OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER

Transcriptie

1 OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER NEDERLANDS 3F - keuzedeel K Cohort 2016 e.v kwartiel 8, 9, 10 en Algemene informatie D1: Nederlands 3F Studielast: 480 sbu Certificaten: Nee Gekoppeld aan kwalificaties: Nee Zie bijlage op TOELICHTING: Het keuzedeel is geschikt voor alle kwalificaties op 3. Voor niveau 2 kwalificaties is de stap naar niveau 3F te groot om in de beschikbare tijd te behalen. Ook voor een mbo-niveau 3 leerling geldt echter dat het raadzaam is de deelnemer al voordat hij/zij kiest voor het keuzedeel te screenen op zijn/haar instapniveau. Wanneer het referentieniveau 2F nog niet (bijna) bereikt is, is het behalen van het Nederlands niveau 3F wellicht te hoog gegrepen en is een ander keuzedeel aan te raden. Bij het uitwerken van dit keuzedeel zijn alleen kerntaaktitel en een set van vaardigheden benoemd, ontleend aan het Referentiekader taal en rekenen (2009) (p. 8 t/m 12). Er zijn geen aparte werkprocessen en beheersingsvoorschriften geformuleerd, omdat het Referentiekader taal en rekenen niet is gedefinieerd in termen die passen bij de opbouw van de kwalificatiedossiers. Voor de specifieke inhoud wordt daarom verwezen naar het Referentiekader taal en rekenen (2009). Het keuzedeel wordt afgesloten met deelname aan het Centraal Ontwikkeld Examen (COE). Deze COE s worden ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van het College van Examens (CvE). Relevantie van het keuzedeel Het keuzedeel 'Nederlands 3F' is relevant voor doorstroom naar een niveau 4-vervolgopleiding. Wanneer een centraal of instellings examen op dit niveau met positief gevolg is afgerond, heeft de leerling een substantieel onderdeel van de vervolgopleiding reeds behaald. Beschrijving van het keuzedeel De deelnemer werkt met het keuzedeel Nederlands 3F toe naar het landelijk vastgestelde referentierekenniveau 3F. De F-niveaus (fundamenteel niveau) richten zich op basale kennis en inzichten en zijn gericht op een meer toepassingsgerichte benadering van Nederlands. Branchevereisten Aard van keuzedeel Nee Doorstroom Generiek 1

2 2. Uitwerking D1-K1: Past de Nederlandse taal toe Complexiteit: Niet van toepassing Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid Niet van toepassing Vakkennis en vaardigheden: De beginnend beroepsbeoefenaar: Gebruikt de kennis en vaardigheden zoals beschreven in het Referentiekader taal en rekenen (OCW 2009) bron: sbb INSTROOMVEREISTEN: Om aan dit keuzedeel te mogen deelnemen dient de student te voldoen aan de volgende voorwaarden: - Deelgenomen aan CE Nederlands 2F. DOELSTELLINGEN: (zie voor gedetailleerde beschrijving Referentiekader taal en rekenen OCW 2009) 1. Mondelinge taalvaardigheid: 1.1. Gespreksvaardigheid: Kan op effectieve wijze deelnemen aan gesprekken over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard Deelnemen aan discussie en overleg: Kan actief deelnemen aan discussies, debatten en overleg in kleinere of grotere groepen Informatie uitwisselen: Kan actief deelnemen aan gesprekken in het kader van werk/beroepsvoorbereiding, een project of (maatschappelijke) stage en de evaluatie daarvan Luistervaardigheid: Kan luisteren naar een variatie aan teksten over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard Luisteren naar instructies: Kan uitleg en instructies over concrete en abstracte onderwerpen begrijpen Luisteren als lid van een live publiek: Kan in een lange(re) uiteenzetting, beschouwing of betoog de hoofdpunten en onderbouwingen begrijpen, ook als het onderwerp buiten het vak- of interessegebied ligt en het onderwerp abstract is Luisteren naar radio en televisie en naar gesproken tekst op internet: Kan de meeste gesproken teksten in radio- en televisieprogramma s en ander uitgezonden of opgenomen geluidsmateriaal begrijpen Spreekvaardigheid: Kan monologen en presentaties houden over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard waarin ideeën worden uitgewerkt en voorzien van relevante voorbeelden Een monoloog houden: Kan een verhaal vertellen met een inleiding, een kern en een slot. 2

3 Kan informatie verzamelen en een presentatie geven met argumenten voor of tegen een bepaald standpunt, of voor- en nadelen van diverse opties. Kan vragen naar aanleiding van verhaal of presentatie vloeiend en spontaan beantwoorden. 2. Leesvaardigheid: 2.1. Zakelijke teksten: Kan een grote variatie aan teksten over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard zelfstandig lezen. Leest met begrip voor geheel en details Lezen van informatieve teksten: Kan informatieve teksten lezen, zoals voorlichtingsmateriaal, brochures van instanties (met meer formeel taalgebruik), teksten uit (gebruikte) methodes, maar ook krantenberichten, zakelijke correspondentie, ingewikkelde schema s en rapporten over het eigen werkterrein Lezen van instructies: Kan instructieve teksten lezen, zoals ingewikkelde instructies in gebruiksaanwijzingen bij onbekende apparaten en procedures Lezen van betogende teksten: Kan betogende teksten lezen waaronder teksten uit schoolboeken, opiniërende artikelen. 3. Schrijfvaardigheid Kan gedetailleerde teksten schrijven over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard, waarin informatie en argumenten uit verschillende bronnen bijeengevoegd en beoordeeld worden Correspondentie: Kan adequate brieven en s schrijven, gevoelens genuanceerd uitdrukken en een standpunt beargumenteren Formulieren invullen, berichten, advertenties en aantekeningen: Kan over allerlei onderwerpen belangrijke informatie noteren en doorgeven. Kan aantekeningen maken van een helder gestructureerd verhaal Verslagen, werkstukken, samenvattingen, artikelen: Kan uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten schrijven. Kan vanuit een vraagstelling een verslag, werkstuk of artikel schrijven waarbij een argument wordt uitgewerkt en daarbij redenen aangeven voor of tegen een bepaalde mening en de voor- en nadelen van verschillende keuzes uitleggen. Kan informatie uit verschillende bronnen in een tekst synthetiseren. 4. Begrippenlijst en taalverzorging 4.1. Begrippenlijst Kan door gebruik te maken van onderstaande begrippen in contextrijke taalsituaties over taal en taalverschijnselen spreken. Leestekens: Dubbele punt, punt, komma, puntkomma, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken, trema, accent. Woordsoorten: Zelfstandig naamwoord, werkwoord (klankvast, klankveranderend (zwak, sterk)), bijvoeglijk naamwoord. Grammaticale kennis: Onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm, lijdende en bedrijvende vorm, vragende vorm. 3

4 Tekstkennis: Standpunt, argument, feit, mening, tekstsoort en gesprekvormen, paragraaf. Aanduidingen voor tekstsoorten en genres (ook: aanduidingen voor gespreksvormen), hoofdgedachte (van tekst), tekstthema. Metatalige vormen: Woorden, zinnen en tekstfragmenten die informatie geven over de rest van de tekst (zoals signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve tekstelementen in inleiding, samenvattende zin aan slot). Stilistiek en semantiek: Betekenis, symbool, synoniem, context, letterlijk, figuurlijk, uitdrukking, spreekwoord, gezegde, moedertaal, tweede taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig, formeel en informeel taalgebruik, leenwoord. Morfologie: Woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsel, achtervoegsel, lettergreep. Getal (meervoud/enkelvoud), tijd (tegenwoordig, verleden, voltooid, onvoltooid). Verkleinwoord, verschijningsvormen werkwoord (stam, infinitief, bijvoeglijk naamwoord). Opmaak: Bladzijde, woord, zin, hoofdletter, uitspraak, titel, hoofdstuk, regel, lettertype, alinea, kopje. Klanken: Articulatie, klemtoon, intonatie, spreekpauze. Grammaticale begrippen voor werkwoordspelling: 01. Werkwoord; 02. Tijd van het werkwoord (tegenwoordig en verleden, onvoltooid en voltooid); 03. Getal: meervoud, enkelvoud; 04. Eerste, tweede en derde persoon; 05. Persoonsvorm; 06. Voltooid deelwoord; 07. Stam van het werkwoord; 08. Hele werkwoord (infinitief); 09. Onderwerp; 10 Zwakke en sterke werkwoorden; 11. Werkwoordelijk gezegde. 4.2 Taalverzorging Beheerst de onderstaande aspecten van taalbeheersing: (spelling, interpunctie (leestekens), werkwoordspelling) SPELLING: 1F 2F 3F 4F 1. Alfabetische spelling x x x x 2. Orthografische spelling x x x x 3. Morfologische spelling Hieronder vallen de schrijfwijze van achtervoegsels, de meervoudsvorming, de verkleinwoordsvorming, regel van gelijkvormigheid bij assimilatie (zakdoek/zaddoek), vorming bijvoeglijk naamwoord Moeilijke gevallen: x x x x a) meervoud s na klinker (meisjes, garages, fuchsia s, cafés) x x x b) verkleinwoord na open klinker (parapluutje) x x x c) s in s ochtends x x x 4

5 d) stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden op en x x x e) meervouds n bij zelfstandig gebruikte verwijzing (allen versus alle) x x x f) wel/niet n in samengestelde woorden. x x x 4. Morfologische spelling op syntactische basis Werkwoordspelling waarvan een deel zuiver morfologische is, zoals tegenwoordige tijd meervoud, verleden tijd van werkwoorden met stam of d (antwoordde(n)), hele werkwoord. Moeilijke gevallen: Persoonsvorm: x x x x a) homofone gevallen: tegenwoordige tijd stam op d enkelvoud (hij wordt/word) x x x b) tegenwoordige tijd (klankvaste of zwakke) werkwoorden, enkelvoud x x x c) verleden tijd (klankvaste of zwakke) werkwoorden met stam op d of t x x x d) tegenwoordige tijd 2e persoon of 3e persoon achter de persoonsvorm (word jij ziek, wordt je broer, wordt je de toegang ontzegd) x x e) met prefix, homofoon met voltooid deelwoord (hij beoordeelt/beoordeeld) x x Voltooid deelwoord: h) homofone gevallen (verhuisd/verhuist) x x 5. Logografisch: geen regels, maar kennis van vaststaande combinatie tussen klank en teken zoals /sj/ geschreven als ch- x x x x 6. Overige regels a) spelambigue woorden x x x b) schrijfwijze van tussenklanken s en e(n) x x c) gebruik van trema en koppelteken x x LEESTEKENS: 1F 2F 3F 4F 1. Hoofdletters en punten x x x x 2. Vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens x x x x 3. Hoofdletters bij eigennaam en directe rede x x x 4. Komma s, dubbele punten x x OVERIGE REGELS: 1F 2F 3F 4F 1. Afbreekregels x x x x 2. Aaneenschrijving en losschrijving (moeilijkste gevallen) x x LESUREN: - Kwartiel 08: 9 weken à 2,0 uur = 18,0 uren - Kwartiel 09: 9 weken à 2,0 uur = 18,0 uren - Kwartiel 10: 9 weken à 2,0 uur = 18,0 uren - Kwartiel 11: 9 weken à 2,0 uur = 18,0 uren BENODIGDE LITERATUUR, LICENTIES EN/OF ANDERE MATERIALEN: - VIA Handboek Nederlands, Uitgeverij Deviant, Amersfoort, ISBN Licentie VIA Starttaal-online (24 maanden), ISBN

6 AFRONDINGSVORM: Dit keuzedeel wordt afgerond met een examen. Dit examen bestaat uit vier delen: - Centraal Examen Nederlands 3F - Instellingsexamen Nederlands 3F Gespreksvaardigheid - Instellingsexamen Nederlands 3F Spreekvaardigheid - Instellingsexamen Nederlands 3F Schrijfvaardigheid (incl. Begrippenlijst en taalverzorging) Het eindcijfer wordt als volgt berekend: - 50 % Centraal Examen Nederlands 3F (afgerond op één decimaal) - 50 % Instellingsexamen Nederlands 3F (afgerond op één decimaal) Het Instellingsexamen Nederlands 3F bestaat uit: Instellingsexamen Nederlands 3F Gespreksvaardigheid (afgerond op één decimaal) Instellingsexamen Nederlands 3F Spreekvaardigheid (afgerond op één decimaal) Instellingsexamen Nederlands 3F Schrijfvaardigheid (afgerond op één decimaal) Het gemiddelde resultaat van het Instellingsexamen Nederlands 3F wordt bepaald door de afzonderlijke resultaten van de drie bijelkaar op te tellen en vervolgens door drie te delen. AFRONDINGSCRITERIA: Het keuzedeel Nederlands 3F is voldoende afgerond als he gemiddelde eindcijfer tenminste een 6 (afgerond zonder decimaal) bedraagt. HERKANSINGSMOGELIJKHEID: - Centraal examen Nederlands 3F : Een volgend Centraal Examen moment - Instellingsexamen Nederlands 3F : d.m.v. inschrijving op een volgend examenmoment SLAAG-ZAK BESLISSING: Voorlopig heeft het resultaat van dit keuzedeel (nog) geen invloed op de slaag-zak beslissing. DOORSTROOM EIS: Een voldoende resultaat van dit keuzedeel is noodzakelijk om een versnelde doorstroom bijeen aantal mbo niveau 4 opleidingen mogelijk te maken. Dit geldt o.a. voor de mbo 4 opleidingen Maatschappelijke Zorg. ORGANISATIE VAN HET KEUZEDEEL: Uitgangspunt bij de ontwikkeling van dit keuzedeel vormt de zelfstandigheid van de student. In deze studiewijzer tref je alle zaken aan die bestudeerd en/of uitgewerkt moeten worden voordat aan een examen kan worden deelgenomen. De volgorde van de onderdelen bepaalt de student zelf. Ook het tempo waarmee de student de verschillende onderdelen aanpakt, kan de student zelf bepalen. Uitsluitend de examens zijn op een vast tijdstip geprogrammeerd. De hieronder weergegeven planning is een indicatie, geen verplichting. Natuurlijk dienen alle oefeningen, opdrachten te zijn afgerond, ingeleverd en beoordeeld alvorens de student aan een van de examens kan/mag deelnemen. PLANNING KWARTIEL 8: 6

7 Lesinhoud, zelfstudie en zelfwerkzaamheid: Les 1 - Zelfstandig bestuderen: STUDIE KEUZEDEEL NEDERLANDS 3F K Aan begeleidend docent evt. concrete vragen n.a.v. deze bestudering voorleggen. - Je maakt een start met de studieactiviteiten zoals genoemd bij les 2 t/m 9 Inhoud van kwartiel 8: : VIA-Starttaal-online > niveau 3F: > Stijl > Grammatica > Spelling > Werkwoordspelling > Woordenschat > Spreekwoorden en uitdrukkingen Bestudeer in je boek VIA Handboek Nederlands: Les 2 t/m les 8 DEEL 1: GRAMMATICA Hoofdstuk 1: Woordsoorten Zelfstandig naamwoord Lidwoord Werkwoord Zelfstandig werkwoord Hulpwerkwoord Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord Voorzetsel Hoofstuk 2: Zinsdelen Persoonsvorm Onderwerp Gezegde Werkwoordelijk gezegde Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp DEEL 2: SPELLING Hoofdstuk 1: Werkwoordspelling Stam Vervoegen in de tegenwoordige tijd Vervoegen in de verleden tijd Vervoegen van sterke werkwoorden in de verleden tijd Vervoegen van zwakke werkwoorden in de verleden tijd TaXiKoFSCHiP Andere werkwoordsvormen Voltooid deelwoord Infinitief Tegenwoordig deelwoord Gebiedende wijs Engelse werkwoorden Samenvattend schema werkwoordspelling 7

8 Hoofdstuk 2: Algemene spelling Hoofdletters Begin van de zin Namen van personen Organisaties, merken, producten Aardrijkskundige namen Historische gebeurtenissen en kalendergebruiken Religieuze en culturele begrippen Meervoudsvormen Meervouden op en Meervouden op s Klankverandering Samenstellingen Koppelteken Tussenletters DEEL 3: STIJL Hoofdstuk 1: Stijlmoeilijkheden Als dan Wat dat Hun hen ze Enkele of enkelen? Woordgeslacht Hoofdstuk 2: Spreekwoorden en uitdrukkingen Beeldspraak Spreekwoorden en uitdrukkingen DEEL 5: LEZEN Hoofdstuk 6: Woordbetekenis In het woord zelf In de context van het woord In het woordenboek of op internet Stappenplan moeilijke woorden Bekijk op > NEDERLANDS > Taalverzorging en begrippenlijst Nuttige videolessen en video-oefeningen Maak op > VIA-Starttaal-online > niveau 3F Instaptoets o Stijl o Grammatica o Werkwoordspelling o Spelling o Woordenschat o Spreekwoorden en uitdrukkingen Nadat je alle onderdelen hebt gemaakt, kijk je naar je resultaten per onderdeel. Van elk onderdeel dat met een onvoldoende is beoordeeld, maak je de oefeningen zoals hieronder aangegeven. Oefeningen o Stijl o Grammatica o Werkwoordspelling 8

9 o o o Spelling Woordenschat Spreekwoorden en uitdrukkingen Afronding kwartiel 8: Les 9 > VIA-Starttaal-online > niveau 3F > EINDTOETS Hierbij is het gebruik van de volgende hulpmiddelen toegestaan: - VIA-Handboek Nederlands - Zelfgemaakte aantekeningen - (klad)papier en pen (Deze afronding kan ook eerder worden gemaakt) PLANNING KWARTIEL 9: Inhoud van kwartiel 9: - : Examencoach Nederlands > niveau 3F > Oefenexamens 1 t/m Bestudeer in je boek VIA Handboek Nederlands: Les 1 t/m les 8 DEEL 4: SPREKEN EN GESPREKKEN (uitsluitend voor het onderdeel luisteren) Hoofdstuk 2: Begrijpen en kritiek geven Actief en passief luisteren Begrijpen Feiten en meningen Kritiek geven Ik-boodschap DEEL 5: LEZEN Hoofdstuk 1: Teksten De tekst Context Opbouw Inleiding Middenstuk Slot Opmaak Titel Ondertitel Tussenkopjes Lead Afbeeldingen en bijschriften Tabellen en grafieken Bron 9

10 Hoofdstuk 2: Leesstrategieën en -houdingen Strategieën Voorkennis gebruiken Voorspellen Vragen stellen Visualiseren Leeshoudingen Globaal lezen Intensief lezen Zoekend lezen Studerend lezen Kritisch lezen Hoofdstuk 3: Tekstverbanden en signaalwoorden Opsomming Toelichting, uitleg Tegenstelling Reden, verklaring Oorzaak gevolg Doel Middel Voorbeeld, bewijs Voorwaarde Vergelijking Samenvatting, conclusie Hoofdstuk 4: Tekstdoelen Informeren Mening geven Overtuigen Activeren / overhalen Amuseren Gevoelens uitdrukken / oproepen Instrueren Hoofdstuk 5: Kritisch lezen Een kritische leeshouding aannemen De tekst De lezer De schrijver De context Objectiviteit Zogenaamd objectieve feiten Nadrukkelijke subjectiviteit Verborgen subjectiviteit De toon Eenzijdig informeren Verkeerd informeren Bijvoeglijke naamwoorden Woorden en uitdrukkingen met een bijbetekenis Beeldspraak Leestekens Soorten argumenten Drogredenen Hoofdstuk 6: Woordbetekenis In het woord zelf In de context van het woord In het woordenboek of op internet Stappenplan moeilijke woorden Hoofdstuk 7: Samenvatten Kernzin Samenvatting 10

11 Hoofdonderwerp Hoofdgedachte Globale samenvatting Tekstvervangende samenvatting Bekijk op > NEDERLANDS > Leesvaardigheid > Luistervaardigheid Nuttige videolessen en video-oefeningen Maak - op > Examencoach Nederlands > niveau 3F 5 oefenexamens 3F 2 proefexamens 3F of 2 Mbo examens Nederlands 3F (in deze digitale omgeving maak jij straks jouw echte examen Afronding kwartiel 9: Les 9 Inleveren van mapje bij de docent. In dit mapje zitten 5 printscreens van jouw resultaten van de 5 oefenexamens die jij hebt afgerond op > examencoach Nederlands 3F Op deze printscreens is jouw naam (in bovenbalk) duidelijk zichtbaar!! Dit mapje heeft een voorblad met daarop: - Naam - Klas - Naam keuzemodule - Inhoudsopgave (Deze afronding kan ook eerder worden ingeleverd) PLANNING KWARTIEL 10: Inhoud van kwartiel 10: Les 1 t/m les 8 Deelname aan het CE Nederlands 3F Voorbereiden op IE examens 3F: o Spreekvaardigheid o Gespreksvaardigheid o Schrijfvaaardigheid Voorwaarde tot deelname aan het CE Nederlands 3F: - Voldoende afronding kwartiel 8 - Voldoende afronding kwartiel 9 Inschrijving tot deelname aan het examen doe je zelf nadat je van je docent een zgn. GO hebt gekregen. 11

12 Bestudeer in je boek VIA Handboek Nederlands: DEEL 4: SPREKEN EN GESPREKKEN Hoofdstuk 1: Communicatie Communicatiemodel Boodschap Zender en ontvanger Medium Ruis Gespreksdoelen Informeren Instrueren Overtuigen Interactieregels Hoofdstuk 2: Begrijpen en kritiek geven Actief en passief luisteren Begrijpen Feiten en meningen Kritiek geven Ik-boodschap Hoofdstuk 3: Presenteren Voorbereiding Onderwerp bepalen Spreekdoel bepalen Informatie verzamelen Presentatie uitwerken Presentatie oefenen Voorbereiden op vragen Hulpmiddelen PowerPoint Uitdelen en doorgeven Taal en lichaamstaal Taalgebruik Toon en articulatie Contact met je publiek Lichaamshouding en uiterlijk Basismodellen voor de opbouw Hoofdstuk 4: Interviewen Het interview Doel vaststellen Inlezen Vragen bedenken Interview afnemen Open en gesloten vragen Soorten vragen Suggestieve vraag Impertinente vraag Vervolgvraag (doorvragen) Controlevraag Wedervraag Reflectieve vraag Meerkeuzevraag Hoofdstuk 15: Discussiëren Voorbereiding discussie en debat Argumenteren Feitelijk argument Autoriteitsargument 12

13 Persoonlijk argument Emotioneel argument Drogredenen Opschepperij Emotionele chantage Veronderstelling Generalisatie Cirkelredenering Persoonlijke aanval Vals dilemma DEEL 6: SCHRIJVEN Hoofdstuk 1: Stappenplan zakelijke teksten Hoofdstuk 3: Memo s en instructies Memo Hoofdstuk 8: Brieven en s Vorm van de brief Afzender Datering Adressering Onderwerp Aanhef Briefinhoud Ondertekening PS Bijlage(n) Envelop Inhoud zakelijke brief Hoofdstuk 9: Soorten brieven Informatie aanvragen of verstrekken Instrueren Offerte aanvragen of uitbrengen Uitnodiging Herinneringsbrief / aanmaning Klachten uiten of behandelen Commerciële brief Ideële brief Onderhandelingsbrief Sollicitatiebrief Bekijk op > NEDERLANDS > Gespreksvaardigheid > Spreekvaardigheid > Schrijfvaardigheid Nuttige videolessen en video-oefeningen (incl. downloads) Maak Groepjes van drie personen. In dit groepje werk je aan de onderstaande drie opdrachten. Maak met je groepsgenoten een planning van je activiteiten in dit kwartiel zodat je tijdig alles kunt voorbereiden, afronden en inleveren. 13

14 OPDRACHT 1: (spreekvaardigheid) Elk groepslid bereidt een monoloog van 7 minuten voor. Deze opdracht kun je vinden op > NEDERLANDS > SPREEKVAARDIGHEID > Opdracht monoloog videoles > Opdracht monoloog 3F dowloads Je hoeft hiervan GEEN video-opname te maken, maar je houdt de monoloog voor elkaar. Je vult hierbij wel het beoordelingsformulier in van je twee groepsgenoten. Ook vul je het ranglijstformulier in waarin je aangeeft welke monoloog jij beter vindt dan de andere. Beide ingevulde beoordelingsformulieren en het ingevulde ranglijstformulier lever je aan het einde van dit kwartiel bij de docent in (in een mapje samen met de andere opdrachten). OPDRACHT 2: (gespreksvaardigheid) Elk groepslid geeft een onderwerp aan, waarover hij/ij geïnterviewd wenst te worden. In onderling overleg bepalen jullie wie een van de anderen gaat interviewen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat iedereen een keer interviewt en dat iedereen geïnterviewd wordt. Je bereidt een interview van ca. 5 minuten voor. In dit interview probeer je tenminste vier van de zeven vraagsoorten (zie boek) te stellen. Tijdens het interview observeert het derde groepslid dit interview en beschrijft wat hij/zij waarneemt. - Welke soorten vragen worden er gesteld (met voorbeelden). - Geeft de geïnterviewde mogelijkheden aan de vragensteller om te kunnen doorvragen? (met voorbeelden) - Deze waarnemingen worden op papier gezet. Na afloop levert elk groepslid in een mapje in: (samen met de ander opdrachten) - Interviewvoorbereiding van het zelf gehouden interview. - Verslag van zijn rol als observant van het interview van beide groepsgenoten. OPDRACHT 3: (schrijfvaardigheid) Elk groepslid schrijft een: - Zakelijke brief - Memo - Betoog Deze opdracht kun je vinden op > NEDERLANDS > SCHRIJFVAARDIGHEID > 3F Opdracht Memo > 3F Opdracht Klachtenbrief > 3F Opdracht betoog In elke opdracht probeer je met opzet precies twee fouten te maken in elk van de onderstaande categorieën: - Werkwoordspelling - Algemene spelling (niet werkwoordspelling) - Zinsbouw (o.a. leestekens en woordvolgorde) Je geeft een exemplaar van de door jou geschreven zakelijke brief, memo en betoog aan je twee groepsgenoten met het verzoek om alle fouten aan te geven en aan jou terug te geven. Nadat je de door hen gecontroleerde schrijfopdrachten hebt teruggekregen, kijk je of je het met de geconstateerde fouten eens kunt zijn. Je levert van elke schrijfopdracht in: - De door jou geschreven tekst, waarin jouw opzettelijk gemaakte fouten zichtbaar zijn. - Een rapportage waarin je melding maakt van: 14

15 - De opzettelijk gemaakte fouten die de ander niet heeft opgemerkt. Je geeft hierbij aan waaraan dat mogelijk kan liggen. - Fouten die de ander opgemerkt heeft, maar die jij niet opzettelijk had gemaakt. Je geeft hierbij aan of: Waarom je vindt dat het geen fout is (de ander zag het dus verkeerd) Waarom jij de fout per ongeluk toch had gemaakt, maar niet als zodanig had herkend. Afronding kwartiel 10: Les 9 Inleveren van mapje bij de docent. In dit mapje zitten: - Van opdracht 1: (spreekvaardigheid) Twee beoordelingsformulieren van je groepsgenoten die jouw monoloog hebben beoordeeld Ranglijstformulier waarop jij aangeeft welek van de twee (niet door jezelf gegeven) monologen jij beter vindt dan de andere. - Van opdracht 2: (gespreksvaardigheid) Interviewvoorbereiding van het zelf gehouden interview. Verslag van zijn rol als observant van het interview van beide groepsgenoten. - Van opdracht 3: (schrijfvaardigheid) De door jou geschreven teksten (memo, zakelijke brief, betoog), waarin jouw opzettelijk gemaakte fouten zichtbaar zijn. Een rapportage waarin je melding maakt van: - De opzettelijk gemaakte fouten die de ander niet heeft opgemerkt. Je geeft hierbij aan waaraan dat mogelijk kan liggen. - Fouten die de ander opgemerkt heeft, maar die jij niet opzettelijk had gemaakt. Je geeft hierbij aan of: Waarom je vindt dat het geen fout is (de ander zag het dus verkeerd) Waarom jij de fout per ongeluk toch had gemaakt, maar niet als zodanig had herkend. Dit mapje heeft een voorblad met daarop: - Naam - Klas - Naam keuzemodule - Inhoudsopgave (Deze afronding kan ook eerder worden ingeleverd) 15

16 PLANNING KWARTIEL 11: Inhoud van kwartiel 11: Deelname aan IE examens 3F: o Spreekvaardigheid o Gespreksvaardigheid o Schrijfvaaardigheid Deelname aan herkansing van het CE Nederlands 3F (eventueel) Les 1 t/m les 9 - Voorwaarde tot deelname aan het CE Nederlands 3F: o Voldoende afronding kwartiel 8 o Voldoende afronding kwartiel 9 - Voorwaarde tot deelname aan IE examens Nederlands 3F: o Voldoende afronding kwartiel 8 o Voldoende afronding kwartiel 10 In de eerste bijeenkomst van kwartiel 11 wordt een schema gemaakt, waarin de examenmomenten voor alle deelnemende studenten worden vastgelegd. Deze data en tijdstippen zijn bindend en gelden als zgn. 1 e aanbieding / kans. De student heeft hierna nog slechts één kans om aan het betreffende examen deel te nemen. 16