ECONOMIE 3 de jaar Jan-van-Ruusbroeckollege Brussel S. Vangoetsenhoven

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECONOMIE 3 de jaar Jan-van-Ruusbroeckollege Brussel S. Vangoetsenhoven"

Transcriptie

1 ECONOMIE 3 de jaar Jan-van-Ruusbroeckollege Forumlaan 4 R. De Wever 1020 Brussel S. Vangoetsenhoven

2 THEMA 1: DE KERN VAN HET ONDERNEMEN Hoofdstuk 1: Welke activiteiten vinden in een onderneming plaats? 1. Behoeften doen de economie draaien (zie schrift) Behoeften Primaire en secundaire behoeften Economische en niet-economische behoeften Goederen en diensten (kenmerken) Schaarsteprobleem Keuzeprobleem Behoeften doen economie draaien 1

3 2. Bedrijfssectoren 2

4 OPDRACHT: 1. Over welke activiteiten gaat het hier? 2. Welke van deze ondernemingen produceren goederen / diensten? 3. We kunnen ondernemingen indelen in 4 sectoren. Geef voor elk van bovenstaande ondernemingen aan tot welke bedrijfssector ze behoren Goederen Diensten 3. Sector Activiteit Ondernemingen Primair Grondstoffen en basisproducten leveren Secundair Tertiair Quartair Grondstoffen en basisproducten bewerken tot eindproducten Verkopen van eindproducten en verlenen van diensten Niet-commerciële dienstverlening 3

5 De primaire sector is de economische sector die grondstoffen en basisproducten (voedsel) levert. Voorbeelden: landbouw, veeteelt, jacht, visserij, extractieve bedrijven (= bedrijven die grondstoffen uit de bodem halen). De secundaire sector is de economische sector met alle bedrijven en activiteiten die de grondstoffen van de primaire sector verwerken. De secundaire sector staat ook wel bekend als de industrie. De tertiaire sector is de economische sector waarin bedrijven met de verkoop van hun diensten winst willen maken. Een synoniem voor de tertiaire sector is de "dienstensector". Tot de tertiaire sector rekent men onder andere winkels, horeca, theaters, kappers, zakelijke dienstverleners, advocaten, ICT bedrijven en andere dienstverleners. In ontwikkelde economieën zoals in West-Europa en de Verenigde Staten kende de tertiaire sector de laatste decennia een sterke groei (ten koste van de primaire en de secundaire sector). Dit proces noemen we tertialisering. De quartaire sector is de economische sector van de niet-commerciële dienstverlening. De quartaire sector is de enige economische sector zonder winstoogmerk. Daarbij gaat het om diensten als openbaar bestuur, defensie, onderwijs, zorg, openbare orde en sociale zekerheid. Deze diensten zijn vooral gericht op het welzijn van de burger, maar faciliteren ook het goed kunnen functioneren van de marktsector. In de quartaire sector vallen zowel de overheidsdiensten als de door de overheid deels of geheel gesubsidieerde diensten. Voorbeelden zijn ziekenhuizen, verpleeghuizen, brandweer, justitie, defensie, sociaal werk, cultuursector, wetenschapssector en scholen. 4

6 3. Productiefactoren Om goederen en diensten te kunnen maken, hebben ondernemingen allerlei middelen nodig: de productiefactoren. We kunnen 3 productiefactoren onderscheiden: natuur, arbeid en kapitaal. Soms wordt het ondernemersinitiatief als een vierde productiefactor beschouwd, maar wij beschouwen we dit als een vorm van arbeid. Met kapitaal wordt niet het ingebrachte geld bedoeld, maar wel de hulpmiddelen en productiemiddelen die langdurig in de onderneming worden gebruikt, zoals machines en gebouwen. Natuur Arbeid Kapitaal 4. Bruto/netto toegevoegde waarde en resultaat Wanneer een beeldhouwer van een blok marmer een kunstwerk maakt, creëert hij toegevoegde waarde door middel van zijn arbeid en creativiteit. Veronderstel dat een beeldhouwer een ruwe blok marmer aankoopt voor 250 EUR en het kunstwerk dat na veel bloed, zweet en tranen ontstaat, verkoopt hij voor EUR. De meerwaarde die door deze beeldhouwer gecreëerd wordt, noemen we de (bruto) toegevoegde waarde (4.750 EUR). We berekenen de bruto toegevoegde waarde door van de verkoopwaarde de aankoopkosten af te trekken. De verkoopwaarde is de waarde die een producent ontvangt (de verkoopprijs maal het aantal verkochte stuks of eenheden). Het verkochte aantal stuks noemen we ook wel de afzet en de afzet maal de verkoopprijs per eenheid product noemen we de omzet (of dus verkoopwaarde). Onder aankoopkosten verstaan we de kosten die een ondernemer moet maken om zijn product te vervaardigen. Dit kunnen grondstoffen, hulpstoffen of handelsgoederen zijn die dienen aangekocht te worden. Wanneer een onderneming zelf goederen produceert koopt het hiervoor grondstoffen en hulpstoffen aan. Indien de onderneming zelf geen 5

7 goederen maakt, maar ze aankoopt en doorverkoopt aan de consumenten, koopt ze handelsgoederen aan (bv. een warenhuis). Een tweede categorie aankoopkosten zijn de diensten en diverse goederen. Dit zijn goederen en diensten die eveneens nodig zijn voor de productie van de gemaakte goederen. Voorbeelden hiervan zijn: huur van een gebouw, elektriciteit om de machines te laten draaien, stookolie om de gebouwen te verwarmen, kantoorbenodigdheden, Bruto toegevoegde waarde = Omzet Aankoopkosten Naast de aankoopkosten zijn er nog andere kosten voor een onderneming. De belangrijkste kosten, die we nu al tegenkomen, zijn de afschrijvingskosten, de personeelskosten, de intresten die we moeten betalen op een geleend bedrag en de huur van gronden (= pacht). Indien we alle kosten van de opbrengsten (voorlopig kennen we enkel omzet als enige opbrengst) aftrekken, bekomen we het resultaat van de onderneming. Is dit resultaat positief spreken we van winst, in het andere geval van verlies. Elke aankoop is een kost, behalve het aankopen van goederen die langdurig gebruikt worden door de onderneming. Dit laatste noemen we een investering. Deze goederen zijn goederen die niet aangekocht worden om door te verkopen, maar dienen om langdurig door de onderneming gebruikt te worden. Een voorbeeld hiervan is de aankoop van een vrachtwagen die een onderneming gebruikt voor het transport van hun goederen. De bedoeling is dat deze vrachtwagen liefst meerdere malen gebruikt zal worden (bijvoorbeeld gedurende een periode van 5 jaar). Deze goederen noemen we investeringsgoederen, kapitaalgoederen of materiële vaste activa 1. Voorbeeld: Een onderneming koopt in 2012 een vrachtwagen aan ter waarde van EUR. Men verwacht dat deze vrachtwagen gedurende 5 jaar gebruikt zal kunnen worden vooraleer deze versleten zal zijn. Deze vrachtwagen zal dus zowel gedurende 2012, 2013, 2014, De benaming materiële vaste activa is de benaming waarmee investeringsgoederen zullen voorkomen op de balans. Dit past in het kader van de leerstof boekhouden die we pas in het derde trimester zullen behandelen. De verklaring van deze benaming zal pas dan volledig duidelijk worden, maar we vermelden en gebruiken deze term nu reeds. 6

8 en 2016 gebruikt worden vooraleer de (boek)waarde nul zal zijn (= economisch volledig versleten) 2. Het zou dan ook oneerlijk zijn tegenover het boekjaar 2012 (het jaar waarin de vrachtwagen aangekocht wordt) om het volledige aankoopbedrag toe te rekenen als een kost, want ook in wordt deze vrachtwagen gebruikt. Daarom heeft men een manier gevonden om de kosten te spreiden over de levensduur ( ) van het materieel vast actief. In plaats van op het moment van de aankoop van de vrachtwagen (2012) het volledige bedrag ( EUR) als kost aan te rekenen, gaan we deze vrachtwagen afschrijven over de geschatte levensduur. We zullen dus gedurende 5 jaar ieder jaar EUR (1/5 van EUR) afschrijven om zo de kosten te spreiden over de ganse levensduur. Opgelet: Het aankopen en dus betalen van de vrachtwagen gebeurt volledig in 2012, we krijgen immers geen uitstel van betaling, maar de aankoop zelf is geen kost. We zullen in ieder jaar dat de vrachtwagen wordt gebruikt (2012, 2013, 2014, 2015 en 2016) een kost boeken van EUR. Er gaat geen geld buiten de onderneming (er wordt dus niets meer betaald) tijdens de jaren met betrekking tot deze vrachtwagen. Merk op dat een kost dus niet steeds betekent dat er geld buiten de onderneming gaat. Een kost is dus niet hetzelfde als een uitgave (geld dat van de bankrekening gaat). We kunnen het afschrijven van een investeringsgoed ook omschrijven als het noteren van een waardevermindering wegens economische of technische slijtage. De boekwaarde van een materieel vast actief is de aanschaffingswaarde het reeds afgeschreven bedrag. Indien we van onze bruto toegevoegde waarde het bedrag van de afschrijvingen aftrekken, bekomen we de netto toegevoegde waarde. Netto toegevoegde waarde = Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen 2 Een basisprincipe dat wordt gehanteerd met betrekking tot kosten en opbrengsten is dat we ze willen toewijzen (toerekenen) aan de correcte periode, met name de periode waarop ze betrekking hebben. Dit principe wordt pro rata temporis genoemd. 7

9 De personeelskosten zijn kosten die gepaard gaan met het tewerkstellen van werknemers. We maken een onderscheid tussen arbeiders en bedienden. Arbeiders verrichten hoofdzakelijk handenarbeid en bedienden verrichten hoofdzakelijk hoofdarbeid. De vergoeding voor een arbeider noemen we het loon en de vergoeding voor een bediende noemen we salaris of wedde 3. Een gezamenlijke naam is een bezoldiging, dit kan zowel op de vergoeding van een arbeider als op de vergoeding van een bediende slaan. Wat een personeelslid effectief op zijn bankrekening ontvangt is het netto loon of netto salaris. De loonkost voor een onderneming van een personeelslid is echter veel groter dan wat effectief naar de werknemer gaat. De totale loonkost bestaat enerzijds uit het brutoloon of brutosalaris en anderzijds uit de werkgeversbijdrage RSZ. Het brutoloon bestaat op haar beurt uit het nettoloon (wat de werknemer effectief ontvangt), de bedrijfsvoorheffing en de werknemersbijdrage RSZ. RSZ staat voor Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Dit is een overheidsdienst dat geld ontvangt van werknemers, werkgevers en de overheid en opnieuw aan de bevolking uitdeelt onder de vorm van kinderbijslag, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, werkloosheidsuitkeringen, De bedrijfsvoorheffing is een deel van de personenbelasting, nl. een belasting op arbeid. De fiscus wacht niet tot op het einde van het jaar om te kijken wat iemand heeft verdiend om daarna een belasting te heffen, maar iedere maand wordt een deel van de brutobezoldiging afgehouden door de werkgever en doorgestort naar de fiscus. Vandaar de benaming bedrijfsvoorheffing. Op die manier ontvangt de fiscus haar geld sneller en worden werknemers tegen zichzelf beschermd (want ze kunnen het niet uitgeven). Een deel van het brutoloon/salaris gaat naar de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, dit noemen we de werknemersbijdrage RSZ. Bovenop het brutoloon/salaris moet de werkgever dus ook nog een bijdrage betalen aan de RSZ, namelijk de werkgeversbijdrage RSZ of ook wel de patronale lasten genoemd. Zo kan iemand netto EUR verdienen, maar wel EUR aan zijn werkgever kosten! Het verschil tussen wat een werknemer aan zijn werkgevers kost (loonkost) en wat hij/zij effectief ontvangt (netto loon/salaris) noemen we loonwig. 3 Merk op dat in het dagelijkse leven (kranten, ) loon en salaris vaak door elkaar gebruikt worden. 8

10 Nettoloon of nettosalaris Loonwig Bedrijfsvoorheffing Werknemersbijdrage RSZ Brutoloon of brutosalaris Totale loonkost Werkgeversbijdrage RSZ (patronale lasten) SAMENGEVAT: OPBRENGSTEN Omzet - KOSTEN Aankopen grondstoffen, hulpstoffen, handelsgoederen Diensten en diverse goederen = BRUTO TOEGEVOEGDE WAARDE - Afschrijvingskosten = NETTO TOEGEVOEGDE WAARDE - Personeelskosten - Intresten - Pacht (huur van gronden) = RESULTAAT van de onderneming 0 : WINST 0 : VERLIES 9

11 5. Oefeningen op toegevoegde waarde en resultaatberekening Oefening 1: Een onderneming verkoopt eenheden van haar product aan een prijs van 80 EUR per eenheid. De waarde van de aangekochte grond- en hulpstoffen bedroeg EUR. Er werd voor EUR aan de elektriciteitsmaatschappij betaald. Er werd voor EUR aan waardeverminderingen van de materiële vaste activa geboekt. (Anders geformuleerd: EUR werd opzij gelegd om machines te vervangen op het einde van hun levensduur wanneer ze versleten zijn). Er werd voor EUR uitbetaald aan intrestgelden en EUR aan pachtgelden. De loonkosten bedroegen EUR. a. Bereken schematisch de bruto toegevoegde waarde. b. Bereken schematisch de netto toegevoegde waarde. c. Bereken schematisch het resultaat. Oefening 2: Een onderneming verkocht het afgelopen jaar eenheden van haar product. De eenheidsprijs van deze producten bedroeg 100 EUR. Om haar producten te vervaardigen moest de onderneming grondstoffen kopen, ter waarde van EUR. Om de gebouwen te verwarmen moest stookolie aangekocht worden, bedrag EUR. De onderneming bezit een vrachtwagen. Aanschaffingswaarde bedroeg EUR, restwaarde EUR met een levensduur van 5 jaar. De onderneming heeft 5 werknemers in dienst, die allen een zelfde loonkost vertegenwoordigen, nl EUR per jaar. Tenslotte werd er nog EUR aan intrestgelden en EUR pacht betaald. a. Bereken schematisch de bruto toegevoegde waarde. b. Bereken schematisch de netto toegevoegde waarde. c. Bereken schematisch het resultaat. Oefening 3: In de snackbar Bij Sophie gebeurde het voorbije jaar het volgende. 1. Er werden broodjes aangekocht voor een bedrag van EUR, groenten voor EUR, vlees voor EUR en visbereidingen voor EUR. 2. De tewerkstelling bestaat uit 6 parttime werkneemsters die een brutoloon genieten van EUR per werkneemster, werkgeversbijdrage RSZ per werkneemster EUR. 10

12 3. De installaties (snijmachine, messen, ) hebben een aanschaffingswaarde van EUR en een levensduur van 8 jaar. 4. De aankoop van kleine broodzakken liep op tot EUR. 5. Een kleine bestelwagen werd tweedehands aangekocht voor EUR, levensduur 10 jaar. 6. De uitbreiding van de naambekendheid kost elk jaar 800 EUR, de verzekeringspremies 800 EUR en de uitbesteding van de boekhouding EUR. 7. Per dag bezochten 180 klanten de zaak, de gemiddelde omzet per klant was 3 EUR. De zaak was gedurende 6 dagen per week gedurende 45 weken per jaar open. 8. Daarnaast waren er nog grote afnemers zoals ondernemingen, scholen en lagere overheden. Het ging om 60 grote afnemers die gedurende 5 dagen per week en dit gedurende 45 weken per jaar broodjes bestelden. De gemiddelde omzet per grote afnemer bedroeg 70 EUR. 9. Om het aantal grote afnemers op peil te houden en te vergroten was er een vertegenwoordiger parttime in dienst, totale salariskosten EUR. a. Bereken schematisch de bruto toegevoegde waarde. b. Bereken schematisch de netto toegevoegde waarde. c. Bereken schematisch het resultaat. Oefening 4: De houtzagerij Nauwelaerts maakt moeilijke tijden door. De brouwerijen gebruiken geen houten bierkratten meer, maar zijn overgeschakeld op plastic bierkratten. Na lang zoeken werd beslist om het productieproces van houten bierkratten om te schakelen naar houten pallets die vandaag meer en meer gebruikt worden bij het vervoer van goederen. Het eerste boekjaar met het nieuwe product verschafte de volgende gegevens: 1. De omzet van pallets tijdens het eerste boekjaar was EUR. 2. Er werden nieuwe machines aangekocht voor een bedrag van EUR, levensduur 10 jaar. Het bestaande gebouw heeft een aanschaffingswaarde van EUR, jaarlijkse slijtage 3%. 3. Er werden boomstammen aangekocht voor een bedrag van EUR, er werd een uitgebreide documentatie bezorgd aan tal van ondernemingen, bedrag EUR. 4. Het aankopen van drijfkracht bedroeg EUR, het regelmatig laten bijwerken van de boekhouding EUR en het verzenden van de pallets naar de klanten EUR. 11

13 5. De houtzagerij verschaft werk aan 3 werknemers, loonkosten per werknemer EUR. 6. De verzekeringspremies van het gebouw en de machines bedroegen EUR. a. Bereken schematisch de bruto toegevoegde waarde. b. Bereken schematisch de netto toegevoegde waarde. c. Bereken schematisch het resultaat. Oefening 5: Een autofabrikant verkoopt gedurende het boekjaar 2012 auto s voor een bedrag van EUR. Het aankopen van grond- en hulpstoffen bedraagt EUR. Om de fabriek te verwarmen moet 3000 EUR aan stookolie betaald worden. De autofabrikant beschikt over 3 vrachtwagens met elk een aanschaffingswaarde van EUR. De levensduur van de 3 vrachtwagens wordt op 8 jaar geschat. Er werken 4 arbeiders in het bedrijf, die elk een maandelijks brutoloon van EUR verdienen. De werkgever moet aan de RSZ nog EUR per maand per arbeider aan patronale lasten betalen. Het bedrijf huurt een stuk grond om haar auto s op te parkeren. Hiervoor moet maandelijks een bedrag van 800 EUR worden betaald. a. Bereken schematisch het resultaat. b. Bereken schematisch de netto toegevoegde waarde. c. De bruto toegevoegde waarde kan slechts in uitzonderlijke gevallen kleiner zijn dan de netto toegevoegde waarde. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er voor een negatief bedrag afgeschreven wordt. Dit is alleen mogelijk voor bijna volledig versleten materiële vaste activa. Ben je het hiermee eens? Leg kort uit! Oefening 6: Een onderneming heeft gedurende het boekjaar eenheden van haar product verkocht. De verkoopprijs per eenheid bedroeg 200 EUR. Om haar product te maken moesten er grondstoffen gekocht worden ter waarde van 50 EUR per afgewerkt product. De onderneming had 3 arbeiders in dienst en die verdienden elk een brutoloon van EUR per maand, waarvan ze effectief 60% netto overhielden. Daarenboven diende de onderneming maandelijks per werknemer een bedrag aan de RSZ over te maken gelijk aan 50% van het brutoloon van de arbeiders. 12

14 Er werden ook nog advertenties geplaatst ter waarde van EUR, er werd stookolie aangekocht voor EUR en kleine herstellingen gedaan aan de gebouwen ter waarde van EUR. De onderneming bezit een gebouw met een aanschaffingswaarde van EUR en een geschatte levensduur van 50 jaar. Tevens werd in 2012 een vrachtwagen aangekocht ter waarde van EUR om de goederen naar de klanten te vervoeren. Men hoopt deze vrachtwagen gedurende 5 jaar te kunnen gebruiken en er dan nog EUR van te krijgen. Tenslotte diende er ook nog EUR huurgeld (pachtgeld) voor de gronden naast het gebouw te worden betaald. a. Bereken schematisch de bruto toegevoegde waarde in b. Bereken schematisch de netto toegevoegde waarde in c. Bereken schematisch de winst of het verlies van deze onderneming in Oefening 7: Een vrachtwagen wordt aangekocht voor een bedrag van EUR in Men schat dat de levensduur van deze vrachtwagen 5 jaar zal bedragen en dat de vrachtwagen na deze 5 jaar nog EUR zal waard zijn. a. Bereken hoeveel deze vrachtwagen jaarlijks zal worden afgeschreven. b. Bereken de boekwaarde van deze vrachtwagen op het einde van het boekjaar Oefening 8: Een onderneming kocht gedurende het boekjaar 2012 voor EUR grondstoffen en voor EUR hulpstoffen. Om de fabriek te verwarmen werd voor EUR stookolie aangekocht. Om de machines te laten draaien en het gebouw te verlichten moest een elektriciteitsrekening van 150 EUR per maand betaald worden. Om de producten van deze onderneming bekend te maken bij haar klanten werden advertenties geplaatst in lokale kranten en tijdschriften voor een bedrag van EUR. De onderneming betaalde een bedrag van EUR aan premies aan haar verzekeringsmaatschappij. Er werden 2 producten door deze onderneming gemaakt: product A en product B. Van product A werden stuks verkocht aan een prijs van 100 EUR per stuk, van product B werden eenheden verkocht aan een eenheidsprijs van 200 EUR. 13

15 Er werken 6 arbeiders in dit bedrijf die elk een maandelijks brutoloon van EUR verdienen. Er werken tevens 3 bedienden die elk maandelijks een nettoloon van EUR verdienen. De werknemersbijdrage aan de RSZ en de bedrijfsvoorheffing samen bedragen EUR per maand voor elke bediende. De maandelijkse werkgeversbijdrage door de onderneming te betalen aan de RSZ voor iedere arbeider in dienst bedraagt EUR en voor iedere bediende EUR. De onderneming beschikt over een machine met een aanschaffingswaarde van EUR en met een levensduur van 10 jaar. De onderneming ging in oktober 2010 een lening aan bij KBC ter waarde van EUR met een looptijd van 10 jaar en een jaarlijkse intrestvoet van 5%. Een eerste betaling (aflossing) aan KBC gebeurde in oktober 2011, een tweede in oktober a. Bereken de personeelskosten in b. Bereken schematisch de bruto toegevoegde waarde van deze onderneming in c. Bereken schematisch de netto toegevoegde waarde van deze onderneming in d. Indien je weet dat de onderneming in 2012 een winst boekte van EUR, bereken dan de pachtgelden die in 2012 moesten worden betaald. Oefening 9: Een onderneming raamt haar kosten en opbrengsten voor Men hoopt stuks te kunnen verkopen aan een eenheidsprijs van 50 EUR. Aan grondstoffen zal de vervaardiging van de producten 10 EUR per stuk bedragen. Voor de hulpstoffen rekent men op 2 EUR per stuk. Men schat per maand een elektriciteitsrekening van 200 EUR en een maandelijkse huur voor een magazijn van 500 EUR te hebben. Een boekhouder heeft men niet in dienst en deze taak zal men uitbesteden aan een gespecialiseerd bedrijf, kostprijs: 1000 EUR per trimester. Aan stookolie verwacht men 100 EUR per maand te moeten betalen. Documentatiekosten zullen oplopen tot 200 EUR per jaar. Men heeft 1 bediende en 2 arbeiders in dienst. De bediende verdient maandelijks een nettosalaris van EUR. Maandelijks gaat 600 EUR naar de fiscus (bedrijfsvoorheffing) en 500 EUR werknemersbijdrage naar de RSZ. Daarenboven moet de werkgever nog een maandelijkse bijdrage van 50% van het brutosalaris aan de RSZ betalen. De 2 arbeiders 14

16 verdienen ieder een maandelijks brutoloon van EUR, werkgeversbijdrage is 700 EUR per maand. De onderneming heeft een aantal jaren geleden een gebouw aangekocht voor EUR met een geschatte levensduur van 50 jaar. Twee jaar geleden werd een vrachtwagen aangekocht ter waarde van EUR met een restwaarde van EUR en een levensduur van 4 jaar. Een bedrag ter waarde van EUR werd geleend voor een periode van 20 jaar bij KBC met een jaarlijkse intrestvoet van 5%. De lening werd aangegaan in 2008, met een eerste aflossing in a. Bereken schematisch de verwachte bruto toegevoegde waarde in b. Bereken schematisch de verwachte netto toegevoegde waarde in c. Bereken schematisch het verwachte resultaat in Oefening 10: Een onderneming maakt 3 producten. De verkoopprijzen per eenheid bedragen 20 EUR, 10 EUR en 30 EUR voor respectievelijk product A, B en C. Men verwacht , en stuks van product A, B en C te verkopen. Aan grondstoffen heeft men 5 EUR, 2 EUR en 6 EUR nodig per eenheid voor respectievelijk product A, B en C. Om hun producten bekend te maken zal men in EUR per trimester advertentiekosten moeten betalen. De documentatiekosten zullen op jaarbasis EUR bedragen. De telefoonrekening zal oplopen tot 200 EUR per maand, de stookoliekosten bedragen 150 EUR per maand. Men heeft 2 bedienden en 2 arbeiders in dienst. De bedienden verdienen een maandelijks brutosalaris van EUR, de werkgeversbijdrage aan de RSZ bedraagt 50% van het brutosalaris. De arbeiders verdienen een nettoloon van EUR per maand, wat overeenkomt met een maandelijks brutoloon van EUR. De werkgeversbijdrage aan de RSZ voor de arbeiders bedraagt 700 EUR per maand. De onderneming is in het bezit van machines met een aanschaffingswaarde van EUR en een geschatte levensduur van 10 jaar. De vrachtwagen van de onderneming heeft 15

17 EUR gekost en heeft een restwaarde van EUR. Men verwacht dat de vrachtwagen 5 jaar zal meegaan. Om dit alles te helpen financieren werd een lening aangegaan in 2012 met een looptijd van 20 jaar voor een bedrag van EUR. De jaarlijkse intrestvoet bedraagt 4%. De eerste aflossing van de lening zal in 2013 plaatsvinden. Voor de huur van een stuk grond wordt jaarlijks EUR betaald. a. Bereken schematisch de verwachte bruto toegevoegde waarde in b. Bereken schematisch de verwachte netto toegevoegde waarde in c. Bereken schematisch het verwachte resultaat in

18 6. Belasting over de toegevoegde waarde Van de toegevoegde waarde die door ondernemingen wordt gecreëerd, wil de overheid (fiscus) haar graantje meepikken. Vandaar dat er hierop een belasting wordt geheven, de belasting over de toegevoegde waarde of de BTW. Het BTW% is meestal 21%, maar er bestaan ook andere BTW-tarieven zoals 6% en 12%. OPDRACHT: Ga na waarom de overheid sommige goederen zwaarder belast dan andere. Zoek voorbeelden van goederen die aan 6%, 12% en 21% worden belast. Onder een bedrijfskolom verstaan we een schema met daarin alle schakels (ondernemingen) die ervoor zorgen dat een product tot stand komt. Basisvoorbeeld: Chocolade wordt gefabriceerd met cacaogranen afkomstig uit de vrucht van de cacaoboom. Na de oogst worden de granen eerst gedroogd in de zon door de cacaoboeren en daarna naar de chocoladefabrieken gestuurd. Een cacaoboer heeft geen aankoopkosten en verkoopt een hoeveelheid granen aan een chocoladefabriek voor 100 EUR. Daar worden de granen geroosterd en gemalen tot cacaopoeder of geperst om cacaoboter te maken. De chocoladefabriek verkoopt op zijn beurt dit cacaopoeder aan een chocolatier voor 250 EUR. Deze chocolatier zoek de beste cacao en de fijnste ingrediënten zorgvuldig uit voor de voorbereiding van het vulsel van zijn pralines. De jarenlange ervaring en handigheid van de chocolatier bezorgt de praline haar beroemde kwaliteit waardoor ze als luxeproduct wordt erkend. De chocolatier verkoopt zijn pralines voor 450 EUR aan een delicatessenzaak, waar de consumenten voor deze hoeveelheid pralines 600 EUR moeten neertellen. OPDRACHT: a. Stel de bedrijfskolom op. b. Wat verstaan we onder BTW op aankopen? c. Wat verstaan we onder BTW op verkopen? 17

19 Bedrijfskolom Totaal Wat verstaan we onder BTW op aankopen? Wat verstaan we onder BTW op verkopen? 18

20 In ons voorbeeld heb je een bedrijfskolom gegeven van pralines. Via de cacaoboer, de chocoladefabriek, de chocolatier en de delicatessenzaak komen de pralines uiteindelijk bij de consument terecht. Deze consument zal het goed consumeren of verbruiken en dus niet meer doorverkopen. Indien we de aan- en verkoopwaarde kennen, kunnen de (bruto) toegevoegde waarde berekenen van iedere schakel of onderneming van de bedrijfskolom. De som van alle bruto toegevoegde waarden gecreëerd door alle producenten samen bedraagt. EUR. Dit is uiteraard het bedrag dat de consument moet betalen wanneer hij deze (grote) hoeveelheid pralines koopt bij de delicatessenzaak. De fiscus wil 21% van deze. EUR, nl. EUR. Hoe int de fiscus de belasting over de toegevoegde waarde (BTW)? Omdat het vaak moeilijk is de (bruto) toegevoegde waarde te bepalen van elke schakel in de bedrijfskolom en dus de BTW te berekenen, heeft de fiscus volgende regeling ingevoerd om de BTW te ontvangen. BTW-regeling: 1. Een handelaar betaalt BTW op het aankoopbedrag aan zijn leveranciers. 2. Hij ontvangt BTW op het verkoopbedrag van zijn klanten. 3. Het saldo stort hij door (indien BTW op verkopen 4 > BTW op aankopen) aan de fiscus of krijgt hij terug (indien BTW op aankopen > BTW op verkopen) van de fiscus. Voor de handelaars is deze belasting een nuloperatie. Ze betalen wel BTW aan hun leveranciers, maar kunnen dit terug vorderen van de fiscus, vandaar Terug te vorderen BTW. Van hun klanten ontvangen ze BTW bovenop het verkoopbedrag, maar dit is niet voor hen en moeten ze doorstorten naar de fiscus, vandaar Te betalen BTW. De chocoladefabriek betaalt EUR BTW aan de cacaoboer, maar kan dit recupereren bij de fiscus. De chocoladefabriek ontvangt EUR aan BTW van de chocolatier, maar dit is niet voor hem, hij moet dit immers doorstorten naar de fiscus. Wel mag de chocoladefabriek het bedrag aan BTW dat het zelf heeft betaald aan de cacaoboer in 4 BTW op verkopen = Te betalen BTW en BTW op aankopen = Terug te vorderen BTW. 19

21 mindering brengen van zijn door te storten bedrag. De chocoladefabriek zal dus slechts het verschil doorstorten, nl... =. EUR. Dit bedrag komt dus niet uit eigen zak, want deze handelaar stort enkel door wat hij meer heeft ontvangen aan BTW dan hij zelf heeft moeten betalen aan BTW. Voor een handelaar is de BTW-regeling een nuloperatie. Het is de consument (verbruiker) of eindgebruiker die opdraait voor de BTW. Vandaar dat BTW ook wel een wordt genoemd. De handelaars worden de belastingbetalers genoemd (storten de BTW-bedragen door naar de fiscus); de consument is de belastingdrager (draagt de last van deze belasting). De consument die in de delicatessenzaak de pralines koopt om te consumeren, betaalt aan de delicatessenzaak EUR. Dit bedrag bestaat uit EUR BTW. Dit BTWbedrag komt terecht bij de fiscus via de handelaars ( ). BTW is een indirecte 5 belasting omdat de belastinggelden indirect of onrechtstreeks bij de fiscus terecht komen. De klant (belastingdrager) betaalt aan de laatste schakel van de bedrijfskolom en dus niet rechtstreeks aan de fiscus. Het is via alle ondernemingen uit de bedrijfskolom dat de fiscus (indirect) de BTW zal ontvangen. Opmerking: De bedragen in de kolom BTW zijn steeds identiek aan de bedragen in de kolom Door te storten aan de fiscus. 5 Voorbeelden van directe belastingen: personenbelasting (bedrijfsvoorheffing), vennootschapsbelasting (= belasting op de winst van ondernemingen), erfenisrechten. Deze worden rechtstreeks geheven op de belastingplichtige persoon of onderneming. 20

22 7. Oefeningen op belasting over toegevoegde waarde (BTW) Oefening 1: Een PC-producent verkoopt een PC aan een computergroothandel voor een bedrag van EUR. De aankoopprijs voor de PC-producent bedraagt 0 EUR. De computergroothandel verkoopt op zijn beurt deze PC voor EUR aan computershop P. Debok. Ivan De Baets koopt deze computer voor EUR bij de computershop. Het BTW-percentage dat aangerekend wordt bij aan- en verkopen bedraagt 21%. a. Stel de bedrijfskolom op. b. Hoeveel EUR aan BTW moet de computershop uit eigen zak aan de fiscus betalen? c. Formuleer nauwkeurig de regeling die de fiscus heeft voorzien voor de inning van de belasting over de toegevoegde waarde. d. Toon aan de hand van je bedrijfskolom aan dat deze regeling overeenkomt met een rechtstreekse BTW-heffing op de toegevoegde waarde. e. Hoeveel ontvangt de fiscus op de verhandeling van deze computer? Oefening 2: Een veefokkerij produceert runderen. De runderen worden in eigen bedrijf gefokt. Het bedrijf heeft voor een rund geen aankoopkosten. De veefokkerij verkoopt een rund aan een veekoopman voor EUR. Na slachting wordt het rund verkocht aan een slager voor EUR. De slager versnijdt het rund en verkoopt het vlees voor EUR aan de consumenten. Het BTW% op aan- en verkopen bedraagt 21%. a. Stel de bedrijfskolom op. b. De BTW wordt ook een verbruiksbelasting genoemd? Verklaar bondig Oefening 3: Een fietsenproducent verkoopt gedurende het ganse jaar fietsen. Hij verkoopt een fiets voor 400 EUR per fiets. Om deze fietsen te vervaardigen moet hij grond- en hulpstoffen aankopen voor EUR. Het BTW% op aan- en verkopen bedraagt 21%. a. Zal de fietsenproducent BTW moeten doorstorten aan de fiscus of zal hij geld terugkrijgen van de fiscus? Verklaar je antwoord en bereken het bedrag dat hij moet doorstorten of terugkrijgt. b. BTW op verkopen is het BTW-bedrag dat de producent zal kunnen terugvorderen van de fiscus. Het wordt dan ook Terug te vorderen BTW genoemd. Ben je het hiermee eens? Leg uit waarom wel of waarom niet. 21

23 Oefening 4: Een melkveebedrijf verkoopt voor EUR producten aan bij een zuivelbedrijf. De aankoopkosten voor het melkveebedrijf bedragen 0 EUR. Het zuivelbedrijf bewerkt de melk en verkoopt dit door aan een supermarktketen voor EUR. De supermarktketen verkoopt de melk voor 4000 EUR aan de uiteindelijke consument. Het BTW-percentage dat bij elke aankoop en verkoop moet betaald worden bedraagt 6%. a. Stel de bedrijfskolom op. b. Het zuivelbedrijf moet de BTW doorstorten aan de fiscus. Een BTW-percentage van 6% is dan ook voordeliger voor het zuivelbedrijf dan een BTW-percentage van 21%. Ben je het hiermee eens? Leg kort uit. c. Wie draait op voor de BTW? Waarom? d. Leg uit waarom te betalen BTW ook BTW op verkopen wordt genoemd. Oefening 5: Een houthakker heeft zelf geen aankoopkosten, maar verkoopt het hout voor 200 EUR aan een houtzagerij. Die maakt het hout in alle mogelijke formaten en verkoopt het door aan een meubelfabrikant voor een bedrag van 400 EUR. De meubelfabrikant maakt er een eetkamer van en verkoopt deze eetkamer aan een meubelwinkel voor 700 EUR. De meubelwinkel verkoopt de eetkamer voor EUR aan de familie Devos. a. Stel de bedrijfskolom op. (Respecteer de gemaakte afspraken!) b. BTW op verkopen wordt ook Te betalen BTW genoemd. De reden hiervoor is dat de klant ons niet alleen het verkoopbedrag, maar ook de BTW moet betalen Ben je het met bovenstaande redenering eens? Leg uit. c. Toon aan de hand van de cijfers uit je bedrijfskolom aan dat de regeling voorzien door de fiscus met betrekking tot de BTW-inning overeenkomt met een rechtstreekse BTWheffing op de toegevoegde waarde. d. Hoeveel EUR moet de houtzagerij uit eigen zak doorstorten naar de fiscus? Leg kort uit. e. Hoeveel EUR ontvangt de fiscus op de verkoop van deze eetkamer? Van wie ontvangt het dit bedrag (deze bedragen)? f. De consument is de rechtstreekse belastingbetaler, hij is immers de verbruiker van de producten. De handelaars of producenten zijn de belastingsdragers, daar ze enkel de (bruto) toegevoegde waarde creëren. Ben je het hiermee eens? Leg uit. g. Stel dat het BTW-percentage verhoogd wordt. Wie ondervindt hiervan het meeste last: familie Devos of de meubelwinkel? Leg uit. 22

24 Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod 1. Inleidende probleemstellingen In onderstaande artikels is er steeds sprake van een prijsverandering van een bepaald goed of een bepaalde dienst. In dit hoofdstuk trachten we te verklaren hoe de vraag naar en het aanbod van een product of een dienst dergelijke prijsveranderingen teweeg kunnen brengen. OPDRACHT: Alvorens we de theorie rond vraag en aanbod hebben gezien, kunnen we intuïtief uitleggen waarom de prijzen in onderstaande artikels zijn veranderd. Geef telkens aan of hier de vraag en/of het aanbod de oorzaak is. Artikel 1: Skiën tot 40 procent duurder in Frankrijk Het wordt druk op de skipistes dit seizoen. De krokusvakantie, de meest gegeerde skivakantie, valt zowel in Frankrijk, Duitsland, Nederland, Italië als België op hetzelfde moment. Ook de eerste week van de kerstvakantie én de tweede week van de paasvakantie vallen samen met een deel van onze buurlanden. Dat maakt dat de prijzen tijdens die gegeerde, drukke weken in de Franse skigebieden 30 tot 40% hoger zijn dan vorig jaar, zo schrijft Het Laatste Nieuws. "Als je daar nog een kamer wil, is het aangeraden om nú te boeken", waarschuwen de touroperators. Bron: Het Laatste Nieuws, 04/10/

25 Artikel 2: Vraag naar zonnepanelen daalt drastisch in Europa In 2010 konden de makers van zonnepanelen in Europa niet voldoen aan de vraag. Daardoor zijn er veel bedrijven bijgekomen, maar de subsidies voor zonnepanelen zijn in vele landen ook ingetrokken. Er is dus meer aanbod, maar veel minder vraag, waardoor veel bedrijven op de rand van het faillissement staan. De markt voor zonnepanelen krijgt het in Europa vooral erg zwaar te verduren in Duitsland en Italië, tevens de twee grootste afzetmarkten ter wereld. Die twee landen hadden eerst forse subsidies voor al wie zonnepanelen liet plaatsen. Die zijn echter weggevallen waardoor er minder vraag is, en dat gecombineerd met een groter aanbod zorgt voor een gigantisch overaanbod. Veel bedrijven staan dan momenteel ook op de rand van het faillissement. Voor geïnteresseerden in zonnepanelen heeft dit alles ook een goede kant. De prijs van zonnepanelen is dit jaar namelijk al 35 procent gedaald. Bron: Het Laatste Nieuws, 17/10/2011 Artikel 3: Lage groenteprijzen ramp voor boeren en tuinders 24

26 Een krop sla kost dezer dagen de helft minder dan in dezelfde periode vorig jaar, broccoli is 45 procent goedkoper en voor rode paprika, komkommers, tomaten, asperges of witloof betaalt de consument tot 30 procent minder. Doorgaans komen eerst de groenten uit het zuiden op de markt, en vervolgens de teelten uit eigen land. "Maar niet zo dit jaar", zegt Philippe Appeltans, algemeen secretaris van het Verbond van Vlaamse Tuinbouwveilingen. "In het zuiden heeft de groei vertraging opgelopen door het slechte weer. En hier is het zeer warm waardoor onze oogsten niet alleen rijk zijn, maar ook nog eens enkele weken te vroeg op de markt komen. Het gevolg is een gigantisch aanbod waardoor de prijzen al weken kelderen." Het probleem voor de tuinders en boeren is overigens niet alleen de lage prijs; de aanvoer is zo groot dat veel groenten niet eens geveild raken en de boeren hun oogst moeten vernietigen. De voorbije weken zouden er zo al tienduizenden kilo's sla, witloof en tomaten op de vuilnisbelt zijn beland. Bron: De Morgen, 04/05/2011 Artikel 4: Belg wil meteen naar de zon Nooit zijn er zoveel lastminutes verkocht als nu. De Belgen overspoelen de reisbureaus met maar één doel: zo snel mogelijk weggeraken uit het miezerweer. Neckermann legt de komende dagen zelfs extra vluchten in met extra plaatsen om de vraag te kunnen bijhouden. Maar echte koopjes zitten er voor de late beslissers niet meer bij, zo meldt Het 25

27 Laatste Nieuws. "Een lastminute kost nu méér dan een vroeggeboekte reis", klinkt het bij ABTO. Uitgeregend en het kwakkelweer beu trekken de Belgen en masse naar het reisbureau. "In Luik zag ik deze week hallucinante taferelen. Aan het reisbureau stond een lange file voor de deur, terwijl vijf medewerkers de ene na de andere reis inboekten. Om liefst de dag zelf nog te vertrekken, of hoogstens één of twee dagen later", stelt Baptiste van Outryve, woordvoerder van Neckermann. "We verkopen zo'n 30 procent meer dan vorig jaar. Alle records sneuvelen. Lastminutes zijn populairder dan ooit." extra plaatsen De touroperator heeft daarom beslist extra plaatsen te creëren. "We leggen extra vluchten in naar Antalya in Turkije, Kos in Griekenland, Monastir en Djerba in Tunesië en Malaga in Spanje. Allemaal om de komende dagen te vertrekken." Niet alleen de druilerige zomer maakt dat de Belgen nu plots elders een streepje zon willen opzoeken. "De afgelopen jaren wacht men steeds langer met boeken", weet Veerle De Boeck van touroperatorvereniging ABTO. "Dit jaar zeker, door de revoluties in de Arabische wereld. Men keek de kat wat uit de boom. Het stralende lenteweer versterkte dat effect. Waarschijnlijk zullen er volgend jaar weer meer vroege boekers zijn. Mensen die nu uit de boot vallen of niet de bestemming vonden die ze wilden." Bovendien is laat beslissen dit jaar weinig voordelig. "De lastminuteboeker gaat nu vermoedelijk méér betalen dan de vroegboeker. Logisch, dat is de wet van vraag en aanbod." Bron: Het Laatste Nieuws, 23/07/2011 Artikel 5: Suiker wordt dubbel zo duur De suikerprijs stijgt in oktober waarschijnlijk met 50 procent. De producenten van koekjes, chocolade en snoep zien zich verplicht die prijsstijging door te rekenen aan hun klanten. Dat er op de Aziatische markten steeds meer vraag is naar westerse producten met suiker is een van de redenen van de stijgende suikerprijzen. Ook de slechte suikeroogst vorig jaar doet de prijzen vanaf oktober pieken. 26

28 "Iedereen die voeding met suiker produceert, zal proberen die prijsstijgingen door te rekenen bij de verkoop aan winkelketens", denkt Mieke Callebaut, marketing manager bij chocolademerk Guylian. Bij koekjesfabrikant Jules Destrooper klinkt een gelijkaardig scenario. "De dure suiker volledig doorrekenen zal niet lukken, maar de consument zal de prijzen wel een beetje zien stijgen." Bron: De Morgen, 06/07/2011 Artikel 6: Belgische stroom duurder na sluiting Duitse kerncentrales De sluiting van zeven kernreactoren in Duitsland heeft stroom bij ons duurder gemaakt. Dat blijkt uit cijferwerk van de Belgische energieregulator (CREG). Op de termijnmarkt Endex ligt de elektriciteitsprijs nu 8 procent of 4,5 euro per megawattuur hoger dan voor de beslissing van de Duitse regering van 15 maart om de oudste kerneenheden onmiddellijk stil te leggen. De Endex-prijzen zijn richtinggevend voor het vastleggen van de prijzen voor leveringen aan industriële verbruikers. De CREG schat dat de volledige stillegging van het Duitse kernpark tegen 2022 de elektriciteitsprijs in ons land met circa 20 procent kan doen stijgen. Bron: De Standaard, 12/10/

29 2. Basisvoorbeeld 2.1. Gegeven We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk van jaar tot jaar en van seizoen tot seizoen. Op een markt voor aardbeien vinden volgende confrontaties plaats: prijs die de kopers wensen te betalen Groep A 20 bakjes Groep B 20 bakjes Groep C 20 bakjes Groep D 20 bakjes Groep E 20 bakjes Groep F 40 bakjes prijs (EUR) prijs die de verkopers wensen te ontvangen 0,75 Groep G 20 bakjes 1,00 Groep H 20 bakjes 1,25 Groep I 20 bakjes 1,50 Groep J 20 bakjes 1,75 Groep K 20 bakjes 2,00 Groep L 20 bakjes Koper =. Verkoper = 2.2. Oplossing Gevraagde hoeveelheid (bakjes) prijs (EUR) Aangeboden hoeveelheid (bakjes) 0,75 1,00 1,25 1,50 1,75 2, Vaststellingen a. Wat stel je vast als de prijs 0.75 EUR is? Gevraagde hoeveelheid = bakjes Aangeboden hoeveelheid = bakjes overschot = bakjes 28

30 b. Wat stel je vast als de prijs 2.00 EUR is? Gevraagde hoeveelheid = bakjes Aangeboden hoeveelheid = bakjes overschot = bakjes c. Wat is de beste prijs? = wat is de marktprijs? = wanneer is de markt in evenwicht? 2.4. Grafische voorstelling. De prijs (p) wordt steeds op de Y-as (verticale as) en de hoeveelheid (Q) op de X- as (horizontale as) geplaatst. Hoe teken je een grafiek? 1. Maak bij voorkeur gebruik van millimeterpapier of geruit papier (geen commerciële ruitjes). 2. Noteer de titel van je grafiek boven of onder de grafiek. Formuleer de titel voldoende nauwkeurig zoals het aantal werklozen in Vlaanderen in Teken de assen loodrecht op elkaar (orthogonaal assenstelsel). Vergeet het nulpunt niet te benoemen. 4. Benoem de assen. Voeg eventueel ook de gebruikte eenheid toe (bijvoorbeeld: EUR, maal 1000, ). 5. Bepaal de passende afstand voor een eenheid. Zorg ervoor dat je op voorhand goed nadenkt hoe lang je assen moeten zijn om de gegevens erop te plaatsen en kies de indeling op de assen zo efficiënt mogelijk. 6. Als je meer dan 1 lijn (curve) tekent, voorzie je een passende legende. Bijvoorbeeld: blauwe lijn: aantal mannen, rode lijn: aantal vrouwen. OPDRACHT: Ga na wat de situatie is bij een prijs gelijk aan 0,75 EUR en een prijs gelijk aan 2,00 EUR. 29

31 3. Begrippen a. Gevraagde hoeveelheid: b. De vraag: c. Grafisch onderscheid tussen vraag en gevraagde hoeveelheid: d. Hoe verloopt de vraagcurve? Waarom? e. Aangeboden hoeveelheid: f. Aanbod: g. Grafisch onderscheid tussen aanbod en aangeboden hoeveelheid: h. Hoe verloopt de aanbodcurve? Waarom? 30

32 4. Een nieuwe prijs Veronderstel dat door het mooie weer de aardbeien sneller rijpen en dat er veel aardbeien zijn bij de fruittelers. Het gevolg is dat er meer aardbeien op de markt zullen komen. prijs (EUR) 0,75 1,00 1,25 1,50 1,75 2,00 Minimumprijs die de verkopers wensen te ontvangen Groep G 60 bakjes Groep H 20 bakjes Groep I 20 bakjes Groep J 20 bakjes Groep K 20 bakjes Groep L 20 bakjes Veronderstel dat door het slechte weer de aardbeien minder snel rijpen en gedeeltelijk verloren gaan zodat er weinig aardbeien zijn bij de fruittelers. Het gevolg is dat er minder aardbeien op de markt zullen komen. prijs (EUR) 0,75 1,00 1,25 1,50 1,75 2,00 Minimumprijs die de verkopers wensen te ontvangen Groep G 0 bakjes Groep H 0 bakjes Groep I 20 bakjes Groep J 20 bakjes Groep K 20 bakjes Groep L 20 bakjes OPDRACHT: Teken in dezelfde grafiek als uit het basisvoorbeeld wat er veranderd bij mooi weer en bij slecht weer 31

33 5. Beweging langsheen versus verschuiving van de vraag/aanbodrechte Beweging langsheen de vraagrechte p V Bij een prijsverandering bewegen we ons langsheen de vraagrechte. Indien de prijs stijgt, daalt de gevraagde hoeveelheid. Indien de prijs daalt, stijgt de gevraagde hoeveelheid. 0 q Let op het woordgebruik. We zeggen niet: als de prijs stijgt, daalt de vraag! De vraag is de volledige vraagrechte en deze blijft op dezelfde plaats liggen (verschuift niet). Verschuiving van (of beweging van) de vraagrechte. Er zijn ook oorzaken waardoor de vraag zal veranderen (dus de volledige vraagrechte zal verschuiven). Een prijsverandering van het product is daar dus geen voorbeeld van. We zullen er steeds vanuit gaan dat onze vraagrechte perfect evenwijdig zal verschuiven naar links of naar rechts. Een verschuiving naar links betekent een afname van de vraag, een verschuiving naar rechts betekent een toename van de vraag. Grafisch is dit makkelijk in te zien. Bij eenzelfde prijs p 1 hoort een hogere gevraagde hoeveelheid bij de nieuwe p vraagrechte (V ) dan bij de oorspronkelijke vraag (V). Dit is zo voor elke prijs. Omgekeerd p 1 0 kan je zeggen dat bij eenzelfde gevraagde hoeveelheid bij een grotere vraag (V ) een V V hogere prijs hoort. De consumenten zijn immers bij een naar rechts verschoven vraag bereid q 1 q 2 q meer te betalen voor dezelfde hoeveelheid. 32

34 Oorzaken verschuiving van de vraag(rechte): Toename / afname van het aantal consumenten. Indien het aantal geboortes stijgt, zal de vraag naar luiers toenemen. Voorkeursveranderingen. De vraag naar een Top Hits CD van 2002 zal nu heel wat minder zijn dan in Verandering van het inkomen. Indien het gemiddelde inkomen van de bevolking toeneemt, zal er gemiddeld gezien meer gevraagd worden naar de producten. De vraagrechte zal naar rechts verschuiven of toenemen. Dit noemen we normale goederen. Binnen deze normale goederen maken we een onderscheid tussen luxe goederen en noodzakelijke goederen. Bij beide goederen zal de vraag toenemen bij een toename van het inkomen (vandaar normale goederen). Bij luxe goederen zal de toename van de vraag echter meer dan evenredig (of progressief) zijn. Dit betekent dat het verbruik procentueel sterker stijgt dan het inkomen. Een toename van het inkomen van 10% zorgt voor een toename van de vraag (verbruik) van bijvoorbeeld 20% (dus meer dan 10%). Voorbeelden van luxe goederen zijn kreeft, dure biefstuk of een Delvaux handtas. Bij noodzakelijke goederen is de toename van de vraag minder dan evenredig (of degressief). Dit betekent dat het verbruik procentueel minder sterk stijgt dan het inkomen. Een toename van het inkomen van 10% zorgt voor een toename van de vraag (verbruik) van bijvoorbeeld 6% (dus minder dan 10%). Voorbeelden van noodzakelijke goederen zijn brood, bier of kleding. Indien je inkomen verdubbelt zal je niet dubbel zoveel brood eten, maar je zal wel meer uitgeven aan brood, door misschien meergranenbrood te kopen. De toename is dus minder dan evenredig. Er bestaan ook goederen waarnaar de vraag afneemt indien het inkomen stijgt. Dit noemen we inferieure goederen. De benaming wijst niet op het feit dat dit kwalitatief minderwaardige goederen zijn, alleen dat het verbruik afneemt, als het inkomen stijgt. In economie doen we hier dus geen uitspraak over de kwaliteit van het product. Voorbeelden hiervan zijn openbaar vervoer, gehakt of Aldi-producten. 33

35 Je moet uiteraard steeds de redenering maken voor de gemiddelde mens wiens inkomen verandert. Natuurlijk zijn er mensen die uit een milieubewuste overtuiging, ongeacht hoeveel ze verdienen steeds met de trein zullen gaan werken. Gemiddeld gezien echter neemt het verbruik van openbaar vervoer af naarmate het inkomen stijgt. Gehakt zal men eveneens gemiddeld gezien meer vervangen door duurdere stukken vlees als men meer verdient. Tenslotte zijn er goederen waarnaar de vraag constant blijft, wanneer het inkomen verandert. Deze goederen noemen we neutrale goederen. Keukenpapier, tandenstokers of zout gaan we niet meer of minder consumeren wanneer het inkomen verandert. Prijzen van verwante goederen. We maken een onderscheid tussen complementaire goederen en substitueerbare goederen of substituten. Complementaire goederen zijn goederen die elkaar aanvullen en die men samen nodig heeft in gebruik. Voorbeelden hiervan zijn: CD en CDspeler, Senseo pads en Senseo toestel, benzine of diesel en auto s, Substituten zijn goederen die concurrent zijn van mekaar en die je door elkaar kan vervangen of substitueren. Voorbeelden hiervan zijn: DVD-speler en Blue-ray-speler, aardappelen en pasta, Toekomstige prijsverwachtingen. Indien de consumenten verwachten dat de prijs van een bepaald goed zal stijgen in de nabije toekomst, zal men dit product nog snel willen kopen (dus zal de vraag naar dit product toenemen). Denken we maar aan aankondigingen van prijsstijgingen van benzine. Mensen zullen nog snel hun tank willen vullen, wanneer wordt aangekondigd in het journaal dat de prijs aan de pomp de volgende dag zal stijgen. Het omgekeerde gebeurt bij een verwachte prijsdaling. In dit geval zal men zijn aankoop uitstellen en daalt dus vraag naar het betreffende product. Let wel op dat het hier gaat om verwachte prijsveranderingen. Bij een effectieve prijsverandering van een product hebben we een beweging langsheen de vraagrechte! 34

36 Beweging langsheen de aanbodrechte p A Bij een prijsverandering bewegen we ons langsheen de aanbodrechte. Indien de prijs stijgt, stijgt de aangeboden hoeveelheid. Indien de prijs daalt, daalt de aangeboden hoeveelheid. 0 q Let op het woordgebruik. We zeggen niet: als de prijs stijgt, stijgt het aanbod! Het aanbod is de volledige aanbodrechte en deze blijft op dezelfde plaats liggen (verschuift niet). Verschuiving van de aanbodrechte Er zijn ook oorzaken waardoor het aanbod (dus volledige aanbodrechte) zal veranderen, dus verschuiven. Een prijsverandering van het product is daar dus geen voorbeeld van! We zullen er steeds vanuit gaan dat onze aanbodrechte perfect evenwijdig zal verschuiven naar links of naar rechts. Een verschuiving naar links betekent een afname van het aanbod, een verschuiving naar rechts betekent een toename van het aanbod. Grafisch is dit makkelijk in te zien. Bij eenzelfde prijs p 1 hoort een hogere p A A aangeboden hoeveelheid bij de nieuwe aanbodrechte (A ) dan bij het oorspronkelijke aanbod (A). Dit is zo voor elke prijs. Omgekeerd kan je zeggen dat bij eenzelfde aangeboden p 1 hoeveelheid bij een groter aanbod een lagere prijs hoort. De producenten zijn immers bij een 0 q 1 q 2 q naar rechts verschoven aanbod (A ) bereid hun product goedkoper aan te bieden. 35

5. Belasting over de toegevoegde waarde

5. Belasting over de toegevoegde waarde 5. Belasting over de toegevoegde waarde Van de toegevoegde waarde die door ondernemingen wordt gecreëerd, wil de overheid (fiscus) haar graantje meepikken. Vandaar dat er hierop een belasting wordt geheven,

Nadere informatie

4. Bruto/netto toegevoegde waarde en resultaat

4. Bruto/netto toegevoegde waarde en resultaat 4. Bruto/netto toegevoegde waarde en resultaat Wanneer een beeldhouwer van een blok marmer een kunstwerk maakt, creëert hij toegevoegde waarde door middel van zijn arbeid en creativiteit. Veronderstel

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? 2.1. Wat je produceert moet je kunnen verkopen. Zie boek: p. 22 25 (+ nota s) Senseo en stadstweewieler van BMW 2.2./2.3./2.4. Vraag en aanbod 1. Voorbeeld

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

ECONOMIE 3 de jaar Jan-van-Ruusbroeckollege Brussel

ECONOMIE 3 de jaar Jan-van-Ruusbroeckollege Brussel ECONOMIE 3 de jaar 2012-2013 Jan-van-Ruusbroeckollege Forumlaan 4 1020 Brussel R. De Wever THEMA 1: DE KERN VAN HET ONDERNEMEN Hoofdstuk 1: Welke activiteiten vinden in een onderneming plaats? 1. Behoeften

Nadere informatie

ECONOMIE 3 de jaar Jan-van-Ruusbroeckollege Brussel

ECONOMIE 3 de jaar Jan-van-Ruusbroeckollege Brussel ECONOMIE 3 de jaar 2012-2013 Jan-van-Ruusbroeckollege Forumlaan 4 1020 Brussel R. De Wever THEMA 1: DE KERN VAN HET ONDERNEMEN Hoofdstuk 1: Welke activiteiten vinden in een onderneming plaats? 1. Behoeften

Nadere informatie

ECONOMIE 3 de jaar Brussel S. Vangoetsenhoven

ECONOMIE 3 de jaar Brussel S. Vangoetsenhoven ECONOMIE 3 de jaar 2016-2017 Jan-van-Ruusbroeckollege R. De Wever Forumlaan 4 C. De Smet 1020 Brussel S. Vangoetsenhoven THEMA 1: DE KERN VAN HET ONDERNEMEN Hoofdstuk 1: Welke activiteiten vinden in een

Nadere informatie

Vraag en aanbod. Vraag en aanbod Hoeveelheid (q)

Vraag en aanbod. Vraag en aanbod Hoeveelheid (q) Vraag en aanbod In de les (zie je nota s) hebben we aan de hand van een voorbeeld (aardbeien) aangetoond hoe we tot grafische voorstelling van vraag en aanbod komen. De rijs () wordt steeds o de Y-as (verticale

Nadere informatie

Oefeningen: Break-even analyse

Oefeningen: Break-even analyse Oefeningen: Break-even analyse Oefening 1: Een onderneming produceert een bepaald product dat verkocht wordt tegen een prijs van 50 EUR per stuk. Per eenheid dat gemaakt wordt, kost het de onderneming

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: a. Stijging olieprijs blijft beperkt. Je moet een grafiek tekenen waarin je je aanbod naar links laat verschuiven (aanbod daalt) (wegens pijpleidingen die

Nadere informatie

Extra uitleg bij berekeningen budgettering

Extra uitleg bij berekeningen budgettering Extra uitleg bij berekeningen budgettering A. Algemene opmerkingen Bij het budgetteren komen zeer veel berekeningen voor, wat dus een grote kans op rekenfouten met zich meebrengt. Bovendien bestaat de

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod 1. Studeer opnieuw de leerstof van vraag en aanbod in. Tracht steeds zeer inzichtelijk te studeren: ga na dat je alle redeneringen die we in de klas / cursus maakten snapt.

Nadere informatie

Handleiding budgettering

Handleiding budgettering Handleiding budgettering A. Algemene opmerkingen Bij het budgetteren komen zeer veel berekeningen voor, wat dus een grote kans op rekenfouten met zich meebrengt. Bovendien bestaat de kans dat die rekenfouten

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod 1. Studeer opnieuw de leerstof van vraag en aanbod in. Tracht steeds zeer inzichtelijk te studeren: ga na dat je alle redeneringen die we in de klas / cursus maakten snapt.

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: Verklaar bondig waarom de prijzen in onderstaande tekstjes veranderd zijn door middel van een grafiek met vraag- en aanbod(wijzigingen). a. Stijging olieprijs

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

HT1: Vraag en aanbod - marktevenwicht

HT1: Vraag en aanbod - marktevenwicht Naam: Nummer: HT: Vraag en aanbod - marktevenwicht Klas: 5 ECMT Lkr.: R. De Wever 20 september 202 20 Vraag : (2 ptn) ACTUA: Apple. Wie is de huidige CEO? Tim Cook. 2. Waarom kwam Apple afgelopen week

Nadere informatie

3. Boeken op rekeningen (grootboek) We gaan uit van volgende beginbalans: Actief Beginbalans Passief

3. Boeken op rekeningen (grootboek) We gaan uit van volgende beginbalans: Actief Beginbalans Passief 3. Boeken op rekeningen (grootboek) We gaan uit van volgende beginbalans: Actief Beginbalans Passief Gebouwen 250.000 Rollend materieel 100.000 Handelsgoederen 40.000 Bank 30.000 Kapitaal 300.000 Lening

Nadere informatie

Oefeningen vraag en aanbod

Oefeningen vraag en aanbod Oefeningen vraag en aanbod Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen (telkens ceteris paribus). a. De productiviteit van een groot aantal

Nadere informatie

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Oefening 1: De overheid treedt onder druk van milieugroepen op tegen vervuilende ondernemingen en legt de ondernemingen een belasting per eenheid

Nadere informatie

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren

Nadere informatie

Studietoets

Studietoets Prof. Dr. G. Van Herck Prof. Dr. H. Vandenbussche Studietoets 2008-2009 Naam en Voornaam (Drukletters).. Richting + jaar:... Werkcollegegroep:...... Richtlijnen De oefening is individueel te maken (gesloten

Nadere informatie

PW EXTRA: Remediëringstaak

PW EXTRA: Remediëringstaak Naam: Nummer: Klas: 5 ECMT-ECWI PW EXTR: Remediëringstaak Lkr.: R. De Wever Herfstvakantie 2016 1. Herstudeer eerst de leerstof economie van Thema 1. 2. Hermaak schriftelijk een selectie van de klassikaal

Nadere informatie

HT3: Vraag en aanbod

HT3: Vraag en aanbod Lkr.: R. De Wever Naam: Nummer: HT3: Vraag en aanbod Klas: 3 ECA1 28 oktober 2016 25 Vraag 1: (6 ptn) Noteer voor elk van onderstaande uitspraken door welke grafiek (1 tot en met 8) ze worden weergegeven.

Nadere informatie

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn: Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt

Nadere informatie

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land A. Inleidende begrippen 1. Het begrip BBP Het BBP is de som van alle bruto toegevoegde waarden geproduceerd door alle ondernemingen in 1 land in een

Nadere informatie

2 Constante en variabele kosten

2 Constante en variabele kosten 2 Constante en variabele kosten 2.1 Inleiding Bij het starten van een nieuw bedrijf zal de ondernemer zich onder andere de vraag stellen welke capaciteit zijn bedrijf moet hebben. Zal hij een productie/omzet

Nadere informatie

Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt

Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt Door: F. De Smyter en P. Holvoet 1. Geef een correcte omschrijving van de volgende economische begrippen: a) Globalisering:.

Nadere informatie

2. DE REGISTRATIE VAN DE ACTIVITEITEN VAN EEN HANDELSONDERNEMING

2. DE REGISTRATIE VAN DE ACTIVITEITEN VAN EEN HANDELSONDERNEMING 2. DE REGISTRATIE VAN DE ACTIVITEITEN VAN EEN HANDELSONDERNEMING 2.1. Aankopen en verkopen van handelsgoederen (met BTW) Voorbeeld: 1/12/N0: We kopen voor 20.000 EUR handelsgoederen aan bij Mandlikova,

Nadere informatie

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen. Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid

Nadere informatie

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld Samenvatting door G. 1623 woorden 12 maart 2016 8,4 9 keer beoordeeld Vak Methode M&O 200% M&O Samenvatting M&O periode 1 Hoofdstuk 13 Financieel beleid niet-commerciële organisaties (nco) Paragraaf 1

Nadere informatie

Examen accountancy januari 2013

Examen accountancy januari 2013 Examen accountancy januari 2013 meerkeuze vragen 1. Welke van volgende verrichtingen heeft invloed op de waarde van de vlottende activa: A) Een voorraadwijziging van de handelsgoederen als het systeem

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct. Samenvatting door G. 1151 woorden 21 januari 2015 7,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie voor jou Paragraaf 3: 3.1: Produceren: is het maken van goederen of het leveren van diensten. Een product

Nadere informatie

38.1.BELASTING OP DE TOEGEVOEGDE WAARDE ( B.T.W.)

38.1.BELASTING OP DE TOEGEVOEGDE WAARDE ( B.T.W.) 38 -MECHANISME 38.1.BELASTING OP DE TOEGEVOEGDE WAARDE ( B.T.W.) 38.1.1. principe wil zeggen belasting op de toegevoegde waarde en betekent dat er belasting moet betaald worden op elk stukje waarde dat

Nadere informatie

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

1 De bepaling van de optimale productiegrootte 1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem

Nadere informatie

Oefeningen Producentengedrag

Oefeningen Producentengedrag Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De

Nadere informatie

HET BEREKENEN VAN VERANTWOORDE VERKOOPPRIJZEN VOOR BANKETGEBAK

HET BEREKENEN VAN VERANTWOORDE VERKOOPPRIJZEN VOOR BANKETGEBAK HET BEREKENEN VAN VERANTWOORDE VERKOOPPRIJZEN VOOR BANKETGEBAK Voorstelling van het op regionaal vlak aanvaarde systeem van verkoopprijsberekening. Praktische uitleg van het manuele systeem. 1 Inhoudstabel

Nadere informatie

EIGEN VERMOGEN, VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN, SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR

EIGEN VERMOGEN, VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN, SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR naam :... M.A.R. Uittreksel uit de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel KLASSE 1 : EIGEN VERMOGEN, VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN, SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR 10 Kapitaal 100 Geplaatst

Nadere informatie

Rente. Een lening is soms nodig om een grote uitgave te kunnen doen. De lening moet terugbetaald worden, maar ook de rente. Hoe hoog is de rente?

Rente. Een lening is soms nodig om een grote uitgave te kunnen doen. De lening moet terugbetaald worden, maar ook de rente. Hoe hoog is de rente? Rente Een lening is soms nodig om een grote uitgave te kunnen doen. De lening moet terugbetaald worden, maar ook de rente. Hoe hoog is de rente? Als een bedrijf een nieuwe machine wil kopen, is daar niet

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

UIT balans en resultatenrekening

UIT balans en resultatenrekening Inzicht in winst. Bedrijven zijn verplicht een bedrijfsadministratie te voren. De belangrijkste onderdelen van de bedrijfsadministratie zijn de balans en de resultatenrekening. Het gevolg van het verplaatsen

Nadere informatie

Inzicht in uw cijfers

Inzicht in uw cijfers Welkom! Inzicht in uw cijfers Opbouw van uw boekhouding Balans Overzicht van de bezittingen en schulden Toont vermogen van de vennootschap Resultatenrekening Overzicht van kosten en opbrengsten Steeds

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je

Nadere informatie

Voorbeeldexamen Management Controle

Voorbeeldexamen Management Controle Voorbeeldexamen Management Controle VRAAG 1 Verklaar volgende termen (maximaal 3 regels per term) - Doelcongruentie - Productclassificatie - MBO - Profit sharing - Indirecte CF statement VRAAG 2 Leg uit

Nadere informatie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen

Nadere informatie

1 De economische kringloop

1 De economische kringloop 1 De economische kringloop Wat is Marco-economonie? Studie van het verband tussen Gezinnen Bedrijven Overheid Buitenland Welke soorten economische vraagstukken hebben we? Productie Werkloosheid Inflatie

Nadere informatie

Reader Bedrijfseconomische berekeningen

Reader Bedrijfseconomische berekeningen Reader Bedrijfseconomische berekeningen Reader Bedrijfseconomische berekeningen Peter H. C. Hintzen isbn 978 90 5752 290 1 2015 Uitgeverij Edu Actief b.v. Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie

Nadere informatie

De JetStar bestaat uit een reeks onderdelen die in de onderneming JetFun bvba worden geproduceerd.

De JetStar bestaat uit een reeks onderdelen die in de onderneming JetFun bvba worden geproduceerd. De onderneming JetFun bvba produceert één type jetski, de JetStar. De JetStar bestaat uit een motor die de jetski aandrijft. De motor is een Kawasaki 23 pk die wordt aangekocht. De JetStar bestaat uit

Nadere informatie

Kaarten module 4 derde klas

Kaarten module 4 derde klas 1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef

Nadere informatie

De resultatenrekening

De resultatenrekening De resultatenrekening format resultatenrekening kosten/uitgaven en opbrengsten/ontvangsten afschrijvingen rente eindbalans Joop Lengkeek Kamer H0.012 Email: Lengkeek.J@NHTV.nl www.jooplengkeek.nl 1 De

Nadere informatie

BREAK EVEN PUNT. Oefeningen Kostprijsberekening: Het Break Even Punt

BREAK EVEN PUNT. Oefeningen Kostprijsberekening: Het Break Even Punt BREAK EVEN PUNT Vraag 1 Hoe groot zal het BEP zijn indien ik weet dat Vaste kost 25 522 de verkoopsprijs 10 variabele kost 8,5 resultaat naar boven af te ronden tot 0 cijfers na de komma Vraag 2 Hoe groot

Nadere informatie

Investeringen in MVA

Investeringen in MVA Investeringen in MVA Handboek p. 174 tot 180 INVESTERINGEN IN MATERIËLE VASTE ATIVA Begrip Vaste activa zijn activa die verworven worden omwille van hun duurzame bijdrage tot het exploitatieproces van

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

Hoofdstuk 13 Kostensoorten

Hoofdstuk 13 Kostensoorten Hoofdstuk 13 Kostensoorten Paragraaf 13.1 1. Kosten zijn onder andere in te delen in kostensoorten a. Wat zijn kostensoorten? b. Welke zes kostensoorten onderscheidt men meestal? c. Waarom worden de kosten

Nadere informatie

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,

Nadere informatie

Het verschil tussen de verkoopopbrengst van de verkochte goederen en de inkoopwaarde van die goederen

Het verschil tussen de verkoopopbrengst van de verkochte goederen en de inkoopwaarde van die goederen Samenvatting door F. 643 woorden 19 juni 2013 6,4 23 keer beoordeeld Vak M&O 4.2 De verandering van het eigen vermogen: het resultaat Een niet-productieonderneming koopt goederen in en probeert die goederen

Nadere informatie

Marcus wil eindelijk zijn droom realiseren en zet een nv op waarbinnen hij stoelen op maat zal maken en verkopen.

Marcus wil eindelijk zijn droom realiseren en zet een nv op waarbinnen hij stoelen op maat zal maken en verkopen. Marcus wil eindelijk zijn droom realiseren en zet een nv op waarbinnen hij stoelen op maat zal maken en verkopen. Beginsituatie: Marcus start na wijs beraad een zaak op, Marcus bvba. Marcus bezit 700.000e,

Nadere informatie

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw. Samenvatting door Sem 1018 woorden 25 januari 2018 7,3 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Samenvatting economie hoofdstuk 3 + 4 + 5 Paragraaf 3.1 Kamer van Koophandel (KvK): hier

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting door een scholier 1851 woorden 28 maart 2006 2 2 keer beoordeeld Vak Economie Module 1, Hoofdstuk 2, Consumeren 1. Hoe consumenten in hun behoeften

Nadere informatie

In Nederland zijn het klimaat en het landschap zeer geschikt voor veeteelt. Logisch dat we veel koeien houden en melkproducten maken.

In Nederland zijn het klimaat en het landschap zeer geschikt voor veeteelt. Logisch dat we veel koeien houden en melkproducten maken. DE ZUIVELSECTOR > Inleiding In Nederland zijn het klimaat en het landschap zeer geschikt voor veeteelt. Logisch dat we veel koeien houden en melkproducten maken. De zuivelsector is belangrijk voor de Nederlandse

Nadere informatie

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting door een scholier 1747 woorden 18 november 2004 4,8 57 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie 1.1 Macro-economie Kenmerk macro-economie

Nadere informatie

2. VILLAVENNOOTSCHAP: TEGENVOORBEELD TRENDS

2. VILLAVENNOOTSCHAP: TEGENVOORBEELD TRENDS 2. VILLAVENNOOTSCHAP: TEGENVOORBEELD TRENDS BESCHRIJVING Het is een heel eenvoudig voorbeeld waarbij de aankoop van een huis en een beperkt aantal kosten in verband hiermee worden bekeken. De kostprijs

Nadere informatie

Net omdat het nettoloon verschilt, wordt er in loonsonderhandelingen altijd over brutolonen gesproken.

Net omdat het nettoloon verschilt, wordt er in loonsonderhandelingen altijd over brutolonen gesproken. Loon berekening Deel 1 : De periodieke Bezoldiging basis berekening 0 Inleiding Niet iedereen die hetzelfde brutoloon heeft, houdt netto hetzelfde bedrag over. Indien je bvb. kinderen ten laste hebt, worden

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 2 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 2 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2 UITWERKINGEN Opgave 1 a. Wat is het kenmerk van constante kosten? Constante kosten hebben als eigenschap, dat de kosten niet worden beïnvloed door een hogere of lagere productie. b.

Nadere informatie

Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 7

Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 7 1 Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen Kennisvragen paragraaf 1.1 en 1.2 1. Wat bestudeert de bedrijfseconomie? 2. We onderscheiden bij uitgaven kosten en verspillingen. Wat is het verschil

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie 3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent

Nadere informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie 1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering

Nadere informatie

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter Samenvatting door Y. 1479 woorden 5 juli 2017 6,3 4 keer beoordeeld Vak M&O Hoofdstuk 1 Oorspronkelijke geleende bedrag alle aflossingen= schuldrest. Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen.

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

I.P.V.-I.F.P. : Waarderingsregels

I.P.V.-I.F.P. : Waarderingsregels I.P.V.-I.F.P. : Waarderingsregels De waarderingsregels worden vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen.

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Eco samenvatting; hs 2 + 5 Samenvatting door Inge 1413 woorden 12 januari 2014 7,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco samenvatting; hs 2 + 5 2.1 Hoe verkoop je een product? Martkaandeel is het aandeel van een product

Nadere informatie

BREAK EVEN PUNT. Kostprijsberekening Hendrik Claessens

BREAK EVEN PUNT. Kostprijsberekening Hendrik Claessens BREAK EVEN PUNT Vraag 1 Hoe groot zal het BEP zijn indien ik weet dat Vaste kost 25 522 de verkoopsprijs 10 variabele kost 8,5 resultaat naar boven af te ronden tot 0 cijfers na de komma Vraag 2 Hoe groot

Nadere informatie

MARKETING / 09A. HBO Marketing / Marketing management. Raymond Reinhardt 3R Business Development.

MARKETING / 09A. HBO Marketing / Marketing management. Raymond Reinhardt 3R Business Development. MARKETING / 09A HBO Marketing / Marketing management Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 Aspecten prijsbeleid M Voor ondernemer: F marketinginstrument F tegenprestatie

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken

Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken Economie, een Inleiding Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken 1 Elasticiteiten en Schokken - Inhoudstafel 1. Elasticiteiten 2. De markt in werking 3. Prijsregulering 4. Quota s 5. Indirecte belastingen

Nadere informatie

Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten.

Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten. Verslag door F. 1863 woorden 23 juni 2012 8,8 5 keer beoordeeld Vak Economie 7.1 productie en behoeften Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het

Nadere informatie

Opnamekosten Boeterente, indien je je geld eerder opneemt dan de afgesproken looptijd dan moet je een boete rente betalen.

Opnamekosten Boeterente, indien je je geld eerder opneemt dan de afgesproken looptijd dan moet je een boete rente betalen. Samenvatting Economie Hfd.9 Nu kopen later betalen 5 Sparen, hoe werkt dat? Wat is sparen? Sparen is het opzij leggen van inkomen. 3 redenen (motieven) waarom mensen sparen: 1. Om later iets te kopen;

Nadere informatie

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten Economie, een Inleiding Hoofdstuk 7: Productie en Kosten 1 Productie en Kosten Constructie van kostenfunctie Resultaat van optimale keuze van productiefactoren gegeven prijzen gegeven te produceren output

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) havo 5 Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten

Nadere informatie

LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREKENING

LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREKENING LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREKENING Situatie Wanneer men als handelaar een product verkoopt of een dienstverlening verleent, dient men een prijs te bepalen om te verkopen. Hoe gaat men tewerk? Met wat dient

Nadere informatie

8.1 Voorraadwaardering

8.1 Voorraadwaardering 8.1 Voorraadwaardering 8.1.2 Toystore A. Eindvoorraad In eenheden: 450 beginvoorraad 90 125 95 aankopen 200 150-80 -110 verkopen -280 eindvoorraad: 640 Het aantal verkochte goederen is: 80 110 280 470

Nadere informatie

Hoeveel dragen onze bedrijven bij aan de schatkist en de sociale zekerheid?

Hoeveel dragen onze bedrijven bij aan de schatkist en de sociale zekerheid? vbo-analyse Hoeveel dragen onze bedrijven bij aan de schatkist en de sociale zekerheid? September 2014 I Raf Van Bulck 39,2% II Aandeel van de netto toegevoegde waarde gegenereerd door bedrijven dat naar

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 HOOFDSTUK 5 Opgave 1 a. Wat is het belangrijkste kenmerk van constante kosten? Constante kosten zijn niet gevoelig voor een toename of afname van de bedrijfsdrukte. Zolang dit binnen bepaalde grenzen valt.

Nadere informatie

Vraag I.1: Meerkeuzevragen (slechts 1 antwoord mogelijk, -1 punt wanneer gokken!)

Vraag I.1: Meerkeuzevragen (slechts 1 antwoord mogelijk, -1 punt wanneer gokken!) Vakgroep Accountancy, Beheerscontrole en Fiscaliteit Prof. Jan Verhoeye Vraag I.1: Meerkeuzevragen (slechts 1 antwoord mogelijk, -1 punt wanneer gokken!) 1. De bedoeling van de resultatenrekening is een

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Dit examen bestaat uit 8 pagina s. De opbouw van het examen is als volgt: - 30 meerkeuzevragen (maximaal

Nadere informatie

I.P.V. vzw : Waarderingsregels

I.P.V. vzw : Waarderingsregels I.P.V. vzw : Waarderingsregels De waarderingsregels worden vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen.

Nadere informatie

VOORBEELD JAARREKENING B.V. TE HOOFDDORP. Rapport inzake jaarstukken 2010

VOORBEELD JAARREKENING B.V. TE HOOFDDORP. Rapport inzake jaarstukken 2010 VOORBEELD JAARREKENING B.V. TE HOOFDDORP Rapport inzake jaarstukken 2010 INHOUDSOPGAVE Pagina RAPPORT 1 Opdracht 3 2 Samenstellingsrapport 3 3 Resultaat 4 4 Financiële positie 6 JAARREKENING 1 Balans per

Nadere informatie