoorbeeld moeten toelichten waarom zij weigert een certificaat af te geven. Adviesdiensten kunnen worden verleend door een testinstantie (ook als deze zelf een aangemelde instantie is) op voorwaarde dat de twee activiteiten duidelijk afgebakend zijn en volledig los staan van elkaar. Aangemelde instanties mogen fabrikanten niet helpen bij het opstellen van de technische documentatie of de EG-verklaring van overeenstemming noch bij de veiligheidsbeoordeling (zoals gedefinieerd in artikel 18) aangezien de aangemelde instanties in dat geval hun eigen werk zouden bevestigen. Artikel 27 Vermoeden van overeenstemming Wanneer een keuringsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de eisen in artikel 26 te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen deze eisen dekken. Artikel 28 Formeel bezwaar tegen geharmoniseerde normen Wanneer een lidstaat of de Commissie formeel bezwaar heeft tegen de geharmoniseerde normen waarvan sprake in artikel 27, is artikel 14 van toepassing. Artikel 29 Ondergeschikte instanties van en uitbesteding door aangemelde instanties 1. Wanneer een aangemelde instantie specifieke taken in verband met de beoordeling ten behoeve van de overeenstemming uitbesteedt of door een ondergeschikte instantie laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of ondergeschikte instantie aan de eisen in artikel 26 voldoet, en brengt zij de aanmeldende autoriteit hiervan op de hoogte. 2. Aangemelde instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of ondergeschikte instanties, ongeacht waar deze zijn gevestigd. 62

63 3. Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een ondergeschikte instantie worden uitgevoerd. 4. De aangemelde instanties houden alle relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de ondergeschikte instantie en over de door hen uit hoofde van artikel 20 uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende instantie. Artikel 30 Verzoek om aanmelding 1. Een keuringsinstantie dient een verzoek om aanmelding uit hoofde van deze richtlijn in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is. 2. Het in lid 1 vermelde verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de conformiteit, de beoordelingsmodule(s) betreffende de overeenstemming en het speelgoed waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn en, indien dit bestaat, van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de eisen in artikel 26 van deze richtlijn. 3. Wanneer de betrokken keuringsinstantie geen accreditatiecertificaat kan overleggen, verschaft zij de aanmeldende autoriteit de bewijsstukken die nodig zijn om haar overeenstemming met de eisen in artikel 26 te verifiëren en te erkennen en om daar geregeld toezicht op te houden. Artikel 31 Aanmeldingsprocedure 1. Aanmeldende autoriteiten mogen uitsluitend keuringsinstanties aanmelden die aan de eisen in artikel 26 hebben voldaan. 2. Aanmeldende instanties verrichten de aanmelding van keuringsinstanties bij de Commissie en de andere lidstaten door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem. 3. Bij de aanmelding worden de beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming, de beoordelingsmodule(s) betreffende de overeenstemming, het speelgoed en het bewijs van bekwaamheid uitvoerig beschreven. 4. Wanneer een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 30, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten de bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de keuringsinstantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat deze instantie regelmatig wordt gecontroleerd en blijft voldoen aan de eisen van artikel De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie of de andere lidstaten geen bezwaren hebben ingediend binnen twee weken na een aanmelding indien een accreditatiecertificaat wordt gebruikt of binnen twee maanden na een aanmelding indien geen accreditatiecertificaat wordt gebruikt. Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze richtlijn als aangemelde instantie beschouwd. 6. De Commissie en de andere lidstaten worden in kennis gesteld van alle relevante latere wijzigingen in de aanmelding. Artikel 32 Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties 1. De Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe. Zij kent per instantie slechts één identificatienummer toe, ook als dezelfde instantie uit hoofde van diverse Gemeenschapsbesluiten is aangemeld. 63

64 2. De Commissie maakt een lijst van uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties openbaar, onder vermelding van de toegewezen identificatienummers en de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld. De Commissie zorgt voor de bijwerking van de lijst. Artikel 33 Wijzigingen van de aanmelding 1. Wanneer een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen in artikel 26 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, opgeschort of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het nietvoldoen aan deze eisen of het niet-nakomen van deze verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk daarvan op de hoogte. 2. Wanneer de aanmelding wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij op hun verzoek aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten ter beschikking kunnen worden gesteld. Artikel 34 Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties 1. De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde instantie nog aan de eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt. 2. De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie in verband met de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken instantie. 3. Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld. 4. Wanneer de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, brengt zij de aanmeldende lidstaat daarvan op de hoogte en verzoekt zij deze lidstaat de nodige corrigerende maatregelen te nemen, en zo nodig de aanmelding in te trekken. Artikel 35 Bedrijfsverplichtingen van aangemelde instanties 1. Aangemelde instanties voeren beoordelingen ten behoeve van overeenstemming uit volgens de in artikel 20 bepaalde beoordelingsprocedure ten behoeve van de overeenstemming. 2. De beoordelingen ten behoeve van de overeenstemming worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij voorkomen wordt de marktdeelnemers onnodig te belasten. De keuringsinstanties houden bij de uitoefening van hun activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve technologische complexiteit van het speelgoed en het massa- of seriële karakter van het productieproces. Hierbij eerbiedigen zij hoe dan ook de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat het speelgoed voldoet aan deze richtlijn. 3. Wanneer een aangemelde instantie vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 10 en bijlage II of van de overeenkomstige geharmoniseerde normen, verlangt zij van de fabrikant passende corrigerende 64

65 maatregelen neemt en verleent zij geen certificaat van EG-typeonderzoek, als bedoeld in artikel 20, lid Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de overeenstemming na verlening van een certificaat van EG-typeonderzoek vaststelt dat het speelgoed niet meer in overeenstemming is, verlangt zij van de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schort zij het EGtypeonderzoekcertificaat op of trekt dit in. 5. Wanneer geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten van EGtypeonderzoek door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, opgeschort of ingetrokken. Artikel 36 Bedrijfsverplichtingen van aangemelde instanties 1. Aangemelde instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van: a) elke weigering, beperking, opschorting of intrekking van certificaten van EGtypeonderzoek; b) omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor aanmelding; c) informatieverzoeken die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen over beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming; d) op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding. 2. Aangemelde instanties verstrekken de andere uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties die soortgelijke beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming voor hetzelfde speelgoed verrichten, relevante informatie over negatieve beoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve beoordelingsresultaten. Artikel 37 Uitwisseling van ervaringen De Commissie voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid. Artikel 38 Coördinatie van aangemelde instanties De Commissie zorgt voor passende coördinatie en samenwerking tussen uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties in de vorm van een sectorale groep of groepen van aangemelde instanties. De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen aangemelde instanties rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers aan de werkzaamheden van die groep(en) deelnemen. 65

66 6. HOOFDSTUK VI VERPLICHTINGEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE LIDSTATEN 6.1. Artikel 39 Voorzorgsbeginsel Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaten maatregelen treffen als bedoeld in deze richtlijn, en met name in artikel 40, nemen zij het voorzorgsbeginsel naar behoren in acht. Artikel 39 machtigt en verplicht de lidstaten om het voorzorgsbeginsel naar behoren in acht te nemen. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten dienen het voorzorgsbeginsel in acht te nemen wanneer zij maatregelen treffen op grond van deze richtlijn. Daarbij gaat het meer bepaald om de in artikel 40 bedoelde maatregelen inzake markttoezicht. Het voorzorgsbeginsel wordt toegepast wanneer het beschikbare wetenschappelijke bewijs onvoldoende zekerheid biedt om het risico nauwkeurig te kunnen inschatten. Het voorzorgsbeginsel is een algemeen beginsel van het Gemeenschapsrecht dat in de rechtspraak van het Gerechtshof 4 is ontwikkeld op basis van een bepaling van het Verdrag die van toepassing is op milieugebied (artikel 174 EG). De inhoud ervan werd gespecificeerd in de mededeling van de Commissie van 2 februari 2000 over het voorzorgsbeginsel (zie COM(2000) 1 of Overeenkomstig de mededeling veronderstelt de toepassing van het voorzorgsbeginsel dat potentieel gevaarlijke effecten van speelgoed zijn geïdentificeerd en dat het risico op wetenschappelijke wijze met onvoldoende zekerheid kan worden beoordeeld. De autoriteiten van de lidstaten moeten met andere woorden te maken hebben met een onaanvaardbaar potentieel risico dat niet met voldoende zekerheid kan worden bepaald, ondanks dat een wetenschappelijke analyse is verricht. Op het gebied van veiligheid van speelgoed is er geen ruimte voor de toepassing van het voorzorgsbeginsel wanneer de risico's van speelgoed volledig gedekt worden door geharmoniseerde normen waarvan het referentienummer in het Publicatieblad is bekendgemaakt, tenzij formeel bezwaar is aangetekend tegen de norm of delen ervan. Indien het speelgoed in verband wordt gebracht met ernstige incidenten, kan het beginsel toch worden toegepast, zelfs voordat het formele bezwaar officieel is aangetekend. Er zij op gewezen dat, wanneer maatregelen noodzakelijk worden geacht, deze op grond van het voorzorgsbeginsel, zoals vermeld in de mededeling van de Commissie, onder meer: in verhouding moeten staan tot het gekozen beschermingsniveau; bij toepassing niet tot discriminatie mogen leiden; samen moeten hangen met eerdere soortgelijke maatregelen; 4 Zie onder meer het arrest van het Hof van Justitie van 26 mei 2005 in zaak C-132/03, Codacons en Federconsommatori [2005], Jurispr. blz. I

67 moeten berusten op een onderzoek naar de mogelijke voordelen en kosten van wel of niet handelen (waaronder indien wenselijk en uitvoerbaar een economische kostenbatenanalyse); in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens opnieuw moeten worden bekeken; en moeten aangeven wie de taak heeft om het wetenschappelijk bewijs te verstrekken dat voor een volledigere risico-evaluatie nodig is. Het is tevens duidelijk dat bij de toepassing van het voorzorgsbeginsel ook de overige voorschriften en beginselen van de richtlijn in acht moeten worden genomen. Duidelijke voorschriften hebben uiteraard voorrang op beginselen. Andere beginselen waarnaar in de richtlijn wordt verwezen, zoals het vrije verkeer van speelgoed (artikel 12) en het vermoeden van overeenstemming (artikel 13), dienen in acht te worden genomen bij de toepassing van het voorzorgsbeginsel en tegen het voorzorgsbeginsel te worden afgewogen Artikel 40 Algemene verplichting tot het organiseren van markttoezicht De lidstaten zorgen overeenkomstig de artikelen 15 tot en met 29 van Verordening (EG) nr. 765/2008 voor de organisatie en uitvoering van toezicht op speelgoed dat in de handel wordt gebracht. Naast die artikelen is ook artikel 41 van deze richtlijn van toepassing. Dit artikel bepaalt dat de lidstaten de algemene verplichting hebben markttoezicht te organiseren en uit te voeren. Markttoezicht wordt uitgevoerd overeenkomst artikelen 15 tot en met 29 van Verordening (EG) nr. 765/2008. Zie de horizontale gids (Blauwe Gids) voor de toepassing van deze artikelen. De speelgoedrichtlijn voorziet in artikel 41 bovendien in bepaalde specifieke bevoegdheden en verplichtingen voor de markttoezichtautoriteiten. Opmerking: de meer specifieke markttoezichtmaatregelen zoals bepaald in de richtlijn inzake algemene productveiligheid zijn eveneens op de speelgoedsector van toepassing (zie artikel 15, lid 3, van de horizontale verordening). De toepasselijke maatregelen zijn beschreven in het richtsnoer over de relatie tussen de richtlijn inzake algemene productveiligheid en Verordening (EG) nr. 765/2008, dat aan deze richtsnoeren is gehecht Artikel 41 Instructies aan de aangemelde instantie In artikel 41 zijn specifieke bevoegdheden en verplichtingen van de markttoezichtautoriteiten met betrekking tot de aangemelde instanties vastgesteld Artikel 41, lid 1 De markttoezichtautoriteiten kunnen een aangemelde instantie verzoeken om informatie, met inbegrip van testverslagen en technische documentatie, over de door deze instantie afgegeven of ingetrokken certificaten van EG-typeonderzoek, dan wel de weigering een certificaat af te geven. 67

68 Artikel 41, lid 1, geeft de markttoezichtautoriteiten de bevoegdheid om een aangemelde instantie om informatie te verzoeken. Zij kunnen om informatie verzoeken met betrekking tot de certificaten van EG-typeonderzoek die de instantie heeft afgegeven of ingetrokken. Zij kunnen ook informatie vragen over weigeringen van een aangemelde instantie om een dergelijk certificaat af te geven. De gevraagde informatie kan ook de testverslagen en de technische documentatie met betrekking tot het betrokken certificaat omvatten Artikel 41, lid 2 Wanneer een markttoezichtautoriteit oordeelt dat speelgoed niet in overeenstemming is met de eisen in artikel 10 en bijlage II, draagt zij de aangemelde keuringsinstantie zo nodig op het certificaat van EG-typeonderzoek voor dit speelgoed in te trekken. Krachtens artikel 41, lid 2, moeten markttoezichtautoriteiten ingrijpen indien zij oordelen dat bepaald speelgoed niet in overeenstemming is met de essentiële veiligheidseisen van de richtlijn. Indien het speelgoed het voorwerp uitmaakt van een certificaat van EGtypeonderzoek, dienen zij de aangemelde instantie op te dragen het certificaat van EGtypeonderzoek voor dat speelgoed in te trekken Artikel 41, lid 3 Zo nodig, en in het bijzonder in de in artikel 20, lid 4, tweede alinea, bedoelde gevallen, draagt de markttoezichtautoriteit de aangemelde instantie op het certificaat van EGtypeonderzoek opnieuw te beoordelen. Krachtens artikel 41, lid 3, zijn de markttoezichtautoriteiten bevoegd en verplicht om de aangemelde instantie op te dragen het certificaat van EG-typeonderzoek opnieuw te beoordelen. Deze herbeoordeling is geboden in met name de in artikel 20, lid 4, tweede alinea, bedoelde gevallen, dat wil zeggen bij een verandering in het fabricageproces, in de grondstoffen of in de bestanddelen van het speelgoed. Het EG-typeonderzoek moet in ieder geval om de vijf jaar opnieuw worden beoordeeld Artikel 42 Procedure voor speelgoed dat op nationaal niveau een risico vertoont 1. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat maatregelen hebben genomen krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of voldoende redenen hebben om aan te nemen dat onder deze richtlijn vallend speelgoed een risico vormt voor de gezondheid of veiligheid van personen, voeren zij een beoordeling van het speelgoed uit in het licht van alle in deze richtlijn vastgestelde eisen. De desbetreffende marktdeelnemers werken op elke vereiste wijze samen met de markttoezichtautoriteiten. Wanneer de markttoezichtautoriteiten bij deze beoordeling vaststellen dat het speelgoed niet aan de eisen in deze richtlijn voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, passende corrigerende maatregelen neemt om het speelgoed met deze eisen in overeenstemming te brengen, uit de handel te nemen of terug te roepen. 68

69 De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte. Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in de tweede alinea van dit lid genoemde maatregelen. 2. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de nietovereenstemming niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de desbetreffende marktdeelnemer hebben verlangd. 3. De desbetreffende marktdeelnemer zorgt ervoor dat passende corrigerende maatregelen worden toegepast op het desbetreffende speelgoed dat die marktdeelnemer in de Gemeenschap op de markt heeft aangeboden. 4. Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markten aanbieden van het speelgoed te verbieden of te beperken, dan wel het speelgoed in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen. Zij brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte. 5. De in lid 4 bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het speelgoed dat niet in overeenstemming is te identificeren en om de oorsprong van het speelgoed, de aard van de beweerde niet-overeenstemming en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende marktdeelnemer. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de niet-overeenstemming een van de volgende redenen heeft: a) het speelgoed voldoet niet aan de eisen ten aanzien van de gezondheid of veiligheid van personen; of b) tekortkomingen in de geharmoniseerde normen waarnaar in artikel 13 wordt verwezen als normen die een vermoeden van overeenstemming vestigen. 6. De andere lidstaten dan die welke de procedure in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de niet-overeenstemming van het speelgoed waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel. 7. Indien binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is ingebracht door een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn. 8. De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van het betrokken speelgoed onmiddellijk de passende beperkende maatregelen worden genomen zoals het uit de handel nemen van dit speelgoed. 69

70 Procedure voor speelgoed dat op nationaal niveau een risico inhoudt 6.5. Artikel 43 Communautaire vrijwaringsprocedure 1. Wanneer na voltooiing van de procedure in artikel 42, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat een nationale maatregel in strijd is met de Gemeenschapswetgeving, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en evalueert zij de nationale maatregel. Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is. De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) onmiddellijk ervan op de hoogte. 2. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om het speelgoed dat niet in overeenstemming is uit de handel te nemen, en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat de maatregel in. 3. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de nietovereenstemming van het speelgoed wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 42, lid 5, onder b), brengt de Commissie de relevante Europese normalisatie-instantie of -instanties op de hoogte en legt zij de aangelegenheid voor aan het bij artikel 5 van richtlijn 98/34/EG ingestelde comité. Dit comité raadpleegt de relevante Europese normalisatie-instantie of -instanties en brengt onverwijld advies uit. Artikelen 42 en 43 zijn overgenomen uit het horizontale Besluit 768/2008/EG. Zie de horizontale gids (Blauwe Gids) Artikel 44 Uitwisseling van informatie Communautair systeem voor snelle uitwisseling van informatie Als een maatregel als bedoeld in artikel 42, lid 4, van het type is waarvan uit hoofde van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 765/2008 kennisgeving moet worden gedaan via het communautair systeem voor snelle uitwisseling van informatie, is een afzonderlijke kennisgeving uit hoofde van artikel 42, lid 4, van deze richtlijn niet noodzakelijk, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) in de kennisgeving van het communautair systeem voor snelle uitwisseling van informatie wordt vermeld dat ook uit hoofde van deze richtlijn van de maatregel kennisgeving moet worden gedaan; b) de kennisgeving van het communautair systeem voor snelle uitwisseling van informatie bevat het in artikel 42, lid 5, bedoelde bewijsmateriaal. 70

71 Dit artikel voorziet in een vereenvoudiging van de procedures voor de gevallen waarin zowel op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 765/2008 als van de vrijwaringsclausule kennisgeving moet worden gedaan. In dat geval hoeft geen afzonderlijke kennisgeving op grond van de vrijwaringsclausule meer te worden gedaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) in de kennisgeving op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 765/2008 wordt vermeld dat de kennisgeving ook op grond van de speelgoedrichtlijn moet worden gedaan; b) de kennisgeving op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 765/2008 bevat het in artikel 42, lid 5, bedoelde bewijsmateriaal Artikel 45 Formele niet-overeenstemming 1. Onverminderd artikel 42 verlangt een lidstaat, wanneer hij een van de volgende feiten vaststelt, van de betrokken marktdeelnemer dat deze een einde maakt aan de nietovereenstemming: a) de CE-markering is in strijd met artikel 16 of 17 aangebracht; b) de CE-markering is niet aangebracht; c) de EG-verklaring van overeenstemming is niet opgesteld; d) de EG-verklaring van overeenstemming is niet correct opgesteld; e) technische documentatie is niet beschikbaar of onvolledig. 2. Wanneer de in lid 1 bedoelde niet-overeenstemming voortduurt, neemt de betrokken lidstaat passende maatregelen om het op de markt aanbieden van het speelgoed te beperken of te verbieden, of het speelgoed terug te roepen of uit de handel te nemen. Artikel 45 is overgenomen uit het horizontale Besluit 768/2008/EG. Zie de horizontale gids (Blauwe Gids). 71

72 7. HOOFDSTUK VII COMITÉPROCEDURES 7.1. Artikel 46 Wijzigingen en uitvoeringsmaatregelen Artikel 46, lid 1, eerste alinea De Commissie kan de volgende onderdelen van deze richtlijn wijzigen om deze aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen aan te passen: a) bijlage I; b) bijlage II, deel III, punten 11 en 13; c) bijlage V. In artikel 46, lid 1, eerste alinea, is vastgesteld welke bepalingen van de richtlijn door de Commissie kunnen worden gewijzigd door middel van de comitéprocedure. Ten eerste kan de comitéprocedure worden gebruikt om bijlage I te wijzigen, die een lijst met voorbeelden van producten bevat die niet als speelgoed worden beschouwd. Deze mogelijkheid kan met name nuttig zijn om nieuwe producten die in de handel worden gebracht en die met speelgoed verward zouden kunnen worden in de lijst op te nemen. Ten tweede kan punt 11 van de chemische veiligheidseisen, namelijk de lijst van geurstoffen die verboden zijn of waarvan moet worden aangegeven dat zij in het speelgoed zijn gebruikt, volgens de comitéprocedure worden gewijzigd. Deze mogelijkheid kan bijvoorbeeld worden benut wanneer in het kader van de cosmeticarichtlijn nieuwe stoffen worden toegevoegd aan de lijst van verboden geurstoffen of aan de lijst van geurstoffen die op het etiket dienen te worden vermeld. Ten derde kan punt 13 van de chemische veiligheidseisen, namelijk de lijst van migratielimieten voor bepaalde bestanddelen, volgens de comitéprocedure worden gewijzigd. Er kunnen nieuwe limieten worden vastgesteld wanneer nieuw wetenschappelijk bewijsmateriaal beschikbaar komt of er kunnen indien nodig nieuwe stoffen aan de lijst worden toegevoegd. Tot slot kan de comitéprocedure worden gebruikt om bijlage V, die de specifieke waarschuwingen voor bepaalde productcategorieën bevat, te wijzigen en te vervolledigen Artikel 46, lid 1, tweede alinea Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. In artikel 46, lid 1, tweede alinea, is bepaald welke procedure van het comitologiebesluit (Besluit 1999/468/EG) dient te worden gebruikt om de bovengenoemde bepalingen te wijzigen. De Commissie dient de regelgevingsprocedure met toetsing door het Europees parlement toe te passen. 72

73 Artikel 46, lid 2 De Commissie kan specifieke grenswaarden vaststellen voor chemische stoffen die worden gebruikt in speelgoed bestemd voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden of in ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond genomen te worden, daarbij rekening houdende met de voorschriften inzake voedselverpakkingen in Verordening (EG) nr. 1935/2004 en de daarmee samenhangende specifieke maatregelen voor speciale materialen, en met de verschillen tussen speelgoed en materialen die in contact komen met voedsel. De Commissie wijzigt aanhangsel C in bijlage II bij deze richtlijn dienovereenkomstig. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 47, lid 2, van deze richtlijn bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Artikel 46, lid 2, voorziet in de mogelijkheid om de bescherming van de bijzonder kwetsbare subgroep van kinderen te waarborgen door specifieke grenswaarden vast te stellen voor chemische stoffen. Het betreft meer bepaald speelgoed dat is bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden en ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond genomen te worden (zoals speelgoedinstrumenten). De specifieke grenswaarde wordt bepaald met inachtneming van de wetgeving inzake materialen die met levensmiddelen in contact komen, enerzijds, en de verschillen tussen speelgoed en materialen die met levensmiddelen in contact komen, anderzijds. Er dient in de analyseprocedure met name rekening te worden gehouden met de verschillende soorten blootstelling (dynamisch voor speelgoed door het in de mond nemen ervan en statisch voor materialen die met levensmiddelen in contact komen) om de omstandigheden van het contact met speelgoed na te bootsen. Ook deze grenswaarden worden door de Commissie vastgesteld op basis van de regelgevingsprocedure met toetsing door het Europees Parlement Artikel 46, lid 3 De Commissie kan besluiten nemen over het gebruik in speelgoed van stoffen of mengsels die als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van de categorieën genoemd in afdeling 5 van aanhangsel B in bijlage II, zijn ingedeeld, en die zijn geëvalueerd door het desbetreffende wetenschappelijk comité, en kan aanhangsel A in bijlage II dienovereenkomstig wijzigen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Overeenkomstig artikel 46, lid 3, kan de comitéprocedure worden gebruikt om uitzonderingen op het verbod op CMR-stoffen toe te laten voor de CMR-stoffen die door het wetenschappelijk comité zijn geëvalueerd. Wanneer deze uitzonderingen worden toegestaan, worden de stoffen en het toegestane gebruik ervan opgenomen in aanhangsel A van bijlage II bij de richtlijn. De voorwaarden voor de goedkeuring van de uitzonderingen zijn vastgesteld in bijlage II, deel 3, punten 4 en 5. Ook deze maatregelen worden door de Commissie genomen op basis van de regelgevingsprocedure met toetsing. 73

74 7.2. Artikel 47 Comité Artikel 47, lid 1 De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Artikel 47 strekt tot oprichting van een comité dat de Commissie bij de tenuitvoerlegging van de speelgoedrichtlijn bijstaat Artikel 47, lid 2 Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. In artikel 47, lid 2, wordt bepaald welke bepalingen van het comitologiebesluit (1999/468/EEG) van toepassing zijn wanneer naar dit lid wordt verwezen. Er wordt naar dit lid verwezen in leden 1, 2 en 3 van artikel

75 8. HOOFDSTUK VIII SPECIFIEKE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN 8.1. Artikel 48 Rapportage De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk 20 juli 2014, en vervolgens om de vijf jaar, een verslag over de toepassing van deze richtlijn. In dat verslag worden de veiligheidssituatie van het speelgoed en de doeltreffendheid van deze richtlijn beoordeeld en worden de door de lidstaten verrichte markttoezichtactiviteiten beschreven. De Commissie maakt een samenvatting van deze nationale verslagen en publiceert deze samenvatting. Dit artikel verplicht de lidstaten ertoe een verslag over de toepassing van de richtlijn op te stellen. Het verslag dient vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de richtlijn te worden ingediend, met andere woorden tegen 20 juli 2014, en vervolgens om de vijf jaar. Het verslag dient de volgende informatie te bevatten: 1) een beoordeling van de veiligheidssituatie van het speelgoed, 2) een beoordeling van de doeltreffendheid van deze richtlijn en 3) een overzicht van de door de lidstaten verrichte markttoezichtactiviteiten. De Commissie maakt een samenvatting van deze nationale verslagen en publiceert deze samenvatting. De Commissie heeft voor de Raadsnotulen voor de goedkeuring van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed het volgende verklaard: "Na de inwerkingtreding van de herziene speelgoedrichtlijn zal de Commissie alle ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoering daarvan nauwlettend monitoren om na te gaan of zij zorgt voor een passend veiligheidsniveau voor speelgoed, met name wat betreft de toepassing van de beoordelingsprocedures ten behoeve van overeenstemming als vastgesteld in hoofdstuk IV. De herziene richtlijn betreffende de veiligheid van speelgoed schrijft voor dat de lidstaten verslag moeten uitbrengen over de veiligheidssituatie van het speelgoed, de doeltreffendheid van de richtlijn en het door de lidstaten verrichte markttoezicht. De evaluatie door de Commissie zal onder meer zijn gebaseerd op de verslagen die de lidstaten drie jaar na de datum van toepassing van de richtlijn moeten indienen; daarbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan het markttoezicht in de Europese Unie en aan haar buitengrenzen. De Commissie zal uiterlijk één jaar na de indiening van de verslagen van de lidstaten hierover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement." 75

76 8.2. Artikel 49 Transparantie en vertrouwelijkheid Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie maatregelen uit hoofde van deze richtlijn goedkeuren, zijn de transparantie- en vertrouwelijkheidseisen in artikel 16 van Richtlijn 2001/95/EG van toepassing. Met betrekking tot de transparantie en vertrouwelijkheid die door de lidstaten in acht moeten worden genomen wanneer zij op grond van de richtlijn maatregelen treffen, wordt verwezen naar de bepalingen van artikel 16 van de richtlijn inzake algemene productveiligheid. Dat artikel luidt als volgt: "Artikel De informatie over de risico's van producten voor de gezondheid en veiligheid van de consument waarover de autoriteiten van de lidstaten of de Commissie beschikken, wordt in de regel, in overeenstemming met de eisen inzake transparantie, aan het publiek beschikbaar gesteld, zulks onverminderd de beperkingen die voor controles en onderzoek noodzakelijk zijn. In het bijzonder krijgt het publiek toegang tot informatie over de identificatie van de producten, de aard van het risico en de genomen maatregelen. De lidstaten en de Commissie nemen echter de nodige maatregelen om hun ambtenaren en personeelsleden te verplichten tot geheimhouding van informatie die in het kader van deze richtlijn is verzameld en die door haar aard in gerechtvaardigde gevallen onder het beroepsgeheim valt, tenzij die informatie veiligheidskenmerken van de producten betreft die, gelet op de omstandigheden, openbaar moeten worden gemaakt om de gezondheid en de veiligheid van de consumenten te beschermen. 2. De geheimhoudingsplicht belet niet dat informatie die van belang is om de doeltreffendheid van controles en markttoezicht te verzekeren, aan de bevoegde autoriteiten wordt verstrekt. De autoriteiten die informatie ontvangen die onder de geheimhoudingsplicht valt, waken over de geheimhouding." De toepasselijke maatregelen zijn beschreven in het richtsnoer over de relatie tussen de richtlijn inzake algemene productveiligheid en Verordening (EG) nr. 765/2008, dat aan deze richtsnoeren is gehecht Artikel 50 Motivering van maatregelen Maatregelen uit hoofde van deze richtlijn om het in de handel brengen van speelgoed te verbieden of te beperken, dan wel speelgoed uit de handel te nemen of terug te roepen, worden nauwkeurig met redenen omkleed. Dergelijke maatregelen worden onverwijld ter kennis gebracht van de betrokken partij, die tegelijkertijd wordt ingelicht over de rechtsmiddelen die hem krachtens de in de betrokken lidstaat geldende wetgeving ter beschikking staan en over de voor het gebruik van die middelen geldende termijnen. Volgens dit artikel zijn de autoriteiten van de lidstaten verplicht alle maatregelen die uit hoofde van deze richtlijn genomen worden om het in de handel brengen van speelgoed te verbieden of te beperken, dan wel om speelgoed uit de handel te nemen of terug te roepen, met redenen te omkleden. Deze maatregelen en de onderliggende redenen dienen ter kennis van de betrokken marktdeelnemer te worden gebracht. Deze kennisgeving dient ook informatie te bevatten 76

77 over de rechtsmiddelen, dat wil zeggen de verhaalmogelijkheden, die hem in de betrokken lidstaat ter beschikking staan alsook over de termijnen die voor dergelijke middelen in acht moeten worden genomen Artikel 51 Sancties De lidstaten voorzien in sancties voor marktdeelnemers, waaronder eventuele strafrechtelijke sancties voor ernstige inbreuken, die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en nemen de nodige maatregelen om de toepassing van die sancties te verzekeren. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en ze kunnen worden verzwaard indien de betrokken marktdeelnemer reeds eerder een gelijkaardige inbreuk op deze richtlijn heeft begaan. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 20 juli 2011 in kennis van die bepalingen en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen ter zake mee. Artikel 51 schrijft voor dat de lidstaten sancties dienen vast te stellen voor marktdeelnemers die de nationale bepalingen ter omzetting van de richtlijn niet naleven. In geval van ernstige inbreuken kunnen deze sancties ook strafrechtelijk van aard zijn. De lidstaten dienen er tevens voor te zorgen dat deze sancties daadwerkelijk worden toegepast. Nog volgens het artikel dienen deze sancties doeltreffend en afschrikkend te zijn en in verhouding tot de inbreuk te staan. Zij kunnen worden verzwaard indien de marktdeelnemers al eerder een gelijkaardige inbreuk op de richtlijn hebben begaan. De lidstaten zijn verplicht de Commissie uiterlijk tegen 20 juli 2011 in kennis te stellen van de bepalingen waarin de sancties zijn vastgesteld. Wijzigingen in deze bepalingen dienen onverwijld te worden gemeld. 77

78 9. HOOFDSTUK IX OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 9.1. Artikel 52 Toepassing van de Richtlijnen 85/374/EEG en 2001/95/EG Artikel 52, lid 1 Deze richtlijn laat Richtlijn 85/374/EEG onverlet. Artikel 52, lid 1, bepaalt dat deze richtlijn geen invloed heeft op de toepassing van de richtlijn inzake productaansprakelijkheid, waarin de aansprakelijkheid van en de verplichting tot vergoeding door marktdeelnemers is vastgesteld in geval van schade die veroorzaakt wordt door producten, met inbegrip van speelgoed, op basis van aansprakelijkheid voor gebrekkig speelgoed. Het is met name belangrijk te weten dat de aansprakelijkheid op grond van de richtlijn inzake productaansprakelijkheid kan rusten bij: de fabrikant van een eindproduct; de producent van een grondstof; of de fabrikant van een onderdeel; eenieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen; en eenieder die een product in de Gemeenschap invoert om dit op enige wijze in het kader van zijn commerciële activiteiten te verspreiden. Dit artikel houdt in dat de overeenstemming met alle in de speelgoedrichtlijn vastgestelde verplichtingen en veiligheidseisen fabrikanten niet ontslaat van hun aansprakelijkheid voor gebrekkige producten overeenkomstig Richtlijn 85/374. Teneinde te beoordelen of een product "gebrekkig" is overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 85/374 dient te worden nagegaan of aan de veiligheidseisen van de speelgoedrichtlijn is voldaan Artikel 52, lid 2 Richtlijn 2001/95/EG is overeenkomstig artikel 1, lid 2, van die richtlijn van toepassing op speelgoed. Artikel 52, lid 2, bepaalt hoe de richtlijn inzake algemene productveiligheid op speelgoed van toepassing is. De richtlijn inzake algemene productveiligheid is van toepassing op speelgoed krachtens artikel 1, lid 2, daarvan, waarin is vastgesteld dat alle bepalingen van de richtlijn van toepassing zijn voor zover er in het kader van de communautaire voorschriften geen specifieke bepalingen bestaan die de veiligheid van die producten regelen en op hetzelfde doel gericht zijn. Zie ook artikel 40 voor een overzicht van de meer specifieke bepalingen. 78

79 9.2. Artikel 53 Overgangsperioden Artikel 53, lid 1 De lidstaten mogen het op de markt aanbieden van speelgoed dat met Richtlijn 88/378/EEG in overeenstemming is en vóór 20 juli 2011 in de handel is gebracht, niet belemmeren. In artikel 53, lid 1, is de algemene overgangsperiode voor speelgoed vastgesteld. Deze geldt evenwel niet voor de chemische eisen, waarvoor in lid 2 in een langere overgangsperiode is voorzien. De overgangsperiode houdt in dat speelgoed dat in overeenstemming is met Richtlijn 88/378/EEG in de handel kan worden gebracht indien het vóór en gedurende een periode van 2 jaar na de datum van inwerkingtreding van de richtlijn, met andere woorden vóór 20 juli 2011, in de handel is gebracht. Aanbieden op de markt betekent elke vorm van distributie, consumptie of gebruik in de Gemeenschap in het kader van commerciële activiteiten. Het is dus mogelijk dat speelgoed dat in overeenstemming is met de oude richtlijn in de handel mag blijven en in elke schakel van de toeleveringsketen mag worden geleverd, op voorwaarde dat het speelgoed vóór 20 juli 2011 in de handel werd gebracht (= voor het eerst in de Europese Gemeenschap op de markt aangeboden) Artikel 53, lid 2 In aanvulling op het bepaalde in lid 1 mogen de lidstaten het op de markt aanbieden van speelgoed dat voldoet aan de eisen van deze richtlijn niet belemmeren, behalve aan de eisen die zijn vastgelegd in bijlage II, deel III, mits dit speelgoed voldoet aan de eisen die zijn vastgelegd in bijlage II, deel 3, bij Richtlijn 88/378/EEG en vóór 20 juli 2013 in de handel is gebracht. Artikel 53, lid 2, voorziet in een specifieke, langere overgangsperiode voor overeenstemming met de chemische eisen. Deze overgangsperiode is twee jaar langer dan de algemene en loopt af op 20 juli Speelgoed dat niet in overeenstemming is met de nieuwe chemische eisen kan dan ook alleen maar op de markt worden aangeboden indien het in overeenstemming is met de chemische eisen van Richtlijn 88/378/EEG en vóór 20 juli 2013 in de handel wordt gebracht. Indien het na afloop van de algemene overgangsperiode, namelijk 20 juli 2013, in de handel wordt gebracht, dient het in overeenstemming te zijn met de overige eisen van de richtlijn. Opmerking: "in de handel gebracht" is gedefinieerd in artikel Artikel 54 Omzetting De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 20 januari 2011 aan deze richtlijn te voldoen.. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Zij passen die bepalingen toe vanaf 20 juli Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 79

80 De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De lidstaten hebben 18 maanden de tijd, dat wil zeggen tot 20 januari 2011, om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. Zij dienen de Commissie dan ook op de hoogte te houden en haar de bepalingen uit de nationale wetgeving mee te delen die zij binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vaststellen. De bepalingen ter omzetting van de richtlijn dienen in alle lidstaten op hetzelfde moment van kracht te worden, met name op 20 juli Wanneer de lidstaten bepalingen ter omzetting van de richtlijn aannemen, dient in de bepalingen zelf of bij de bekendmaking ervan naar de richtlijn te worden verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. Indien een lidstaat de richtlijn niet binnen deze termijn heeft omgezet, kunnen particulieren zich overeenkomstig de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie tegenover elk nationaal voorschrift dat niet met de richtlijn in overeenstemming is, beroepen op de bepalingen van de richtlijn alsook wanneer die bepalingen rechten vastleggen die particulieren tegenover de staat kunnen doen gelden, op voorwaarde dat zij onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn (dit is de zogenoemde rechtstreekse werking van de richtlijn). Richtlijnen kunnen evenwel geen horizontale werking hebben (gebruik tegenover andere particulieren of privéondernemingen), aangezien een dergelijke werking in strijd met het gelijkheidsbeginsel werd verklaard. Daarom hebben richtlijnen momenteel slechts een verticale rechtstreekse werking (d.w.z. tegenover de staat) Artikel 55 Intrekking Richtlijn 88/378/EEG, met uitzondering van artikel 2, lid 1, en bijlage II, deel 3, wordt ingetrokken met ingang van 20 juli Artikel 2, lid 1, en bijlage II, deel 3, wordt ingetrokken met ingang van 20 juli Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn. Artikel 55 strekt tot intrekking van Richtlijn 88/378/EEG met ingang van 20 juli 2011, dat wil zeggen op de dag waarop de overgangsperiode afloopt. Het gedeelte over chemische stoffen wordt echter pas vanaf 20 juli 2013 ingetrokken ingevolge de langere overgangsperiode voor de chemische eisen. Verwijzingen in andere wetsbesluiten naar Richtlijn 88/378/EEG dienen te worden beschouwd als verwijzingen naar de nieuwe richtlijn of naar de overeenkomstige bepaling daarvan Artikel 56 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De richtlijn is op 20 juli 2009 in werking getreden. 80

81 9.6. Artikel 57 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. De adressaten van de richtlijn zijn de lidstaten, die verplicht zijn de richtlijn toe te passen door haar om te zetten in nationaal recht. 81

82 10. BIJLAGE I LIJST VAN PRODUCTEN DIE, MET NAME, NIET ALS SPEELGOED IN DE ZIN VAN DEZE RICHTLIJN WORDEN BESCHOUWD (ARTIKEL 2, LID 1). In deze bijlage worden voorbeelden van producten opgesomd die niet als speelgoed worden beschouwd, maar wel met speelgoed zouden kunnen worden verward. Aangezien onmogelijk alle producten kunnen worden opgesomd die niet als speelgoed worden beschouwd, is de lijst uiteraard niet exhaustief. De lijst mag niet a contrario worden geïnterpreteerd, dat wil zeggen dat een bepaald product dat niet in de lijst is opgenomen niet automatisch speelgoed is. Alle uitzonderingen moeten afzonderlijk worden beschouwd. Een aantal uitzonderingen in bijlage I wordt duidelijk omschreven, waarbij weinig ruimte overblijft om te beoordelen of een product wel of niet binnen de reikwijdte van de uitzondering valt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de punten 3, 4, 8 en 9. De formulering van sommige andere uitzonderingen vereist een zekere beoordeling om te bepalen of voldaan is aan de voorwaarden voor de uitzondering, waardoor het product niet als speelgoed wordt beschouwd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de punten 1, 14 en 19, waarbij mogelijk beoordeeld moet worden of het product op zichzelf speelwaarde heeft. In die laatste gevallen dient de vraag of een product al dan niet speelgoed is, steeds te worden beoordeeld op basis van de definitie van speelgoed in artikel 2, lid 1, eerste alinea. Het gebruik dat redelijkerwijze kan worden verwacht, heeft voorrang op de verklaring van de fabrikant over het gebruik waarvoor het product is bestemd. Indien een product binnen de werkingssfeer van artikel 2 valt, wordt het als speelgoed beschouwd en dient het te voldoen aan de eisen van de richtlijn (met uitzondering van het in artikel 2, lid 2, vermelde speelgoed). Aanvullend bevat het richtsnoer waarnaar in de bovenstaande bespreking van dat artikel (punt 1.2.1) wordt verwezen nuttige criteria die bij twijfelgevallen steeds in acht moeten worden genomen. Merk op dat, indien een consumentenproduct niet onder de speelgoedrichtlijn valt, het nog steeds veilig moet zijn vanuit het standpunt van de gezondheid en de veiligheid van de consumenten overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid en alle andere toepasselijke communautaire wetgeving waarin specifieke veiligheids- en gezondheidsvoorschriften zijn vastgesteld Punt 1 Decoratieve voorwerpen voor feesten en festiviteiten. Deze categorie producten omvat uiteenlopende decoratieve voorwerpen die gebruikt worden naar aanleiding van bijvoorbeeld Kerstmis of verjaardagen. Zij kunnen voor kinderen aantrekkelijk zijn, zoals bijvoorbeeld een decoratieve kerstman voor Kerstmis. Het is echter belangrijk te weten dat een voor kinderen aantrekkelijk product dat niet als speelgoed wordt beschouwd, toch veilig moet zijn voor kinderen overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn inzake algemene productveiligheid. Nadere informatie en advies zijn te vinden in richtsnoer 11, "Toys intended for children under and above 36 months" (Speelgoed voor kinderen jonger en ouder dan 36 maanden). 82

83 Punt 2 Producten voor verzamelaars, mits op het product of de verpakking ervan zichtbaar en leesbaar is aangegeven dat het bestemd is voor verzamelaars van 14 jaar en ouder. Voorbeelden van deze categorie zijn: a) gedetailleerde en natuurgetrouwe schaalmodellen; b) bouwpakketten van gedetailleerde schaalmodellen; c) folkloristische poppen en sierpoppen en andere soortgelijke artikelen; d) historische replica's van speelgoed; en e) imitaties van echte vuurwapens. Deze categorie producten voor volwassen verzamelaars omvat uiteenlopende producten waarvan er in dit punt bij wijze van voorbeeld enkele uitdrukkelijk worden vermeld Gedetailleerde en natuurgetrouwe schaalmodellen Dit zijn bijvoorbeeld auto's, boten, vliegtuigen, treinen en historische gebouwen Bouwpakketten van gedetailleerde schaalmodellen Dit is hetzelfde soort producten als onder punt , maar zij moeten door de consument zelf worden gemonteerd Folkloristische en sierpoppen en andere soortgelijke artikelen Er werd een specifiek richtsnoer opgesteld met criteria voor het onderscheid tussen poppen die als speelgoed moeten worden beschouwd en artikelen die als producten voor volwassen verzamelaars moeten worden gezien (richtsnoer "Criteria for differentiating dolls for adult collectors from toys" (Criteria voor het onderscheid tussen poppen voor volwassen verzamelaars en speelgoedpoppen)) Historische replica's van speelgoed Voorbeelden van deze producten zijn tinnen soldaatjes Imitaties van echte vuurwapens Imitaties van vuurwapens worden niet als speelgoed beschouwd. Het onderscheid tussen imitaties en speelgoedwapens die bestemd zijn om mee te spelen, dient gemaakt te worden op basis van de algemene classificatiecriteria (prijs, verkoopplaats, doelgroep, enz.) en de mate van gedetailleerdheid Punt 3 Sportartikelen, waaronder rolschaatsen en inlineskates, alsook skateboards bestemd voor kinderen met een lichaamsgewicht van meer dan 20 kg. Artikelen die bedoeld zijn om mee te sporten en die niet bestemd zijn om mee te worden gespeeld door kinderen jonger dan 14 jaar worden niet als speelgoed beschouwd. 83

84 Aangezien sommige producten zich in een grijze zone bevinden, wordt de classificatie in dit punt verduidelijkt door het gewichtscriterium. De betrokken producten moeten namelijk bestemd zijn voor kinderen met een lichaamsgewicht van meer dan 20 kg Punt 4 Fietsen met een maximale zadelhoogte van meer dan 435 mm, gemeten als de verticale afstand van de grond tot de top van het zadeloppervlak, met het zadel in een horizontale positie en de zadelpen geplaatst op de minimale insteekmarkering. In dit punt wordt verduidelijkt welke fietsen beschouwd worden als speelgoed dat bestemd is om mee te spelen en welke fietsen niet onder de speelgoedrichtlijn vallen. Het doorslaggevende criterium is de maximale zadelhoogte. Een fiets is geen speelgoed indien de maximale zadelhoogte meer dan 435 mm bedraagt, gemeten als de verticale afstand van de grond tot de top van het zadeloppervlak, met het zadel in een horizontale positie en de zadelpen geplaatst op de minimale insteekmarkering. De inhoud van dit punt is gewijzigd ten opzichte van Richtlijn 88/378. In die richtlijn was het doorslaggevende criterium of het al dan niet een sport- of toerfiets betrof. Zo ja, werden de fietsen niet als speelgoed beschouwd. Door de algemene strekking van deze definitie werden fietsen in de verschillende lidstaten niet altijd in dezelfde categorie ondergebracht. Fietsen met een zadelhoogte van meer dan 435 mm en minder dan 635 mm vallen onder de richtlijn inzake algemene productveiligheid en voldoen bij voorkeur aan norm EN Punt 5 Autopeds en andere vervoermiddelen die ontworpen zijn voor sport of bestemd zijn voor gebruik op openbare wegen of openbare paden. Dit punt heeft betrekking op vervoermiddelen en in het bijzonder op autopeds. Autopeds worden niet als speelgoed beschouwd wanneer zij ontworpen zijn voor sport of bestemd zijn voor gebruik op openbare wegen of openbare paden. Andere voorbeelden zijn rolski's, stepsleeën, stepfietsen en rolschaatsen (wat ook uit punt 3 voortvloeit). Hoewel fietsen een vervoermiddel zijn, worden zij in dit punt niet in aanmerking genomen omdat zij specifiek aan bod komen in punt 4. Ook elektrisch aangedreven voertuigen worden afzonderlijk behandeld, met name in punt 6. Daarentegen kunnen bepaalde vervoermiddelen als speelgoed worden beschouwd indien zij spelwaarde hebben en bestemd zijn voor kinderen jonger dan 14 jaar, zoals bijvoorbeeld bepaalde autopeds met spelwaarde die niet bestemd zijn voor gebruik op openbare wegen of openbare paden Punt 6 Elektrisch aangedreven voertuigen die bestemd zijn voor gebruik op openbare wegen of openbare paden, of trottoirs daarvan. 84

85 Dit punt heeft betrekking op elektrisch aangedreven voertuigen. Daarbij wordt verduidelijkt dat het niet gaat om speelgoed indien de voertuigen bestemd zijn voor gebruik op openbare wegen of openbare paden, of trottoirs daarvan. Elektrisch aangedreven speelgoed om op te rijden, dat wil zeggen elektrisch aangedreven voertuigen voor kinderen jonger dan 14 jaar die spelwaarde hebben en niet bestemd zijn voor gebruik op openbare wegen of paden, of trottoirs daarvan, worden echter wel als speelgoed beschouwd Punt 7 Watersportuitrusting die bestemd is voor gebruik in diep water en zwemleermiddelen voor kinderen, zoals zwemzitjes en zwemhulpmiddelen. Dit punt heeft ten eerste betrekking op watersportuitrusting die gebruikt wordt in diep water en ten tweede op zwemleermiddelen, zoals zwemzitjes en zwemhulpmiddelen. De classificatie van watersportuitrusting komt aan bod in een specifiek richtsnoer, namelijk "Are certain aquatic devices/equipment covered by the Safety of Toys Directive (88/378/CEE) or not?" (Vallen bepaalde watersporttoestellen en bepaalde watersportuitrusting onder de speelgoedrichtlijn (88/378/EEG) of niet?) Punt 8 Puzzels van meer dan 500 stukjes. In dit punt wordt een duidelijk criterium vastgesteld op basis waarvan kan worden bepaald of een puzzel al dan niet speelgoed is. Puzzels van meer dan 500 stukjes worden niet als speelgoed beschouwd Punt 9 Geweren en pistolen die gebruikmaken van samengeperst gas, met uitzondering van waterpistolen, en bogen voor het boogschieten met een lengte van meer dan 120 cm. Dit punt heeft ten eerste betrekking op bepaalde soorten geweren die met speelgoed kunnen worden verward. Verduidelijkt wordt dat geweren en pistolen die gebruikmaken van samengeperst gas, bijvoorbeeld luchtbuksen, geen speelgoed zijn. Waterpistolen zijn dat echter wel. Ten tweede worden bogen voor het boogschieten met een lengte van meer dan 120 cm nooit als speelgoed beschouwd Punt 10 Vuurwerk, waaronder slaghoedjes die niet specifiek voor speelgoed zijn ontworpen. In dit punt wordt verduidelijkt dat vuurwerk niet als speelgoed wordt beschouwd. Slaghoedjes worden evenmin als speelgoed beschouwd, tenzij zij specifiek voor speelgoed ontworpen zijn. 85

86 Punt 11 Producten en spellen waarbij projectielen met een scherpe punt worden gebruikt, zoals werppijltjes met metalen punten. In dit punt is bepaald dat producten en spellen waarbij projectielen met een scherpe punt worden gebruikt, niet als speelgoed worden beschouwd. Voorbeelden van dergelijke producten zijn werppijltjes met scherpe metalen punten. Speelgoedwerppijltjes kunnen dan ook nooit metalen punten hebben Punt 12 Functionele onderwijsproducten, zoals elektrische fornuizen, strijkijzers en andere functionele producten, gevoed met een nominale spanning van meer dan 24 volt, die uitsluitend worden verkocht om onder toezicht van volwassenen voor leerdoeleinden te worden gebruikt. Dit punt sluit functionele onderwijsproducten uit. Zoals de definitie in artikel 3 aangeeft, zijn "functionele producten" producten die dezelfde functies uitvoeren en op dezelfde manier worden gebruikt als voor volwassenen bedoelde producten, apparaten of installaties en daar een schaalmodel van kunnen zijn. In punt 12 worden elektrische ovens en strijkijzers als voorbeeld aangehaald. Deze producten kunnen niet als speelgoed worden beschouwd wanneer zij gevoed worden met een nominale spanning van meer dan 24 volt en uitsluitend worden verkocht om onder toezicht van volwassenen voor leerdoeleinden te worden gebruikt Punt 13 Producten die bestemd zijn voor gebruik voor onderwijsdoeleinden in scholen en in andere pedagogische omgevingen onder toezicht van een volwassen instructeur, zoals wetenschappelijk materiaal. Dit punt sluit producten voor onderwijsdoeleinden uit. Deze producten zijn uitgesloten indien zij bestemd zijn voor gebruik in scholen of andere pedagogische omgevingen onder toezicht van een volwassen instructeur. Als voorbeeld wordt wetenschappelijk materiaal vermeld Punt 14 Elektronische apparatuur, zoals personal computers en spelconsoles, die wordt gebruikt om toegang te krijgen tot interactieve software, alsmede de bijbehorende randapparatuur, indien de elektronische apparatuur of de bijbehorende randapparatuur niet specifiek ontworpen is voor en gericht is op kinderen en op zichzelf geen spelwaarde heeft, zoals speciaal ontworpen personal computers, toetsenborden, joysticks of stuurwielen. In dit punt wordt verduidelijkt welke soort elektronische apparatuur niet als speelgoed kan worden beschouwd. Ten eerste wordt elektronische apparatuur als personal computers en spelconsoles, die gebruikt worden om toegang te krijgen tot interactieve software, niet als speelgoed beschouwd. Zij worden toch als speelgoed beschouwd indien zij specifiek ontworpen zijn voor en gericht zijn op kinderen en spelwaarde hebben, zoals speciaal ontworpen speelgoedcomputers. Ten tweede wordt de bijbehorende 86

87 randapparatuur van elektronische apparatuur die wordt gebruikt om toegang te krijgen tot interactieve software evenmin als speelgoed beschouwd. Deze randapparatuur dient toch als speelgoed te worden gezien indien zij specifiek ontworpen is voor en gericht is op kinderen en op zichzelf spelwaarde heeft, zoals toetsenborden, joysticks en stuurwielen. Voorbeeld van een speelgoedcomputer: Punt 15 Interactieve software, bestemd voor ontspanning en vermaak, zoals computerspelletjes, alsmede de opslagmedia daarvan, zoals cd's. In dit punt wordt verduidelijkt dat interactieve software die bestemd is voor ontspanning en vermaak alsook de opslagmedia daarvan niet als speelgoed mogen worden beschouwd. Als voorbeelden worden computerspelletjes en (muziek-)cd's vermeld. Fopspenen Punt 16 In dit punt wordt gepreciseerd dat fopspenen geen speelgoed zijn. Het zijn kinderverzorgingsartikelen die onder de richtlijn inzake algemene productveiligheid vallen Punt 17 Voor kinderen aantrekkelijke verlichtingsarmaturen. In dit punt wordt verduidelijkt dat voor kinderen aantrekkelijke verlichtingsarmaturen, dat wil zeggen lampen en verlichtingstoestellen, niet als speelgoed worden beschouwd. Zij hebben niet de vereiste spelwaarde om onder speelgoed te worden geclassificeerd. Verlichting in een poppenhuis wordt echter wel als speelgoed beschouwd. Op deze producten is de laagspanningsrichtlijn van toepassing. Nadere informatie over voor kinderen aantrekkelijke verlichtingsarmaturen is te vinden op de volgende pagina: 87

88 Punt 18 Elektrische transformatoren voor speelgoed. In dit punt wordt gepreciseerd dat elektrische transformatoren niet als speelgoed worden beschouwd. In dit verband dient te worden gewezen op de eis in bijlage II, deel IV, punt 9, waarin is bepaald dat elektrische transformatoren voor speelgoed geen integraal deel uitmaken van dat speelgoed Punt 19 Modeaccessoires voor kinderen, die niet zijn bedoeld om mee te spelen. In dit punt wordt verduidelijkt dat modeaccessoires, met name juwelen voor kinderen die niet bedoeld zijn om mee te spelen, niet als speelgoed worden beschouwd. Juwelen met spelwaarde worden daarentegen wel als speelgoed beschouwd. Het gaat dan bijvoorbeeld om juwelen die samen met speelgoedverkleedkostuums worden verkocht en (imitatie)juwelen die door kinderen zelf moeten worden gemaakt. 88

89 11. BIJLAGE II BIJZONDERE VEILIGHEIDSEISEN I FYSISCHE EN MECHANISCHE EIGENSCHAPPEN Punt 1 Speelgoed en onderdelen daarvan en, bij vast geïnstalleerd speelgoed, de verankering daarvan, hebben de vereiste mechanische sterkte en in voorkomend geval de vereiste stabiliteit om de bij het gebruik uitgeoefende druk te weerstaan zonder dat zij breken of kunnen vervormen en risico van lichamelijk letsel opleveren. Deze eis heeft betrekking op de mechanische sterkte van speelgoed, die voldoende groot moet zijn om ervoor te zorgen dat het speelgoed geen lichamelijk letsel veroorzaakt door te breken of te vervormen. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA), alsook in norm EN 71-8:2011 (zie bijlage ZA) Punt 2 Bereikbare hoeken, uitstekende delen, snoeren, kabels en bevestigingen van speelgoed zijn zodanig ontworpen en vervaardigd dat het risico van lichamelijk letsel bij contact zo klein mogelijk is. Deze eis heeft ten eerste betrekking op bereikbare hoeken en uitstekende delen die bij contact geen letsel mogen veroorzaken, zoals scherpe hoeken of scherpe uitstekende delen. Ten tweede mogen snoeren, kabels en bevestigingen evenmin risico van letsel met zich meebrengen. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA), alsook in norm EN 71-8:2011 (zie bijlage ZA) Punt 3 Speelgoed is zodanig ontworpen en vervaardigd dat het gebruik ervan geen of slechts minimaal risico meebrengt ten gevolge van de beweging van de onderdelen ervan. Deze eis heeft betrekking op het risico van bewegende onderdelen van speelgoed. Dergelijke onderdelen mogen geen enkel risico van letsel met zich meebrengen of slechts het minimale risico dat inherent is aan het gebruik van het speelgoed. Zo kunnen autopeds die dichtgeplooid kunnen worden letsel veroorzaken wanneer vingers klem komen te zitten. Met dit risico dient rekening te worden gehouden zodat het tot een minimum kan worden herleid. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA). In bepaalde sterkteproeven wordt ook verwezen naar "crushing" (verbrijzeling), bv. in paragraaf EN 71-8:2011 (zie bijlage ZA) Punt 4, a) a) Speelgoed en onderdelen daarvan leveren geen risico van verwurging op. Volgens deze veiligheidseis mag speelgoed geen risico van verwurging met zich meebrengen. Dat is met name belangrijk voor speelgoed met snoeren of draden die risico van verwurging kunnen opleveren. 89

90 Het is belangrijk te weten dat, aangezien er geen specifieke leeftijdsgroep wordt vermeld, deze eis op alle speelgoed van toepassing is, ongeacht de leeftijdsgroep waarvoor het bestemd is, terwijl punt 4, onder d), slechts van toepassing is op het in dat punt bedoelde speelgoed. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA) en in norm EN 71-8:2011 (zie bijlage ZA) Punt 4, b) b) Speelgoed en onderdelen daarvan mogen geen enkel risico van verstikking opleveren door afsluiting van de luchtstroom als gevolg van externe obstructie van de mond en neus. Deze eis heeft betrekking op het risico van externe obstructie van de luchtstroom, die tot verstikking kan leiden. Een dergelijke obstructie kan zich voordoen indien de luchtstroom van de mond en de neus door het speelgoed of door onderdelen daarvan wordt afgesloten. Wanneer bijvoorbeeld een dunne plastic folie over de mond en de neus wordt geplaatst, bestaat het risico dat de luchtstroom door externe obstructie wordt afgesloten. Aangezien geen specifieke leeftijdsgroep vermeld wordt, is deze eis van toepassing op alle speelgoed, ongeacht de leeftijdsgroep waarvoor het bestemd is. Waarschuwingen zijn niet voldoende om dit gevaar aan te pakken. Een ander voorbeeld is speelgoed in de vorm van een halve bol, dat de mond en de neus luchtdicht afsluit. Voor dergelijk speelgoed dat bestemd is voor kinderen ouder dan 3 jaar wordt een waarschuwing momenteel als voldoende beschouwd om het gevaar tot een minimum te beperken. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA) Punt 4, c) c) De afmetingen van speelgoed en onderdelen daarvan moeten zodanig zijn dat zij geen enkel risico van verstikking opleveren door afsluiting van de luchtstroom als gevolg van obstructie door voorwerpen die in de mond of keelholte of bij de ingang van de lagere luchtwegen klem zitten. Deze eis heeft betrekking op het risico van interne obstructie van de luchtstroom, wat ook tot verstikking kan leiden. De verstikking is het gevolg van het afsluiten van de luchtstroom door voorwerpen die in de mond of keelholte of bij de ingang van de lagere luchtwegen klem zitten. Deze eis, waarin niet was voorzien in Richtlijn 88/378, heeft betrekking op producten als zuignappen, ballonnen en balletjes. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA). Aangezien geen specifieke leeftijdsgroep vermeld wordt, is deze eis van toepassing op alle speelgoed, ongeacht de leeftijdsgroep waarvoor het bestemd is. De kleineballenproef dient te worden uitgevoerd (model E). Er zij op gewezen dat dit risico niet hetzelfde is als het risico van verstikking door inslikken dat onder d) aan bod komt. 90

91 Voor kleine balletjes, knikkers en soortgelijke voorwerpen worden waarschuwingen momenteel als voldoende beschouwd om het gevaar tot een minimum te beperken indien het speelgoed bestemd is voor kinderen ouder dan 3 jaar. Voor ballonnen dient de waarschuwing te wijzen op het gevaar voor kinderen jonger dan 8 jaar Punt 4, d) d) Speelgoed dat kennelijk bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden, alsook de onderdelen en afneembare delen daarvan, zijn groot genoeg om niet te kunnen worden ingeslikt of ingeademd. Dit geldt ook voor ander speelgoed dat bestemd is om in de mond te worden gestopt, alsook voor de onderdelen en afneembare delen daarvan. Deze eis heeft betrekking op het risico van verstikking door het inslikken of inademen van klein speelgoed en kleine onderdelen. Hij is slechts op twee soorten speelgoed van toepassing: 1) speelgoed dat kennelijk bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden, alsook de onderdelen en afneembare delen daarvan en 2) ander speelgoed dat bestemd is om in de mond te worden gestopt, zoals speelgoedinstrumenten, alsook de onderdelen en afneembare delen daarvan. Onderdelen en afneembare delen verwijzen naar alle mogelijke kleine delen van het volledige speelgoed en niet alleen naar het mondstuk ervan. Indien het speelgoed dat bedoeld is om in de mond te worden gestopt samen met ander speelgoed wordt verkocht (bv. een fluitje met een bal of een trompet met een trommel), geldt de eis enkel voor het speelgoed dat bedoeld is om in de mond te worden gestopt. Dit soort speelgoed moet voldoende groot zijn om te voorkomen dat het wordt ingeslikt of ingeademd. Dit risico wordt over het algemeen het risico van "verstikking door inslikken" genoemd. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA). Over het algemeen worden waarschuwingen voor kleine onderdelen als voldoende beschouwd om het gevaar van het speelgoed te beperken, op voorwaarde dat het speelgoed bestemd is voor kinderen ouder dan 3 jaar. Voor ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond te worden gestopt, is een waarschuwing op zich niet voldoende Punt 4, e) e) De verpakking waarin speelgoed in de kleinhandel te koop wordt aangeboden, levert geen risico van verwurging of verstikking door externe blokkade van de mond en neus op. Deze eis omvat voorschriften die van toepassing zijn op alle soorten verpakking van speelgoed. De verpakking waarin speelgoed in de kleinhandel wordt verkocht, dat wil zeggen de consumentenverpakking, mag geen van de volgende risico's opleveren: 1) verwurging 2) verstikking door externe blokkade van de mond en de neus (zie punt 4, onder b), voor nadere toelichting bij dit gevaar). De aan verpakkingen gestelde eisen zijn te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA). 91

92 Punt 4, f) f) Speelgoed dat in levensmiddelen is opgenomen of daarmee is samengevoegd, heeft een eigen verpakking. Deze verpakking is, in de staat waarin zij verstrekt wordt, groot genoeg om niet te kunnen worden ingeslikt en/of ingeademd. In deze bepaling wordt een specifieke eis vastgesteld voor de verpakking van speelgoed in levensmiddelen, dat wil zeggen speelgoed dat in levensmiddelen is opgenomen of daarmee is samengevoegd. Speelgoed dat in levensmiddelen is opgenomen of daarmee is samengevoegd, moet steeds een eigen verpakking hebben zodat het van de levensmiddelen gescheiden wordt. Voorbeelden zijn speelgoed in verrassingseieren, speelgoed in ontbijtgranen, speelgoed in chips, enz. Het doel van de eisen voor samenvoegingen is om het risico van verstikking doordat levensmiddelen met speelgoed worden verward, te minimaliseren. Dat risico treedt op wanneer het speelgoed wordt vermengd met de levensmiddelen en op een soortgelijke manier wordt omgegaan met het speelgoed en het levensmiddel. Het kind heeft op dezelfde wijze toegang tot het speelgoed als tot de levensmiddelen, maar heeft geen zicht op de levensmiddelen en het speelgoed wanneer het speelgoed niet afzonderlijk is verpakt. De afzonderlijke verpakking vergroot de mogelijkheid dat het kind het speelgoed ontdekt en onderscheidt van de levensmiddelen. Een voorbeeld is een flippo, een rond speelgoedschijfje met dezelfde afmetingen als chips dat in een zak chips is gestopt en dat de consument niet van chips onderscheidt wanneer hij chips eet uit de zak. Ook met de eis voor speelgoed dat in levensmiddelen is opgenomen wordt beoogd het risico van verstikking te minimaliseren. In dit geval komt het risico evenwel voort uit het feit dat het speelgoed niet zichtbaar is wanneer het levensmiddel wordt gegeten. Een voorbeeld is een chocolade-ei dat een stuk speelgoed bevat. Bepaalde stukken speelgoed kunnen samen met levensmiddelen worden verkocht zonder dat ze binnen de werkingssfeer van dit artikel vallen bijvoorbeeld een stuk speelgoed dat is aangebracht op de buiten- of binnenverpakking van een doos koekjes. Het speelgoed is niet samengevoegd met of opgenomen in het levensmiddel, aangezien het is aangebracht op de verpakking van het levensmiddel en niet met levensmiddelen is vermengd. Een ander voorbeeld is een doos met levensmiddelen en een stuk speelgoed, die elk afzonderlijk verpakt zijn. In deze gevallen ziet het kind de inhoud wanneer hij de doos of verpakking opent en zal hij verschillend omgaan met de artikelen. Het risico van verwarring wordt zodoende tot een minimum beperkt. De verpakking mag geen risico van verstikking door inslikken en/of inademen opleveren. Zij moet met andere woorden groot genoeg zijn om niet te kunnen worden ingeslikt en/of ingeademd. Dit betekent dat de verpakking net zoals het in punt 4, onder d), bedoelde speelgoed moet worden onderworpen aan de cilinderproef voor kleine onderdelen, die is vastgesteld in paragraaf 8.2 van norm EN 71-1: Punt 4, g) g) De afmetingen van bol-, ei- of ellipsvormige verpakkingen van speelgoed als bedoeld in de punten e) en f), en afneembare onderdelen daarvan of van cilindervormige speelgoedverpakkingen met afgeronde uiteinden moeten zodanig zijn dat zij geen 92

93 afsluiting van de luchtwegen veroorzaken doordat zij in de mond of keelholte of bij de ingang van de lagere luchtwegen klem komen te zitten. In deze bepaling zijn specifieke eisen vastgesteld voor speelgoedverpakkingen met een bepaalde vorm. Ten eerste moeten bol-, ei- of ellipsvormige verpakkingen en alle afneembare onderdelen daarvan groot genoeg zijn om te voorkomen dat zij de luchtwegen intern kunnen afsluiten. Zij moeten slagen voor de kleineballenproef (model E) van norm EN Ten tweede geldt dezelfde eis voor de afneembare onderdelen van cilindervormige speelgoedverpakkingen met afgeronde uiteinden, wat inhoudt dat cilindervormige speelgoedverpakkingen met afgeronde uiteinden die in twee afzonderlijke delen van elkaar kunnen worden gescheiden aan deze eis moeten voldoen. Op de foto's zijn voorbeelden te zien van verpakkingen die niet in overeenstemming zijn met de veiligheidseis. De afneembare delen van de cilindervormige verpakking met afgeronde uiteinden slagen immers niet voor de kleineballenproef (model E). Op de onderstaande foto staat een voorbeeld van een verpakking die in overeenstemming is met de veiligheidseis aangezien de cilindervormige speelgoedverpakking met afgeronde uiteinden geen afneembare delen heeft volgens de in paragraaf 5.1 van norm EN 71-1:2011 vastgestelde proeven. De eisen zijn van toepassing op alle speelgoedverpakkingen, ongeacht de leeftijdsgroep waarvoor zij bestemd zijn. Kleine plastic zakjes worden hier niet besproken omdat zij niet bol-, ei- of ellipsvormig zijn. Kleine onderdelen mogen in speelgoedverpakkingen worden gebruikt, behalve wanneer het gaat om de afzonderlijke verpakking van speelgoed dat in levensmiddelen is opgenomen of daaraan is toegevoegd. 93

94 Punt 4, h) h) Speelgoed dat op het moment van consumptie stevig aan een levensmiddel bevestigd is op zodanige wijze dat het levensmiddel moet worden geconsumeerd om rechtstreeks toegang te krijgen tot het speelgoed, is verboden. Onderdelen van speelgoed die op een andere wijze direct aan een levensmiddel bevestigd zijn, moeten voldoen aan de in de punten c) en d) vermelde eisen. De eerste zin verbiedt bepaalde producten die bestaan uit speelgoed en een levensmiddel, dat wil zeggen speelgoed dat op het moment van consumptie stevig aan het levensmiddel is bevestigd. Stevig bevestigd betekent dat de levensmiddelen moeten worden geconsumeerd en niet alleen verwijderd om rechtreeks toegang te krijgen tot het volledige speelgoed (geen enkel deel van het speelgoed is toegankelijk voordat het levensmiddel is geconsumeerd). Wanneer aan de volgende drie criteria wordt voldaan, is deze eis van toepassing: het speelgoed bevindt zich in het levensmiddel, is eraan bevestigd en is niet toegankelijk zonder eerst het levensmiddel op te eten. Een voorbeeld is een stuk speelgoed dat volledig omhuld is door snoep. Om bij het speelgoed te komen, moet het kind eerst het snoep opeten. In tegenstelling tot de bovenstaande aan speelgoed gestelde eis worden in de tweede zin eisen gesteld aan onderdelen van speelgoed die op een andere wijze direct aan een levensmiddel bevestigd zijn. Daarbij gaat het meer bepaald om onderdelen van speelgoed die aan een levensmiddel zijn bevestigd en toegankelijk zijn zonder dat het levensmiddel hoeft te worden geconsumeerd. Dat betekent dat de onderdelen van het speelgoed toegankelijk zijn zonder dat het levensmiddel eerst moet worden opgegeten of dat de onderdelen toegankelijk kunnen worden gemaakt door het levensmiddel, dat niet stevig is bevestigd, met de hand te verwijderen. Volgens de reeds eerder genoemde voorwaarden mogen het speelgoed en de onderdelen daarvan geen kleine onderdelen bevatten die tot verstikking kunnen leiden of die de luchtwegen intern kunnen afsluiten doordat zij in de mond of keelholte of bij de ingang van de lagere luchtwegen klem komen te zitten. Voorbeelden van deze producten zijn snoeplippenstift en bepaalde soorten lolly's. Deze speelgoedonderdelen dienen in voorkomend geval te voldoen aan de eisen van punt 4, onder c) (interne obstructie van de luchtstroom kleineballenproef, model E), en punt 4, onder d) (verbod op kleine onderdelen, ongeacht de leeftijdscategorie waarvoor zij bestemd zijn). Zoals hierboven werd toegelicht, is punt 4, onder c), van toepassing op alle speelgoed. Het punt wordt dan ook slechts ter wille van de duidelijkheid vermeld. Het gebruik van de leeftijdswaarschuwing "niet geschikt..." is in deze gevallen niet toegestaan. Voorbeelden van onderdelen van speelgoed die op een andere wijze rechtstreeks aan een levensmiddel zijn bevestigd, zijn te vinden in toelichting IV Punt 5 Waterspeelgoed is, gelet op het aanbevolen gebruik ervan, zodanig ontworpen en vervaardigd dat het risico van verlies van het drijfvermogen van het speelgoed, alsmede van de steun die het aan het kind geeft, zo klein mogelijk is. Dit punt bevat een veiligheidseis voor waterspeelgoed. Waterspeelgoed wordt in artikel 3 omschreven als speelgoed dat bedoeld is voor gebruik in ondiep water, dat in staat is een kind te dragen of boven water te houden (zie ook het richtsnoer betreffende 94

95 waterspeelgoed op Dit speelgoed moet zodanig ontworpen en vervaardigd worden dat het risico van verlies van het drijfvermogen van het speelgoed, alsmede van de steun die het aan het kind geeft, zo klein mogelijk is. Bij het beoordelen of het desbetreffende risico tot een absoluut minimum is beperkt, dient rekening te worden gehouden met het aanbevolen gebruik van het speelgoed. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA). Waterspeelgoed dient ook te voldoen aan de andere toepasselijke eisen van de speelgoedrichtlijn (kleine onderdelen, enz.) Punt 6 Speelgoed waar kinderen in kunnen kruipen en dat daardoor voor hen een besloten ruimte vormt, heeft een uitgang die door de beoogde gebruiker gemakkelijk van binnenuit kan worden geopend. In dit punt worden eisen vastgesteld voor speelgoed waar kinderen in kunnen kruipen, zoals tenten en bepaalde speeltoestellen. Dit soort speelgoed dient een uitgang te hebben en deze uitgang moet zodanig ontworpen en vervaardigd zijn dat hij door de beoogde gebruiker gemakkelijk van binnenuit kan worden geopend. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA) Punt 7 Speelgoed waarmee de gebruikers zich kunnen voortbewegen, is voor zover mogelijk voorzien van remmen die aangepast zijn aan het soort speelgoed en die berekend zijn op de door het speelgoed opgewekte kinetische energie. Deze remmen kunnen gemakkelijk door de gebruikers worden bediend zonder dat zij risico lopen eruit of eraf te vallen en zonder risico van lichamelijk letsel voor de gebruiker of derden. De maximale ontwerpsnelheid van elektrisch aangedreven speelgoed om op te rijden wordt beperkt om het risico van letsel zo klein mogelijk te maken. In dit punt worden ten eerste eisen vastgesteld voor alle speelgoed waarmee gebruikers zich kunnen voortbewegen, zoals fietsen, autopeds, elektrisch aangedreven speelgoed en rolschaatsen. Dergelijk speelgoed moet voor zover mogelijk voorzien zijn van remmen. Deze remmen moeten aangepast zijn aan het soort speelgoed en berekend zijn op de door het speelgoed opgewekte kinetische energie. Bovendien moeten kinderen de remmen gemakkelijk kunnen bedienen zonder dat zij risico lopen eruit of eraf te vallen en zonder risico van lichamelijk letsel voor de gebruiker of derden. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA). Dit punt bevat ook een eis in verband met elektrisch aangedreven speelgoed om op te rijden. De maximale ontwerpsnelheid van dergelijk speelgoed moet worden beperkt om het risico van letsel zo klein mogelijk te maken. De term "ontwerpsnelheid" is gedefinieerd in artikel 3, lid Punt 8 De vorm en de samenstelling van projectielen en de kinetische energie die zij bij lancering door daarvoor ontworpen speelgoed kunnen ontwikkelen, zijn zodanig dat er, gelet op de aard van het speelgoed, geen risico van lichamelijk letsel voor de gebruiker of voor derden bestaat. 95

96 In dit punt worden eisen vastgesteld voor de kinetische energie van speelgoedprojectielen. Dergelijke projectielen moeten zodanig zijn gevormd en samengesteld dat er, gelet op de aard van het speelgoed, geen risico van lichamelijk letsel voor de gebruiker of voor derden bestaat wanneer zij met speciaal daarvoor ontworpen speelgoed worden afgevuurd. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA) Punt 9, a) Speelgoed is zodanig vervaardigd dat: a) de maximum- en minimumtemperatuur van alle toegankelijke oppervlakken bij aanraking geen letsel oplevert; en Dit punt bevat ten eerste onder a) een eis betreffende de maximum- en minimumtemperatuur van alle toegankelijke oppervlakken van speelgoed. De minimumen maximumtemperatuur van de oppervlakken mogen bij aanraking geen letsel opleveren. Speelgoed mag dus geen brandende of verwarmingselementen bevatten die bij aanraking letsel kunnen veroorzaken. Wat de minimumtemperatuur betreft, moet speelgoed zijn vervaardigd van materiaal waarvan het koude oppervlak geen letsel veroorzaakt. Een koud oppervlak ten gevolge van samengeperst gas mag bijvoorbeeld bij aanraking geen letsel veroorzaken. Deze eis is te vinden in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA). Een voorbeeld van speelgoed waarvan de minimumtemperaturen moeten worden beoordeeld, zijn sets voor wetenschappelijke experimenten waarmee kinderen het temperatuurseffect kunnen waarnemen van samengeperst gas dat opnieuw onder atmosferische druk wordt gebracht (de temperatuur van de recipiënt daalt) Punt 9, b) b) de temperatuur of druk van de vloeistoffen en gassen in het speelgoed niet zo hoog kunnen oplopen dat deze, indien zij om andere redenen dan voor de goede werking van het speelgoed ontsnappen, brandwonden of ander lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Punt b) voorziet in eisen voor vloeistoffen en gassen in speelgoed. De temperatuur of druk daarvan mag niet zo hoog kunnen oplopen dat deze brandwonden of ander lichamelijk letsel kunnen veroorzaken wanneer zij uit het speelgoed ontsnappen. Speelgoed dat vloeistoffen of gassen bevat die een hoge temperatuur bereiken omdat dat nodig is voor de goede werking ervan, hoeft echter niet aan deze eis te voldoen Punt 10 Speelgoed dat ontworpen is om geluid te produceren, is zodanig ontworpen en vervaardigd dat de maximumwaarden van het geproduceerde impulsgeluid en continu geluid het gehoor van kinderen niet kan beschadigen. In dit punt is een eis vastgesteld met betrekking tot speelgoed dat is ontworpen om geluid te produceren. De eis is dus niet van toepassing op het geluid dat afkomstig is van speelgoed dat kennelijk niet ontworpen is om geluid te produceren, zoals een ballon die uiteenspat of een ballon waarmee een kind zonder enig hulpmiddel een snerpend geluid 96

97 kan produceren. De eis heeft enkel betrekking op speelgoed dat bewust ontworpen is om geluid voort te brengen. Dergelijk speelgoed dient zodanig te worden ontworpen en vervaardigd dat het geproduceerde geluid het gehoor van kinderen niet kan beschadigen. Dit voorschrift geldt voor zowel impulsgeluiden als continue geluiden. De na te leven piekwaarden (maxima) zijn vastgesteld in norm EN 71-1:2011 (zie bijlage ZA) Punt 11 Speeltoestellen zijn zodanig vervaardigd dat het risico van verbrijzeling of beknelling van lichaamsdelen dan wel verstrikking van kleding, en het risico van vallen, botsen en verdrinken, zo klein mogelijk zijn. In het bijzonder moeten alle voor kinderen toegankelijke oppervlakken ervan zodanig zijn ontworpen dat ze het gewicht van de kinderen die erop spelen kunnen dragen. Dit punt heeft betrekking op speeltoestellen, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 21. Ten eerste moeten zij zodanig ontworpen en vervaardigd zijn dat de volgende risico's tot een minimum worden beperkt: verbrijzeling of beknelling van lichaamsdelen, verstrikking van kleding en het risico van vallen, botsen en verdrinken. Ten tweede moeten alle voor een of meerdere kinderen toegankelijke oppervlakken zodanig ontworpen zijn dat ze het gewicht van de kinderen die erop spelen, kunnen dragen, zowel wanneer ze stilzitten als wanneer ze bewegen. Deze eis is te vinden in norm EN 71-8:. Speeltoestellen dienen ook in overeenstemming te zijn met de andere toepasselijke eisen van de speelgoedrichtlijn en moeten met andere woorden ook voldoen aan de andere toepasselijke eisen van de normreeks EN

98 11.2. II ONTVLAMBAARHEID Punt 1 Speelgoed mag in de omgeving van het kind geen gevaarlijk ontvlambaar element zijn. Daarom voldoen de materialen waarvan het vervaardigd is aan een of meer van de volgende voorwaarden: a) zij ontbranden niet bij directe blootstelling aan een vlam of vonk of een andere potentiële brandhaard; b) zij zijn niet gemakkelijk ontvlambaar (de vlam dooft zodra de vuurhaard verdwijnt); c) indien zij vlam vatten, branden zij traag, met een lage snelheid van brandvoortplanting; d) ongeacht de chemische samenstelling van het speelgoed zijn zij zo ontworpen dat het verbrandingsproces mechanisch wordt vertraagd. Dergelijke brandbare materialen leveren geen risico van ontbranding op voor andere in het speelgoed verwerkte materialen. In lid 1 is de basisregel inzake ontvlambaarheid vastgesteld: speelgoed mag in de omgeving van kinderen geen gevaarlijk ontvlambaar element zijn. Dat betekent dat speelgoed vervaardigd moet zijn van materialen die aan een of meerdere van de onder a), b), c) en d) genoemde voorwaarden voldoen. De eerste mogelijkheid om aan de ontvlambaarheidseis te voldoen, is dat het speelgoed niet ontbrandt wanneer het rechtstreeks in contact komt met een potentiële brandhaard, zoals een vlam of vonk (punt a). De tweede mogelijkheid is dat het speelgoed niet gemakkelijk ontvlambaar is, wat betekent dat de vlam dooft zodra de vuurhaard verdwijnt (punt b). De derde mogelijkheid om aan de ontvlambaarheidseis te voldoen, is dat, wanneer het speelgoed vlam vat, het traag brandt met een lage snelheid van brandvoortplanting (punt c). De vierde mogelijkheid om aan de ontvlambaarheidseis te voldoen, is het speelgoed zodanig te ontwerpen dat het verbrandingsproces mechanisch wordt vertraagd. Het gebruik van chemische vlamvertragers om het verbrandingsproces te vertragen is in dit geval dan ook niet mogelijk. De eerste, tweede en derde mogelijkheid sluiten het gebruik van vlamvertragers niet uit, op voorwaarde natuurlijk dat het geen verboden of chemisch onveilige middelen betreft en dat de in deze richtlijn vastgestelde (chemische) bepalingen worden nageleefd. Bovendien mogen de brandbare materialen geen risico van ontbranding opleveren voor andere in speelgoed verwerkte materialen. Deze eis is te vinden in norm EN Punt 2 Speelgoed dat, om te kunnen functioneren, stoffen of mengsels die beantwoorden aan de indelingscriteria in afdeling 1 van aanhangsel B bevat, met name materiaal en apparatuur voor scheikundige experimenten, modelbouw, boetseren met kunststof of klei, leren, fotograferen of soortgelijke activiteiten, mag als zodanig geen stoffen of 98

99 mengsels bevatten die ontvlambaar worden door het verlies van vluchtige niet ontvlambare componenten. Dit lid voorziet in een specifiek voorschrift voor speelgoed dat, bij wijze van uitzondering en met het oog op de goede werking ervan, geclassificeerde stoffen of mengsels bevat. De indelingscriteria zijn vastgesteld in aanhangsel B van bijlage II ingevolge de toepassing van een nieuw rechtskader voor de classificatie van stoffen. Deze bepaling heeft met name betrekking op materialen en uitrusting voor chemische experimenten, modelbouw, boetseren met kunststof of klei, fotografie en soortgelijke activiteiten. Dit soort speelgoed mag geen stoffen of mengsels bevatten die ontvlambaar kunnen worden door het verlies van vluchtige niet-ontvlambare componenten Punt 3 Speelgoed, met uitzondering van speelgoedklappertjes, is niet ontplofbaar en bevat geen elementen of stoffen die bij gebruik overeenkomstig artikel 10, lid 2, eerste alinea, zouden kunnen ontploffen. Volgens dit lid mag speelgoed niet ontplofbaar zijn noch elementen of stoffen bevatten die bij gebruik overeenkomstig artikel 10, lid 2, eerste alinea, zouden kunnen ontploffen. Er wordt echter een uitzondering gemaakt voor speelgoedklappertjes Punt 4 Speelgoed, in het bijzonder chemische spellen en speelgoedartikelen, mag geen stoffen of mengsels bevatten: a) die bij vermenging kunnen ontploffen door chemische reactie of door verwarming, b) die kunnen ontploffen bij vermenging met oxiderende stoffen; of c) die vluchtige bestanddelen bevatten die ontvlambaar zijn in de lucht en ontvlambare of ontplofbare mengsels van damp en lucht kunnen vormen. Dit lid heeft eveneens betrekking op de ontplofbaarheid en de ontvlambaarheid van speelgoed en in het bijzonder van chemische spellen en speelgoedartikelen. Onder a) is bepaald dat speelgoed bij vermenging met oxiderende stoffen niet mag ontploffen, noch door chemische reactie, noch door verwarming. Onder b) is bepaald dat stoffen of mengsels in speelgoed geen vluchtige bestanddelen mogen bevatten die ontvlambaar zijn in de lucht of die ontvlambare of ontplofbare mengsels van damp en lucht kunnen vormen. 99

100 11.3. III CHEMISCHE EIGENSCHAPPEN Punt 1 Speelgoed is zodanig ontworpen en vervaardigd dat het bij gebruik overeenkomstig artikel 10, lid 2, eerste alinea, geen risico van schadelijke effecten voor de gezondheid van mensen oplevert door blootstelling aan de chemische stoffen of mengsels waarvan het vervaardigd is of die het bevat. Speelgoed voldoet aan de toepasselijke Gemeenschapswetgeving betreffende bepaalde soorten producten en beperkingen voor bepaalde stoffen en mengsels. Dit lid bevat de algemene veiligheidseis met betrekking tot chemische stoffen en mengsels in speelgoed. Fabrikanten dienen deze eis steeds na te leven en nationale handhavingsinstanties kunnen maatregelen treffen tegen speelgoed dat niet met de eis in overeenstemming is, zelfs als het met de meer specifieke bepalingen van de rest van dit deel over chemische eigenschappen in overeenstemming is. Volgens deze bepaling dient speelgoed zodanig te worden ontworpen en vervaardigd dat er geen risico van schadelijke effecten voor de gezondheid van mensen bestaat als gevolg van blootstelling aan de chemische stoffen of mengsels waarvan het vervaardigd is of die het bevat. Het uitgangspunt van deze bepaling is dus risico, in die zin dat, indien het speelgoed gevaarlijke chemische stoffen bevat die geenszins kunnen vrijkomen, met andere woorden dat niemand eraan wordt blootgesteld, het gebruik van dergelijke stoffen niet verboden is (behoudens andere toepasselijke beperkingen en verbodsbepalingen in de speelgoedrichtlijn of andere wetsbesluiten (zie tweede deel van dit lid)). Deze bepaling heeft bovendien betrekking op situaties waarin speelgoed gebruikt wordt overeenkomstig artikel 10, lid 2, eerste alinea, met andere woorden gebruik van het speelgoed overeenkomstig de bestemming ervan of gebruik dat gezien het gedrag van kinderen kan worden verwacht. In het tweede deel van dit lid wordt verduidelijkt dat alle speelgoed in overeenstemming moet zijn met de algemene communautaire wetgeving inzake chemische stoffen, dat wil zeggen de wetgeving betreffende bepaalde soorten producten en beperkingen voor bepaalde stoffen en mengsels. Informatie over de toepasselijke Gemeenschapswetgeving is beschikbaar op de volgende website: De toepasselijke wetgeving strekt zeer ver en de in de bepaling opgenomen verwijzingen zijn niet exhaustief. Een belangrijk wetsbesluit is Verordening 1907/2006 (Reach). Daaruit vloeit voort dat onder andere de voorschriften in verband met ftalaten, benzeen, azokleurstoffen, nikkel, enz. in acht moeten worden genomen. Het Comité risicobeoordeling van ECHA in Helsinki buigt zich over horizontale chemische problemen die zich in het kader van Reach voordoen, terwijl de wetenschappelijke comités van DG SANCO wetenschappelijk advies verstrekken met betrekking tot specifieke problemen. Ook de geldende besluiten op milieugebied zijn van belang. Met de algemene en specifieke chemische eisen in deze richtlijn moet worden beoogd de gezondheid van kinderen tegen bepaalde stoffen in speelgoed te beschermen; de milieugevaren van 100

101 speelgoed komen aan de orde in horizontale milieuwetgeving die op elektrisch en elektronisch speelgoed van toepassing is, te weten Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (herschikking) en Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Bovendien worden milieukwesties in verband met afval geregeld in Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008, kwesties in verband met verpakkingen en verpakkingsafval in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 en kwesties in verband met batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's in Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september Punt 2 Speelgoed dat op zichzelf een stof of mengsel is, voldoet tevens aan Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen5, aan Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten6 en aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels7, als toepasselijk, betreffende de indeling, de verpakking en het kenmerken van bepaalde stoffen en mengsels. Overeenkomstig dit lid moet speelgoed dat op zichzelf een stof of mengsel is, voldoen aan Richtlijn 67/548/EEG (richtlijn betreffende gevaarlijke stoffen), Richtlijn 1999/45/EEG (richtlijn betreffende gevaarlijke preparaten) en Verordening 1272/2008 (indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels). Deze laatste verordening zal de richtlijnen betreffende gevaarlijke stoffen en gevaarlijke preparaten na een overgangsperiode vanaf 1 juni 2015 vervangen Punt 3 Onverminderd de beperkingen bedoeld in de tweede alinea van punt 1, mogen stoffen die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van categorieën 1A, 1B of 2, zijn ingedeeld, niet worden gebruikt in speelgoed, in bestanddelen van speelgoed of in microstructureel afzonderlijke delen van speelgoed PB L 196 van , blz. 1. PB L 200 van , blz. 1. PB L 353 van , blz

102 Punt 3 heeft betrekking op het gebruik van CMR-stoffen in speelgoed. CMR-stoffen zijn stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van categorieën 1A, 1B of 2 zijn ingedeeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008. Het gebruik van CMR-stoffen van al deze categorieën in speelgoed of in microstructureel afzonderlijke delen van speelgoed is in beginsel verboden. Dit verbod doet geen afbreuk aan de toepassing van de beperkingen overeenkomstig de algemene stoffenwetgeving als voorzien in de tweede alinea van punt 1. De term "microstructureel afzonderlijke delen" van speelgoed kan op een soortgelijke manier worden geïnterpreteerd als de term "homogene materialen" in Beschikking 2005/618/EG van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 2002/95/EG (BGS-richtlijn). Deze definities verwijzen bijvoorbeeld naar een situatie waarin een verflaag is aangebracht op een basismateriaal, zelfs wanneer het een microscopisch dunne verflaag betreft. "Structureel afzonderlijk" betekent met een duidelijk afgebakende grens. Een "structureel afzonderlijk deel" is een deel dat visueel van zijn omgeving kan worden onderscheiden. De term heeft een ruimere betekenis dan "onderdeel". De term "onderdeel" duidt doorgaans op een voorwerp dat in een vervaardigd artikel, zoals speelgoed, kan worden gemonteerd of eruit kan worden gehaald. Een fiets bestaat bijvoorbeeld uit de volgende onderdelen: frame, zadel, wielen, stuur, ketting, remmen, enz. Vele van deze onderdelen zijn echter niet homogeen. Een fietszadel kan bijvoorbeeld vervaardigd zijn van zowel metaal als plastic, waarbij die stoffen niet gemakkelijk van elkaar kunnen worden gescheiden. Toch kunnen het metaal en het plastic in dat onderdeel duidelijk van elkaar worden onderscheiden (zelfs als het deel in twee stukken moet worden gezaagd om ze te kunnen zien). De metalen en plastic delen van het onderdeel worden als "structureel afzonderlijke delen" van dat "onderdeel" van het speelgoed beschouwd. De term "microstructureel afzonderlijke delen" moet ervoor zorgen dat de concentratiegrenswaarden voor aan beperkingen onderworpen chemische stoffen in de speelgoedrichtlijn op alle delen van speelgoed van toepassing zijn die voor de veiligheid van kinderen van belang kunnen zijn Punt 4 In afwijking van punt 3 mogen stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van de categorieën genoemd in afdeling 3 van aanhangsel B, zijn ingedeeld, in speelgoed, in bestanddelen van speelgoed of in microstructureel afzonderlijke delen van speelgoed worden gebruikt mits aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) deze stoffen en mengsels zijn aanwezig in een concentratie die afzonderlijk gelijk is aan of lager is dan de desbetreffende concentratie die in de communautaire wetgevingsbesluiten die worden genoemd in deel 2 van aanhangsel B, is vastgelegd voor de indeling van mengsels die deze stoffen bevatten; b) deze stoffen en mengsels zijn in generlei vorm toegankelijk voor kinderen, ook niet door inademing, als het speelgoed wordt gebruikt zoals voorgeschreven in artikel 10, lid 2, eerste alinea; c) er is een besluit overeenkomstig in artikel 46, lid 3, genomen om de stof of het mengsel en het gebruik ervan toe te staan en de stof of het mengsel en het toegestane gebruik ervan is opgenomen in aanhangsel A. 102

103 Dat besluit kan worden genomen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: i) het gebruik van de stof of het mengsel is door het desbetreffende wetenschappelijke comité beoordeeld en, in het bijzonder in het licht van de blootstelling, veilig bevonden; ii) er zijn geen geschikte alternatieve stoffen of mengsels beschikbaar, wat in een analyse van alternatieven gedocumenteerd is; en iii) het gebruik van de stof of het mengsel in consumentenartikelen is niet verboden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De Commissie geeft het desbetreffende wetenschappelijke comité opdracht deze stoffen of mengsels opnieuw te beoordelen zodra bezorgdheid over de veiligheid ontstaat, en ten minste om de vijf jaar na de datum waarop een besluit overeenkomstig artikel 46, lid 3, werd genomen. Lid 4 voorziet in de voorwaarden voor de uitzonderingen op het in punt 3 vastgestelde verbod op twee categorieën CMR-stoffen, namelijk categorieën 1A en 1B (overeenkomstig de verordening inzake de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en categorie 1 en 2 overeenkomstig de richtlijn inzake de indeling en het kenmerken van gevaarlijke preparaten die tot 2015 op gevaarlijke preparaten van toepassing is). Het betreft de categorieën die zijn vastgesteld in deel 3 van aanhangsel B van bijlage II (zie verder voor een toelichting bij deze categorieën). Opdat de bovengenoemde categorieën worden vrijgesteld van het verbod, dient aan een van de onderstaande voorwaarden te zijn voldaan. Punt a) bevat de eerste voorwaarden waaronder CMR-stoffen of -mengsels toch in speelgoed mogen worden gebruikt. Zij mogen met name worden gebruikt wanneer zij aanwezig zijn in speelgoed of microstructureel afzonderlijke delen van speelgoed in een concentratie die gelijk is aan of lager is dan de desbetreffende concentratiegrenswaarden die voor de indeling van mengsels van dergelijke stoffen zijn vastgesteld. Deze concentratiegrenswaarden zijn vastgesteld in de wetgevingsbesluiten die worden genoemd in deel 2 van aanhangsel B van bijlage II (zie verder voor de toelichting). Punt b) voorziet in een tweede mogelijkheid voor het gebruik van CMR-stoffen of -mengsels van de desbetreffende categorieën. Zij mogen namelijk worden gebruikt wanneer de stof of het mengsel in geen enkele vorm toegankelijk is voor kinderen, ook niet door inademing. De ontoegankelijkheid wordt beoordeeld bij gebruik van het speelgoed waarvoor het bestemd is of bij gebruik dat gezien het gedrag van kinderen kan worden verwacht. Paragrafen 8.3, 8.4, 8.5, 8.7, 8.8, 8.9 en 8.10 van norm EN 71-1:2011 dienen te worden toegepast om de ontoegankelijkheid te waarborgen. Deze criteria zijn niet exhaustief aangezien blootstelling door inademing er niet door gedekt wordt. In punt c) wordt het derde geval beschreven waarin CMR-stoffen van de desbetreffende categorieën in speelgoed mogen worden gebruikt. Zij mogen met name worden gebruikt wanneer zij van het verbod zijn vrijgesteld op grond van een besluit van de Commissie dat via de comitéprocedure is aangenomen overeenkomstig artikel 46, lid 3. Bovendien moeten de stof of het mengsel en het toegestane gebruik daarvan worden vermeld in aanhangsel A van bijlage II. Het besluit tot toelating van het gebruik van CMR-stoffen 103

104 van de betrokken categorieën kan worden genomen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: i) het gebruik van de stof of het mengsel is door het desbetreffende wetenschappelijke comité beoordeeld en veilig bevonden voor kinderen. De veiligheid wordt in het bijzonder beoordeeld met het oog op blootstelling aan de desbetreffende stof of het desbetreffende mengsel in het desbetreffende speelgoed; ii) er zijn geen geschikte alternatieve stoffen of mengsels beschikbaar. Dit feit dient door de aanvrager in de analyse van alternatieven met bewijsstukken te iii) worden gestaafd; en het gebruik van de desbetreffende stof of het desbetreffende mengsel in consumentenartikelen is niet verboden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (Reach). Ten slotte dient de Commissie het wetenschappelijke comité opdracht te geven om de toegelaten CMR-stoffen opnieuw te beoordelen zodra bezorgdheid over de veiligheid ontstaat, en in ieder geval om de 5 jaar na de datum waarop het besluit tot toelating van de stof of het mengsel en het gebruik daarvan werd aangenomen Punt 5 In afwijking van punt 3 mogen stoffen of mengsels die als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van de categorieën genoemd in deel 4 van aanhangsel B, zijn ingedeeld, in speelgoed, in bestanddelen van speelgoed of in microstructureel afzonderlijke delen van speelgoed worden gebruikt mits aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: a) deze stoffen en mengsels zijn aanwezig in een concentratie die afzonderlijk gelijk is aan of lager is dan de desbetreffende concentratie die in de communautaire wetgevingsbesluiten die worden genoemd in deel 2 van aanhangsel B, is vastgelegd voor de indeling van mengsels die deze stoffen bevatten; b) deze stoffen en mengsels zijn in generlei vorm toegankelijk voor kinderen, ook niet door inademing, als het speelgoed wordt gebruikt zoals voorgeschreven in artikel 10, lid 2, eerste alinea; of c) er is een besluit overeenkomstig in artikel 46, lid 3, genomen om de stof of het mengsel en het gebruik ervan toe te staan en de stof of het mengsel en het toegestane gebruik ervan is opgenomen in aanhangsel A. Dat besluit kan worden genomen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: i) het gebruik van de stof of het mengsel is door het desbetreffende wetenschappelijke comité beoordeeld en, in het bijzonder in het licht van de blootstelling, veilig bevonden; en ii) het gebruik van de stof of het mengsel in consumentenartikelen is niet verboden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De Commissie geeft het desbetreffende wetenschappelijke comité opdracht deze stoffen of mengsels opnieuw te beoordelen zodra bezorgdheid over de veiligheid ontstaat, en ten minste om de vijf jaar na de datum waarop een besluit overeenkomstig artikel 46, lid 3, werd genomen. In lid 5 is vastgesteld onder welke voorwaarden één categorie CMR-stoffen kan worden vrijgesteld van het in punt 3 vastgestelde verbod, namelijk categorie 2 (overeenkomstig 104

105 de verordening inzake de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en categorie 3 overeenkomstig de richtlijn inzake de indeling en het kenmerken die tot 2015 op gevaarlijke preparaten van toepassing is). Deze categorie is vastgesteld in deel 4 van aanhangsel B van bijlage II (zie verder voor een toelichting bij de categorie). Opdat de bovengenoemde categorie wordt vrijgesteld van het verbod, dient aan een van de onderstaande voorwaarden te zijn voldaan. Punt a) bevat de eerste voorwaarden waaronder CMR-stoffen of -mengsels toch in speelgoed mogen worden gebruikt. Zij mogen met name worden gebruikt wanneer zij aanwezig zijn in speelgoed of microstructureel afzonderlijke delen van speelgoed in een concentratie die gelijk is aan of lager is dan de desbetreffende concentratiegrenswaarden die voor de indeling van mengsels van dergelijke stoffen zijn vastgesteld. Deze concentratiegrenswaarden zijn vastgesteld in de wetgevingsbesluiten die worden genoemd in deel 2 van aanhangsel B van bijlage II (zie verder voor de toelichting). In deze mogelijkheid is voorzien omdat het gebruik van CMR-stoffen of -mengsels onder deze grenswaarden als veilig wordt beschouwd. Punt b) voorziet in een tweede mogelijkheid voor het gebruik van CMR-stoffen of -mengsels van de desbetreffende categorieën. Zij mogen namelijk worden gebruikt wanneer de stof of het mengsel in geen enkele vorm toegankelijk is voor kinderen, ook niet door inademing. De ontoegankelijkheid wordt beoordeeld bij gebruik van het speelgoed waarvoor het bestemd is of bij gebruik dat gezien het gedrag van kinderen kan worden verwacht. Paragrafen 8.3, 8.4, 8.5, 8.7, 8.8, 8.9 en 8.10 van norm EN 71-1:2011 dienen te worden toegepast teneinde de ontoegankelijkheid te waarborgen. Deze criteria zijn niet exhaustief aangezien blootstelling door inademing er niet door gedekt wordt. In punt c) wordt het derde geval beschreven waarin CMR-stoffen van de desbetreffende categorie in speelgoed mogen worden gebruikt. Zij mogen met name worden gebruikt wanneer zij van het verbod zijn vrijgesteld op grond van een besluit van de Commissie dat via de comitéprocedure is aangenomen overeenkomstig artikel 46, lid 3. Bovendien moeten de stof of het mengsel en het toegestane gebruik daarvan worden vermeld in aanhangsel A van bijlage II. Het besluit tot toelating van het gebruik van CMR-stoffen van de betrokken categorieën kan worden genomen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: i) het gebruik van de stof of het mengsel is door het desbetreffende wetenschappelijke comité beoordeeld en veilig bevonden voor kinderen. De veiligheid wordt in het bijzonder beoordeeld met het oog op blootstelling aan de desbetreffende stof of het desbetreffende mengsel in het desbetreffende speelgoed; ii) het gebruik van de desbetreffende stof of het desbetreffende mengsel in consumentenartikelen is niet verboden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (Reach). Hoewel het gebrek aan een passend alternatief overeenkomstig de vrijstellingsvoorwaarden van punt 4 een geldige reden is voor het gebruik van de desbetreffende CMR-stoffen, is dat niet het geval voor de CMR-stoffen waarop dit lid betrekking heeft. 105

106 Ten slotte dient de Commissie het wetenschappelijke comité opdracht te geven om de toegelaten CMR-stoffen opnieuw te beoordelen zodra bezorgdheid over de veiligheid ontstaat, en in ieder geval om de 5 jaar na de datum waarop het besluit tot toelating van de stof of het mengsel en het gebruik daarvan werd aangenomen Punt 6 De punten 3, 4 en 5 gelden niet voor nikkel in roestvrij staal. Dit punt voorziet in een specifieke vrijstelling van de in punten 3, 4 en 5 opgenomen CMR-bepalingen voor het gebruik van nikkel in roestvrij staal omdat de veiligheid daarvan is aangetoond. Opmerking: deze uitzondering voor nikkel in roestvrij staal geldt niet voor nikkel in coatings Punt 7 De punten 3, 4 en 5 gelden niet voor materialen die voldoen aan de specifieke grenswaarden in aanhangsel C of, totdat dergelijke bepalingen vastgesteld zijn, maar niet langer dan tot.., voor materialen die vallen onder en voldoen aan de voorschriften voor materialen die met levensmiddelen in contact komen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1935/2004 en de desbetreffende specifieke maatregelen voor speciale materialen. Dit punt voorziet in een vrijstelling van de CMR-bepaling voor materialen die voldoen aan de in aanhangsel C vastgestelde specifieke grenswaarden. Deze waarden worden vastgesteld bij een besluit van de Commissie dat volgens de comitéprocedure wordt aangenomen overeenkomstig artikel 46, lid 2. De in aanhangsel C opgenomen chemische stoffen zijn stoffen die voldoen aan strengere grenswaarden en gebruikt kunnen worden in speelgoed dat bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden en in speelgoed dat bedoeld is om in de mond te worden gestopt. Strengere grenswaarden worden gerechtvaardigd door de hoge mate van blootstelling die met deze twee specifieke categorieën speelgoed gepaard gaat. Deze specifieke grenswaarden zijn dan ook verplicht voor het bovengenoemde speelgoed, maar kunnen ook op alle andere categorieën speelgoed worden toegepast. De verordening inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen bepaalt in artikel 1, lid 2, op welke materialen de verordening van toepassing is: "Deze verordening is van toepassing op materialen en voorwerpen [...] die in hun afgewerkte staat: a) bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen, of b) al in contact met levensmiddelen zijn en daartoe bestemd zijn, of c) redelijkerwijs kunnen worden geacht bij normaal of te verwachten gebruik met Acht jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. 106

107 levensmiddelen in contact te komen of aan levensmiddelen hun bestanddelen af te geven." In afwachting van de goedkeuring van dergelijke specifieke bepalingen en uiterlijk tot 20 juli 2017 geldt dezelfde vrijstelling voor materialen die binnen de werkingssfeer vallen van en in overeenstemming zijn met de wetgeving inzake materialen die met levensmiddelen in contact komen, namelijk Verordening (EG) nr. 1935/2004 en de toepasselijke specifieke maatregelen voor bepaalde materialen. Daarom mogen deze materialen gedurende deze beperkte periode zonder verdere proeven in speelgoed worden gebruikt. Nadere informatie is beschikbaar op de volgende internetpagina: Punt 8 Onverminderd de toepassing van de punten 3 en 4 is het gebruik van nitrosamines en nitroseerbare stoffen verboden in speelgoed bestemd voor gebruik door kinderen onder de 36 maanden en in ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond genomen te worden, als de migratie van de stoffen gelijk is aan of groter is dan 0,05 mg/kg voor nitrosamines en 1 mg/kg voor nitroseerbare stoffen. In dit punt worden specifieke grenswaarden vastgesteld voor N-nitrosamines en N- nitroseerbare stoffen in speelgoed voor kinderen jonger dan 36 maanden of in ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond te worden gestopt. Naast deze grenswaarden dienen ook de bepalingen van punten 3 en 4 in acht te worden genomen. De grenswaarden zijn vastgesteld op 0,05 mg/kg voor N-nitrosamines en op 1 mg/kg voor N- nitroseerbare stoffen. De vermelding "dat bedoeld is om in de mond genomen te worden" beperkt de toepassing van de grenswaarde voor nitrosamines tot speelgoed als ballonnen, die werkelijk reden tot bezorgdheid geven, en sluit fietsbanden uit, die geen reden tot bezorgdheid geven. Voor andere materialen zijn de grenswaarden van belang voor met name rubber en vingerverf. Verschillende soorten plastic als polyethyleen en pvc bevatten gewoonlijk geen amines en dus doorgaans ook geen nitrosamines. Voor deze laatstgenoemde materialen hoeven dan ook geen proeven te worden gedaan Punt 9 De Commissie maakt systematisch en regelmatig een evaluatie van het voorkomen van gevaarlijke stoffen of materialen in speelgoed. In deze evaluatie wordt rekening gehouden met verslagen van markttoezichthoudende instanties en met bezwaren van lidstaten en betrokkenen. Punt 9 schrijft voor dat de Commissie het voorkomen van gevaarlijke stoffen in speelgoed systematisch en regelmatig moet evalueren. In deze evaluatie, die ook kan worden uitgevoerd in het kader van Reach indien het toepassingsgebied breder is dan speelgoed, dient rekening te worden gehouden met verslagen van markttoezichthoudende instanties en met bezwaren van lidstaten en betrokkenen (fabrikanten, consumenten, aangemelde instanties en normalisatie-instellingen). 107

108 Punt 10 Cosmetisch speelgoed, zoals speelgoedcosmetica voor poppen, voldoet aan de voorschriften inzake de samenstelling en de etikettering in Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten8. In dit punt wordt verduidelijkt dat de samenstellings- en etiketteringsvoorschriften uit de cosmeticarichtlijn van toepassing zijn op cosmetisch speelgoed, zoals speelgoedcosmetica. Dergelijk speelgoed dient ook te voldoen aan alle toepasselijke bepalingen van de speelgoedrichtlijn. Daarbij zij opgemerkt dat de cosmeticarichtlijn op 11 juli 2013 is ingetrokken en is vervangen door Verordening (EG) nr. 1223/2009 (cosmeticaverordening). Overeenkomstig de cosmeticaverordening wordt onder "cosmetische producten" verstaan alle stoffen of mengsels die bestemd zijn om in aanraking te worden gebracht met de delen van het menselijke lichaamsoppervlak (opperhuid, beharing, haar, nagels, lippen en uitwendige geslachtsorganen) of met de tanden en kiezen en de mondslijmvliezen, met het uitsluitende of hoofdzakelijke oogmerk deze te reinigen, te parfumeren, het uiterlijk ervan te wijzigen en/of voornoemde lichaamsdelen te beschermen of in goede staat te houden of lichaamsgeuren te corrigeren. Opmerking: cosmetische producten voor kinderen zijn cosmetische producten en moeten voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1223/2009. Bepaalde verpakkingen en manieren om cosmetische producten voor kinderen voor te stellen verlenen de producten bewust spelwaarde, bijvoorbeeld een shampoorecipiënt in de vorm van een tekenfilmfiguur. Het op de onderstaande foto afgebeelde recipiënt is (indien uitgespoeld en leeg) speelgoed, maar de shampoo zelf is een cosmetisch product. 8 PB L 262 van , blz

109 Ingeval het cosmetische product bij dergelijke toepassingen niet als dusdanig gebruikt wordt, kan het product in zijn geheel als speelgoed worden behandeld. Het cosmetische product dient evenwel aan de cosmeticaverordening te voldoen. Er zijn verschillende richtsnoeren en adviezen opgesteld over diverse aspecten van de cosmeticarichtlijn. Deze richtsnoeren kunnen worden geraadpleegd op de website: Punt 11 Speelgoed mag niet de volgende allergene geurstoffen bevatten: Nr. Naam van de allergene geurstof CAS-nummer (1) Alantwortelolie (Inula helenium) (2) Allylisothiocyanaat (3) Fenylacetonitril (4) 4-tert-Butylfenol (5) Chenopodiumolie (6) 3-(p-Cumenyl)-2-methylpropanol (7) Diethylmaleaat (8) Dihydrocumarine (9) 2,4-Dihydroxy-3-methylbenzaldehyd (10) 3,7-Dimethyloct-2-een-1-ol (6,7-dihydrogeraniol)

110 Nr. Naam van de allergene geurstof CAS-nummer (11) 8-tert-Butyl-4,6-dimethyl-2-benzopyron of 4,6- dimethyl-8-tert-butylcoumarine (12) Dimethylcitraconaat (13) 7,11-Dimethyldodeca-4,6,10-trieen-3-on (14) 6,10-Dimethylundeca-3,5,9-trieen-2-on (15) Difenylamine (16) Ethylacrylaat (17) Vijgenblad, vers en preparaten (18) trans 2-Heptenal (19) (E)-1,1-Diethoxyhex-2-hexeen of trans-2-hexenal diethyl acetaal (20) (E)-1,1-Dimethoxyhex-2-een of trans-2-hexenal dimethyl acetaal (21) Hydroabiëtylalcohol (22) 4-Ethoxyfenol (23) Decahydro-6-isopropyl-2-naftol (24) 7-Methoxycoumarine (25) 4-Methoxyfenol

111 Nr. Naam van de allergene geurstof CAS-nummer (26) 4-(p-Methoxyfenyl)-3-buteen-2-on (27) 1-(p-Methoxyfenyl)pent-1-penteen-3-on (28) trans-methylcrotonaat (29) 6-Methylcoumarine (30) 7-Methylcoumarine (31) 5-Methylhexaan-2,3-dion (32) Costuswortelolie (Saussurea lappa Clarke) (33) 7-Ethoxy-4-methylcoumarine (34) Hexahydrocumarine (35) Perubalsem, ruw (exudatie van Myroxylon pereirae (Royle) Klotzsch) (36) 2-Pentylideencyclohexaan-1-on (37) 3,6,10-Trimethylundeca-3,5,9-trieen-2-on (38) Verbenaolie (Lippia citriodora Kunth) (39) Muskusambrette (4-tert-butyl-3-methoxy-2,6- dinitrotolueen) (40) 4-Fenyl-3-buteen-2-on

112 Nr. Naam van de allergene geurstof CAS-nummer (41) Amylcinnamal (42) Amylcinnamylalcohol (43) Benzylalcohol (44) Benzylsalicylaat (45) Cinnamylalcohol (46) Cinnamal (47) Citral (48) Coumarine (49) Eugenol (50) Geraniol (51) Hydroxycitronellal (52) Hydroxy-methylpentylcyclohexeencarbaldehyde (53) Isoeugenol (54) Evernia prunastri extract of eikenmos-extract (55) Evernia furfuracea extract of boommos-extract De aanwezigheid van sporen van deze geurstoffen is echter toegestaan wanneer die aanwezigheid technisch niet te voorkomen is met goede wijzen van produceren en 100 mg/kg niet overschrijdt. 112

113 Onder dit punt is een lijst van allergene geurstoffen opgenomen die niet in speelgoed mogen worden gebruikt. De lijst bevat in totaal 55 stoffen. Het betreft in de eerste plaats dezelfde allergene geurstoffen die verboden waren op grond van de cosmeticarichtlijn (nummers 1 tot en met 40). Ten tweede wordt ook het gebruik van een aantal andere allergene geurstoffen in speelgoed verboden, zelfs wanneer zij slechts onderworpen waren aan de etiketteringsvoorschriften voor cosmetische producten (nummers 41 tot en met 55). Sporen van deze geurstoffen zijn daarentegen onder de volgende voorwaarden toegestaan: de aanwezigheid ervan is technisch niet te voorkomen in goede wijzen van produceren (good manufacturing practice, GMP) en bedraagt niet meer dan 100 mg/kg. De limiet van 100 mg/kg geldt per geurstof. De fabrikant mag deze verboden geurstoffen niet opzettelijk gebruiken. De limiet van 100 mg/kg is vastgesteld ten behoeve van het markttoezicht. Sporen kunnen worden gedefinieerd als een kleine hoeveelheid van een onzuiverheid in het eindproduct, waarbij de onzuiverheid voortkomt uit onbedoelde bestanddelen van grondstoffen. Meer informatie over GMP is te vinden in norm EN ISO Bovendien worden de namen van de volgende allergene geurstoffen op het speelgoed, op een aangehecht etiket, op de verpakking of in een bijsluiter vermeld als zij als zodanig aan speelgoed worden toegevoegd in een concentratie van meer dan 100 mg/kg van het speelgoed of bestanddelen daarvan: Nr. Naam van de allergene geurstof CAS-nummer (1) 4-Methoxybenzylalcohol (2) Benzylbenzoaat (3) Benzylcinnamaat (4) Citronellol (5) Farnesol (6) Hexylcinnamaldehyde (7) Lilial (8) d-limoneen

114 Nr. Naam van de allergene geurstof CAS-nummer (9) Linalool (10) Methylheptidinecarbonaat (11) 3-Methyl-4-(2,6,6-trimethyl-2-cyclohexeen-1- yl)-3-buteen-2-on Punt 11 bevat ten tweede ook een lijst van allergene geurstoffen die op de verpakking dienen te worden vermeld. De vermelding op de verpakking is verplicht wanneer deze stoffen in speelgoed worden gebruikt in een concentratie van meer dan 100 mg/kg van het speelgoed of bestanddelen daarvan. De stoffen dienen te worden vermeld op het speelgoed, op een aangehecht etiket, op de verpakking of in een bijsluiter. Er zij op gewezen dat dit punt (beide lijsten) gewijzigd kan worden bij een besluit van de Commissie dat overeenkomstig artikel 46 op basis van de comitéprocedure genomen wordt. Er zijn verschillende richtsnoeren opgesteld over diverse aspecten van de cosmeticarichtlijn. Deze richtsnoeren kunnen worden geraadpleegd op de website: Punt 12 Het gebruik van de in de nummers 41 tot en met 55 van de in eerste alinea van punt 11 bedoelde lijst vermelde geurstoffen en van de in de nummers 1 tot en met 11 van de in de derde alinea van dat punt bedoelde lijst vermelde geurstoffen is toegestaan in geurbordspelen, cosmeticasets en geurspeelgoed mits: i) deze geurstoffen duidelijk op de verpakking worden vermeld en op de verpakking de in punt 10 van deel B van bijlage V genoemde waarschuwing is aangebracht; ii) indien van toepassing, de resulterende producten die door de kinderen volgens de gebruiksaanwijzing zijn gemaakt, voldoen aan de vereisten van Richtlijn 76/768/EEG; en iii) indien van toepassing, deze geurstoffen voldoen aan de relevante voedselwetgeving. Dergelijke geurbordspelen, cosmeticasets en geurspeelgoed zijn verboden voor gebruik van kinderen jonger dan 36 maanden en moeten voldoen aan bijlage V, deel B, punt

115 Dit punt voorziet voor bepaalde soorten speelgoed in vrijstellingen van het verbod op het gebruik van bepaalde in punt 11 genoemde allergene geurstoffen. Deze vrijstellingen hebben betrekking op drie categorieën speelgoed, namelijk geurbordspellen, smaakspellen en cosmeticasets als gedefinieerd in artikel 3. Deze categorieën speelgoed mogen allergene geurstoffen bevatten die zijn opgenomen in punten 41 tot en met 55 van de lijst met verboden geurstoffen (de eerste lijst van punt 11) indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: i) de desbetreffende geurstoffen worden duidelijk op de verpakking vermeld, net als de in bijlage V, deel B, punt 10 genoemde waarschuwing, namelijk "bevat geurstoffen die allergie kunnen veroorzaken"; ii) de resulterende producten die door de kinderen volgens de gebruiksaanwijzing zijn gemaakt, voldoen in voorkomend geval aan de vereisten van de iii) cosmeticarichtlijn; de geurstoffen voldoen in voorkomend geval aan de relevante voedselwetgeving. Bovendien mogen dergelijke productcategorieën die van het verbod zijn vrijgesteld niet gebruikt worden door kinderen jonger dan 36 maanden. Op de verpakking moet dan ook de in bijlage V, deel B, punt 1 genoemde waarschuwing worden vermeld (niet geschikt voor kinderen jonger dan 36 maanden, enz.) Punt 13 Onverminderd de punten 3, 4 en 5 mogen de volgende migratielimieten niet worden overschreden voor speelgoed of bestanddelen daarvan: Element mg/kg mg/kg mg/kg in droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal in vloeibaar of kleverig speelgoedmateriaal in afgekrabd speelgoedmateriaal Aluminium Antimoon 45 11,3 560 Arseen 3,8 0,9 47 Barium Borium Cadmium 1,3 0,3 17 Chroom (III) Chroom (VI) 37,5 9, ,02 0,005 0,2 Kobalt 10,5 2,

116 Koper 622, Lood 13,5 3,4 160 Mangaan Kwik 7,5 1,9 94 Nikkel 75 18,8 930 Seleen 37,5 9,4 460 Strontium Tin Organisch tin 0,9 0,2 12 Zink Deze grenswaarden zijn niet van toepassing op speelgoed of bestanddelen daarvan waarbij door de toegankelijkheid, de functie, het volume of de massa ervan, duidelijk geen gevaar als gevolg van zuigen, likken, inslikken of langdurig huidcontact bestaat bij gebruik overeenkomstig artikel 10, lid 2, eerste alinea. In dit punt zijn de specifieke migratielimieten voor bepaalde chemische stoffen in speelgoed vastgesteld. Deze grenswaarden dienen te worden nageleefd in aanvulling op die welke zijn vastgesteld in punten 3, 4 en 5 van dezelfde bijlage, met andere woorden in aanvulling op de bepalingen inzake CMR-stoffen in speelgoed. De migratielimieten gelden voor speelgoed en bestanddelen daarvan die toegankelijk zijn voor kinderen bij gebruik van het speelgoed overeenkomstig de bestemming ervan of bij gebruik dat gezien het gedrag van kinderen kan worden verwacht. "Onverminderd" betekent dat twee eisen los van elkaar kunnen bestaan en tegelijkertijd van toepassing kunnen zijn. Wanneer deze twee eisen met elkaar in conflict zijn, heeft de eis die onverlet wordt gelaten voorrang. Toegepast op punt 13 van het chemische deel van de speelgoedrichtlijn houdt deze definitie in dat de in punt 13 vastgestelde waarden in aanvulling op punten 3, 4 en 5 bestaan en van toepassing zijn. Punten 3, 4 en 5 hebben betrekking op het verbod op CMR-stoffen en bepaalde vrijstellingen daarvan op basis van concentratiegrenswaarden. Punt 13 heeft betrekking op migratielimieten. De in punt 13 vastgestelde migratielimieten zijn van toepassing op de in de lijst opgenomen stoffen zolang deze stoffen niet het voorwerp uitmaken van een algemeen verbod of een strengere beperking op grond van de algemene horizontale wetgeving. In dat geval zouden de twee eisen met elkaar in conflict zijn en zou punt 13 niet langer van toepassing zijn. Het uiteindelijke resultaat is dat de strengere of veiligere grenswaarden voorrang krijgen. Punt 13 is geen vrijstelling die ons hogere grenswaarden toelaat of ons laat afwijken van een algemeen verbod. 116

117 De grenswaarden voor arseen, cadmium, chroom VI, lood, kwik en organisch tin, die bijzonder giftig zijn en dan ook niet bewust gebruikt mogen worden in die onderdelen van speelgoed die toegankelijk zijn voor kinderen, moeten worden vastgesteld op de helft van het niveau dat volgens de criteria van het betrokken wetenschappelijke comité als veilig wordt beschouwd, om ervoor te zorgen dat alleen sporen aanwezig zijn die verenigbaar zijn met een goede fabricagepraktijk. De migratielimieten verschillen naargelang het materiaal van het speelgoed of het bestanddeel dat erin verwerkt is. De betrokken materialen zijn a) droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal, b) vloeibaar of kleverig speelgoedmateriaal en c) afgekrabd speelgoedmateriaal. Nadere informatie over het speelgoedmateriaal is te vinden in de RIVM-studie "Chemicals in Toys. A general methodology for assessment of chemical safety of toys with a focus on elements" (Chemische stoffen in speelgoed. Een algemene methode voor de beoordeling van de chemische veiligheid van speelgoed met bijzondere aandacht voor de elementen). a) Droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal Hiermee wordt vast speelgoedmateriaal bedoeld dat, wanneer ermee gespeeld wordt, een poederachtige substantie afgeeft die kan worden ingeslikt of ingeademd. De aanwezigheid van poeder op de handen vergroot de orale blootstelling. Er wordt uitgegaan van een ingenomen hoeveelheid van 100 mg per dag. b) Vloeibaar of kleverig speelgoedmateriaal Hiermee wordt vloeibaar of stroperig speelgoedmateriaal bedoeld dat kan worden ingeslikt en waarmee de huid tijdens het spelen in contact komt. Er wordt uitgegaan van een ingenomen hoeveelheid van 400 mg per dag. 117

118 c) Afgekrabd speelgoedmateriaal Hiermee wordt vast speelgoedmateriaal bedoeld dat al dan niet voorzien is van een coating die kan worden ingeslikt ten gevolge van bijten, schrapen met de tanden, zuigen of likken. Er wordt uitgegaan van een ingenomen hoeveelheid van 8 mg per dag. Onderstaande tabel bevat voorbeelden van speelgoedmaterialen 1. Droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal Droog Bros Poederachtig Flexibel Gecomprimeerde verftabletten Krijt Gips Magisch zand Kleurpotloden Boetseermateriaal Plasticine In de oven gehard boetseermateriaal van pvc Bouncing (stuiterklei) putty 118

119 2. Vloeibaar of kleverig speelgoedmateriaal Vloeibaar Bellenblaassop Plakkaatverf Vingerverf Kleverig Vloeibare lijm Lijmstiften Slijm 3. Afgekrabd speelgoedmateriaal Materiaal Deklagen Voorbeelden Verf en vernis Gegalvaniseerde materialen Opgedampte metalen Harde polymeren Polystyreen Abs Ongeplastificeerd pvc Polypropyleen Zachte polymeren EVA-schuim (schuimen met gesloten cellen) Rubber Pvc Elastomeren Imitatieleer Andere materialen Leer Been Natuurspons Papier en karton Hout Vezelplaten Spaanplaat Multiplex Textiel Vilt Watten 119

120 Polyester stapelvezels Pluche Glas en keramiek Knikkers Glasfiber Metalen en legeringen Staal Alpaca Onderstaand stromendiagram helpt bij het classificeren van speelgoedmateriaal: Is het materiaal toegankelijk en kan het makkelijk worden opgezogen/afgelikt/ingeslikt? Ja Nee Materiaal valt niet onder werkingssfeer De vragen zijn van toepassing op materialen in het speelgoed bij normaal en te voorzien speelgedrag Voorbeelden Is het materiaal vloeibaar of stroperig? Nee Ja Categorie: vloeibaar of kleverig speelgoedmateriaal Lijmstiften Slijm Vingerverf Bellenblaassop Kan het materiaal poederachtig stof afgeven of een droog residu achterlaten op de handen? Nee Ja Categorie: droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal Boetseermateriaal Gips Krijt Kleurpotloden Gecomprimeerde verftabletten Is het materiaal flexibel en kan het tijdens het spelen poederachtig stof afgeven of een residu achterlaten op de handen? Nee Ja Categorie: afgekrabd speelgoedmateriaal Deklagen Polymeren Schuim Textiel Hout Metaal Keramiek Leer Bepaalde soorten speelgoed zijn echter vrijgesteld van deze eisen. Het betreft met name speelgoed dat duidelijk geen gevaar oplevert als gevolg van zuigen, likken, inslikken of langdurig contact met de huid bij gebruik van het speelgoed overeenkomstig de bestemming ervan of bij gebruik dat gezien het gedrag van kinderen kan worden verwacht. De gevaren kunnen duidelijk uitgesloten zijn als gevolg van de toegankelijkheid, de functie, het volume of de massa van het speelgoed. 120

121 Gevaar uitgesloten door de functie van het speelgoed: hoewel bijvoorbeeld de ketting, banden en remblokjes van een fiets toegankelijk zijn, is de kans op zuigen, kauwen of inslikken klein. Gevaar uitgesloten door de toegankelijkheid: hoewel bijvoorbeeld de nokbalk van een schommel toegankelijk is, is de kans klein dat hij in de mond wordt genomen. Dit is een voorbeeld waarin het onderdeel toegankelijk is volgens norm EN In de praktijk is het echter erg onwaarschijnlijk dat de nokbalk ooit in de mond wordt genomen omdat het een groot, onbeweeglijk onderdeel betreft dat moeilijk met de mond bereikbaar is. Opmerking: vergeet niet dat ook andere communautaire wetgeving (met name Reach) van toepassing kan zijn, zoals de voorschriften inzake cadmium, organische tinverbindingen, nikkel, enz. De voorschriften voor nikkel gelden voor alle artikelen die bedoeld zijn om langdurig en rechtstreeks met de huid in contact te komen. Speelgoed uit die categorie valt onder de nikkelrichtlijn (momenteel de beperkingen in bijlage XVII van Reach). Er is geen sprake van overlapping aangezien de nikkelrichtlijn enkel betrekking heeft op contactallergie, terwijl de speelgoedrichtlijn betrekking heeft op de inname van materiaal. In de kop van de tabel wordt de term "element" gebruikt. Niet alle opgesomde "elementen" zijn echter elementen. Er zijn ook een aantal verbindingen in de lijst opgenomen. De migratielimiet moet worden toegepast op de som van alle organische tinverbindingen aangezien zij alle giftig zijn en een additief effect hebben (hoewel niet alle verbindingen even sterk zijn). 121

122 11.4. IV ELEKTRISCHE EIGENSCHAPPEN Punt 1, eerste lid Speelgoed wordt niet met een hogere elektrische spanning dan 24 volt gelijkstroom of gelijkwaardige wisselstroom gevoed en de spanning aan de bereikbare delen bedraagt niet meer dan 24 volt gelijkstroom of gelijkwaardige wisselstroom. Deze bepaling bevat de basisregel voor de maximale stroomspanning die mag worden gebruikt voor de voeding van speelgoed en die aanwezig mag zijn in de bereikbare delen van speelgoed. Speelgoed mag niet met een hogere elektrische spanning dan 24 volt gelijkstroom of gelijkwaardige wisselstroom worden gevoed. De spanning aan de bereikbare doelen van speelgoed mag niet meer bedragen dan 24 volt gelijkstroom of gelijkwaardige wisselstroom Punt 1, tweede lid De inwendige spanning is niet hoger dan 24 volt gelijkstroom of gelijkwaardige wisselstroom, tenzij gewaarborgd wordt dat de gegenereerde combinatie van spanning en stroom, ook als het speelgoed kapot is, geen enkel risico of geen enkele schadelijke elektrische schok oplevert. In dit lid zijn de eisen voor de inwendige spanning van speelgoed vastgesteld. In beginsel mag de inwendige spanning niet hoger zijn dan 24 volt gelijkstroom of gelijkwaardige wisselstroom. Deze eis inzake inwendige spanning is echter niet van toepassing indien gewaarborgd wordt dat de gegenereerde combinatie van spanning en stroom geen enkele schadelijke elektrische schok oplevert, ook niet als het speelgoed kapot is. De eis is toepasselijk ongeacht de leeftijd van het kind. De definitie van de termen "bereikbaar" en "proeven bij te verwachten gebruik" in paragraaf 5.1 van norm EN 71-1 kunnen als minimumvereiste worden gebruikt om te beoordelen wat met kapot bedoeld wordt Punt 2 Delen van speelgoed die in contact staan of kunnen komen met een elektriciteitsbron die een elektrische schok kan veroorzaken, alsmede de draden of andere geleiders waarlangs de elektriciteit naar deze delen wordt geleid, zijn goed geïsoleerd en mechanisch beveiligd om het risico van elektrische schokken te voorkomen. Overeenkomstig dit lid dienen de delen van speelgoed goed geïsoleerd en mechanisch beveiligd te zijn om het risico van elektrische schokken te voorkomen. Deze eis is ten eerste van toepassing op delen van speelgoed die in contact staan of kunnen komen met een elektriciteitsbron die een elektrische schok kan veroorzaken. Ten tweede is hij van toepassing op draden en andere geleiders waarlangs elektriciteit naar dergelijke delen wordt geleid. 122

123 Punt 3 Elektrisch aangedreven speelgoed moet zo zijn ontworpen en vervaardigd dat de hoogste temperaturen die optreden aan de oppervlakte van alle rechtstreeks toegankelijke delen, bij aanraking daarvan geen brandwonden kunnen veroorzaken. In dit punt wordt voor elektrisch aangedreven speelgoed uitdrukkelijk herhaald wat reeds voor alle speelgoed is voorzien in punt 9 van deel 1 van deze bijlage. Er wordt met name bepaald dat elektrisch aangedreven speelgoed zodanig ontworpen en vervaardigd moet zijn dat de hoogste temperaturen die aan de oppervlakte van alle rechtstreeks toegankelijke delen optreden bij aanraking daarvan geen brandwonden veroorzaken Punt 4 Bij te voorziene defecten biedt het speelgoed bescherming tegen elektrische gevaren als gevolg van een elektrische voedingsbron. Volgens dit punt moet speelgoed verplicht bescherming bieden tegen alle elektrische gevaren, zoals elektrische schokken of brandwonden, ook bij te voorziene defecten Punt 5 Elektrisch speelgoed biedt adequate bescherming tegen brandgevaar. In punt 5 wordt de specifieke eis gesteld dat elektrisch speelgoed bescherming moet bieden tegen brandgevaar. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de ontvlambaarheidseisen in deel 2 van de bijlage bij de speelgoedrichtlijn (bijzondere veiligheidseisen) eveneens voor elektrisch speelgoed gelden Punt 6 Elektrisch speelgoed is zodanig ontworpen en vervaardigd dat de door de apparatuur gegenereerde elektrische, magnetische en elektromagnetische velden en andere stralingen niet sterker zijn dan nodig is voor de werking van het speelgoed en moet functioneren op een veilig niveau overeenkomstig de algemeen erkende stand van de techniek, rekening houdend met specifieke maatregelen van de Gemeenschap. Dit punt heeft betrekking op elektrische, magnetische en elektromagnetische velden en andere stralingen die door elektrisch speelgoed worden gegenereerd. Elektrisch speelgoed moet zodanig zijn ontworpen en vervaardigd dat deze straling niet sterker is dan voor de werking van het speelgoed nodig is en dan veilig is. De overeenstemming met deze eis wordt beoordeeld op basis van de algemeen erkende stand van de techniek, rekening houdend met specifieke communautaire maatregelen. Dit betekent met name dat Richtlijn 2004/108 inzake elektromagnetische compatibiliteit moet worden nageleefd. 123

124 Punt 7 Speelgoed met een elektronisch regelsysteem moet zodanig worden ontworpen en vervaardigd dat het speelgoed ook veilig functioneert als het elektronische systeem, al dan niet door een externe factor, defect raakt of uitvalt. Punt 7 heeft betrekking op speelgoed met een elektronisch regelsysteem, zoals speelgoed met een afstandsbediening. Dit soort speelgoed moet veilig functioneren, ook wanneer het elektronische systeem, al dan niet door een externe factor, defect raakt of uitvalt Punt 8 Speelgoed moet zodanig zijn ontworpen en vervaardigd dat geen enkel gezondheidsgevaar of risico van oog- of huidletsel optreedt als gevolg van lasers, lichtgevende dioden (leds) of andere soorten straling. Punt 8 heeft betrekking op speelgoed met lasers, lichtgevende dioden (leds) of andere soorten straling. Dit soort speelgoed moet zodanig zijn ontworpen en vervaardigd dat het geen enkel gezondheidsgevaar of risico van oogletsel oplevert als gevolg van lasers, leds of een andere soort straling. De technische vereisten voor lasers en leds in speelgoed zijn vastgesteld in de internationale norm IEC en de wijzigingen daarvan. CENELEC werkt momenteel aan afzonderlijke standaardnormen voor speelgoed op basis van die norm Punt 9 De elektrische transformator van het speelgoed vormt geen integraal deel van het speelgoed. Volgens dit punt mag de elektrische transformator van speelgoed geen integraal deel van het speelgoed uitmaken. Deze eis is in overeenstemming met bijlage I, punt 18, waarin is bepaald dat elektrische transformatoren voor speelgoed niet als speelgoed worden beschouwd en bijgevolg niet aan de eisen van de speelgoedrichtlijn hoeven te voldoen. CENELEC-norm EN 62115: A2: A11: de bijbehorende corrigenda bevatten technische vereisten voor de elektrische eigenschappen van speelgoed. 124

125 11.5. V HYGIËNE Punt 1 Speelgoed is zodanig ontworpen en vervaardigd dat aan de eisen inzake hygiëne en reinheid wordt voldaan en elk risico van infectie, ziekte en besmetting wordt vermeden. In punt 1 is de basisregel inzake hygiëne vastgesteld waarmee alle soorten speelgoed in overeenstemming moeten zijn. Alle speelgoed moet zodanig zijn ontworpen en vervaardigd dat er geen risico van infectie, ziekte en besmetting bestaat als gevolg van onvoldoende hygiëne of reinheid Punt 2 Speelgoed dat bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden is zodanig ontworpen en vervaardigd dat het gereinigd kan worden. Speelgoed van textiel moet dan ook gewassen kunnen worden, tenzij het een mechanisme bevat dat beschadigd kan worden als het bij het wassen doorweekt raakt. Het speelgoed voldoet ook na het reinigen aan de veiligheidseisen overeenkomstig het bepaalde in dit punt en de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Dit punt bevat specifieke eisen voor speelgoed dat bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden. Dit speelgoed moet zodanig worden ontworpen en vervaardigd dat het kan worden gereinigd. Reinigen betekent in dit geval het verwijderen van onzuiverheden of vuil van het speelgoed in het algemeen. Opmerking: bepaalde soorten speelgoed voor kinderen jonger dan 3 jaar bevatten conserveringssystemen en kunnen als "zelfreinigend" worden beschouwd. Ook dat speelgoed moet echter voldoen aan punt 1 van de hygiëne-eisen. Met betrekking tot speelgoed van textiel voor kinderen jonger dan 36 maanden wordt in dit punt verduidelijkt dat het gewassen moet kunnen worden, wat betekent dat het volledig moet kunnen worden ondergedompeld om het te wassen. Indien het speelgoed van textiel echter een mechanisme bevat dat beschadigd kan worden als het bij het wassen doorweekt raakt, volstaat het ervoor te zorgen dat het oppervlak van het speelgoed kan worden gereinigd. Wassen betekent het speelgoed in water of een andere vloeistof onderdompelen. Dat betekent niet noodzakelijk dat het in de wasmachine wordt gestopt. Het speelgoed kan ook met de hand worden gewassen. Speelgoed van textiel is vervaardigd uit textiel, zoals knuffeldieren die bedoeld zijn om ze te knuffelen en vast te houden. Het is de bedoeling in waseisen te voorzien voor met name speelgoed van textiel dat kinderen meenemen in een wieg of box. Speelgoed van textiel is dan ook volledig van textiel vervaardigd, met uitzondering van materialen in het speelgoed en kleine delen of versieringen die aan de buitenzijde zijn vastgenaaid of bevestigd (bv. ogen en neus). Zij kunnen aan de binnenkant een mechanisch bestanddeel (mechanisme) bevatten dat niet van textiel is vervaardigd. Een mechanisme is een bestanddeel of meerdere met elkaar verbonden bestanddelen die ontworpen zijn om het speelgoed van textiel ten minste één bijkomende functie te verlenen, zoals licht, geluid, vormvastheid, beweging, enz. Voorbeelden van speelgoed van textiel zijn te vinden in Toelichting V van dit oriëntatiedocument. 125

126 Nog overeenkomstig dit punt dient speelgoed ook te voldoen aan alle veiligheidseisen nadat het volgens de bepalingen van dit punt en de instructies van de fabrikant werd gereinigd. De fabrikant dient in voorkomend geval instructies te geven over de wijze waarop het speelgoed moet worden gereinigd. Teneinde te waarborgen dat het speelgoed na reiniging nog steeds aan alle veiligheidseisen voldoet, wordt artikel 18 van de speelgoedrichtlijn toegepast. De fabrikant dient met andere woorden alle in artikel 18 genoemde gevaren te onderzoeken, waaronder ook gevaren inzake hygiëne, en de potentiële blootstelling aan al die gevaren te beoordelen. Zo moeten bijvoorbeeld de aan kleine onderdelen verbonden gevaren die na reiniging of wassen ontstaan, worden beoordeeld. Voor dit speelgoed van textiel bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden dat kan worden gewassen en na het wassen moet voldoen, mag het etiket niet de vermelding "oppervlakkig wassen" dragen: - als het speelgoed het etiket "oppervlakkig wassen" draagt, wordt "oppervlakkig wassen" beschouwd als de instructie van de fabrikant. De speelgoedrichtlijn schrijft voor dat het speelgoed aan de voorschriften moet voldoen na het reinigen volgens de instructies van de fabrikant. De instructies van de fabrikant geven echter aan dat het speelgoed oppervlakkig moet worden gewassen, terwijl het een stuk speelgoed van textiel is zonder mechanisme en gewassen moet kunnen worden. Dit druist dus in tegen de speelgoedrichtlijn; - met het zinnetje "oppervlakkig wassen" kunnen fabrikanten proberen om de voorschriften van de speelgoedrichtlijn te omzeilen, net zoals bij de waarschuwing "niet geschikt voor kinderen jonger dan 36 maanden". Fabrikanten die speelgoed op de markt brengen voor kinderen jonger dan 36 maanden en (al dan niet) voldoen aan de voorschriften inzake kleine onderdelen, vermeldden nog steeds de waarschuwing "niet geschikt voor kinderen jonger dan 36 maanden bevat kleine onderdelen". Om duidelijk te maken dat het vermelden van die waarschuwing problemen opleverde, heeft de regelgever een zin opgenomen in de nieuwe speelgoedrichtlijn die ervoor zorgt dat die waarschuwing niet mag worden aangebracht op dit soort speelgoed (speelgoed voor kinderen jonger dan 36 maanden). De waarschuwing mag niet worden aangebracht op speelgoed voor kinderen ouder dan 36 maanden als het niet gevaarlijk is voor kinderen jonger dan 36 maanden, om het effect van correct gebruikte waarschuwingen (in dit geval instructies) niet uit te hollen. Samengevat mag de fabrikant op speelgoed van textiel dat volgens de speelgoedrichtlijn moet kunnen worden gewassen dus niet de vermelding "oppervlakkig wassen" aanbrengen RADIOACTIVITEIT Speelgoed voldoet aan alle toepasselijke maatregelen genomen uit hoofde van hoofdstuk III van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Hoofdstuk III van het Euratom-Verdrag heeft betrekking op de bescherming van de volksgezondheid tegen straling. 126

127 11.7. Aanhangsel A Lijst van CMR-stoffen en het toegestane gebruik ervan overeenkomstig punten 4, 5 en 6 van deel III Stof Indeling Toegestaan gebruik Nikkel CMR 2 In roestvrij staal Dit aanhangsel bevat een lijst van CMR-stoffen en het toegestane gebruik ervan. Het gaat om zowel de stoffen waarvoor een vrijstelling is toegekend op grond van de vrijstellingsprocedure van leden 4 en 5 als alle andere CMR-stoffen die voor gebruik in speelgoed veilig zijn bevonden. Momenteel omvat de lijst het gebruik van nikkel in roestvrij staal. 127

128 11.8. Aanhangsel B Aanhangsel B heeft ten doel met het oog op de indeling van CMR-stoffen te verduidelijken welke indelingscriteria op welk moment van toepassing zijn. Deze verschillen zijn het gevolg van Verordening (EG) nr. 1272/ Punt 1 Criteria voor de indeling van stoffen en mengsels voor de toepassing van punt 2 van deel II A. Criteria die gelden van 20 juli 2011 tot 31 mei 2015: Stoffen De stof voldoet aan de criteria voor een of meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008: a) de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F; b) de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10; c) gevarenklasse 4.1; d) gevarenklasse 5.1. Mengsels Het mengsel is gevaarlijk in de zin van Richtlijn 67/548/EEG. B. Criteria die gelden vanaf 1 juni 2015: De stof of het mengsel voldoet aan de criteria voor een of meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008: a) de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F; b) de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10; c) gevarenklasse 4.1; d) gevarenklasse 5.1. In dit punt wordt verduidelijkt welke indelingscriteria van toepassing zijn wanneer speelgoed op zich een stof of een mengsel van stoffen is (bijlage II, deel III, punt 2) en wanneer de bijzondere waarschuwing verplicht is overeenkomstig bijlage V, deel B, punt Punt 2 Communautaire wetgevingsbesluiten betreffende het gebruik van bepaalde stoffen voor de toepassing van de punten 4, onder a), en 5, onder a), van deel III Vanaf 20 juli 2011 tot 31 mei 2015 zijn de relevante concentraties voor de indeling van mengsels die de stoffen bevatten, die welke zijn vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG. 128

129 Vanaf 1 juni 2015 zijn de relevante concentraties voor de indeling van mengsels die de stoffen bevatten, die welke zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008. In dit punt wordt toegelicht welke indelingscriteria van toepassing zijn in geval van CMR-stoffen of mengsels daarvan die overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 2 verboden zijn Punt 3 Categorieën stoffen en mengsels die als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting voor de toepassing van deel III, punt 4, zijn ingedeeld Stoffen Deel III, punt 4, heeft betrekking op stoffen die, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van de categorie 1 A en 1 B zijn ingedeeld. Mengsels Vanaf 20 juli 2011 tot 31 mei 2015 heeft deel III, punt 4, betrekking op mengsels die, overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG en Richtlijn 67/548/EEG, zoals toepasselijk, als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van de categorie 1 en 2 zijn ingedeeld. Vanaf 1 juni 2015 heeft deel III, punt 4, betrekking op mengsels die, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van de categorie 1 A en 1 B zijn ingedeeld. In dit punt wordt toegelicht welke indelingscriteria van toepassing zijn op stoffen en mengsels die vrijgesteld zijn van het CMR-verbod in bijlage II, deel III, punt Punt 4 Categorieën stoffen en mengsels die als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting voor de toepassing van deel III, punt 5, zijn ingedeeld Stoffen Deel III, punt 5, heeft betrekking op stoffen die, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van categorie 2 zijn ingedeeld. Mengsels Vanaf 20 juli 2011 tot 31 mei 2015 heeft deel III, punt 5, betrekking op mengsels die, overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG en Richtlijn 67/548/EEG, zoals toepasselijk, als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van categorie 3 zijn ingedeeld. Vanaf 1 juni 2015 heeft deel III, punt 5, betrekking op mengsels die, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van categorie 2 zijn ingedeeld. In dit punt wordt toegelicht welke indelingscriteria van toepassing zijn op stoffen en mengsels die vrijgesteld zijn van het CMR-verbod in bijlage II, deel III, punt

130 Punt 5 Categorieën stoffen en mengsels die als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting zijn ingedeeld voor de toepassing van artikel 46, lid 3 Stoffen Artikel 46, lid 3, heeft betrekking op stoffen die, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van categorieën 1 A, 1 B en 2 zijn ingedeeld. Mengsels Vanaf 20 juli 2011 tot 31 mei 2015 heeft artikel 46, lid 3, betrekking op mengsels die, overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG en Richtlijn 67/548/EEG, zoals toepasselijk, als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van de categorieën 1, 2 en 3 zijn ingedeeld. Vanaf 1 juni 2015 heeft artikel 46, lid 3, betrekking op mengsels die, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van de categorieën 1 A, 1 B en 2 zijn ingedeeld. In dit punt wordt verduidelijkt welke indelingscriteria van toepassing zijn op stoffen die op grond van de comitéprocedure overeenkomstig artikel 46, lid 3, van het CMR-verbod zijn vrijgesteld. 130

131 11.9. Aanhangsel C Aanhangsel C bevat specifieke grenswaarden voor chemische stoffen die worden gebruikt in speelgoed dat bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden of in ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond te worden genomen zoals aangenomen overeenkomstig artikel 46, lid

132 12. BIJLAGE III EG-verklaring van overeenstemming 1. Nr. (uniek identificatienummer van het speelgoed): 2. Naam en adres van de fabrikant of zijn gemachtigde: 3. Deze verklaring van overeenstemming wordt verstrekt onder volledige verantwoordelijkheid van de fabrikant: 4. Voorwerp van de verklaring (beschrijving aan de hand waarvan het speelgoed kan worden getraceerd). Hierin is ook een afbeelding in kleur opgenomen die voldoende duidelijk is om het speelgoed te kunnen identificeren. 5. Het in punt 4 beschreven voorwerp is in overeenstemming met de desbetreffende communautaire harmonisatiewetgeving 6. Vermelding van de toegepaste geharmoniseerde normen of van de specificaties waarop de overeenstemmingsverklaring betrekking heeft: 7. (Indien van toepassing) De aangemelde instantie (naam, nummer) heeft een (werkzaamheden beschrijven) uitgevoerd en het certificaat verstrekt 8. Aanvullende informatie: Ondertekend voor en namens: (plaats en datum van afgifte) (naam, functie) (handtekening) Deze bijlage bevat de modelstructuur voor de EG-verklaring van overeenstemming die moet worden opgesteld overeenkomstig artikel 15 alsook de informatie die erin moet worden opgenomen. Nadere informatie is te vinden in de gids voor technische documentatie. 132

133 13. BIJLAGE IV Technische documentatie De in artikel 21 bedoelde technische documentatie omvat in het bijzonder, voor zover van belang voor de beoordeling: a) een uitvoerige beschrijving van het ontwerp en de vervaardiging, met inbegrip van een lijst van de in het speelgoed gebruikte bestanddelen en materialen, alsook de veiligheidsinformatiebladen van de gebruikte chemische stoffen, die door de leveranciers van die stoffen moeten worden verstrekt; b) de overeenkomstig artikel 18 uitgevoerde veiligheidsbeoordeling(en); c) een beschrijving van de gevolgde beoordelingsprocedure ten behoeve van de overeenstemming; d) een kopie van de EG-verklaring van overeenstemming; e) het adres van de plaatsen van vervaardiging en opslag; f) kopieën van de documenten die de fabrikant aan de aangemelde instantie heeft verstrekt, indien gebruik is gemaakt van de diensten van een dergelijke instantie; g) testverslagen en een beschrijving van de middelen waarmee de fabrikant de overeenstemming van de productie met de geharmoniseerde normen waarborgt, indien de fabrikant gebruik heeft gemaakt van de procedure voor interne productiecontrole, bedoeld in artikel 19, lid 2; en h) een kopie van het certificaat van EG-typeonderzoek, een beschrijving van de middelen waarmee de fabrikant de overeenstemming van de productie met het in het certificaat van EG-typeonderzoek beschreven producttype waarborgt, en kopieën van de documenten die de fabrikant aan een aangemelde instantie heeft verstrekt, indien de fabrikant het speelgoed heeft onderworpen aan EG-typeonderzoek en de procedure voor de overeenstemming met het type, als bedoeld in artikel 19, lid 3, heeft gevolgd. Deze bijlage bevat een niet-exhaustieve opsomming van de documenten die in de technische documentatie moeten worden opgenomen. Deze documenten moeten in de technische documentatie worden opgenomen indien zij relevant zijn voor de beoordeling van de overeenstemming van het speelgoed met de richtlijn. Het is evenwel mogelijk dat ook andere relevante gegevens en details erin moeten worden opgenomen. Er werd een specifiek richtsnoer opgesteld over technische documentatie, met inbegrip van de veiligheidsbeoordeling.. 133

134 14. BIJLAGE V WAARSCHUWINGEN DEEL A Algemene waarschuwingen De in artikel 11, lid 1, bedoelde beperkingen voor gebruikers omvatten ten minste de minimum- of maximumleeftijd voor het gebruik en, in voorkomend geval, de van de gebruikers verlangde vaardigheden, hun maximum- of minimumgewicht en het voorschrift dat het speelgoed uitsluitend onder toezicht van volwassenen mag worden gebruikt. In deel A zijn de algemene voorschriften vastgesteld die van toepassing zijn op alle categorieën speelgoed. Het betreft een nadere omschrijving van de bepalingen in artikel 11, lid 1. De beperkingen voor gebruikers overeenkomstig dat artikel moeten ten minste de minimum- of maximumleeftijd van de gebruiker omvatten. In voorkomend geval dienen zij ook te vermelden welke vaardigheden de gebruikers van het speelgoed nodig hebben om het veilig te kunnen gebruiken, zoals bijvoorbeeld het vermogen om zonder hulp rechtop te zitten, het maximum- of minimumgewicht van de gebruikers alsook het eventuele voorschrift dat het speelgoed uitsluitend onder toezicht van volwassenen mag worden gebruikt. Deze waarschuwingen houden beperkingen voor de gebruikers in en dienen de gebruikers of hun toezichthouders te wijzen op de inherente gevaren en risico's van schade dat het gebruik van het speelgoed inhoudt alsook op de wijze waarop dergelijke gevaren en risico's kunnen worden vermeden. Deze bepaling houdt niet in dat voor alle speelgoed een verwijzing naar de leeftijd van de gebruikers verplicht is. Deze aan de gebruikers gestelde beperkingen moeten enkel worden vermeld voor een veilig gebruik van het speelgoed. Fabrikanten kunnen een leeftijdsaanduiding vermelden (2+, 6+, enz.), maar deze mag niet worden verward met of dezelfde wettelijke betekenis hebben als een waarschuwing. Voorbeelden van speelgoed waarvan de aan de gebruikers gestelde beperkingen moeten worden vermeld: scheikundedozen (minimumleeftijd en verwijzing naar toezicht door volwassenen); autopeds (vermelding van het gewicht van de kinderen waarvoor ze bestemd zijn); functioneel speelgoed (vermelding dat toezicht vereist is) DEEL B Specifieke waarschuwingen en vermelding van voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van bepaalde categorieën speelgoed Punt 1 Op speelgoed dat gevaarlijk kan zijn voor kinderen jonger dan 36 maanden wordt een waarschuwing aangebracht, bijvoorbeeld: "Niet geschikt voor kinderen jonger dan 36 maanden" of "Niet geschikt voor kinderen jonger dan drie jaar", dan wel het volgende pictogram: 134

135 Deze waarschuwingen gaan vergezeld van een beknopte aanduiding van het specifieke gevaar waarop deze voorzorg is gebaseerd, die in de gebruiksaanwijzing kan worden opgenomen. Dit punt is niet van toepassing op speelgoed dat gezien de functie, afmetingen, eigenschappen of kenmerken dan wel om andere gegronde redenen duidelijk niet geschikt is voor kinderen jonger dan 36 maanden. Deze bepaling is van toepassing op alle speelgoed dat niet bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden omdat zij gevaarlijk voor hen kunnen zijn. Op dit speelgoed dient een duidelijke waarschuwing te worden aangebracht dat het niet geschikt is voor kinderen jonger dan 3 jaar (of 36 maanden). Marktdeelnemers kunnen kiezen tussen "niet geschikt voor kinderen jonger dan 36 maanden", "niet geschikt voor kinderen jonger dan 3 jaar" of het onderstaande pictogram. Het pictogram moet de volgende kenmerken hebben: een rode cirkel en dwarsstreep, een witte achtergrond, een zwart gezicht, het leeftijdsbereik in zwarte letters en een diameter van ten minste 10 mm. Om een verkeerde interpretatie van het symbool te vermijden, wordt het uitsluitend gebruikt om aan te geven dat speelgoed niet geschikt is voor kinderen van "0 tot 3" jaar en niet voor andere leeftijdswaarschuwingen. De leeftijdswaarschuwing alleen is niet voldoende. Zij moet vergezeld gaan van een korte waarschuwing voor het specifieke gevaar dat gepaard gaat met het gebruik van het speelgoed door kinderen jonger dan 36 maanden. De term "gevaar" is in de speelgoedrichtlijn gedefinieerd als een potentiële bron van schade. Schade betekent lichamelijk letsel of elke andere schade aan de gezondheid, met inbegrip van langdurige gevolgen voor de gezondheid. Opmerking: volgens CEN-richtsnoer 11 kan de term gevaar worden gepreciseerd door te verwijzen naar de oorsprong (bv. mechanisch of elektrisch gevaar) of de aard van de potentiële schade (bv. gevaar voor elektrische schokken, gevaar voor snijwonden, toxisch gevaar, brandgevaar, enz.). Het specifieke gevaar voor kinderen jonger dan 36 maanden dat het vaakst vermeld wordt, is het gevaar dat voortvloeit uit kleine onderdelen. De kleine onderdelen vormen het gevaar en verstikking is de schade. De waarschuwing voor een leeftijdsbeperking 135

136 moet worden aangebracht overeenkomstig artikel 11, lid 3. De vermelding van het gevaar kan waar nodig evenwel in de gebruiksaanwijzing worden opgenomen. Gebruikers hebben over het algemeen een goed begrip van bepaalde gevaren en de schade die zij kunnen aanrichten. Zij zien bijvoorbeeld in dat kleine onderdelen kunnen worden ingeslikt en dat scherpe punten de huid kunnen doorboren. In sommige gevallen zien zij het gevaar echter niet. De consumenten zijn zich er bijvoorbeeld niet altijd van bewust dat een lang snoer tot verwurging kan leiden of dat de vorm en omvang van bepaald speelgoed schade kunnen veroorzaken indien het kind, dat te jong is om zonder hulp rechtop te zitten, zou vallen of op zijn buik zou draaien en niet meer in staat zou zijn om zich terug op te richten terwijl het aan het speelgoed aan het kauwen of zuigen was. Volgens artikel 11, lid 2, van de speelgoedrichtlijn moeten waarschuwingen begrijpelijk zijn. Indien het gevaar niet vanzelfsprekend is voor de consumenten, dient de vermelding van het gevaar dan ook aangevuld te worden met een duidelijke beschrijving van de schade om de gehele waarschuwing toe te lichten (bv. gevaar voor verwurging door een lang snoer of verstikkingsgevaar door kleine balletjes). Naar de schade kan bijvoorbeeld worden verwezen met de woorden "verstikkingsgevaar" of "gevaar voor verwurging", aangezien deze bewoordingen welbekend zijn. Het volstaat echter nooit om enkel de schade te vermelden (verstikking, verwurging enzovoort). Als welbekend is welke schade een kenmerk van een product kan berokkenen (bijvoorbeeld dat "kleine onderdelen" tot verstikking kunnen leiden), volstaat het om enkel het gevaar te vermelden. Het is evenwel altijd toegestaan om zowel het gevaar als de schade te vermelden (bv. "Kleine onderdelen. Verstikkingsgevaar").Wanneer er sprake is van meer dan één gevaar, moet minstens een van de belangrijkste gevaren worden vermeld. Voorbeelden van gevaren die kunnen worden vermeld: De woorden tussen haakjes mogen worden toegevoegd, maar zijn niet verplicht uit hoofde van de speelgoedrichtlijn. kleine onderdelen (verstikking); lang touw (gevaar voor) verwurging kleine balletjes verstikking. Voor sommige soorten speelgoed is het mogelijk dat meer dan een van de in bijlage V genoemde waarschuwingen met een leeftijdsbeperking moeten worden vermeld. Dat is bijvoorbeeld het geval voor chemisch speelgoed dat kleine onderdelen bevat. In dergelijke gevallen moeten alleen de meest strikte leeftijdsbeperking en de overeenkomstige waarschuwing worden vermeld. Bepaald speelgoed is duidelijk niet bestemd voor kinderen jonger dan 3 jaar. Dat kan zijn wegens de functies, afmetingen, eigenschappen of kenmerken van het speelgoed dan wel om andere doorslaggevende redenen. Zo zijn bijvoorbeeld fietsen en rolschaatsen, met een afstandsbediening aangestuurd speelgoed met geavanceerde functies, verkleedkostuums in grote maten en strategische bordspellen duidelijk bestemd voor oudere kinderen en is het voor de consument duidelijk dat zij niet bestemd zijn voor kinderen jonger dan 36 maanden. In dergelijke gevallen is de vermelding van een waarschuwing niet verplicht. Op speelgoed dat duidelijk niet voor kinderen jonger dan 36 maanden is bestemd, hoeft geen waarschuwing te worden aangebracht. Hoewel het 136

137 vrijwillige gebruik van een waarschuwing voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden door de speelgoedrichtlijn niet verboden wordt, dienen fabrikanten zorgvuldig om te springen met waarschuwingen die niet echt nodig zijn. Door overdreven gebruik van waarschuwingen kunnen correct gebruikte waarschuwingen op lange termijn minder effectief worden. Het verdient dan ook aanbeveling de waarschuwing niet te misbruiken door deze op alle speelgoed (dat wil zeggen alle speelgoed bestemd voor kinderen ouder dan 3 jaar) aan te brengen, zodat de toegevoegde waarde van de waarschuwing voor de consument behouden blijft. Er zij op gewezen dat de bepaling van artikel 11, lid 1, derde alinea, misbruik van waarschuwingen verbiedt in gevallen waarin zij strijdig zijn met het gebruik van het speelgoed waarvoor het bestemd is, zoals bepaald door de functie, afmetingen en kenmerken ervan. Indien speelgoed op grond van de functie, afmetingen, enz. duidelijk bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 3 jaar (bijvoorbeeld rammelaars, knuffels en babyspeelgoed), is het gebruik van een leeftijdswaarschuwing uit hoofde van artikel 11, lid 1, derde alinea, verboden. Indien op basis van de functie, afmetingen of kenmerken van speelgoed (als beschreven in artikel 3, punt 29) redelijkerwijze kan worden aangenomen dat ouders of andere personen die toezicht houden zullen denken dat het bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden, mag de waarschuwing "niet geschikt voor kinderen jonger dan 36 maanden", enz. niet worden gebruikt. Het is met andere woorden verboden veiligheidseisen voor dergelijk speelgoed met een waarschuwing te omzeilen. Gedetailleerde vereisten voor het leeftijdswaarschuwingssymbool (afmetingen, kleur, enz.) zijn vastgesteld in norm EN Punten 2 tot en met 10 Deze punten bevatten specifieke waarschuwingen voor andere categorieën speelgoed dan die welke zijn gebaseerd op de leeftijd van het kind. Alle waarschuwingen dienen letterlijk uit deze punten te worden overgenomen (artikel 11, lid 1). Speeltoestellen (punt 2), functioneel speelgoed (punt 3), chemisch speelgoed (punt 4), waterspeelgoed (punt 6), geurbordspellen, cosmeticasets en smaakspellen (punt 10) zijn gedefinieerd in artikel 3. Hoewel het woord "waarschuwing" zelf niet in de in deel B van bijlage V genoemde waarschuwingen is opgenomen, dienen de waarschuwingen en het pictogram voorafgegaan te worden door het woord "waarschuwing(en)" (zie artikel 11). Opmerking: de geharmoniseerde normen kunnen bijkomende waarschuwingen bevatten die mogelijk op deze categorieën speelgoed van toepassing zijn. 2. Speeltoestellen Op speeltoestellen wordt de waarschuwing "Uitsluitend voor huishoudelijk gebruik" aangebracht. 137

138 Aan een balk bevestigd speelgoed en andere speeltoestellen, indien van toepassing, dient te zijn voorzien van een gebruiksaanwijzing, waarin de aandacht wordt gevestigd op de noodzaak van periodieke controles en onderhoud van de belangrijkste delen (ophangingsmiddelen, haken, bevestiging op de grond enz.) en waarin wordt aangegeven dat bij het nalaten van deze controle gevaar voor vallen van de kinderen of omvallen van de toestellen ontstaat. Tevens worden aanwijzingen voor een correcte montage van het speelgoed gegeven, met vermelding van de delen die bij verkeerde montage gevaren kunnen opleveren. Er wordt specifieke informatie gegeven over voor het plaatsen van het speelgoed geschikte oppervlakken. Dit betekent dat deze vermeldingen in de instructies moeten worden opgenomen. Een bij het speelgoed gevoegde cd met instructies is niet voldoende aangezien niet alle consumenten een computer hebben om de instructies en de montage-informatie te lezen. De informatie moet op papier bij het speeltoestel gevoegd zijn (in een gebruiksaanwijzing of bijsluiter of op de verpakking). 3. Functioneel speelgoed Op functioneel speelgoed wordt de waarschuwing "Gebruiken onder direct toezicht van een volwassene" aangebracht. Dit speelgoed gaat bovendien vergezeld van een gebruiksaanwijzing met instructies inzake de bediening en de door de gebruiker te nemen voorzorgsmaatregelen en met de waarschuwing dat veronachtzaming van deze voorzorgsmaatregelen leidt tot nader aan te geven gevaren die eigen zijn aan het apparaat of het product waarvan het een schaalmodel of een imitatie vormt. Tevens wordt aangegeven dat het speelgoed buiten het bereik van kinderen onder een bepaalde leeftijd, die door de fabrikant nader te bepalen is, moet worden gehouden. 4. Chemisch speelgoed Onverminderd de toepassing van communautaire wetgeving betreffende de indeling, etikettering en verpakking van bepaalde stoffen en mengsels, wordt in de gebruiksaanwijzing van speelgoed dat stoffen of mengsels bevat die als zodanig gevaarlijk zijn, gewaarschuwd voor de gevaarlijke aard van die stoffen of mengsels en worden daarin de voorzorgsmaatregelen vermeld die de gebruiker moet nemen om de desbetreffende gevaren te vermijden, die al naargelang van het type speelgoed kort nader worden aangeduid. Tevens wordt aangegeven welke eerste hulp moet worden verleend bij ernstige ongevallen die het gevolg zijn van het gebruik van dit soort speelgoed. Tevens wordt aangegeven dat het speelgoed buiten het bereik van kinderen onder een bepaalde leeftijd, die door de fabrikant nader te bepalen is, moet worden gehouden. Ter aanvulling van de in de eerste alinea bedoelde aanwijzingen wordt op de verpakking van chemisch speelgoed de volgende waarschuwing aangebracht: "Niet geschikt voor kinderen jonger dan (*) jaar. Gebruiken onder toezicht van volwassenen.". Als chemisch speelgoed worden met name beschouwd: scheikundedozen, conserveersets, miniatuursets voor keramiek, lering of fotografie en soortgelijk speelgoed waarbij tijdens het gebruik een chemische reactie of een soortgelijke stofverandering plaatsvindt. * Leeftijd door de fabrikant te bepalen. 138

139 5. Schaatsen, rolschaatsen, inlineskates, skateboards, autopeds en speelgoedfietsen voor kinderen Indien deze producten als speelgoed ten verkoop worden aangeboden, wordt daarop de volgende waarschuwing aangebracht: "Beschermingsmiddelen dragen. Niet gebruiken in het verkeer". Voorts wordt er in de gebruiksaanwijzing op gewezen dat met dit speelgoed voorzichtig moet worden omgegaan omdat er grote vaardigheid voor vereist is, teneinde valpartijen en botsingen met letsel voor de gebruiker en derden te voorkomen. Ook wordt aangegeven welke beschermingsmiddelen worden aangeraden (helm, handschoenen, kniebeschermers, elleboogbeschermers enz.). Dit betekent dat deze vermeldingen in de instructies moeten worden opgenomen! 6. Waterspeelgoed Op waterspeelgoed wordt de volgende waarschuwing aangebracht: "Gebruiken in water waar kinderen kunnen staan en onder toezicht van volwassenen". 7. Speelgoed in levensmiddelen Op speelgoed dat in levensmiddelen is opgenomen of daarmee is samengevoegd, wordt de volgende waarschuwing aangebracht: "Bevat speelgoed. Toezicht door volwassenen aanbevolen". 8. Imitaties van beschermingsmaskers en helmen Op imitaties van beschermingsmaskers en -helmen wordt de volgende waarschuwing aangebracht: "Dit speelgoed biedt geen bescherming". 9. Speelgoed dat bestemd is om boven een wieg, ledikantje of kinderwagen te worden bevestigd door middel van draden, koorden of riempjes Bij speelgoed dat bestemd is om boven een wieg, ledikantje of kinderwagen te worden bevestigd door middel van draden, koorden of riempjes moet de volgende waarschuwing op de consumentenverpakking en permanent op het speelgoed zelf worden aangebracht: "Om te voorkomen dat het kind verstrikt raakt en zich bezeert, verwijder dit speelgoed wanneer het kind op handen en voeten begint te kruipen.". 10. Verpakkingen voor geurstoffen in geurbordspelen, cosmeticasets en smaakspellen Op verpakkingen van geurstoffen in geurbordspelen, cosmeticasets en smaakspellen die de in de nummers 41 tot en met 55 van de in de eerste alinea van punt 11 van deel III van bijlage II vermelde lijst bedoelde geurstoffen en de in de nummers 1 tot en met 11 in de derde alinea van dat punt vermelde lijst bedoelde geurstoffen bevatten, wordt de volgende waarschuwing aangebracht: "Bevat geurstoffen die allergie kunnen veroorzaken". 139

140 Opmerking: uitrusting die is ontworpen voor kinderen om hen te beschermen tegen een of meerdere risico's valt onder de richtlijn betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), zoals fiets- en skihelmen, skibrillen, enz. Imitaties van PBM (zoals imitaties van brandweerhelmen en beschermende kledij van artsen) vallen evenwel onder de speelgoedrichtlijn. In geval van twijfel over het gebruik waarvoor een dergelijk product werkelijk bestemd is, zijn de lidstaten overeengekomen dat op dergelijke producten een waarschuwing moet worden aangebracht die erop wijst dat het gaat om speelgoed en niet om PBM. De fabrikant dient echter wel de nodige voorzichtigheid in acht te nemen indien blijkt dat redelijkerwijze kan worden aangenomen dat imitaties van PBM bescherming bieden tegen gevaren. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat de fabrikant zich niet aan zijn aansprakelijkheid kan onttrekken, zelfs niet met een waarschuwing. Onverminderd het voorgaande verduidelijkte de PBM-werkgroep op 5 november 2008 de grens tussen de twee richtlijnen door producten onder te verdelen in drie categorieën. Deze onderverdeling werd op 13 april 2010 goedgekeurd door de deskundigengroep veiligheid van speelgoed: a) Imitaties van PBM die speelgoed blijven Deze zijn slechts aanvaardbaar indien duidelijk blijkt dat zij geen enkele bescherming bieden. Bijvoorbeeld: een brandweer- of motorhelm kan in een verkleedkostuum als speelgoed worden beschouwd. b) PBM die samen met speelgoed worden verkocht Voor zover elk product zijn eigen bestemming heeft (respectievelijk beschermende en spelfunctie), valt elk element binnen de werkingssfeer van de regelgeving die verband houdt met de specifieke bestemming ervan. c) Producten voor kinderen, ook die welke op een kinderlijke wijze zijn versierd, die een beschermende functie hebben en PBM blijven Deze producten hebben slechts één gebruiksdoel, namelijk bescherming. Zij blijven PBM. Fietshelmen voor kinderen zijn daarvan een voorbeeld. Zelfs wanneer zij met speciaal op kinderen gerichte motieven zijn versierd, blijven zij PBM omdat ervan verwacht wordt dat zij bescherming bieden, ongeacht hoe ze eruitzien. 140

141 15. OVERZICHT VAN NORMEN EN RICHTSNOEREN Geharmoniseerde normen in het kader van Richtlijn 2009/48/EG: EN 71-1:2011 Veiligheid van speelgoed Deel 1: Mechanische en fysische eigenschappen EN 71-2:2011 Veiligheid van speelgoed Deel 2: Brandbaarheid EN 71-3:2013 Veiligheid van speelgoed Deel 3: Migratie van bepaalde elementen EN 71-4:2013 Veiligheid van speelgoed Deel 4: Scheikundedozen EN 71-5:2013 Veiligheid van speelgoed Deel 5: Chemisch speelgoed (sets) ander dan scheikundedozen [EN 71-7:2002 Veiligheid van speelgoed Deel 7: Vingerverf Eisen en beproevingsmethoden voorlopig enkel uit hoofde van Richtlijn 88/378/EG] EN 71-8:2011 Veiligheid van speelgoed Deel 8: Speeltoestellen voor huishoudelijk gebruik EN 71-12:2013 Veiligheid van speelgoed Deel 12: N-nitrosaminen en N-nitroseerbare stoffen EN 62115:2005 Elektrisch speelgoed Veiligheid IEC 62115:2003 (Gewijzigd) + A1:2004 EN 62115:2005/A2:2011 IEC 62115:2003/A2:2010 EN 62115:2005/A11:2012 EN 62115:2005/A11:2012/AC: :2005/A2:2011/AC: Niet-geharmoniseerde normen in het kader van Richtlijn 2009/48/EG: EN 71-9:2005+A1:2007 Safety of toys - Part 9: Organic chemical compounds Requirements (Veiligheid van speelgoed - Deel 9: Organische chemische verbindingen Eisen) EN 71-10:2005 Safety of toys - Part 10: Organic chemical compounds Sample preparation and extraction (Veiligheid van speelgoed - Deel 10: Organische chemische verbindingen Voorbereiding en extractie van monsters) EN 71-11:2005 Safety of toys - Part 11: Organic chemical compounds Methods of analysis (Veiligheid van speelgoed - Deel 11: Organische chemische verbindingen Analysemethoden) 141

142 15.3. Andere toepasselijke normen en richtsnoeren CEN CR Classificatie van speelgoed Richtlijnen CEN-richtsnoer 11 Product information relevant to consumers - Guidelines for standard developers (Voor consumenten nuttige productinformatie - Richtlijnen voor normalisatoren) CEN-richtsnoer 12 Child Safety Guidance for its Inclusion in Standards (Leidraad voor de inaanmerkingneming van kinderveiligheid in normen) CEN TR Artikelen voor zuigelingen en peuters Veiligheidsrichtlijnen CEN TR Veiligheid van speelgoed - Nationale vertalingen van gevaar en instructies voor het gebruik in EN 71 CEN TR Veiligheid van speelgoed - Antwoorden bij vragen over EN 71, EN 71-2, en EN 71-8 CEN/CENELEC-richtsnoer 6 Guidelines for standards developers to address the needs of older persons and persons with disabilities (Richtlijnen voor normalisatoren met het oog op de inachtneming van de behoeften van ouderen en personen met een handicap) CENELEC-richtsnoer 29: Temperatures of hot surfaces likely to be touched. Guidance document for Technical Committees and manufacturers (Temperaturen van hete oppervlakken die kunnen worden aangeraakt. Richtsnoer voor technische comités en fabrikanten) EN Textiel - Methoden voor de bepaling van bepaalde aromatische amines afgeleid van azo kleurstoffen - Deel 1: Detectie van het gebruik van bepaalde azo kleurstoffen zonder extractie EN Textiel - Methoden voor de bepaling van bepaalde aromatische amines afgeleid van azo kleurstoffen - Deel 2: Detectie van het gebruik van bepaalde azo kleurstoffen toegankelijk voor extractievezels EN Artikelen voor zuigelingen en peuters - Eetgerei en voedingsartikelen - Veiligheidseisen en beproevingen (ftalatenbeproevingsmethode) EN Veiligheid van kinderkleding - Koorden en treksluitingen van kinderkleding Specificaties (verkleedkostuums) EN Veiligheid van laserproducten EN Veiligheid van energietransformatoren, voedingseenheden en dergelijke -- Deel 2-7: Bijzondere bepalingen voor speelgoedtransformatoren IEC Voorbereiding van instructies Structurering, inhoud en presentatie 142

143 ISO IEC-richtsnoer 14 Aanschafinformatie van goederen en diensten bestemd voor consumenten 143

144 16. TOELICHTING I VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS Tabel 1: bepalen welk marktdeelnemerstype u bent De "fabrikant" als gedefinieerd in de nieuwe speelgoedrichtlijn De "importeur" als gedefinieerd in de nieuwe speelgoedrichtlijn De "distributeur" als gedefinieerd in de nieuwe speelgoedrichtlijn Toelichtingen 1. Een fabrikant kan bij schriftelijke machtiging een gemachtigde aanwijzen voor de nakoming van de verplichtingen van de fabrikant (maar NIET voor de opstelling van de technische documentatie). 2. Een importeur of distributeur die het product wijzigt en de overeenstemming ervan verandert, neemt de verantwoordelijkheden van de fabrikant op zich. 3. De toevoeging van wettelijk verplichte etiketten aan de detailhandelsverpakking leidt niet tot een gewijzigd product. Wijzigingen met mogelijke gevolgen voor de overeenstemming van producten zijn veranderingen in materiaal, kleur, leeftijdsbeperking, enz. 4. Hetzelfde product kan in het kader van verschillende zakenmodellen worden verkocht, waardoor de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen kunnen veranderen. 5. Wanneer een in de EU gevestigde rechtspersoon zichzelf voorstelt als fabrikant (door het aanbrengen van zijn naam, adres, enz.), wordt hij beschouwd als de marktdeelnemer die het product in de handel brengt, zelfs als hij het fysieke product niet zelf invoert. In dergelijke gevallen is er geen importeur.

145 Typisch zakenmodel Productiecyclus 1 Productie in de EU Product geheel in de EU ontwikkeld, geproduceerd en verkocht. fabrikant distributeur 2 Ontwikkeling en verkoop in de EU Product in de EU door een in de EU gevestigde marktdeelnemer ontwikkeld en verkocht, maar buiten de EU geproduceerd. fabrikant distributeur 3 Derde partij en verkoop in de EU (zonder productwijziging) Ongewijzigd product door een leverancier ontwikkeld en vervolgens binnen de EU door een Europese marktdeelnemer verkocht. fabrikant importeur distributeur 4 Derde partij en verkoop in de EU (met productwijzigingen) Specifieke wijzigingen aan het product van de leverancier (zie punt 3) voor of door een Europese marktdeelnemer, met verkoop in de EU. fabrikant distributeur 5 Directe invoer / FOB Ontwikkeld product (door een marktdeelnemer uit een derde land) buiten de EU verkocht voor directe invoer door een Europese marktdeelnemer. fabrikant importeur Directe invoer / FOB - Fabrikant is 6 een Europese rechtspersoon Ontwikkeld product (door een Europese marktdeelnemer) buiten de EU verkocht voor directe invoer door een Europese marktdeelnemer. *5 fabrikant distributeur 7 Derde partij (verkoopprovisie) / FOB Ontwikkeld product (al dan niet door een Europese marktdeelnemer) wordt buiten de EU verkocht door een al dan niet Europese verkoopagent, voor directe invoer door een Europese marktdeelnemer. fabrikant importeur 8 Gemachtigde van de fabrikant in de EU Product verkocht door een vertegenwoordiger van een niet-europese fabrikant Gemachtigde marktdeelnemer die contractueel gehouden is het technische dossier te bewaren (maar niet op te stellen). distributeur Product van huismerk van detailhandelaar 9 Product uitsluitend voor Europese detailhandelaar ontwikkeld en buiten de EU gekocht. fabrikant 145

146 Verplichting Fabrikant Gemachtigde Importeur Distributeur Artikel 4 Erop toezien dat speelgoed aan de essentiële veiligheidseisen voldoet Artikel 5 Niet toegestaan Artikel 6 Uitsluitend speelgoed in de handel brengen dat in overeenstemming is Artikel 7 De nodige zorgvuldigheid in acht nemen Technische documentatie opstellen conformiteitsveiligheidsbeoordelingen uitvoeren en en Art. 4, lid 2, art. 21, art. 18 en art. 19 Ja Art. 5, lid 2 Niet toegestaan Kan delen van de conformiteitsbeoordelingsprocedures uitvoeren overeenkomstig Besluit 768/2008/EG Art. 6, lid 2 Erop toezien dat het gebeurt GEEN VERPLICHTING De technische documentatie bijhouden Art. 4, lid 3 10 jaar na het in de handel brengen Art. 5, lid 3 10 jaar na het in de handel brengen GEEN VERPLICHTING GEEN VERPLICHTING De technische documentatie op verzoek ter beschikking stellen Art. 4, lid 9 Op met redenen omkleed verzoek Art. 5, lid 3 Op met redenen omkleed verzoek Art. 6, lid 8 10 jaar na het in de handel brengen Art. 7, lid 5 Op met redenen omkleed verzoek Een EG-verklaring van overeenstemming opstellen Art. 4, lid 2 Ja Art. 5, lid 3 Ja GEEN VERPLICHTING GEEN VERPLICHTING Een EG-verklaring van overeenstemming bijhouden en ter beschikking stellen Art. 4, lid 3 10 jaar na het in de handel brengen Art. 5, lid 3 10 jaar na het in de handel brengen Art. 6, lid 8 10 jaar na het in de handel brengen Art. 7, lid 5 Op met redenen omkleed verzoek Aanbrengen CE-markering identificatiegegevens: van en type-, Art. 4, leden 2 en 5 Ja Art. 30 van Verord. 765/200 Ja Art. 6, lid 2 Erop toezien dat het gebeurt Art. 7, lid 2 Controleren of het gebeurd is 146

147 partij-, serie- of modelnummer De overeenstemming van de serieproductie waarborgen Art. 4, lid 4 en art. 19, lid 2 8, art. 5, lid 2 Ja GEEN VERPLICHTING GEEN VERPLICHTING GEEN VERPLICHTING Naam en adres toevoegen Art. 4, lid 6 Ja Alleen zijn adres indien de fabrikant buiten de EU is gevestigd Art. 6, leden 2 en 3 Ja Art. 7, lid 2 Controleren of het gebeurd is Ervoor zorgen dat de nodige documenten in de juiste talen bij het speelgoed zijn gevoegd Art. 4, lid 7 Ja Art. 5, lid 3 Hangt af van de schriftelijke machtiging Art. 6, lid 4 Ja Art. 7, lid 2 Ja Speelgoed dat niet in overeenstemming is in overeenstemming brengen. De autoriteiten inlichten in geval van gevaar voor de veiligheid. Terugroepen of uit de handel nemen. Op verzoek informatie verstrekken aan de autoriteiten Art. 4, leden 8 en 9 Ja Art. 5, lid 3 Hangt af van de schriftelijke machtiging Art. 6, leden 2, 7 en 9 Ja Art. 7, leden 2, 4 en 5 Ja (ervoor zorgen dat het gebeurd is) Steekproeven uitvoeren op verhandeld speelgoed (rekening houdend met het risico) Art. 4, lid 4 Ja Art. 5, lid 3 Hangt af van de schriftelijke machtiging Art. 6, lid 6 Ja GEEN VERPLICHTING Een bijhouden register van Art. 4, lid Ja Art. 5, Hangt af van de schriftelijke Art. 6, lid Ja GEEN VERPLICHTING 147

148 klachten, speelgoed dat niet in overeenstemming is en teruggeroepen speelgoed. Distributeurs van dergelijk toezicht op de hoogte brengen 4 lid 3 machtiging 6 De overeenstemming niet in gevaar brengen tijdens opslag of vervoer GEEN VERPLICHTING Art. 6, lid 7 Ja Art. 7, lid 3 Ja De overige marktdeelnemers in de toeleveringsketen van alle speelgoed identificeren Art. 9 Ja Art. 9 Ja Art. 9 Ja 148

149 Verplichtingen van de fabrikanten (1) Technische documentatie opstellen en conformiteits en veiligheidsbeoordelingen uitvoeren Artikel 4, lid 2, alsook artikelen 18, 19 en 21 (2) EG-verklaring van overeenstemming opstellen en gedurende 10 jaar bijhouden. Technische documentatie bijhouden gedurende 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht Artikel 4, lid 2 Wanneer de overeenstemming met de toepasselijke eisen van artikel 10 en bijlage II is aangetoond, stelt de fabrikant een EG-verklaring van overeenstemming op, die hij voortdurend bijwerkt (artikel 15). Artikel 4, lid 3 De verklaring van overeenstemming en de technische documentatie dienen tot 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht te worden bijgehouden. Opmerking: het is dienstig de verklaring van overeenstemming en de technische documentatie bij te houden tot 10 jaar nadat het laatste speelgoed is verkocht. (3) De CE-markering en het partij- of modelnummer op het speelgoed of de verpakking daarvan aanbrengen Artikel 4, lid 2 De CE-markering dient te worden aangebracht overeenkomstig artikel 17, lid 1. De CEmarkering dient te worden aangebracht op het speelgoed, op een etiket of op de verpakking. De vermelding van de CE-markering op de verpakking volstaat indien zij in het verkooppunt zichtbaar is. Artikel 4, lid 5 Fabrikanten dienen ervoor te zorgen dat hun speelgoed voorzien is van een type-, partij-, serie- of modelnummer. Indien de omvang of aard van het speelgoed dat onmogelijk maakt, kan deze informatie op de verpakking van het speelgoed worden aangebracht of in een bij het speelgoed gevoegd document worden opgenomen. (4) De overeenstemming van de serieproductie waarborgen Artikel 4, lid 4, en artikel 19, lid 2 Naam en adres moeten op het speelgoed of, indien dat onmogelijk is, op de verpakking worden aangebracht.

150 Artikel 4, lid 6 Het adres dient één enkel punt aan te geven waar contact met de fabrikant opgenomen kan worden. Een website is aanvullende informatie, maar volstaat niet als adres. Een adres bestaat gewoonlijk uit een straatnaam en nummer of een postbus en nummer, een postcode en een plaatsnaam. Voor verpakkingen en producten waarop meerdere contactadressen vermeld staan, wordt aanbevolen het adres van het kantoor waar de technische documentatie wordt bijgehouden te onderstrepen. (5) Ervoor zorgen dat de vereiste documenten beschikbaar zijn in de juiste talen Artikel 4, lid 7 Instructies en veiligheidsinformatie dienen te zijn opgesteld in een of meerdere talen die de consumenten, zoals bepaald door de desbetreffende lidstaat, gemakkelijk kunnen begrijpen. Aanvullende informatie is beschikbaar op (6) Speelgoed dat niet in overeenstemming is in overeenstemming brengen en de autoriteiten van een eventueel veiligheidsrisico op de hoogte brengen. Terugroepen of uit de handel nemen. Op verzoek informatie verstrekken aan de bevoegde autoriteiten Artikel 4, lid 8 Volgens de richtlijn moet speelgoed dat op de interne markt in de handel wordt gebracht onmiddellijk in overeenstemming worden gebracht. Voor speelgoed dat reeds op de markt wordt aangeboden en dat niet in overeenstemming is, is het aangewezen dat genomen maatregelen op het desbetreffende risico zijn afgestemd. Opmerking: hoewel de richtlijn alle marktdeelnemers verplicht de autoriteiten in kennis te stellen van eventuele veiligheidsrisico's, wordt met het oog op een gecoördineerde aanpak ten zeerste aanbevolen dat de marktdeelnemers met elkaar samenwerken om een allesomvattend informatiepakket samen te stellen. Artikel 4, lid 8 Fabrikanten dienen contact op te nemen met hun "autoriteit" wanneer zij reden hebben om aan te nemen dat speelgoed een veiligheidsrisico inhoudt. Artikel 4, lid 9 Fabrikanten moeten documentatie kunnen voorleggen die relevant is voor het verzoek om informatie. Deze documenten moeten ter beschikking worden gesteld in een taal die "gemakkelijk kan worden begrepen". Het spreekt dus vanzelf dat Chinese documenten niet aanvaardbaar zijn. Het is mogelijk dat bepaalde delen van de technische documentatie in 150

151 de taal van de om informatie verzoekende autoriteit moeten worden vertaald indien Engels niet aanvaard wordt. (7) Steekproeven uitvoeren op verhandeld speelgoed (rekening houdend met het risico) Artikel 4 Deze verplichting houdt niet in dat voor elk verhandeld product een steekproef moet worden gedaan. Het is aangewezen een gerichte, op risico gebaseerde aanpak toe te passen. Aangezien deze verplichting ook geldt voor importeurs, is enige mate van samenwerking aanbevolen teneinde dubbel werk te voorkomen. (8) Bijhouden van een register van klachten, speelgoed dat niet in overeenstemming is en teruggeroepen speelgoed en distributeurs op de hoogte houden van dergelijk toezicht Artikel 4, lid 4 Het volstaat distributeurs in kennis te stellen van de systemen waarover een fabrikant voor dergelijke monitoring beschikt. Distributeurs hoeven niet van elke klacht op de hoogte te worden gebracht. Indien speelgoed dat niet in overeenstemming is een risico inhoudt waardoor het dient te worden teruggeroepen, moeten uiteraard ook de overige partijen uit de toeleveringsketen daarvan in kennis worden gesteld. De overeenstemming niet in gevaar brengen tijdens opslag of vervoer Deze eis is niet specifiek op fabrikanten gericht, maar zij moeten hem evenwel in aanmerking nemen en ervoor zorgen dat de overeenstemming van speelgoed dat zij onder hun hoede hebben niet in gevaar wordt gebracht tijdens de opslag of het vervoer ervan. (9) De overige marktdeelnemers in de toeleveringsketen van alle speelgoed identificeren Artikel 9 De toeleveringsketen moet traceerbaar zijn, wat betekent dat fabrikanten moeten weten welke marktdeelnemers hen speelgoed hebben geleverd en aan welke marktdeelnemers zij speelgoed hebben geleverd. Het is dienstig op de hoogte te zijn van de volledige toeleveringsketen van alle speelgoed en hierover dossiers bij te houden. Deze dossiers moeten worden bewaard aangezien deze informatie gedurende 10 jaar na het in de handel brengen van het speelgoed beschikbaar moet blijven. Het is aangewezen deze dossiers bij te houden tot 10 jaar nadat het speelgoed voor het laatst werd verkocht. 151

152 Verplichtingen van de importeurs (1) Technische documentatie opstellen en conformiteits- en veiligheidsbeoordelingen uitvoeren Artikel 6, lid 2 Importeurs moeten nagaan of de fabrikant de vereiste conformiteitsbeoordeling heeft uitgevoerd. Daarbij dient opgemerkt te worden dat niet geëist wordt dat zij dergelijke documentatie zelf opvragen en bijhouden. Zij moeten zich er alleen maar van vergewissen dat deze beschikbaar is. Het volstaat dat een importeur controleert of de fabrikant daarvoor over relevante systemen en procedures beschikt. Hij hoeft dan ook niet voor elk product afzonderlijk om bewijs daarvan te verzoeken. Opmerking: er zij op gewezen dat voor de terbeschikkingstelling van dergelijke documenten aan handhavingsdiensten een bepaalde termijn wordt opgelegd. Indien importeurs er niet zeker van zijn dat zij de documentatie binnen de opgelegde termijn van een fabrikant kunnen krijgen, dienen zij deze zelf op te vragen en bij te houden. (2) Een EG-verklaring van overeenstemming opstellen en gedurende 10 jaar bijhouden Artikel 6, lid 8 Importeurs moeten binnen de EG een kopie van de EG-verklaring van overeenstemming bijhouden. Zij dienen er bovendien voor te zorgen dat de overige technische documentatie gedurende 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht aan de autoriteiten "kan worden verstrekt". Daarbij dient opgemerkt te worden dat niet geëist wordt dat zij dergelijke documentatie zelf opvragen en bijhouden (met uitzondering van de EG-verklaring van overeenstemming). Zij moeten zich er alleen maar van vergewissen dat deze beschikbaar is. Indien importeurs er echter niet zeker van zijn dat zij dergelijke documentatie binnen de opgelegde termijn kunnen krijgen of dat de fabrikant deze niet gedurende 10 jaar zal bijhouden, dienen zij deze zelf te op te vragen en bij te houden. Opmerking: de verklaring van overeenstemming en de technische documentatie moeten verplicht gedurende 10 jaar na de laatste levering van het speelgoed beschikbaar worden gehouden. (3) De CE-markering en het partij- of modelnummer op het speelgoed of de verpakking daarvan aanbrengen Artikel 6, lid 2 Importeurs moeten er alleen voor zorgen dat het type-, partij-, serie- of modelnummer en de CE-markering zijn aangebracht. 152

153 Zij hoeven niet elk product afzonderlijk te controleren. Het volstaat na te gaan of de fabrikanten over procedures en systemen beschikken om ervoor te zorgen dat de informatie wordt aangebracht. Importeurs die vóór de verzending controles uitvoeren, kunnen dit controlepunt aan hun checklist toevoegen. (4) Naam en adres op speelgoed of de verpakking daarvan vermelden Artikel 6, leden 2 en 3 Importeurs moeten hun naam en adres op het speelgoed aanbrengen of, indien dat niet mogelijk is, op de verpakking daarvan. Indien een importeur de voor de kleinhandel bestemde verpakking zou moeten openen om zijn naam en adres op het product aan te brengen, volstaat het dus dat hij deze informatie op de verpakking aanbrengt. Opmerking: importeurs dienen erop toe te zien dat ook het adres van de fabrikant op het speelgoed of op de verpakking wordt vermeld. Een website is aanvullende informatie, maar volstaat niet als contactadres. Een adres bestaat gewoonlijk uit een straatnaam en nummer of een postbus en nummer, een postcode en een plaatsnaam. Indien de fabrikant buiten de EU gevestigd is en de importeur het speelgoed onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt of het reeds in de handel gebrachte speelgoed wijzigt, wordt de importeur als fabrikant beschouwd. In dergelijk geval dient enkel het adres van de importeur die als fabrikant wordt beschouwd op het speelgoed (of op de verpakking of in een bijgevoegd document) te worden vermeld. Indien de fabrikant in de EU gevestigd is, wordt hij beschouwd als de marktdeelnemer die het speelgoed in de EU in de handel heeft gebracht, zelfs wanneer de producten zelf buiten de EU zijn vervaardigd. Dit geldt ook wanneer hij de invoer van het speelgoed aan een andere onderneming overlaat. In dergelijk geval is er geen importeur in de zin van de definitie van de term "importeur" en volstaat de vermelding van het adres van de fabrikant. (5) Ervoor zorgen dat de vereiste documenten in de juiste talen beschikbaar zijn Artikel 6, lid 4 Instructies en veiligheidsinformatie dienen te zijn opgesteld in een of meerdere talen die de consumenten, zoals bepaald door de desbetreffende lidstaat, gemakkelijk kunnen begrijpen. Aanvullende informatie is beschikbaar op (6) Speelgoed dat niet in overeenstemming is in overeenstemming brengen. De autoriteiten inlichten in geval van gevaar voor de veiligheid. Terugroepen of uit de handel nemen. Op verzoek informatie verstrekken aan de bevoegde autoriteiten Artikel 6, leden 2 en 7 153

154 Importeurs dienen producten die niet in overeenstemming zijn uit de handel te nemen en meteen contact op te nemen met de fabrikant. Het is aangewezen dat alle genomen maatregelen op het risico zijn afgestemd. Opmerking: hoewel de richtlijn alle marktdeelnemers verplicht de autoriteiten in kennis te stellen van eventuele veiligheidsrisico's, wordt met het oog op een gecoördineerde aanpak ten zeerste aanbevolen dat de marktdeelnemers met elkaar samenwerken om een allesomvattend informatiepakket samen te stellen. Importeurs dienen contact op te nemen met hun "autoriteit" wanneer zij reden hebben om aan te nemen dat speelgoed een veiligheidsrisico inhoudt. Merk op dat elke marktdeelnemer een verschillende nationale autoriteit kan hebben. Artikel 6, lid 9 Deze documenten moeten ter beschikking worden gesteld in een taal die "gemakkelijk kan worden begrepen". Het spreekt dus vanzelf dat Chinese documenten niet aanvaardbaar zijn. Het is mogelijk dat bepaalde delen van de technische documentatie in de taal van de om informatie verzoekende autoriteit moeten worden vertaald indien Engels niet aanvaard wordt. (7) Steekproeven uitvoeren op verhandeld speelgoed (rekening houdend met het risico) Artikel 6, lid 6 Deze verplichting houdt niet in dat voor elk verhandeld product een steekproef moet worden gedaan. Het is aangewezen een gerichte, op risico gebaseerde aanpak toe te passen. Aangezien deze verplichting ook geldt voor fabrikanten, is enige mate van samenwerking aanbevolen teneinde dubbel werk te voorkomen. Bijhouden van een register van klachten, speelgoed dat niet in overeenstemming is en teruggeroepen speelgoed en distributeurs op de hoogte houden van dergelijk toezicht Het volstaat distributeurs in kennis te stellen van de systemen waarover een fabrikant voor dergelijke monitoring beschikt. Distributeurs hoeven niet van elke klacht op de hoogte te worden gebracht. Indien speelgoed dat niet in overeenstemming is een risico inhoudt waardoor het dient te worden teruggeroepen, moeten uiteraard ook de overige partijen uit de toeleveringsketen daarvan in kennis worden gesteld. (8) De overeenstemming niet in gevaar brengen tijdens opslag of vervoer Dit kan ook betrekking hebben op incompetente behandeling of inadequate opslagomstandigheden (bv. opslag van houten of pluchen speelgoed in een vochtige omgeving). (9) De overige marktdeelnemers in de toeleveringsketen van alle speelgoed identificeren Artikel 9 154

155 De toeleveringsketen moet traceerbaar zijn, wat betekent dat importeurs moeten weten welke marktdeelnemers hen speelgoed hebben geleverd en aan welke marktdeelnemers zij speelgoed hebben geleverd. Het is dienstig op de hoogte te zijn van de volledige toeleveringsketen van alle speelgoed en deze ook te documenteren. Deze dossiers moeten worden bewaard aangezien deze informatie gedurende 10 jaar na het in de handel brengen van het speelgoed beschikbaar moet blijven. Het is aangewezen deze dossiers bij te houden tot 10 jaar nadat het speelgoed voor het laatst werd verkocht. 155

156 Distributeurs (1) De CE-markering en het partij- of modelnummer op het speelgoed of de verpakking daarvan aanbrengen Artikel 7, lid 2 Distributeurs dienen erop toe te zien dat de vereiste conformiteitsmarkeringen zijn aangebracht. Zij hoeven echter niet elk product afzonderlijk te controleren. Het volstaat zeker te weten dat de fabrikanten over procedures en systemen beschikken om ervoor te zorgen dat zij worden aangebracht. (2) Naam en adres op speelgoed of de verpakking daarvan vermelden Artikel 7, lid 2 Distributeurs hoeven alleen maar te controleren of het adres is aangebracht, met andere woorden het adres van de importeur en/of de fabrikant. (3) Ervoor zorgen dat de instructies en veiligheidsinformatie beschikbaar zijn in de juiste talen Artikel 7, lid 2 Instructies en veiligheidsinformatie dienen te zijn opgesteld in een of meerdere talen die de consumenten, zoals bepaald door de desbetreffende lidstaat, gemakkelijk kunnen begrijpen. Aanvullende informatie is beschikbaar op (4) Speelgoed dat niet in overeenstemming is in overeenstemming brengen. De autoriteiten inlichten in geval van gevaar voor de veiligheid. Terugroepen of uit de handel nemen. Op verzoek informatie verstrekken aan de bevoegde autoriteiten Artikel 7, leden 2 en 4 Wanneer distributeurs redenen hebben om aan te nemen dat speelgoed niet in overeenstemming is met de essentiële veiligheidseisen (artikel 10) en de bijzondere veiligheidseisen (bijlage II), bieden zij het speelgoed niet op de markt aan totdat het in overeenstemming is gebracht. De distributeur dient de verkoop van het product dat niet in overeenstemming is te staken en meteen contact op te nemen met de fabrikant of de importeur teneinde het speelgoed 156

157 opnieuw in overeenstemming te brengen. Het is aangewezen dat alle genomen maatregelen op het risico zijn afgestemd. Artikel 7, lid 5 Hoewel de richtlijn alle marktdeelnemers verplicht de autoriteiten in kennis te stellen van eventuele veiligheidsrisico's, wordt met het oog op een gecoördineerde aanpak ten zeerste aanbevolen dat de marktdeelnemers met elkaar samenwerken om een allesomvattend informatiepakket samen te stellen. Distributeurs dienen contact op te nemen met hun "nationale autoriteit" die toezicht houdt op de naleving van de handelsnormen wanneer zij reden hebben om aan te nemen dat speelgoed een veiligheidsrisico inhoudt. Merk op dat elke marktdeelnemer een verschillende nationale autoriteit kan hebben. (5) Bijhouden van een register van klachten, speelgoed dat niet in overeenstemming is en teruggeroepen speelgoed en distributeurs op de hoogte houden van dergelijk toezicht Distributeurs zijn niet verplicht een klachtenregister bij te houden. Distributeurs wordt wel aanbevolen de andere marktdeelnemers uit de toeleveringsketen in kennis te stellen van eventuele veiligheidsgerelateerde klachten. (6) De overeenstemming niet in gevaar brengen tijdens opslag of vervoer Artikel 7, lid 3 Dit kan ook betrekking hebben op incompetente behandeling of inadequate opslagomstandigheden (bv. opslag van houten of pluchen speelgoed in een vochtige omgeving). (7) De overige marktdeelnemers in de toeleveringsketen van alle speelgoed identificeren Artikel 9 De toeleveringsketen moet traceerbaar zijn, wat betekent dat distributeurs moeten weten welke marktdeelnemer hen speelgoed heeft geleverd en aan welke marktdeelnemer zij speelgoed hebben geleverd. Het is dienstig op de hoogte te zijn van de volledige toeleveringsketen van alle speelgoed en deze ook te documenteren. Deze dossiers moeten worden bewaard aangezien deze informatie beschikbaar moet blijven gedurende 10 jaar na het in de handel brengen van het speelgoed. Het is aangewezen deze dossiers bij te houden tot 10 jaar nadat het speelgoed voor het laatst werd verkocht. 157

158 Gemachtigde 1. Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen. 2. De verplichtingen uit hoofde van artikel 4, lid 1, en de opstelling van technische documentatie maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde. 3. Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten: a) hij houdt de EG-verklaring van overeenstemming en de technische documentatie ter beschikking van de nationale toezichtautoriteiten voor een periode van 10 jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht; b) hij verstrekt een bevoegde nationale autoriteit op grond van een met redenen omkleed verzoek van die autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de overeenstemming van het speelgoed aan te tonen; c) hij verleent op verzoek van de bevoegde nationale instanties medewerking aan eventuele maatregelen ter uitschakeling van de risico's van speelgoed dat onder het mandaat valt.toelichting II Duidelijk zichtbare en gemakkelijk leesbare waarschuwingen. 158

159 17. TOELICHTING II DUIDELIJK ZICHTBARE EN GEMAKKELIJK LEESBARE WAARSCHUWINGEN De normalisatie-instanties die belast zijn met het opstellen van normen op grond van Richtlijn 2009/48/EG dienen over te gaan tot een herziening van de in de huidige normen opgenomen eisen inzake de zichtbaarheid en leesbaarheid van waarschuwingen. In voorkomend geval dienen de normalisatoren in het kader van die werkzaamheden de beschikbare richtsnoeren en normen te raadplegen, zoals CEN-richtsnoer 11 Voor consumenten nuttige productinformatie, IEC-richtsnoer 14 Aanschafinformatie van goederen en diensten bestemd voor consumenten, CEN TR Artikelen voor zuigelingen en peuters - Veiligheidsrichtlijnen en IEC Voorbereiding van instructies. Bij het in aanmerking nemen van deze richtsnoeren dienen de normalisatoren ook te erkennen dat de leesbaarheid steeds moet worden beoordeeld op basis van een concrete evaluatie van elk product afzonderlijk en van de afmetingen van de verpakking. De bovengenoemde richtsnoeren en normen omvatten onder meer de volgende aanbevelingen en vermeldingen waarmee rekening dient te worden gehouden in de normalisatiewerkzaamheden (de onderstaande tekst wordt enkel ter informatie gegeven). De eisen zijn vastgesteld in de speelgoedrichtlijn en de toepasselijke geharmoniseerde normen. Volgens de speelgoedrichtlijn moet het woord "waarschuwing" en de daaropvolgende tekst gemakkelijk leesbaar zijn. Om deze doelstelling te halen, dient met verschillende factoren rekening te worden gehouden. Begrijpelijke waarschuwingen zijn gemakkelijk te begrijpen en te lezen. Met betrekking tot de leesbaarheid zijn de volgende elementen van belang: opmaak; lettergrootte, tekenstijl en lettertype; kleuren en contrast; afbeeldingen; fysieke elementen. Opmaak van waarschuwingen Waarschuwingen zijn niet bedoeld voor kinderen, maar voor volwassenen die toezicht houden op kinderen. Waarschuwingen dienen de aard en de gevolgen van het gevaar te beschrijven en dienen aan te geven wat moet worden gedaan en wat moet worden vermeden. Zij dienen de volgende structuur te hebben: instructies/gevaren/gevolgen. In bepaalde gevallen hoeft er geen direct verband tussen deze drie delen te zijn. Gevaren en gevolgen dienen uitdrukkelijk te worden vermeld indien zij niet vanzelfsprekend zijn. Waarschuwingen dienen te worden voorafgegaan door het woord "Waarschuwing(en)". Het leeftijdswaarschuwingssymbool, indien vermeld,, of de waarschuwing moet op een duidelijk zichtbare plaats worden aangebracht op het speelgoed, op een aangehecht etiket of op de verpakking van het speelgoed. De vermelding van het specifieke gevaar

160 dat aanleiding geeft tot de waarschuwing of beperking "niet geschikt voor kinderen jonger dan 3 jaar" kan evenwel in de gebruiksaanwijzing worden opgenomen. Waarschuwingen dienen op het speelgoed te worden aangebracht indien veiligheidsinformatie bijzondere aandacht vereist (bijvoorbeeld in geval van ernstige gevaren) of omdat de gevaren zich voordoen telkens wanneer het speelgoed gebruikt wordt of omdat na verloop van tijd de kans op onveilig gebruik groot wordt. Een voorbeeld hiervan zijn de waarschuwingen voor speelgoed dat bedoeld is om boven wiegen te worden gehangen. Waarschuwingen die bepalend zijn voor het besluit om speelgoed te kopen, moeten duidelijk zichtbaar zijn vóór de aankoop of moeten op de consumentenverpakking zijn aangebracht. Lettergrootte, tekenstijl en lettertype criteria en richtsnoeren voor veiligheidsinstructies De x-hoogte van letters in op het product aangebrachte tekst bedraagt ten minste 3 mm indien wordt uitgegaan van optimale leesomstandigheden, bijvoorbeeld een leesafstand van 0,5 m en veel licht, en 8 mm indien wordt uitgegaan van moeilijke leesomstandigheden, bijvoorbeeld een leesafstand van 2 m en weinig licht. De x-hoogte van letters in doorlopende tekst van handleidingen, enz. bedraagt ten minste 1,5 mm. Zelfs wanneer de bovenstaande richtsnoeren inzake de x-hoogte van letters in acht worden genomen, dient de leesbaarheid van de dienovereenkomstig aangebrachte productinformatie in realistische koop- en gebruiksomstandigheden en bij de doelgroep te worden getoetst. Opmaak en grootte criteria en richtsnoeren voor veiligheidssymbolen Volgens geharmoniseerde norm EN 71-1 heeft het pictogram de volgende kenmerken: een rode cirkel en dwarsstreep, een witte achtergrond, een zwart gezicht en een in zwarte letters weergegeven leeftijdsbereik. Teneinde een verkeerde interpretatie van het symbool te vermijden, wordt het gebruikt om aan te geven dat speelgoed niet geschikt is voor kinderen van "0 tot 3" jaar en niet voor andere leeftijdswaarschuwingen. Dit symbool heeft een diameter van ten minste 10 mm. Overeenkomstig TR moeten andere veiligheidssymbolen een hoogte van ten minste 12 mm hebben. In CEN-richtsnoer 11 wordt voor veiligheidssymbolen in het algemeen een hoogte van 20 mm aanbevolen. Kleuren en contrast Het contrast tussen de tekst en de achtergrond is belangrijk. Te weinig contrast tussen de tekst en de achtergrond maakt de informatie minder toegankelijk. In beginsel zouden dan ook geen afbeeldingen achter de tekst mogen worden geplaatst aangezien deze de informatie minder duidelijk kunnen maken, waardoor de tekst minder gemakkelijk leesbaar zou worden. De relatie tussen de gebruikte kleuren is even belangrijk als de kleuren zelf. In de regel dient donkere tekst op een bleke achtergrond te worden geplaatst. In bepaalde gevallen kan echter het omgekeerde worden gedaan (bleke tekst op een donkere achtergrond) om bijvoorbeeld bijzondere waarschuwingen te beklemtonen. In dergelijke gevallen dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de afdrukkwaliteit. Zo is het mogelijk dat de 160

161 letters groter moeten worden gemaakt of vet moeten worden weergegeven. Het gebruik van gelijksoortige kleuren voor de tekst en de achtergrond (zoals witte tekst op een gele achtergrond) alsook de combinaties rood-groen en blauw-geel moeten worden vermeden omdat zij de leesbaarheid in het gedrang brengen. Afbeeldingen: gebruik van symbolen en pictogrammen Symbolen en pictogrammen kunnen nuttig zijn op voorwaarde dat de betekenis ervan duidelijk is en dat zij voldoende groot zijn om gemakkelijk te kunnen worden gelezen. Zij zouden enkel mogen worden gebruikt om de raadpleging van tekst te vergemakkelijken of bepaalde aspecten te verduidelijken of te beklemtonen en mogen in beginsel geen vervanging zijn van de eigenlijke tekst. In bepaalde gevallen dient bewezen te worden dat de betekenis over het algemeen begrepen wordt en dat zij niet misleidend of verwarrend zijn. Indien twijfel bestaat over de betekenis van een bepaald pictogram, is het pictogram niet geschikt. Symbolen moeten worden ontworpen volgens de erkende normen. Bovendien moet bij het ontwerp ten volle rekening gehouden worden met en moeten zij uitgebreid getest worden onder consumenten uit alle sociale, economische en culturele bevolkingsgroepen in heel Europa. Fysieke elementen Het gewicht van het papier moet voldoende groot zijn om de doorzichtigheid, die het lezen bemoeilijkt, te beperken. Glanzend papier weerkaatst het licht, waardoor de informatie moeilijk kan worden gelezen. Daarom verdient het gebruik van papier zonder deklaag aanbeveling. Zorg ervoor dat de vouwen van gevouwen bijsluiters de informatie niet moeilijker leesbaar maken. 161

162 18. TOELICHTING III CE-MARKERING Beginselen van de CE-markering De CE-markering staat symbool voor de overeenstemming van het speelgoed. Aan de hand van de op het speelgoed aangebrachte CE-markering verklaart de fabrikant: dat het speelgoed aan alle toepasselijke eisen voldoet; en dat hij dienaangaande de volledige verantwoordelijkheid op zich neemt. De algemene beginselen die van toepassing zijn op de CE-markering zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008. De voorschriften betreffende het aanbrengen van de CE-markering zijn opgenomen in artikel 17 van de speelgoedrichtlijn. Aangezien de CE-markering wordt aangebracht op alle producten die onder de nieuweaanpakrichtlijnen vallen, is de markering niet bedoeld om commerciële doelen te dienen. De CE-markering is ook geen herkomstaanduidende markering aangezien zij niet aangeeft dat het product in de Gemeenschap werd vervaardigd. De CE-markering is verplicht en wordt aangebracht voordat speelgoed op de markt wordt geïntroduceerd. Indien speelgoed binnen de werkingssfeer van verschillende richtlijnen valt, die alle het aanbrengen van de CE-markering vereisen, geeft de markering aan dat het speelgoed geacht wordt in overeenstemming te zijn met de bepalingen van al die richtlijnen. Dit houdt in dat, indien speelgoed onder een andere richtlijn valt (bijvoorbeeld de richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit) op grond waarvan de CE-markering verplicht moet worden aangebracht, de CE-markering slechts op het speelgoed mag worden aangebracht indien het voldoet aan de bepalingen van alle betrokken richtlijnen (speelgoedrichtlijn en bijvoorbeeld de richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit). De CE-markering moet de enige overeenstemmingsmarkering zijn die aangeeft dat het speelgoed in overeenstemming is met de communautaire harmonisatiewetgeving. Andere markeringen zijn evenwel toegestaan als ze bijdragen aan een betere bescherming van de consument en niet gedekt zijn door de communautaire harmonisatiewetgeving. Aanbrengen van de CE-markering De CE-markering mag uitsluitend worden aangebracht door de fabrikant of zijn gemachtigde. De CE-markering mag in beginsel niet worden aangebracht tot de conformiteitsbeoordelingsprocedure volledig is afgerond om ervoor te zorgen dat het speelgoed in overeenstemming is met alle bepalingen van de toepasselijke richtlijnen. De CE-markering staat voor overeenstemming met essentiële openbare belangen waarop de richtlijnen in kwestie betrekking hebben. Zij moet dan ook gezien worden als essentiële informatie voor de autoriteiten van de lidstaten alsook voor andere betrokken partijen (bijvoorbeeld distributeurs, consumenten en andere gebruikers). De zichtbaarheidseis houdt dienovereenkomstig in dat alle partijen de CE-markering gemakkelijk moeten kunnen vinden. De markering kan bijvoorbeeld worden aangebracht aan de achter- of onderzijde van een product. Zij moet minstens 5 mm hoog zijn om de leesbaarheid te garanderen. Zij moet ook onuitwisbaar zijn, zodat zij onder normale omstandigheden niet kan worden verwijderd zonder dat duidelijke sporen achterblijven 162

163 (bepaalde productnormen voorzien bijvoorbeeld in een wrijvingsproef met water en white spirit). Dit betekent echter niet dat de CE-markering een integraal deel van het product moet uitmaken. De CE-markering bestaat uit de letters "CE" in de volgende grafische vorm: Bij vergroting of verkleining van de CE-markering worden de verhoudingen van de gegradueerde afbeelding in acht genomen. De CE-markering is evenwel ten minste 5 mm hoog. Fabrikanten kunnen de CE-markering zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar aanbrengen op het speelgoed, op een aangehecht etiket of op de verpakking. Bij klein speelgoed en speelgoed bestaande uit kleine onderdelen mag de CE-markering in plaats daarvan echter op een etiket of in een bijgesloten mededeling worden vermeld. Als dat technisch onmogelijk is bij speelgoed dat in toonbankdisplays wordt verkocht, en op voorwaarde dat de toonbankdisplay oorspronkelijk als verpakking van het speelgoed dienst deed, mag deze informatie op de toonbankdisplay worden vermeld. Als het speelgoed verpakt is en de CE-markering van buiten de verpakking niet zichtbaar is, wordt zij op zijn minst op de verpakking aangebracht. De CE-markering wordt aangebracht voordat het speelgoed op de markt wordt geïntroduceerd. Zij kan worden gevolgd door een pictogram of een andere aanduiding betreffende een bijzonder risico of gebruik. 163

164 CORRECT aangebrachte CE-markering De CE-markering en andere markeringen (zie ook 3.8.1) De CE-markering is de enige markering die staat voor overeenstemming met alle eisen die fabrikanten voor speelgoed in acht moeten nemen. De lidstaten mogen in hun nationale regelgeving geen enkele verwijzing naar andere overeenstemmingsmarkeringen opnemen die zouden inhouden dat producten in overeenstemming zijn met eisen die verband houden met de CE-markering. Er mogen aanvullende markeringen en tekens op speelgoed worden aangebracht indien deze: een andere functie hebben dan de CE-markering; ten aanzien van de CE-markering niet tot verwarring kunnen leiden; en de leesbaarheid en zichtbaarheid van de CE-markering niet hinderen. Het is verboden speelgoed te voorzien van markeringen, tekens of opschriften die door hun betekenis en/of grafische vorm door derden met de CE-markering kunnen worden verward. Het aanbrengen van wettelijke merktekens (zoals een beschermd handelsmerk van een fabrikant) of aanvaardbare kwaliteitsmerken en andere merktekens in aanvulling op de CE-markering is toegestaan in zoverre dergelijke kwaliteitsmerken of merktekens geen verwarring met de CE-markering doen ontstaan en zij de leesbaarheid en de zichtbaarheid van de CE-markering niet in het gedrang brengen. Deze verwarring kan betrekking hebben op de betekenis of de grafische vorm van de CE-markering. Of een markering of merkteken al dan niet verwarrend is, dient te worden beoordeeld vanuit het standpunt van alle betrokken partijen die er wellicht mee in aanraking zullen komen. Nadere informatie over de CE-markering is beschikbaar op de volgende internetpagina's:

165 Conclusie Deze tabel bevat een overzicht van alle informatie die overeenkomstig Richtlijn 2009/48/EG dient te worden vermeld. Identificatie Identificatie Adres Adres (indien CE- CE- CE-markering Waarschu- Waarschu- (indien grootte niet mogelijk markering markering (speelgoed in wing wing (klein of aard van het op (klein toonbank- speelgoed speelgoed dit speelgoed) speelgoed) display) zonder niet toelaat) verpakking) Speelgoed X X X X OF Verpakking X X X X X X Document (bijsluiter/ instructies) X X X X X (indien van toepassing) Aangehecht etiket X X X X X X X Toonbankdisplay X (indien display als verpakking gebruikt

166 wordt) Opmerking: de CE-markering moet steeds van buiten de verpakking zichtbaar zijn. Opmerking: waarschuwingen die bepalend zijn voor het besluit om speelgoed te kopen, dienen vóór de aankoop voor de consument zichtbaar te zijn (met inbegrip van onlineaankopen). 166

167 Deze tabel bevat een overzicht van alle informatie die overeenkomstig Richtlijn 88/378/EEG dient te worden vermeld. Adres Adres (klein CE- CE- Waar- speelgoed) markering markering schuwing (klein speelgoed ) Speelgoed X X X Verpakking X* X* X* X* X Document (bijsluiter/instructies/ etiket) X* X* X Opmerking: * De consument moet erop worden gewezen dat het nuttig is de informatie te bewaren. 167

168 19. TOELICHTING IV ONDERDELEN VAN SPEELGOED DIE OP EEN ANDERE WIJZE DIRECT AAN EEN LEVENSMIDDEL BEVESTIGD ZIJN

169 169

170 20. TOELICHTING V OVERZICHT VAN SPEELGOED VAN TEXTIEL Speelgoed dat bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden is zodanig ontworpen en vervaardigd dat het gereinigd kan worden. Speelgoed van textiel moet dan ook gewassen kunnen worden, tenzij het een mechanisme bevat dat beschadigd kan worden als het bij het wassen doorweekt raakt. Het speelgoed voldoet ook na het reinigen aan de veiligheidseisen overeenkomstig het bepaalde in dit punt en de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Speelgoed bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden dat kan worden gereinigd 170

171 Speelgoed van textiel bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden dat kan worden gewassen 171

172 172

173 173

174 Speelgoed van textiel met een mechanisme, dat bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden en dat kan worden gereinigd Bevat een rammelaarmechanisme dat beschadigd kan raken Bevat een rammelaarmechanisme dat beschadigd kan raken 174

Richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van speelgoed

Richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van speelgoed EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL INTERNE MARKT, INDUSTRIE, ONDERNEMERSCHAP EN MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF Consumenten-, Milieu- en Gezondheidstechnologie Biotechnologie en Voedselvoorzieningsketen Richtlijn

Nadere informatie

RICHTLIJN 2009/48/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed. (PB L 170 van , blz.

RICHTLIJN 2009/48/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed. (PB L 170 van , blz. 2009L0048 NL 21.07.2014 003.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B RICHTLIJN 2009/48/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Nadere informatie

RICHTLIJNEN. RICHTLIJN 2009/48/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed

RICHTLIJNEN. RICHTLIJN 2009/48/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed 30.6.2009 Publicatieblad van de Europese Unie L 170/1 I (Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is) RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2009/48/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Nadere informatie

De verhouding tussen Richtlijn 2001/95/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning

De verhouding tussen Richtlijn 2001/95/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De verhouding tussen Richtlijn 2001/95/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning 1. IEIDING

Nadere informatie

(Tekst geldend op: ) De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

(Tekst geldend op: ) De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, (Tekst geldend op: 11-03-2015) Regeling van de Staatssecretaris van Milieu van 11 december 2012, nr. IENM/BSK-2012/218548 houdende regels met betrekking tot beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke

Nadere informatie

De verhouding tussen Richtlijn 98/34/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning

De verhouding tussen Richtlijn 98/34/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De verhouding tussen Richtlijn 98/34/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning 1. IEIDING

Nadere informatie

RICHTLIJN 2014/35/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN 2014/35/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 29.3.2014 Publicatieblad van de Europese Unie L 96/357 RICHTLIJN 2014/35/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL INTERNE MARKT, INDUSTRIE, ONDERNEMERSCHAP EN MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF. Brussel, 1 februari 2019

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL INTERNE MARKT, INDUSTRIE, ONDERNEMERSCHAP EN MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF. Brussel, 1 februari 2019 EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL INTERNE MARKT, INDUSTRIE, ONDERNEMERSCHAP EN MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF Brussel, 1 februari 2019 VRAGEN EN ANTWOORDEN IN VERBAND MET DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD

Nadere informatie

VERORDENINGEN. Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

VERORDENINGEN. Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 28.5.2014 L 159/41 VERORDENINGEN GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 574/2014 VAN DE COMMISSIE van 21 februari 2014 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement

Nadere informatie

Verplichtingen richtlijn 2002/95/EG versie 10.9.2011

Verplichtingen richtlijn 2002/95/EG versie 10.9.2011 Verplichtingen richtlijn 2002/95/EG versie 10.9.2011 Artikel Verplichting 2.1 De richtlijn is van toepassing op elektrische en elektronische apparatuur van de categorieën 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 10 van

Nadere informatie

Specifieke waarschuwingen, boodschappen en informatie voor bepaalde categorieën speelgoed

Specifieke waarschuwingen, boodschappen en informatie voor bepaalde categorieën speelgoed Specifieke waarschuwingen, boodschappen en informatie voor bepaalde categorieën speelgoed Type speelgoed Waarschuwing Boodschap Andere informatie of risico s Speelgoed bestemd om in de Neen / De onderdelen

Nadere informatie

Optimale veiligheid voor kinderen. Europese Commissie Industrie en ondernemerschap

Optimale veiligheid voor kinderen. Europese Commissie Industrie en ondernemerschap VEILIGHEID VAN SPEELGOED Optimale veiligheid voor kinderen Europese Commissie Industrie en ondernemerschap Fotolia Orange Tuesday In de EU wonen meer dan 80 miljoen kinderen jonger dan 14 jaar en stellen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. betreffende de veiligheid van speelgoed

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. betreffende de veiligheid van speelgoed NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 25.1.2008 COM(2008) 9 definitief 2008/0018 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de veiligheid van

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 31.3.2016 L 81/51 VERORDENING (EU) 2016/425 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (Voor

Nadere informatie

Vragen en Antwoorden over de interpretatie van. het koninklijk besluit van 19 januari 2011 betreffende de veiligheid van speelgoed

Vragen en Antwoorden over de interpretatie van. het koninklijk besluit van 19 januari 2011 betreffende de veiligheid van speelgoed Vragen en Antwoorden over de interpretatie van het koninklijk besluit van 19 januari 2011 betreffende de veiligheid van speelgoed November 2012 Deze interpretatie van de reglementering werd opgesteld door

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op voedingssupplementen

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op voedingssupplementen EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op voedingssupplementen 1. IEIDING Het

Nadere informatie

De nieuwe Liftenrichtlijn

De nieuwe Liftenrichtlijn De nieuwe Liftenrichtlijn Agoria Regulations & standards Brussel, 20 oktober 2016 Jo Hulsmans FOD economie Dienst reglementering en veiligheid http://economie.fgov.be Overzicht Inleiding Verplichtingen

Nadere informatie

en - zonder de bepalingen met betrekking tot "in de handel gebrachte goederen" die zijn vastgesteld in het terugtrekkingsakkoord.

en - zonder de bepalingen met betrekking tot in de handel gebrachte goederen die zijn vastgesteld in het terugtrekkingsakkoord. EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL INTERNE MARKT, INDUSTRIE, ONDERNEMERSCHAP EN MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF Brussel, 6 maart 2019 VRAGEN EN ANTWOORDEN IN VERBAND MET DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD

Nadere informatie

Nr. 2018/775 (PB L 131 van , blz. 8)

Nr. 2018/775 (PB L 131 van , blz. 8) VERORDENING (EU) VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 28 mei 2018 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 28.5.2018 C(2018) 3120 final UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 28.5.2018 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 13.1.2006 COM(2006) 2 definitief 2003/0165 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea,

Nadere informatie

Speelgoed. Wat? Waarom? Hoe? Carine Renard Dienst Reglementering Veiligheid. Agentschap Innoveren en Ondernemen 29/04/

Speelgoed. Wat? Waarom? Hoe? Carine Renard Dienst Reglementering Veiligheid. Agentschap Innoveren en Ondernemen 29/04/ Speelgoed Wat? Waarom? Hoe? Carine Renard Dienst Reglementering Veiligheid Agentschap Innoveren en Ondernemen 29/04/2019 Dia 1/48 inhoud / overzicht I. Voorstelling van KB: wat is speelgoed? + korte inhoud

Nadere informatie

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN L 72/24 15.3.2018 HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN BESLUIT Nr. 2/2017 VAN HET COMITÉ DAT IS INGESTELD BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE

Nadere informatie

16.4.2010 A7-0101/ 001-065. Voorstel voor een richtlijn (COM(2009)0482 C7-0161/2009 2009/0131(COD)) Door de Commissie voorgestelde tekst.

16.4.2010 A7-0101/ 001-065. Voorstel voor een richtlijn (COM(2009)0482 C7-0161/2009 2009/0131(COD)) Door de Commissie voorgestelde tekst. 16.4.2010 A7-0101/ 001-065 AMENDEMENTEN 001-065 ingediend door de Commissie vervoer en toerisme Verslag Brian Simpson Vervoerbare drukapparatuur A7-0101/2010 (COM(2009)0482 C7-0161/2009 2009/0131(COD))

Nadere informatie

ATEX 114. Jos Abbing Electromach Nathan Kuper I-SZW

ATEX 114. Jos Abbing Electromach Nathan Kuper I-SZW ATEX 114 Jos Abbing Electromach Nathan Kuper I-SZW Introductie Nathan Kuper Inspectie SZW Chemische Technologie Universiteit Twente MoSHE TU Delft Expertisecentrum, vakgroep Arbeidshygiëne en Chemische

Nadere informatie

Commissie interne markt en consumentenbescherming ***I ONTWERPVERSLAG. Commissie interne markt en consumentenbescherming

Commissie interne markt en consumentenbescherming ***I ONTWERPVERSLAG. Commissie interne markt en consumentenbescherming EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie interne markt en consumentenbescherming 11.10.2013 2013/0221(COD) ***I ONTWERPVERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende

Nadere informatie

L 94/8 Publicatieblad van de Europese Unie 5.4.2008 RICHTLIJNEN

L 94/8 Publicatieblad van de Europese Unie 5.4.2008 RICHTLIJNEN L 94/8 Publicatieblad van de Europese Unie 5.4.2008 RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2008/43/EG VAN DE COMMISSIE van 4 april 2008 tot instelling van een systeem voor de identificatie en de traceerbaarheid van explosieven

Nadere informatie

RICHTLIJN 2014/31/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN 2014/31/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 29.3.2014 Publicatieblad van de Europese Unie L 96/107 RICHTLIJN 2014/31/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake

Nadere informatie

RICHTLIJN 2014/34/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN 2014/34/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 29.3.2014 Publicatieblad van de Europese Unie L 96/309 RICHTLIJN 2014/34/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 4.1.2017 L 1/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1 VAN DE COMMISSIE van 3 januari 2017 betreffende procedures voor vaartuigidentificatie in het kader van Richtlijn

Nadere informatie

15735/14 oms/rts/dau/roe/mt 1 DGG3A

15735/14 oms/rts/dau/roe/mt 1 DGG3A Raad van de Europese Unie Brussel, 20 november 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2014/0108 (COD) 15735/14 NOTA van: aan: het secretariaat-generaal van de Raad ENT 265 CONSOM 247 SOC 799 MI 909

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 28.02.2006 COM(2006) 89 definitief Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (door de Commissie ingediend)

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op wapens en vuurwapens

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op wapens en vuurwapens EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op wapens en vuurwapens 1. IEIDING Dit

Nadere informatie

Commissie interne markt en consumentenbescherming

Commissie interne markt en consumentenbescherming EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie interne markt en consumentenbescherming 2011/0350(COD) 7.6.2012 AMENDEMENTEN 35-50 Ontwerpverslag Zuzana Roithová (PE488.061v01-00) Harmonisatie van de wetgevingen

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr. 2015-01

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr. 2015-01 EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING Directoraat I. Landbouwwetgeving en procedures I.1. Landbouwwetgeving; vereenvoudiging Datum van verspreiding 8.7.2015 INTERPRETATIENOTA

Nadere informatie

CE-markering Speelgoed

CE-markering Speelgoed CE-markering Speelgoed Wat? Waarom? Hoe? Carine Renard Dienst Reglementering Veiligheid Vlaamse dag van de CE-markering Agentschap Innoveren & Ondernemen 08/06/2016 inhoud / overzicht I. Voorstelling van

Nadere informatie

F1 71 PE T4.3 TREKKERS

F1 71 PE T4.3 TREKKERS NL F1 71 PE T4.3 TREKKERS NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Ontwerp Brussel, 23.6.2009. RICHTLIJN../ /EG VAN DE COMMISSIE van [ ] tot wijziging, met het oog op aanpassing van de technische

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van..., nr., houdende wijziging van de Regeling overige pyrotechnische artikelen in verband met de implementatie van richtlijn 2013/29/EU

Nadere informatie

Bouwproductenverordening

Bouwproductenverordening Bouwproductenverordening Van kracht vanaf 1 juli 2013 - markering De CE - markering is het "paspoort" van een product, dat aangeeft dat het verhandeld mag worden in om het even welke lidstaat. Vanaf 1

Nadere informatie

RICHTLIJN 2014/29/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN 2014/29/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 29.3.2014 Publicatieblad van de Europese Unie L 96/45 RICHTLIJN 2014/29/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake

Nadere informatie

WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT. Boek IX

WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT. Boek IX WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT Boek IX Inhoud BOEK IX. - Veiligheid van producten en diensten... 3 HOOFDSTUK 1. - Algemene veiligheidsverplichting... 3 HOOFDSTUK 2. - Informatie- en adviesstructuren... 7

Nadere informatie

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het

Nadere informatie

Voor dierlijke producten verwijst dat begrip naar het land waarin het product geheel is verkregen, hetgeen, toegepast op vlees, betekent: het land waa

Voor dierlijke producten verwijst dat begrip naar het land waarin het product geheel is verkregen, hetgeen, toegepast op vlees, betekent: het land waa UITVOERINGSVERORDENING (EU) VAN DE COMMISSIE van 13 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft

Nadere informatie

RICHTLIJN 2014/33/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN 2014/33/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 29.3.2014 Publicatieblad van de Europese Unie L 96/251 RICHTLIJN 2014/33/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake

Nadere informatie

RICHTLIJN 2009/127/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN 2009/127/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 25.11.2009 Publicatieblad van de Europese Unie L 310/29 RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2009/127/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 21 oktober 2009 tot wijziging van Richtlijn 2006/42/EG met betrekking

Nadere informatie

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD 7.12.2018 L 311/3 RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het

Nadere informatie

DE WEG VOORUIT IN EU- REGELGEVING VOOR PBM

DE WEG VOORUIT IN EU- REGELGEVING VOOR PBM DE WEG VOORUIT IN EU- REGELGEVING VOOR PBM Strengere eisen opleggen aan alle belanghebbenden DE WEG VOORUIT IN EU-REGELGEVING VOOR PBM Toen het Europees Parlement in april 2016 de door de EU Commissie

Nadere informatie

notificatie en accreditatie: The New legislative Framework

notificatie en accreditatie: The New legislative Framework en accreditatie: The New legislative Framework Ref. : Blue Guide 2016 gepubliceerd door de Europese Commissie http://economie.fgov.be 1 New Legislative Framework : objectieven Wegwerken van handelsbarrières

Nadere informatie

CE-markering. Wat? Waarom? Hoe? Maureen Logghe Dienst Consumentenveiligheid. Infosessie VOKA 27.03.2014. http://economie.fgov.be

CE-markering. Wat? Waarom? Hoe? Maureen Logghe Dienst Consumentenveiligheid. Infosessie VOKA 27.03.2014. http://economie.fgov.be CE-markering Wat? Waarom? Hoe? Maureen Logghe Dienst Consumentenveiligheid Infosessie VOKA 27.03.2014 inhoud / overzicht CE-markering: Wat? Op welke producten? Waarom? Algemene veiligheidsverplichting

Nadere informatie

Vragen van producenten, distributeurs en verhuurders. 1. Aan welke reglementering moeten gocarts voldoen?

Vragen van producenten, distributeurs en verhuurders. 1. Aan welke reglementering moeten gocarts voldoen? GOCARTS: VRAGEN EN ANTWOORDEN Vragen van producenten, distributeurs en verhuurders 1. Aan welke reglementering moeten gocarts voldoen? Gocarts moeten voldoen aan de wet van 9 februari 1994 betreffende

Nadere informatie

23.3.2011 Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25

23.3.2011 Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25 23.3.2011 Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25 VERORDENING (EU) Nr. 284/2011 VAN DE COMMISSIE van 22 maart 2011 tot vaststelling van specifieke voorwaarden en gedetailleerde procedures voor de invoer

Nadere informatie

Controlecampagne Speelgoed met magneten 2016

Controlecampagne Speelgoed met magneten 2016 Controlecampagne Speelgoed met magneten 2016 FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be Tel.: 0800 120 33 Vanuit

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 12.3.2019 C(2019) 1821 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 12.3.2019 inzake onbemande luchtvaartuigsystemen en uit derde landen afkomstige exploitanten

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE 10.11.2015 L 293/15 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE van 8 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke bepalingen

Nadere informatie

(1999/C 55/06) MOTIVERING VAN DE RAAD

(1999/C 55/06) MOTIVERING VAN DE RAAD bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 55 van 25/02/99 GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 13/1999 door de Raad vastgesteld op 22 december 1998 met het oog op de aanneming van Richtlijn

Nadere informatie

Omzendbrief met betrekking tot materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen.

Omzendbrief met betrekking tot materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen. Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Omzendbrief met betrekking tot materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen. Referentie PCCB/S3/CDP/5200333 Datum

Nadere informatie

Publicatie (EU) PBM Verordening 2016/425 (31 maart 2016)

Publicatie (EU) PBM Verordening 2016/425 (31 maart 2016) Publicatie (EU) PBM Verordening 2016/425 (31 maart 2016) Gevolgen voor PBM fabrikanten / Economic Operators Rinus Brinks bestuurslid 29 april 2016 Publicatie PBM Verordening 2016-425 1 Publicatie PBM verordening

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EUROPESE COMMISSIE Brussel, 4.7.2016 COM(2016) 438 final VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de toepassing van het wettelijk kader

Nadere informatie

RICHTLIJN 2013/29/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN 2013/29/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 28.6.2013 Publicatieblad van de Europese Unie L 178/27 RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2013/29/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 57 Besluit van 21 januari 2011, houdende vaststelling van het Warenwetbesluit speelgoed 2011 0 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der

Nadere informatie

RICHTLIJN 2014/30/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN 2014/30/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 29.3.2014 Publicatieblad van de Europese Unie L 96/79 RICHTLIJN 2014/30/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 8.7.2015 C(2015) 4538 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 8.7.2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de

Nadere informatie

Nota met richtsnoeren

Nota met richtsnoeren EUROPESE COMMISSIE Brussel, 31.1.2019 C(2019) 644 final Nota met richtsnoeren Verbod op de in- en uitvoer van luxegoederen uit hoofde van Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad (beperkende maatregelen

Nadere informatie

betreffende met GGO's geproduceerde levensmiddelen

betreffende met GGO's geproduceerde levensmiddelen L 268/24 VERORDENING (EG) Nr. 1830/2003 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 19 november 2008 (OR. en) 2007/0212 (COD) PE-CONS 3672/08 COMPET 325 ENV 553 CHIMIE 50 MI 302 ENT 217 ECO 106 CONSOM 115 CODEC 1099 WETGEVINGSBESLUITEN

Nadere informatie

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2014/0136(COD)

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2014/0136(COD) EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie interne markt en consumentenbescherming 20.1.2015 2014/0136(COD) ***I ONTWERPVERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9099 14 februari 2017 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 10 februari 2017, nr. WJZ / 16108877, tot wijziging

Nadere informatie

Nieuwe speelgoedrichtlijn 2009/48/EG

Nieuwe speelgoedrichtlijn 2009/48/EG Nieuwe speelgoedrichtlijn 2009/48/EG Specifieke vragen van ondernemers en antwoorden VWA Deze vragen en antwoorden (QenA s) hebben uitsluitend de bedoeling om advies te verlenen. Zij zijn bedoeld als algemene

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 28.1.2016 L 21/45 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/100 VAN DE COMMISSIE van 16 oktober 2015 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen tot bepaling van het gezamenlijke besluitvormingsproces met

Nadere informatie

Materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen.

Materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen. 1 Materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen. Verordening 1935/2004 Els Heyvaert FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu 2 Verordening 1935/2004

Nadere informatie

2006R2023 NL

2006R2023 NL 2006R2023 NL 17.04.2008 001.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B VERORDENING (EG) Nr. 2023/2006 VAN DE COMMISSIE

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 25 februari 2011 (28.02) (OR. en) 7051/11 CONSOM 12 MI 99

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 25 februari 2011 (28.02) (OR. en) 7051/11 CONSOM 12 MI 99 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 25 februari 2011 (28.02) (OR. en) 7051/11 CONSOM 12 MI 99 INGEKOMEN DOCUMENT van: de Europese Commissie ingekomen: 10 februari 2011 aan: het secretariaat-generaal van

Nadere informatie

STAATSCOURANT. Nr

STAATSCOURANT. Nr STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 30107 14 september 2015 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 september 2015, nr. 2015-0000245143,

Nadere informatie

10729/4/16 REV 4 ADD 1 cle/mak/fb 1 DRI

10729/4/16 REV 4 ADD 1 cle/mak/fb 1 DRI Raad van de Europese Unie Brussel, 7 maart 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2012/0267 (COD) 10729/4/16 REV 4 ADD 1 MOTIVERING VAN DE RAAD Betreft: PHARM 44 SAN 285 MI 479 COMPET 403 CODEC 978

Nadere informatie

ATEX jaar na dato werkt het? Leo van Schie Certification Manager Explosion Safety

ATEX jaar na dato werkt het? Leo van Schie Certification Manager Explosion Safety ATEX 114 1 jaar na dato werkt het? Leo van Schie Certification Manager Explosion Safety Leo van Schie 14 jaar werkzaam voor DEKRA Projectleider en Certificatie Manager explosieveiligheid Leidt keuringen

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 185/6 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1136 VAN DE COMMISSIE van 13 juli 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie

Nadere informatie

EUROPESE CENTRALE BANK

EUROPESE CENTRALE BANK 22.2.2014 Publicatieblad van de Europese Unie C 51/3 III (Voorbereidende handelingen) EUROPESE CENTRALE BANK ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 19 november 2013 inzake het voorstel voor een richtlijn

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 144/27 VERORDENING (EU) 2016/863 VAN DE COMMISSIE van 31 mei 2016 tot wijziging van de bijlagen VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 351/64 30.12.2017 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2469 VAN DE COMMISSIE van 20 december 2017 tot vaststelling van administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor aanvragen bedoeld in artikel

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN FINANCIEN EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN FINANCIEN EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN FINANCIEN EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW 27 NOVEMBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende normen voor de energie-efficiëntie van huishoudelijke

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 28.11.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0824/2008, ingediend door Kroum Kroumov (Bulgaarse nationaliteit), gesteund door zestien

Nadere informatie

10728/4/16 REV 4 ADD 1 cle/mak/ev 1 DRI

10728/4/16 REV 4 ADD 1 cle/mak/ev 1 DRI Raad van de Europese Unie Brussel, 7 maart 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2012/0266 (COD) 10728/4/16 REV 4 ADD 1 MOTIVERING VAN DE RAAD Betreft: PHARM 43 SAN 284 MI 478 COMPET 402 CODEC 977

Nadere informatie

De nieuwe PBM-verordening voor economische operatoren The way to health and safety Gent, 18 & 19 oktober 2016

De nieuwe PBM-verordening voor economische operatoren The way to health and safety Gent, 18 & 19 oktober 2016 De nieuwe PBM-verordening voor economische operatoren The way to health and safety Gent, 18 & 19 oktober 2016 Wendy Van Aerschot FOD Economie Dienst Reglementering Veiligheid i. Dienst Reglementering Veiligheid

Nadere informatie

BIJLAGE. bij het. Gezamenlijk voorstel voor een besluit van de Raad

BIJLAGE. bij het. Gezamenlijk voorstel voor een besluit van de Raad EUROPESE COMMISSIE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID Brussel, 25.9.2017 JOIN(2017) 37 final ANNEX 4 BIJLAGE bij het Gezamenlijk voorstel voor een besluit van

Nadere informatie

A7-0319/ Voorstel voor een richtlijn (COM(2013)0102 C7-0047/ /0062(COD)) Door de Commissie voorgestelde tekst

A7-0319/ Voorstel voor een richtlijn (COM(2013)0102 C7-0047/ /0062(COD)) Door de Commissie voorgestelde tekst 31.1.2014 A7-0319/ 001-019 AMENDEMENTEN 001-019 ingediend door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken Verslag Sari Essayah Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels A7-0319/2013

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 12 november 2015 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 12 november 2015 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 12 november 2015 (OR. en) 13998/15 CONSOM 190 MI 714 BEGELEIDENDE NOTA van: de Europese Commissie ingekomen: 29 oktober 2015 aan: het secretariaat-generaal van de Raad

Nadere informatie

Impact van de REACH verordening op de zorginstellingen Jean-Pierre FEYAERTS 7 juni 2012

Impact van de REACH verordening op de zorginstellingen Jean-Pierre FEYAERTS 7 juni 2012 Impact van de REACH verordening op de zorginstellingen Jean-Pierre FEYAERTS 7 juni 2012 De REACH verordening (1907/2006) Artikel 1 (1) van REACH definieert de doelstellingen: Het doel van deze verordening

Nadere informatie

februari 2010 Machinerichtlijn

februari 2010 Machinerichtlijn februari 2010 Machinerichtlijn Machinerichtlijn 2 Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Vooruitgangstraat 50 B - 1210 BRUSSEL Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Trampolines voor huishoudelijk gebruik 2016

Onderzoeksopzet. Trampolines voor huishoudelijk gebruik 2016 Onderzoeksopzet Trampolines voor huishoudelijk gebruik 2016 Tijdens het marktonderzoek naar trampolines in 2016 onderzoekt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna NVWA) trampolines voor gebruik

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.4.2015 COM(2015) 155 final 2015/0080 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot uitvoering van het antiontwijkingsmechanisme dat voorziet

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 162/14 23.6.2017 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1111 VAN DE COMMISSIE van 22 juni 2017 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot procedures en formulieren voor de verstrekking

Nadere informatie

BIJZONDER REGLEMENT VAN BEOORDELING EN VERIFICATIE VAN DE PRESTATIEBESTENDIGHEID IN HET KADER VAN DE VERORDENING BOUWPRODUCTEN EN VOOR HET GEBRUIK VAN

BIJZONDER REGLEMENT VAN BEOORDELING EN VERIFICATIE VAN DE PRESTATIEBESTENDIGHEID IN HET KADER VAN DE VERORDENING BOUWPRODUCTEN EN VOOR HET GEBRUIK VAN Pagina 1 van 8 BIJZONDER REGLEMENT VAN BEOORDELING EN VERIFICATIE VAN DE PRESTATIEBESTENDIGHEID IN HET KADER VAN DE VERORDENING BOUWPRODUCTEN EN VOOR HET GEBRUIK VAN DE CE-MARKERING IN DE SECTOR VAN DE

Nadere informatie

Richtlijn 2006/121/EG van het Europees Parlement en de Raad. van 18 december 2006

Richtlijn 2006/121/EG van het Europees Parlement en de Raad. van 18 december 2006 30.12.2006 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 396/849 Richtlijn 2006/121/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende

Nadere informatie

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst) L 125/10 VERORDENINGEN VERORDENING (EU) 2015/786 VAN DE COMMISSIE van 19 mei 2015 tot vaststelling van criteria voor de aanvaardbaarheid van zuiveringsprocedés die worden toegepast op producten die bedoeld

Nadere informatie

In deze brief worden de door de Inspectie SZW geconstateerde tekortkomingen beschreven.

In deze brief worden de door de Inspectie SZW geconstateerde tekortkomingen beschreven. > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag Fabrikanten van personenwerkbakken Inspectie SZW Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 www.inspectieszw.nl Contact contact@inspectieszw.nl T 070 333

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, HOOFDDIRECTIE BESTUURLIJKE EN JURIDISCHE ZAKEN Regeling van de Staatssecretaris van Milieu van.., nr. houdende regels met betrekking tot beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische

Nadere informatie

Publicatieblad L 96. van de Europese Unie. Wetgeving. Wetgevingshandelingen. 57e jaargang 29 maart Uitgave in de Nederlandse taal.

Publicatieblad L 96. van de Europese Unie. Wetgeving. Wetgevingshandelingen. 57e jaargang 29 maart Uitgave in de Nederlandse taal. Publicatieblad van de Europese Unie ISSN 1977-0758 L 96 Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 57e jaargang 29 maart 2014 Inhoud I Wetgevingshandelingen RICHTLIJNEN Richtlijn 2014/28/EU van het Europees

Nadere informatie