De minister van Sociale Zaken Postbus en Werkgelegenheid De heer mr. J.P.H. Donner Postbus LV DEN HAAG 2008/1468

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De minister van Sociale Zaken Postbus en Werkgelegenheid De heer mr. J.P.H. Donner Postbus LV DEN HAAG 2008/1468"

Transcriptie

1

2 Inspectie Werk en Inkomen Toezicht zelfstandige en overige bestuursorganen De minister van Sociale Zaken Postbus en Werkgelegenheid De heer mr. J.P.H. Donner Postbus LV DEN HAAG 2502 AN Den Haag Wilhelmina van Pruisenweg AN Den Haag Telefoon (070) Fax (070) Contactpersoon Datum 18 juni 2008 Doorkiesnummer Onderwerp Uw brief van Ons kenmerk Stand van zaken ketensamenwerking in de regio 2008/1468 Geachte heer Donner, Op een aantal momenten dit jaar informeert u het parlement over de stand van zaken rondom de dienstverlening en samenwerking in de keten, en de samenwerking in de regio. Het eerste moment ligt in de maand juni. Als inspectie sluiten we waar mogelijk aan op dit rapportagemoment. Door gebundelde toezichtinformatie en informatie uit andere bronnen te combineren, wordt een overkoepelend beeld rondom de samenwerking mogelijk. De Inspectie Werk en Inkomen onderzoekt als onafhankelijk toezichthouder op het stelsel voor werk en inkomen hoe de samenwerking tussen CWI, UWV en gemeenten verloopt en beoordeelt of de dienstverlening verbetert. In deze brief schetsen we een beeld van de dienstverlening en samenwerking in de keten, en de samenwerking in de regio. We gaan daarbij in op zowel zaken die goed lopen, als knelpunten rondom samenwerking die we als inspectie tegenkomen. We hebben deze punten omgezet in enkele inzichten en leerpunten, die u kunt benutten om de samenwerking verder te bevorderen. De brief is hoofdzakelijk gebaseerd op drie nieuwe publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen: 'Het eerste jaar', 'De lerende keten' en 'Regionale samenwerking'. Deze publicaties treft u aan als bijlage bij deze brief. Waar relevant betrekken we in de brief ook enkele bevindingen uit eerder IWI-onderzoek. Een deel van de resultaten uit deze onderzoeken is ook al verwerkt in het Jaarverslag 2007 dat ik u op 29 april heb toegestuurd. Ik verzoek u om de brief en de achterliggende rapporten aan te bieden aan de Eerste en Tweede Kamer. Rekeninghoudend met de formele termijn van maximaal vier weken, verneem ik graag op welk moment u de stukken naar het parlement zendt. Beleidscontext Om de participatiedoelstellingen van het kabinet te halen wordt gewerkt aan een nieuwe aanpak van de dienstverlening in het stelsel voor werk en inkomen. CWI en UWV fuseren per De Inspectie Werk en Inkomen draagt door haar toezicht bij aan het doeltreffend functioneren van het stelsel van werk en inkomen. IWI is de onafhankelijke toezichthouder voor de minister van SZW.

3 Ons kenmerk 2008/ januari 2009 en zullen intensiever gaan samenwerken met gemeenten en andere partijen in de zogenoemde Locaties Werk en Inkomen. Gelijktijdig wordt er in de periode tot 2012 een structurele besparing doorgevoerd op de uitvoeringskosten die oploopt naar 190 miljoen euro. De dienstverlening is geïnspireerd op de experimenten van de afgelopen jaren met toonkamers, waarin klanten nog maar te maken hebben met één contactpersoon en waarin zij de dienstverlening krijgen die bij hun situatie past, ongeacht hun uitkeringssituatie. Eind 2008 moet op alle locaties hiermee zijn gestart (ongeveer 100) en eind 2009 moet op alle locaties sprake zijn van geïntegreerde dienstverlening, waarin voor de klant het onderscheid tussen de organisaties niet meer zichtbaar is. Bij de samenwerking zijn veel partijen betrokken. Naast uw ministerie, CWI, UWV en de gemeenten bijvoorbeeld ook het Algemeen Keten Overleg, die de samenwerking faciliteert en aanjaagt, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Bureau Keteninformatisering werk en inkomen, Divosa en de ketenacademie. Dienstverlening aan de klant: maatwerk Uit het rapport 'Het eerste jaar' blijkt dat een betere dienstverlening van groot belang is om meer mensen aan het werk te krijgen. Mensen met een WW-uitkering en mensen met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) krijgen in het eerste halfjaar nadat zij werkloos zijn geworden vrijwel allemaal ondersteuning bij het zoeken naar werk. De ondersteuning bestaat voornamelijk uit gesprekken en adviezen. Dat stimuleert veel uitkeringsgerechtigden om meer tijd te besteden aan het zoeken naar werk. Dit is een positief punt. In de tweede helft van het jaar is er echter zowel in de WW als in de WWB een groep die niet meer ondersteund wordt, terwijl zij er tot op dat moment nog niet in geslaagd is werk te vinden. Het gaat relatief vaak om groepen die toch al kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt, zoals mensen met een slechte gezondheid, mensen met weinig scholing en ervaring, allochtonen en ouderen. Ook mensen die niet om hulp vragen, krijgen minder ondersteuning. Dit is een punt van aandacht. Om de participatiedoelstellingen te realiseren is het van groot belang om juist de kwetsbare groepen ondersteuning te bieden. Dat een groep mensen niet de ondersteuning krijgt die ze nodig heeft, wordt voor een deel verklaard doordat de overdracht van werkzoekenden van CWI naar UWV niet goed plaats vindt, waardoor sommige mensen tussen de wal en het schip vallen. Als het goed is, lost de geïntegreerde dienstverlening dit overdrachtsprobleem op. Daarnaast is het van belang dat de uitvoeringsorganisaties de minder zelfredzame mensen kunnen onderscheiden en hen een passend aanbod kunnen doen. Het gaat hierbij om kennis waarmee de organisaties klanten kunnen onderscheiden die een extra zetje nodig hebben. Dit in het kader van maatwerk, maar ook in relatie tot de besparingen die de uitvoeringsorganisaties moeten realiseren. De ambities op het gebied van participatie moeten immers gelijktijdig met een besparing op de uitvoering gerealiseerd worden. Dat vereist een selectieve inzet van middelen: weten wie wat nodig heeft, en dát bieden wat nodig is (niet minder, maar ook niet meer). In het Algemeen Keten Overleg hebben de betrokken organisaties al met elkaar besproken dat maat- 2/8

4 Ons kenmerk 2008/1468 werk en selectieve dienstverlening de belangrijkste uitdagingen zijn voor de vernieuwing van de dienstverlening. De inspectie is enthousiast over innovatieve benaderingen op de arbeidsmarkt. Het gaat om benaderingen voor groepen voor wie de inzet van sollicitatieondersteuning en bemiddelingsactiviteiten niet voldoet. De praktijk laat zien dat zulke initiatieven ook bestaan. In het rapport 'Het eerste jaar' beschrijven we een aantal van dergelijke aanpakken. In de brief van 14 april 2008 heeft u samen met de staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd over de vormgeving van de basisdienstverlening vanuit UWV/CWI en de invulling van de besparingstaakstelling. Daaruit wordt duidelijk dat de wijze van dienstverlening voortdurend wordt gerelateerd aan de mate van zelfredzaamheid van de werkzoekende. De inspectie acht het verstandig in de prioriteitstelling voldoende aandacht voor minder en niet-zelfredzame clienten te waarborgen. Dit is temeer van belang aangezien de beleidsprogramma s voor bijzondere groepen aflopen. Daarnaast valt te verwachten dat de krapte op de arbeidsmarkt in de toekomst verder toeneemt en ook de participatie van groepen die nu nog op afstand staan daarbij belangrijk is. Geïntegreerde dienstverlening aan de aanbodzijde is één zijde van de medaille. Ondersteuning van werkzoekenden versterkt hun positie op de arbeidsmarkt en stimuleert hen bij het zoeken van werk, zoals ook blijkt uit het rapport 'Het eerste jaar'. De andere zijde van de medaille is de dienstverlening aan werkgevers. Voor een grotere participatie is het van belang dat de ketenpartijen het aanbod van werkzoekenden snel en adequaat matchen met de vragen van werkgevers. Uit een eerdere IWI-publicatie 'Matchen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt' blijkt dat knelpunten en belemmeringen in de werkgeversdienstverlening mede oorzaak zijn van een te beperkte deelname van vooral kwetsbare groepen. Ondernemingen zijn een zeer belangrijke speler in het bredere netwerk van werk, inkomen en scholing. De ketenpartners hebben de dienstverlening aan werkgevers om die reden ook als een van de speerpunten benoemd bij de vormgeving van de geïntegreerde dienstverlening. Een verbetering van de samenwerking is een voorwaarde om vraag en het aanbod bij elkaar te brengen en maatwerk en selectiviteit mogelijk te maken. Het gaat daarbij om samenwerking binnen de keten van werk en inkomen, maar ook met de regionale actoren daaromheen. Ketensamenwerking In 2007 heeft de inspectie een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen rondom integrale dienstverlening. Uit de studie 'Op weg naar integrale dienstverlening' blijkt onder meer dat in 90 procent van de onderzochte locaties ondersteuning naar werk nog niet via integrale dienstverlening plaats vond. Wel was sprake van een positieve houding ten opzichte van integrale dienstverlening, was er grote samenwerkingsbereidheid en werd al op grote schaal in verschillende vormen samengewerkt. Momenteel zijn UWV, CWI en gemeenten druk bezig om via lokale en regionale samenwerkingsverbanden integrale dienstverlening tot stand te brengen, zo blijkt uit het rapport de lerende keten. 3/8

5 Ons kenmerk 2008/1468 De ambitie is zoals gezegd dat eind 2009 op alle locaties sprake is van geïntegreerde dienstverlening. Om bij te dragen aan realisatie van deze ambitie is het belangrijk om de knelpunten in de samenwerking op te sporen en daarvan te leren. De inspectie ziet dat er vier belangrijke factoren ten grondslag liggen aan de meeste knelpunten. Verschillende organisaties, verschillende mogelijkheden Een achterliggend knelpunt in de samenwerking blijkt het feit dat de keten is geformeerd over de zbo s CWI en UWV enerzijds, in de toekomst samengevoegd tot één zbo, en de autonome gemeenten anderzijds. Dit leidt in de samenwerking op verschillende manieren tot knelpunten. Een belangrijke voorwaarde voor samenwerking is dat beide partijen een gezamenlijke visie hebben en een voordeel hebben van de samenwerking. Omdat de partijen soms verschillende doelen hebben, hebben zij niet altijd evenveel voordeel van de samenwerking. Andere punten zijn verschillen in beslisruimte en vertrouwen en investering in tijd en middelen. Managers van gemeenten hebben doorgaans meer beslissingsbevoegdheden en meer middelen tot hun beschikking dan managers van de zbo s. Dit leidt bijvoorbeeld tot een verschil in personele inzet bij projecten op het gebied van samenwerking en een verschil in zeggenschap, die de verhoudingen onder druk kan zetten. Het werkt soms ook door in een verschil in informatiepositie, doordat zbo s en gemeenten te maken hebben met verschillende communicatiestromen. Een laatste verschil dat gevolgen heeft voor de samenwerking zit in de verantwoording via prestatie-indicatoren. De prestatie-indicatoren voor zbo s en gemeenten verschillen op punten en dat kan contra-productief werken. Ketenprestatie-indicatoren kunnen deze verschillen wegnemen. Hier worden door de uitvoeringsorganisaties en uw ministerie de eerste stappen in gezet. Praktische problemen Uit de onderzoeken blijkt dat ook een aantal organisatorische randvoorwaarden voor samenwerking tot knelpunten leidt. Voorbeelden zijn de ICT-ondersteuning, die het nog niet goed mogelijk maakt voor medewerkers van verschillende organisaties om elkaars gegevens te gebruiken, een tekort aan geschikte huisvesting en beperkte mogelijkheden om gebruik te maken van elkaars re-integratiemiddelen om werkzoekenden aan het werk te helpen. Voor een deel zijn dit problemen die lokaal moeten worden opgelost, een deel kan centraal worden geregeld bij UWV en CWI en voor een deel zal ook sturing nodig zijn die boven de drie partijen uitstijgt. Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor de gezamenlijke ICT-ondersteuning. Het gaat overigens niet alleen over randvoorwaarden in structuur. Ook de juiste cultuur is een belangrijke voorwaarde. Het gaat erom dat de ketenpartners respect hebben voor elkaars competenties, taken en de wijze van uitvoering daarvan. Een ander houdingsaspect is zelf initiatieven nemen in het samen werken. Veel geïnterviewde medewerkers vinden dat moeilijk. 4/8

6 Ons kenmerk 2008/1468 Onrustige situatie Een derde factor die samenwerking bemoeilijkt is de onrustige context waarin de zbo s zich bevinden. De fusie van CWI en UWV kost tijd en aandacht en brengt de nodige onrust met zich mee. Op dit moment hebben UWV en CWI alle opdrachten voor de fusie vastgesteld en daarvoor werkgroepen ingesteld. Dit loopt een kleine maand achter op de oorspronkelijke planning. Daarnaast hebben de organisaties natuurlijk ook te maken met de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden, de beleidsagenda en de wetgevingskalender. Medewerkers geven aan dat zij een hoge caseload hebben en richten zich begrijpelijkerwijs eerder op de afronding van het eigen werk dan op de inrichting van nieuwe vormen van samenwerking. Leren van elkaar Leren van elkaar is van belang om de integrale dienstverlening op de rails te krijgen. Medewerkers van de verschillende lokale samenwerkingsverbanden (LWI s) lopen vaak tegen dezelfde knelpunten aan. Zij kunnen, veel meer dan nu gebeurt, gebruik maken van elkaars kennis en ervaringen om deze knelpunten efficiënt op te lossen. De leerpunten blijven nog te veel 'hangen' bij de managers en komen niet terecht bij de medewerkers, die ermee aan de slag zouden moeten gaan. Door een sterke nadruk op 'bottom-up'-leren ontwikkelen de samenwerkingsverbanden te vaak zelf instrumenten die elders ook al zijn ontwikkeld. Dat werkt vertragend en kostenverhogend. De inspectie ziet mogelijkheden om beter gebruik te maken van elkaars ervaringen en leerpunten om knelpunten op te lossen. Oplossingen zijn dat managers hun kennis meer delen en dat zij ondersteunen dat medewerkers leren van ervaringen in andere samenwerkingsverbanden. Daarbij kunnen zij gebruik maken van zogenoemde procesaanjagers die nu door het AKO-kernteam in de regio s worden aangesteld. Regionale samenwerking Op basis van afspraken tussen Rijk en gemeenten in het Bestuursakkoord van juni 2007 heeft de VNG het initiatief genomen om 50 tot 60 ambassadeursgemeenten voor de vorming en uitvoering van regionaal arbeidsmarktbeleid aan te wijzen. In juli 2007 is een bijeenkomst belegd met beoogde ambassadeursgemeenten, naar aanleiding waarvan 57 gemeenten zich hebben aangemeld. Om in kaart te brengen hoe de regionale samenwerking verloopt heeft IWI negen ambassadeursgemeenten onderzocht, en vier gemeenten die deze rol niet hebben. Het initiatief om gemeentelijke partijen bij elkaar te brengen om tot één visie voor regionaal arbeidsmarktbeleid te komen ligt bij de onderzochte ambassadeursgemeenten nog in de planfase. Zo zijn tijdens de regiowerktoppen intentieverklaringen ondertekend die moeten leiden tot plannen om de knelpunten op de regionale arbeidsmarkt op te lossen. Als er een actieplan of programma regionaal arbeidsmarktbeleid is bij onderzochte gemeenten, dan is dat ontwikkeld in bestaande samenwerkingsvormen zoals een Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid (RPA) of Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt (POA). Deze samenwerkingsvormen bestonden ook al voor de afspraken die met gemeenten zijn gemaakt in het kader 5/8

7 Ons kenmerk 2008/1468 van het bestuursakkoord. In deze bestaande samenwerkingsvormen blijft men uitgaan van de afspraken die op bestuurlijk niveau zijn gemaakt tussen partijen. In die gemeenten waar nog geen regionale samenwerking bestond op het terrein van de arbeidsmarktbeleid, is men zich aan het oriënteren op een aanpak of wil men bestaande samenwerkingsvormen van onderop uitbreiden met een gezamenlijke aanpak. Hier blijft het op dit moment nog bij intenties. Volgens IWI is de belangrijkste verklaring voor het feit dat er nog weinig terecht is gekomen van regionaal arbeidsmarktbeleid het feit dat gemeenten vooral de bestuurlijke en ambtelijke verhoudingen niet willen verstoren. Hierdoor trekken zij de regie ook niet nadrukkelijk naar zich toe. Samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen en tussen gemeenten in de regio is vaak nog per beleidsterrein georganiseerd, daardoor komen gemeenten zowel intern als extern nog niet tot samenhangende visie op terrein van regionaal arbeidsmarktbeleid. IWI heeft overigens wel enkele voorbeelden gezien waarin wordt samengewerkt tussen economische- en sociale zaken zaken en tussen sociale zaken en onderwijs. Voor zowel ketensamenwerking, als voor regionale samenwerking is kennisdeling van belang. Bij een aantal onderzochte gemeenten blijkt dat deze niet op de hoogte zijn van de gegevens die bij CWI beschikbaar over de knelpunten op de arbeidsmarkt in de regio. Als ze er wel over beschikken dan worden deze bewerkt door de gemeenten. Doordat uitwisselen en gebruikmaken van gegevens tussen actoren nog niet vanzelfsprekend is, bemoeilijkt dit een gemeenschappelijke aanpak van regionaal arbeidsmarktbeleid. Conclusies Maatwerk is van groot belang voor het behalen van de participatiedoelstellingen, evenals samenwerking met organisaties buiten de keten van werk en inkomen. Een deel van de werkzoekenden krijgt nu geen of niet de juiste ondersteuning en vindt ook geen werk. Kwetsbare groepen en mensen die niet zelf om hulp vragen, zijn in die groep oververtegenwoordigd. Het concept van zelfredzaamheid is niet op iedereen van toepassing en werkt dus ook niet bij elke persoon. Het is van belang om ook -en juist- in tijden van besparingen op de uitvoeringsorganisaties, voldoende aandacht te richten op de kwetsbare groepen. Een deel van de tijd- en efficiencywinst die geboekt wordt door dienstverlening aan zelfredzame groepen te bieden via telefonie en internet, zou ten goede moeten komen aan meer aandacht voor minder en nietzelfredzame groepen. De ketenpartijen moeten beschikken over de kennis waarmee klanten die een extra zetje nodig hebben onderscheiden kunnen worden. De inspectie zal in aankomende onderzoeken ook bijdragen aan kennisontwikkeling op dit gebied. 6/8

8 Ons kenmerk 2008/1468 De belangen en beschikbare middelen van gemeenten en de zelfstandige bestuursorganen CWI en UWV lopen regelmatig uiteen. De samenwerking wordt daardoor belemmerd. Gezamenlijke prestatie-indicatoren zouden de samenwerking kunnen bevorderen. Zoals u aangeeft in de brief van u en de staatssecretaris van 20 mei 2008 aan het parlement zijn bij de ontwikkeling van ketenprestatieindicatoren de eerste stappen gezet. Er zijn ketenindicatoren afgesproken op het terrein van preventie, uitstroom en klanttevredenheid van zowel de werkgever als de cliënten. Daarnaast heeft u de ketenpartijen verzocht een ketenindicator te ontwikkelen die inzicht biedt in de uitstroom naar werk. Een aantal organisatorische problemen is niet eenvoudig op te lossen en hebben meer sturing van bovenaf nodig. Ik denk hierbij in het bijzonder aan de sturing op de totstandkoming van een gemeenschappelijke ICT-infrastructuur. Het draait niet alleen om structuur. Als voedingsbodem voor samenwerking is ook de juiste cultuur nodig. Respect voor de kennis en ervaring van anderen en eigen initiatief zijn daarbij sleutelwoorden. Een ondernemende houding bij medewerkers, ten gunste van het resultaat juicht de inspectie toe (zie ook ons jaarverslag). Mochten medewerkers daarbij op evidente belemmeringen stuiten, dan kunnen ze dit, ook via het AKO, aankaarten bij uw ministerie. Uiteraard blijft ook de inspectie hierin een rol spelen. De combinatie van participatiedoelstellingen, de ontwikkeling van geïntegreerde dienstverlening, besparingen en de fusie van CWI met UWV is lastig en vereist veel tijd en aandacht. De organisaties hebben het komende jaar hun handen vol. Deze ontwikkelingen gezamenlijk houden het risico in dat de ambities niet gehaald worden. Om het leren in de keten te verbeteren en daarmee de samenwerking naar een hoger niveau te brengen is het van belang een goede balans te vinden tussen bottom-up en top-down leren. Managers van de ketenpartijen kunnen meer dan nu het geval is hun kennis delen en medewerkers faciliteren om ervaringen van medewerkers andere locaties te benutten. Bij de onderzochte ambassadeursgemeenten zit op dit moment het initiatief om gemeentelijke partijen bij elkaar te brengen om tot één visie voor regionaal arbeidsmarktbeleid te komen nog in de planfase. Als er een actieplan of programma regionaal arbeidsmarktbeleid is, dan is dat ontwikkeld in een bestaande samenwerkingsvorm. Waar nog geen regionale samenwerking bestond op het terrein van arbeidsmarktbeleid, zijn gemeenten zich aan het oriënteren. Het blijft hier bij intenties. Bij regionale samenwerking zijn, evenals bij ketensamenwerking, houding en kennisaspecten van belang. Om de ambtelijke en bestuurlijke verhoudingen niet te verstoren trekken de gemeenten nog te weinig de regie naar zich toe bij de regionale samenwerking. Verder kunnen gemeenten meer dan zij nu doen gebruik maken van kennis van CWI over de arbeidsmarkt in de regio. 7/8

9 Ons kenmerk 2008/1468 Ten besluit IWI blijft de ontwikkelingen volgen in verschillende toezichtprogramma s. De inspectie zal eind 2008 opnieuw een overkoepelend beeld geven van de samenwerking in de keten en daarbuiten. Ik ben natuurlijk ook van harte bereid om een toelichting te geven op onze bevindingen en conclusies. Hoogachtend, Inspecteur-generaal a.i. (drs. P.H.B. Pennekamp) Bijlagen: rapport De lerende keten rapport Het eerste jaar nota van bevindingen Het eerste jaar persbericht verkennende studie Regionale samenwerking arbeidsmarktbeleid 8/8

10 Inspectie Werk en Inkomen Afdeling Communicatie Persbericht Ons kenmerk 2008/1434 Datum 11 juli 2008 Postbus AN Den Haag Wilhelmina van Pruisenweg AN Den Haag Telefoon (070) Fax (070) IWI: Niet iedereen krijgt juiste hulp bij zoeken werk Vrijwel iedereen met een WW- of WWB-uitkering krijgt hulp bij het zoeken naar werk, maar de geboden hulp is niet altijd de meest geschikte dienstverlening. Dit komt deels door problemen in de overdracht van werkzoekenden tussen CWI, UWV en gemeente. Integrale dienstverlening in de Locaties Werk en Inkomen kan dit probleem oplossen. Bij de vorming van de Locaties Werk en Inkomen is het van belang dat CWI, UWV en gemeenten knelpunten in de samenwerking opsporen en bereid zijn van elkaar te leren. Dit stelt de Inspectie Werk en Inkomen in twee vandaag verschenen rapporten. Bijna alle werkzoekenden met een WW- of WWB-uitkering krijgen in het eerste jaar van de uitkering enige vorm van hulp bij het zoeken naar werk. In het tweede halfjaar neemt de ondersteuning af. Van de WW ers die na een half jaar nog geen werk hebben, wordt de helft aangemeld voor een re-integratietraject. Ongeveer een kwart van de WW ers en de helft van de WWB ers krijgt in het tweede halfjaar van hun uitkering geen ondersteuning meer. Het gaat vaak om mensen met een wat grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Ook ouderen en mensen die niet om hulp vragen krijgen minder vaak ondersteuning, blijkt uit het onderzoek Het eerste jaar van IWI. Mensen die niet de hulp krijgen die ze nodig hebben, lopen het gevaar dat ze langer dan nodig of zelfs blijvend van een uitkering afhankelijk zijn. Veel mensen krijgen dezelfde hulp aangeboden hoewel hun problemen verschillen. In veel gevallen bestaat de hulp uit gesprekken over vacatures en werk. Niet alle werkzoekenden krijgen daarmee de ondersteuning die ze nodig hebben. IWI verklaart dat deels door problemen in de overdracht van werkzoekenden van CWI naar UWV. Goede communicatie tussen de professionals van de organisaties is van belang om te zorgen dat niemand buiten de boot valt. IWI signaleert dat de uitvoeringsorganisaties actief met deze problematiek bezig zijn. Er zijn initiatieven met innovatieve werkwijzen om juist moeilijk bemiddelbare mensen uiteindelijk weer aan het werk te krijgen. Op weg naar integrale dienstverlening CWI, UWV en gemeenten werken steeds meer samen om werkzoekenden zo goed mogelijk te ondersteunen. Ze bevorderen lokale en regionale initiatieven om tot integrale dienstverlening te komen. Keerzijde van deze bottom-up benadering is dat er lokaal wel eens instrumenten worden ontwikkeld die ook al ergens anders zijn ontwikkeld. De samenwerking op het gebied van integrale dienstverlening kan volgens IWI aan kracht winnen als locaties en regio s meer gebruikmaken van elkaars ervaringen. De contacten tussen de verschillende locaties lopen De Inspectie Werk en Inkomen draagt door haar toezicht bij aan het doeltreffend functioneren van het stelsel van werk en inkomen. IWI is de onafhankelijke toezichthouder voor de minister van SZW.

11 Ons kenmerk 2008/1434 voornamelijk via de managers. Leerpunten blijven nu nog te veel hangen bij de managers en komen niet terecht bij de medewerkers die ermee aan de slag moeten gaan. In het rapport De lerende keten constateert IWI verder dat er nog winst valt te boeken bij het leren door samen te werken. Een belemmering bij deze vorm van leren ligt in de beelden die veel medewerkers van elkaars vaardigheden hebben. Waar die niet positief zijn, is er minder bereidheid om van elkaar te leren. Ook leiden oplossingen die werkenderweg zijn bedacht niet altijd tot structurele verbeteringen van de werkwijze. Voor het leerproces is het belangrijk dat medewerkers - ondanks een hoge werkdruk en fusieperikelen - tijd vrij kunnen maken om knelpunten en oplossingen met elkaar te bespreken. Er ligt een taak voor het management om dat te ondersteunen. De vorming van Locaties Werk en Inkomen bevordert een integrale dienstverlening aan werkzoekenden en daarmee de effectiviteit van de dienstverlening. Voor het zover is, moeten ook nog een aantal organisatorische problemen worden opgelost. Hierbij valt te denken aan het ontschotten van verschillende regelingen. Dan kunnen re-integratie-instrumenten worden ingezet afhankelijk van de behoefte van de werkzoekende en niet afhankelijk van de regeling waaronder iemand valt. De Inspectie Werk en Inkomen volgt als onafhankelijk toezichthouder op het stelsel voor werk en inkomen hoe de samenwerking tussen CWI, UWV en gemeenten verloopt en beoordeelt of de dienstverlening aan werkzoekenden verbetert. 2/2

12 De lerende keten Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen

13

14 De lerende keten Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

15 R 08/08, juni 2008 ISSN ISBN Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

16 Voorwoord Vanuit sociaal en economische oogpunt is het niet aanvaardbaar en verantwoord dat burgers buiten de samenleving staan. Het huidige kabinet heeft het verhogen van de participatie van burgers in de samenleving dan ook tot een van zijn speerpunten gemaakt. Werk boven uitkering, en als dat tijdelijk nog niet mogelijk is een andere vorm van maatschappelijke participatie, cliëntgerichte benadering van werkzoekenden en werkgevers en doelmatig werken, zijn daarom belangrijke thema's voor de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI), het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en gemeenten. Deze ketenpartners - samen met Divosa verenigd in het Algemeen Ketenoverleg (AKO) - hebben besloten de komende jaren de lokale en regionale samenwerking te intensiveren om de integrale en ontschotte maatwerkdienstverlening aan zowel werknemers als werkgevers te bundelen en daarmee de cliënt zo optimaal mogelijk van dienst te zijn. In 2008 dienen alle locaties de eerste concrete stappen daartoe te zetten, hetgeen in de jaren daarna verder dient te worden uitgebouwd. De Inspectie Werk en Inkomen richt haar toezicht steeds meer op de samenwerking tussen organisaties en het functioneren van de keten van werk en inkomen. Samen werken beschouwt de inspectie niet als doel op zich maar als middel om de (arbeids)participatie te bevorderen. De Inspectie Werk en Inkomen presenteert met dit onderzoek de resultaten van het samenwerken en met name van het onlosmakelijk daarmee verbonden leerproces. Om de uitvoering in de keten als geheel te verbeteren is het noodzakelijk dat de kennis die in de praktijk wordt opgedaan landelijk wordt gedeeld. Deze kan dan, aangepast op de lokale en regionale situatie worden toegepast. Hiermee legt de inspectie een link tussen samenwerken, leren en het realiseren van de doelstellingen op het terrein van arbeidsparticipatie en publieke dienstverlening. De inspectie heeft de resultaten van het onderzoek afgestemd met de organisaties in het Algemeen Ketenoverleg. De inspectie heeft de betrokkenheid bij het onderzoek van de partijen binnen AKO als zeer nuttig en positief ervaren. Zowel de uit die partijen samengestelde begeleidingsgroep voor het onderzoek als de regionale bijeenkomsten waar de inspectie de onderzoeksresultaten heeft besproken met de gesprekspartners, hebben de resultaten van het onderzoek aangescherpt en verdiept. De inspectie wil deze vorm van samenwerken in de toekomst verder benutten en bedankt de betrokken partijen voor de medewerking. Drs. P.H.B. Pennekamp Inspecteur-generaal a.i. 3 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

17 4 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

18 Inhoud 1 Samenwerken in de keten Voorwaarden voor een goede samenwerking Knelpunten in de samenwerking 9 2 Leren in de keten Leren binnen organisaties Leren tussen samenwerkingsverbanden Leren binnen de samenwerkingsverbanden 14 3 Factoren die het leren beïnvloeden Cultuurverschillen Verhouding tussen de ketenpartners Operationele zaken Toekomstige ontwikkelingen 16 4 Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen 17 5 Reacties Algemeen Ketenoverleg en Vereniging van Nederlandse Gemeenten 19 Lijst van afkortingen 21 Bijlagen: Reactie Algemeen Ketenoverleg 23 Reactie Vereniging van Nederlandse Gemeenten Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 29 5 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

19 6 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

20 1 Samenwerken in de keten Het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de gemeenten werken met elkaar samen om mensen met een uitkering en andere werkzoekenden zo snel mogelijk weer aan het werk te helpen. De afgelopen jaren hebben ze op enkele locaties in zogeheten toonkamers geëxperimenteerd met een nieuwe manier van samenwerken, waarbij de verschillen tussen de organisaties niet meer merkbaar zijn voor de werkzoekende. Werkzoekenden kregen nog maar met één contactpersoon te maken en kregen ondersteuning die bij hun situatie paste, ongeacht de uitkering waar ze gebruik van maakten. De ervaringen met deze experimenten waren positief en daarom heeft het kabinet besloten dat de drie organisaties uit het stelsel voor werk en inkomen voortaan in Locaties Werk en Inkomen (LWI) op deze wijze moeten gaan werken. Door heel het land worden nu samenwerkingsverbanden opgezet die hun diensten volgens dit nieuwe concept van geïntegreerde dienstverlening gaan aanbieden. De inspectie heeft voor dit rapport onderzocht welke knelpunten de medewerkers in de samenwerkingsverbanden tegenkomen en hoe zij bij het uitwerken van de nieuwe werkwijze van elkaar leren. Want het leerproces begint door het te doen, door samen te werken. Als dat goed tot stand komt, is er ruimte om samen te leren. In 2007 heeft het Algemeen Ketenoverleg (AKO) een ketenprogramma vastgesteld, waarbij het uitgangspunt is dat de samenwerking het beste van de grond kan komen door het gewoon te doen en gaandeweg te leren. In de jaren daarvoor had het AKO al enkele publicaties uitgegeven met goede voorbeelden van samenwerking. De ambitie van het AKO is dat eind 2008 alle samenwerkingsverbanden zijn gestart met het aanbieden van geïntegreerde dienstverlening en dat het al grotendeels werkt. Om de voortgang te bewaken heeft het AKO een kernteam ingesteld. Dat kernteam stimuleert de samenwerking en probeert om de samenwerkingsverbanden te ondersteunen door goede voorbeelden te laten zien. Relevant voor deze samenwerking zijn een aantal belangrijke ontwikkelingen voor de betrokken organisaties. CWI en UWV zullen per 1 januari 2009 fuseren in een nieuwe organisatie, het WERKbedrijf. De voorbereidingen hiervoor worden getroffen door een projectorganisatie met medewerkers van beide organisaties. Met de fusie en de verbeterde samenwerking verwacht het kabinet een bezuiniging te kunnen bereiken van 190 miljoen euro. Ter ondersteuning van de veranderingen werkt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan een aantal wijzigingen in de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) die nodig zijn om de geïntegreerde dienstverlening mogelijk te maken. Daarbij zal hij waarschijnlijk ook zijn sturing aanpassen door andere prestatie-indicatoren te benoemen, die beter aansluiten bij de samenwerking (zogenoemde ketenprestatie-indicatoren). Deze ontwikkelingen zijn noodzakelijk om de gewenste veranderingen mogelijk te maken. Onderzoek De inspectie heeft een casestudieonderzoek gedaan waarbij zij negen samenwerkingsverbanden in drie regio's in beeld heeft gebracht. Daarvoor heeft zij in totaal tachtig medewerkers en lokale en regionale managers van de ketenpartners geïnterviewd. Tijdens de loop van het onderzoek heeft de inspectie dankbaar gebruik gemaakt van een klankbordgroep met vertegenwoordigers van AKO, UWV, CWI en Divosa, de vereniging van managers op het terrein van werk, inkomen en sociale vraagstukken. De inspectie heeft met het lokale management groepsinterviews georganiseerd om de interactie tussen de partijen te kunnen onderzoeken. De eerste bevindingen van het onderzoek zijn gepresenteerd in regionale groepsbijeenkomsten om te controleren of de bevindingen juist waren en met de deelnemers verder te denken over oorzaken en mogelijke oplossingen. Naast deze medewerkers heeft de inspectie interviews gehouden met medewerkers van het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de academies van de ketenpartners en het opleidingscentrum De Buitenwereld van UWV. Zij bieden trainingen en instrumenten die de samenwerkingsverbanden kunnen gebruiken bij hun leerproces. Tot slot heeft de inspectie gesproken met medewerkers van de Landelijke Cliëntenraad, het AKO-kernteam, de hoofdkan- 7 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

21 toren van UWV en CWI en het ministerie van SZW. Tevens zijn de resultaten van het onderzoek toegelicht aan het AKO. De onderzoeksvraag van het onderzoek was: 'In welke mate slagen de lokale samenwerkingsverbanden van de organisaties in het stelsel voor werk en inkomen erin om te leren van elkaars initiatieven bij de implementatie van geïntegreerde dienstverlening en welke factoren zijn van invloed op het leerproces?' Gebruik van het onderzoek De inspectie heeft een nieuwe werkwijze onderzocht die net op gang komt. De medewerkers en organisaties die bij de samenwerking betrokken zijn, werken hard aan een betere dienstverlening, maar het concept moet nog goed ontwikkeld worden en is ook nog afhankelijk van de voortgang van een aantal andere grote ontwikkelingen. Een beoordeling van de resultaten en voortgang van de samenwerking is daarom nog niet aan de orde. De inspectie wil met dit onderzoek in een vroegtijdig stadium een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de geïntegreerde dienstverlening. De inzichten die het onderzoek oplevert kunnen bijdragen aan het versnellen en verbeteren van het tot stand komen van geïntegreerde dienstverlening. De samenwerkingsverbanden lopen vaak tegen dezelfde knelpunten aan. In dit onderzoek wordt nagegaan in welke mate samenwerkingsverbanden van elkaars ervaringen leren om met deze knelpunten efficiënt om te gaan. Het oordeel richt zich dan ook op het leerproces om daar te komen en geeft de stand van zaken van het leren weer. Door de selectie van de onderzochte samenwerkingsverbanden (negen locaties in drie regio's), geeft het onderzoek geen landelijk representatief beeld van de voortgang van de samenwerking. 1.1 Voorwaarden voor een goede samenwerking In de interviews hebben de functionarissen aangegeven welke voorwaarden nodig zijn voor het slagen van de samenwerking. Zij hebben daarvoor de volgende punten genoemd. Vertrouwensbasis Er is sprake van een management dat elkaar vertrouwt, het goed met elkaar kan vinden, met elkaar door één deur kunnen, een stabiel team vormt en een gezamenlijke visie uitstraalt. Een wisseling binnen het management vertraagt de samenwerking omdat er tussen de leden van het managementteam weer een vertrouwensbasis moet worden opgebouwd. Voordeel samenwerking Er is sprake van een succesvolle samenwerking indien alle ketenpartners er voordeel van hebben bij het aan het aan het werk helpen van hun eigen klanten. Respect voor elkaar De ketenpartners dienen respect te hebben voor elkaars competenties, taken en de wijze van uitvoering daarvan. Voldoende vrijheid en vertrouwen Het lokale managementteam moet de vrijheid nemen om de implementatie van geïntegreerde dienstverlening op een manier te ontwikkelen die past bij de lokale situatie en vrijheid geven aan de medewerkers die de daadwerkelijke samenwerking tot stand brengen. Op die manier laat het managementteam ook zien dat maatwerk van belang is voor een goede dienstverlening. Investering in tijd en middelen Er dient tijd te worden genomen om nieuwe werkprocessen te implementeren. En er dient in de samenwerking te worden geïnvesteerd met trainingen en opleidingen of andere hulpmiddelen. Wel met een strakke planning. De klant centraal De klant moet steeds centraal staan en niet het werkproces, zowel bij de medewerkers als het managementteam. 8 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

22 1.2 Knelpunten in de samenwerking De knelpunten die de inspectie tijdens het onderzoek heeft verzameld, zijn in vier categorieën ingedeeld; cultuurverschillen, verhouding tussen samenwerkingspartners, operationele zaken en verwachte toekomstige knelpunten. Cultuurverschillen Verschil in beslissingsbevoegdheid In alle drie de regio s is aangegeven dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen de beslissingsbevoegdheden van de lokale managers van de ketenpartners binnen het samenwerkingsverband. Vooral de managers vanuit de gemeenten kunnen als gevolg van een ruime mandatering door het bestuurlijke niveau en het directe contact met de bestuurder snel beslissingen ten aanzien van de samenwerking nemen. Lokale managers van CWI en UWV zijn gebonden aan de visie van de centrale organisaties en hebben minder mogelijkheden zelfstandig beslissingen te nemen. Verschil in initiatief Veel geïnterviewde medewerkers vinden het moeilijk om zelf initiatieven te nemen in het samen werken. Zij wachten vaak op beslissingen van de leidinggevende; medewerkers willen namelijk 'gedekt' worden door hun management. Medewerkers vinden het daarnaast belangrijk dat het managementteam initiatieven ondersteunt en dat zij niet op een spontaan initiatief worden afgerekend. Het management stimuleert het nemen van initiatief dan wel de genomen initiatieven niet voldoende. Managers vinden de houding van medewerkers soms afwachtend als het gaat om het benutten van de ruimte die er wel is om nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Deze attitudes ten opzichte van elkaar kunnen vertraging opleveren, zowel ten aanzien van de introductie als ten aanzien van de voortgang van nieuwe werkwijzen. Communicatie vanuit de eigen organisatie De communicatie over geïntegreerde dienstverlening geschiedt via de kolom van de ketenpartner. Het gevolg hiervan is dat binnen een locatie op verschillende tijdstippen verschillende informatie over hetzelfde onderwerp kan worden gecommuniceerd. Communicatie tussen samenwerkingsverbanden Vanuit de regiobijeenkomsten komt naar voren dat er niet voldoende wordt gecommuniceerd tussen samenwerkingsverbanden over knelpunten ten aanzien van geïntegreerde dienstverlening en oplossingen daarover. Hierdoor wordt door elk samenwerkingsverband afzonderlijk onnodig tijd en energie in de oplossingsrichtingen gestoken. Verhouding tussen samenwerkingspartners Ongelijke inzet personeel Binnen de locaties in alle drie de regio s is sprake van een verschil in omvang van personeel voor de lokale samenwerking. De personele omvang van UWV is bij alle locaties kleiner dan bij de twee andere ketenpartners, waardoor er minder mogelijkheden voor die medewerkers zijn om actief deel te nemen aan de samenwerking. CWI en gemeenten hebben als gevolg van het feit dat op de locaties meer personeel werkzaam is meer mogelijkheden te participeren in de ontwikkeling van de samenwerking. Omdat de lokale managers van UWV meerdere locaties in de regio aansturen, is er geen gelegenheid voor die managers op iedere locatie een operationele taak op zich te nemen. Dit heeft tot gevolg dat UWV-medewerkers zich in één locatie onvoldoende vertegenwoordigd voelen in het management. Ongelijke inbreng middelen In alle drie de regio s is aangegeven dat de kosten die samenhangen met de samenwerking, waarbij kan worden gedacht aan procesondersteuning en promotie van de locatie, veelal worden gedragen door de gemeenten. CWI en UWV hebben op lokaal en regionaal niveau minder mogelijkheden om hieraan bij te dragen. Dit heeft tot gevolg dat bij meerdere locaties 9 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

23 de gemeenten een dominante positie innemen en een nadrukkelijke rol opeisen binnen het lokale management. Deze dominante positie van de gemeente wordt versterkt doordat zij sneller beslissingen kunnen nemen door de korte beslislijnen. CWI en UWV zijn centraal geleide organisaties waarbij het lokale management voor vele zaken toestemming van het regionale en centrale management moet verkrijgen. Positie van de backoffice In één van de regionale groepsbijeenkomsten kwam naar voren dat de backoffice de frontoffice dient te faciliteren in plaats van discussies te voeren over de (on)mogelijkheid van het aanbieden van een re-integratietraject aan een klant of over de verantwoording van bereikte resultaten binnen de eigen organisatie. In dezelfde regiobijeenkomst is ervoor gepleit dat de backoffice en de frontoffice in het belang van een efficiënte dienstverlening aan de klant nauw moet samenwerken. Operationele zaken ICT In alle drie de regio s is aangegeven dat de locaties worden geconfronteerd met een veelheid van geautomatiseerde registratiesystemen die niet onderling communiceren en niet voor iedere ketenpartner toegankelijk zijn. Het CWI-systeem om werkzoekende klanten op vacatures te matchen) is ook niet voor iedere ketenpartner toegankelijk. Vorenstaande bemoeilijkt het samenwerken. De meeste geïnterviewden missen bovendien een gemeenschappelijk klantvolgsysteem aan de hand waarvan de (zelfredzame) klant en de uitvoerende medewerker kunnen communiceren via , sms en internet, naast de persoonlijke gesprekken. Een dergelijk systeem zou voor de medewerkers van alle partijen inzicht kunnen bieden vanaf de diagnose aan de kop van het proces, de ingezette bemiddelings- en re-integratieactiviteiten tot het moment van uitstroom. Bovendien zou dat systeem kunnen worden gebruikt als een agenda en werkplanner voor de medewerker. Huisvesting Op enkele locaties binnen de drie regio s is onvoldoende ruimte om alle partijen adequaat te huisvesten op één locatie. De geïnterviewden zien huisvesting op één locatie van zowel management en medewerkers als een belangrijke randvoorwaarde voor het succes van geïntegreerde dienstverlening aan de klant. Caseload In alle drie de regio s is aangegeven dat de caseload van de medewerkers dusdanig hoog is dat dit belemmerend werkt om intensief samen te werken. Het meedenken en deelnemen aan werkoverleggen om de nieuwe werkwijze te concretiseren vraagt tijd die medewerkers, vooral van het UWV, niet hebben. Inzet re-integratie-instrumenten In alle drie de regio s is aangegeven dat het een probleem is om re-integratie-instrumenten van één van de ketenpartners in te zetten bij alle uitkeringsgerechtigden. De huidige regelgeving biedt hiervoor volgens sommige geïnterviewden niet voldoende ruimte. Als voorbeelden die wel voor WWB-ers en niet voor WW-ers kunnen worden ingezet, noemen de functionarissen loonkostensubsidie, kinderopvangplaatsen en een lening aan startende uitkeringsgerechtigden. Voor het laatste voorbeeld geldt dat hiervoor momenteel pilots op enkele plaatsen worden gehouden. Ook als voorbeeld is genoemd dat scholingsactiviteiten bij de WW aan meer voorwaarden zijn verbonden dan bij de WWB. Ten aanzien van workfirsttrajecten is in alle drie de regio's aangegeven dat dit niet mogelijk is voor WW-gerechtigden; dat spoort echter niet met de visie van het hoofdkantoor van UWV, dat de inzet van dat instrument wel mogelijk acht voor bepaalde groepen WW-ers. 10 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

24 In één van de regionale groepsbijeenkomsten kwam naar voren dat de ruimte in ontschotting van re-integratiemiddelen te weinig wordt gezocht. In die bijeenkomst werd er voor gepleit om het voordeel dat door het aan het werk helpen van WWB-ers behaald wordt, in te zetten voor het bieden van lokaal maatwerk aan klanten aan de onderkant van de samenleving. Een ontschotte dienstverlening moet namelijk worden ondersteund door ontschotte financiering Ketenprestatie-indicatoren In interviews en in regionale groepsbijeenkomsten is ervoor gepleit ketenbrede prestatie-indicatoren leidend te laten worden en kolomgerichte prestatie-indicatoren alleen toe te passen voor zover die hiermee niet op gespannen voet staan. Verschil in handhaving en sanctionering Meerdere geïnterviewde medewerkers ervaren spanning ten aanzien van het toe te passen sanctiebeleid door UWV en de gemeenten; gemeenten scherpen in toenemende mate, en meer dan UWV, het sanctiebeleid aan en tussen gemeenten bestaan er verschillen in het sanctiebeleid. CWI medewerkers vinden het toepassen van sancties erg lastig, aangezien dit voorheen niet tot hun takenpakket behoorde. Verwachte toekomstige knelpunten Consequenties fusie In meerdere regio s is er zorg over de fusie tussen CWI en UWV omdat dit het management en medewerkers intern gericht kan maken. Dit kan tot gevolg hebben dat er een verminderde aandacht ontstaat voor de geïntegreerde dienstverlening. Deze zorg wordt uitgesproken door gemeenten en door medewerkers van de fusiepartners. Het lokale en regionale management van CWI en UWV spreken deze zorg niet uit. Gemeentelijke politieke context In alle drie de regio s is aangegeven dat de politieke context bij gemeenten van invloed kan zijn op de dienstverlening aan de klant. De visie van het bestuurlijke niveau bij gemeenten bepaalt of dienstverlening aan de klant wordt beperkt tot het terrein van werk en inkomen of wordt verbreed naar aanpalende terreinen zoals scholing, zorg en participatie. Het bestuurlijke niveau is tevens van invloed op de samenwerking met andere partners zoals scholingsinstituten en SWbedrijven. Een politieke wisseling of een wisseling in het takenpakket van een wethouder kan invloed hebben op de manier waarop de gemeente zich profileert binnen het samenwerkingsverband. Ook kan de gemeentelijke politiek van invloed zijn op het proces van samenwerking door het participeren van meerdere (rand-) gemeenten die onderling andere wensen /eisen aan de samenwerking stellen. Het is voor een aantal randgemeenten blijkbaar niet vanzelfsprekend deel te nemen aan de samenwerkingsverbanden; die gemeenten vrezen dat zij te weinig invloed krijgen in de operationalisering van de samenwerking. In de praktijk kan dit ertoe leiden dat die gemeenten kleine samenwerkingsverbanden met CWI en UWV aangaan, waardoor 'satellietsamenwerkingsverbanden' ontstaan. Dit kan er voor zorgen dat er een versnippering van de toch al beperkte capaciteit van CWI en UWV ontstaat. Bijkomend nadeel is dat er nog meer samenwerkingsverbanden ontstaan die geïntegreerde dienstverlening gaan opzetten met de daarbij behorende knelpunten. In één van de regionale groepsbijeenkomsten is gesteld dat de beleidsdoelen van de ketenpartners kunnen verschillen. Gemeenten hebben in tegenstelling tot andere partijen niet alleen de zorg voor mensen met een uitkering, maar ook de taak de arbeidsparticipatie voor meer doelgroepen te verhogen. Daarbij staat een burger van de gemeente centraal en niet specifiek een uitkeringsgerechtigde met een WWB- uitkering. Dit zou ertoe kunnen leiden dat ook andere instrumenten vanuit de gemeente ingezet kunnen worden voor UWV-WW cliënten, te denken valt aan schuldhulpverlening. Overeenstemming aansturing van de locatie De vraag wie in de toekomst de locatie (procesmatig) gaat aansturen is nauwelijks een item voor de medewerkers van de locaties. Bij het lokale management is deze vraag echter een belangrijke kwestie. Bij gemeenten wordt deze zorg het nadrukkelijkst aangegeven. Dit zorgt 11 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

25 ervoor dat het lokale management erg gericht is op de procesmatige kant. Medewerkers uit alle drie de regio s vinden dit een probleem. Het management heeft volgens de medewerkers hierdoor namelijk te weinig oog voor de echte samenwerking die op de werkvloer wel duidelijk tot stand komt. Werkcoach Medewerkers en managers in de drie regio s spreken hun zorg uit over het verschil in huidige vaardigheden van de medewerkers uit de drie organisaties die werkcoach zullen worden. Er wordt daarbij vooral een uitspraak gedaan over de vaardigheden van de medewerkers van de andere samenwerkingspartners. Daarnaast zijn de medewerkers uit de drie organisaties onzeker over de competenties die de functie van werkcoach van hen vraagt: men maakt zich zorgen of zij over de benodigde competenties beschikken. Medewerkers maken zich ook zorgen over de mogelijke breedte van de functie. Men vraagt zich af of de competenties van een werkcoach wel te verenigen zijn in één persoon. Veel geïnterviewden vinden het wenselijk dat in de toekomst aan alle medewerkers die dezelfde functie uitoefenen, ongeacht bij welke ketenpartner deze werkzaam is, dezelfde eisen worden gesteld. Het huidige verschil in arbeidsvoorwaarden tussen medewerkers van het toekomstige Werkbedrijf en de gemeenten wordt bij gelijke functie-eisen, zoals bij de functie van werkcoach, door alle geïnterviewden als niet wenselijk geacht. 12 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

26 2 Leren in de keten De inspectie onderscheidt drie manieren om van elkaar te leren: binnen de afzonderlijke organisaties, tussen de samenwerkingsverbanden en binnen de samenwerkingsverbanden. 2.1 Leren binnen organisaties In de visie van veel geïnterviewden uit de drie regio s is er sprake van een top-down benadering van het leren voor wat betreft UWV en CWI. Landelijk worden strategieën bepaald die vervolgens regionaal en lokaal in concrete actiepunten worden omgezet. Door CWI en UWV wordt geleerd via regionale bijeenkomsten en -werkoverleggen binnen de eigen organisaties. In regio Noord worden door CWI en UWV door het regionale management gezamenlijke werkoverleggen gehouden, met als voordeel dat niet iedere ketenpartner een eigen visie op hetgeen in AKO-verband is besloten binnen de eigen organisatie verwoord, met als mogelijk ongewenst gevolg verschillende interpretaties. In regio oost organiseren CWI-teamcoördinatoren regionale intervisiebijeenkomsten. Mentor-re-integratiecoaches van het UWV overleggen in die regio over vaktechnische ontwikkelingen, waarvoor CWI-vertegenwoordigers worden uitgenodigd. Gemeenten in alle regio s leren van het bijwonen van Divosa-overleggen en -publicaties. 2.2 Leren tussen samenwerkingsverbanden Het regionaal leren is een gezamenlijke activiteit waaraan verschillende lokale managers en medewerkers deelnemen en dat georganiseerd wordt door het regionale management in een regionale structuur. Het regionaal leren is op uiteenlopende wijze georganiseerd en wordt door de ketenpartners verschillend gewaardeerd. In regio Noord vinden tussen de ketenpartners elke twee maanden gezamenlijke themagerichte bijeenkomsten plaats tijdens zogeheten ketendagen. Dit heeft als doel te leren van initiatieven tussen locaties onderling. In een andere regio kent men ook ketendagen, maar die worden minder frequent georganiseerd. In de regio's Noord en Oost zijn in overleg tussen het regionale en lokale management mijlpalen benoemd voor de door de locaties te bereiken doelen waarbij vooral gemeenten in regio Noord zich hebben aangesloten. In regio Oost houdt het regionale management monitorgesprekken met de lokale managers van CWI en UWV om oplossingen voor knelpunten door andere locaties te bespreken. Het regionale management van CWI en UWV voert in regio Noord gezamenlijk gesprekken met het eigen lokale management en waar mogelijk met het volledige management van de locaties. Er worden dan initiatieven van andere locaties besproken om te beoordelen in hoeverre initiatieven bruikbaar zijn voor de lokale situatie. In regio Zuidoost worden locaties begeleid door tripartiete samengestelde stuurgroepen of door een regionaal tripartiete samengestelde overlegstructuur. Deze hebben zich onder meer tot taak gesteld initiatieven bij andere locaties uit te dragen. In alle drie de regio s worden in regionaal verband de ketenjaarplannen van de locaties besproken; de afspraken daarin worden steeds meer tripartiete vastgesteld. In regio Noord is een ketenbrede tripartiete website gecreëerd ten behoeve van het samen werken en leren ten aanzien van geïntegreerde dienstverlening tussen locaties in de regio. Alle ketenpartners kunnen hier wetenswaardigheden en ontwikkelingen over de lokale samenwerking in de regio publiceren. Als gevolg van de hoge caseload en de going-concern werkzaamheden is er veelal alleen sprake van een globale uitwisseling van ervaringen tussen de samenwerkingsverbanden. Deze zijn vaak gebaseerd op persoonlijke contacten tussen medewerkers. Voormalige toonkamers zijn wel veelvuldig door de locaties, en vooral door het managementteam, bezocht. Er wordt vooral binnen de regio nagegaan in hoeverre initiatieven bruikbaar zijn voor de eigen lokale situatie. 13 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

27 Leren tussen locaties in de vorm van stage lopen of detachering heeft in geen van de regio s plaatsgevonden. De borging van het leren tussen een (beperkt aantal) locaties binnen een regio vindt plaats door de UWV manager die meerdere locaties aanstuurt en daardoor kennis van geïntegreerde dienstverlening van de ene locatie haalt en naar de andere locatie brengt. In een enkele situatie geldt dit ook voor CWI-managers die meerdere kleine vestigingen aansturen. 2.3 Leren binnen de samenwerkingsverbanden De door BKWI geleverde ondersteunende instrumenten voor de ketensamenwerking zijn in alle drie de regio s in meer of mindere mate toegepast. De Buitenwereld van UWV, die kan worden aangemerkt als een ervaringsinstrument om de klantgerichtheid te vergroten, is door meerdere locaties gezamenlijk gevolgd. Het opleidingsaanbod van de academies van de ketenpartners is met name door locaties benut voor individuele opleidingstrajecten. Bij alle drie de regio s wordt kennisoverdracht gericht op vaktechniek (toepassing wetgeving/methodisch handelen bij re-integreren) vormgegeven door intervisietrajecten, casusbesprekingen of een duogerichte benadering van de klant. Trainingen gericht op de houding en het gedrag van het managementteam en de medewerkers vinden nauwelijks plaats binnen de drie regio s. Volgens de geïnterviewden is daarvoor geen aanbod vanuit het regionale en centrale niveau voorhanden. Op een locatie in regio Zuidoost zijn inkijkdagen georganiseerd voor samenwerkingspartners binnen het samenwerkingsverband. Dit had als doel elkaar over en weer kennis te laten nemen van de dagelijkse werkzaamheden van de andere partner. In deze regio werken per locatie tripartiete werkgroepen integrale thema s uit, vooruitlopend op een daadwerkelijke start van de geïntegreerde samenwerking. Hierbij worden de medewerkers nadrukkelijk betrokken. In meerdere regio s stellen locaties nieuwsbrieven of een intranetsite op met als doel elkaar op de hoogte te houden van ontwikkelingen van elkaars organisaties. Veel geïnterviewde medewerkers vanuit alle drie de regio s geven aan behoefte te hebben aan een projectleider die het managementteam bijstaat en facilitering biedt voor de (door)ontwikkeling van de geïntegreerde dienstverlening. Cliëntenparticipatie moet worden gerealiseerd op het niveau waar voor de klant de beslissingen worden genomen, namelijk op de locatie. Volgens de Landelijke Cliëntenraad kan dit nog verbeterd worden. Lokaal kunnen de ketenpartners leren van de ervaringen van de klanten. 14 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

28 3 Factoren die het leren beïnvloeden De factoren die het leerproces binnen de samenwerkingsverbanden ten aanzien van geïntegreerde dienstverlening beïnvloeden heeft de inspectie ingedeeld in vier categorieën: cultuurverschillen, verhouding tussen de samenwerkingspartners, operationele zaken en toekomstige ontwikkelingen. Deze factoren zijn gedeeld met medewerkers in regionale bijeenkomsten en worden ook herkend. 3.1 Cultuurverschillen Volgens de geïnterviewden is het een belangrijke bevorderende factor als het lokale management en medewerkers van alle drie de ketenpartners het gemeenschappelijke doel blijven onderschrijven ten aanzien van geïntegreerde dienstverlening aan de klant. Tevens is het van belang dat zij een gemeenschappelijke visie ten aanzien van de klantbenadering hebben. De werkoverleggen binnen de eigen organisaties kunnen volgens een groot deel van de geïnterviewden plaatsmaken voor overleggen tussen de lokale ketenpartners. Dit zal ertoe bijdragen dat de visie op de samenwerking en de informatieoverdracht voor wat betreft de inhoud en in de tijd gezien eensluidend worden. Het is daarbij, volgens de geïnterviewden van belang dat er een gemeenschappelijke perceptie ontstaat van management en medewerkers van de ketenpartners over de eigen vaardigheden en de vaardigheden van de andere ketenpartners. 3.2 Verhouding tussen de ketenpartners Een belangrijke bevorderende factor voor het leren is dat er tussen de lokale ketenpartners commitment is over de aansturing van het samenwerkingsverband. Het lokale management heeft daardoor meer oog voor het klantperspectief en ziet meer waar er geleerd dient te worden. Ook een gezamenlijk beleid en dan met name gezamenlijke financiële ruimte en beslisruimte verlegt de focus van het lokale management van een procesgerichte naar klantgerichte benadering. Wanneer er een gezamenlijk budget kan worden gecreëerd binnen het samenwerkingsverband voor implementatie en leren is dit, volgens de geïnterviewden, een grote stap in het leerproces van geïntegreerde dienstverlening binnen een samenwerkingsverband. Door geïnterviewden wordt gedacht aan opleidingsmodules voor management en medewerkers om houding en gedrag ten aanzien van de klant te verbeteren. Het leren binnen, maar vooral tussen samenwerkingsverbanden kan bevorderd worden door een regionale tripartiete structuur voor samen werken en leren. Zo n structuur krijgt vorm door tripartiete regionale bijeenkomsten (georganiseerd naar thema of naar functie) of door een tripartiete regionale website voor samenwerken en leren (zoals in regio Noord). 3.3 Operationele zaken Wanneer ketenpartners gehuisvest zijn op één locatie, zijn er meer mogelijkheden om samen te leren. Een ieder ziet scherper wat je van elkaar kunt leren en wat er nog gezamenlijk moet worden geleerd. Het ontschotten van de inbreng van re-integratie-instrumenten zal het samen leren ten aanzien van geïntegreerde dienstverlening aan de klant bevorderen. De ketenpartners leren op deze wijze met alle re-integratie-instrumenten te werken en kennen dan het hele scala aan instrumenten. Zij kunnen daarbij het beste instrument voor de klant kiezen. Daarnaast bevordert inzage van alle ketenpartners in elkaars geautomatiseerde systemen en het vastleggen van registraties van activiteiten voor de klant in een gezamenlijk registratie- en klantvolgsysteem, het gezamenlijk leren van de ketenpartners. Maar, zo stellen veel geïnterviewden, het proces om daadwerkelijke geïntegreerde dienstverlening te leveren is een leerproces dat het best kleinschalig kan worden opgestart, volgens een planning in fasen. Overigens niet in een experiment; een experiment zou een klein groepje enthousiaste en geselecteerde medewerkers buiten de organisatie plaatsen. Wanneer een expe- 15 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

29 riment wordt geïntegreerd binnen de organisatie zetten de andere medewerkers zich vaak af tegen deze andere vorm van werken. Het is goed dat steeds elke fase wordt geëvalueerd en gedeeld met het gehele samenwerkingsverband om vervolgens te worden uitgebouwd naar alle klanten. Dit leerproces is alleen mogelijk als aan de randvoorwaarden is voldaan die op centraal niveau moeten worden verzorgd. 3.4 Toekomstige ontwikkelingen Alle geïnterviewden vinden het belangrijk om bij de invulling van de functie van werkcoach van elkaar te leren. Elke ketenpartner brengt expertise in waarvan de andere partners kunnen leren. Daarbij dient men wel respect te hebben voor elkaars huidige vaardigheden. Alle ketenpartners leveren immers expertise. In het leerproces zullen steeds meer partners worden betrokken omdat ook in het samenwerkingsproces steeds meer partners worden betrokken, waarbij kan worden gedacht aan sociale werkvoorzieningsbedrijven en scholingsinstituten. Veel geïnterviewden geven aan dat de samenwerking bottom-up tot stand moet komen, maar dat dit top-down door middel van (leer)instrumenten moet worden gefaciliteerd. Deze regionale en centrale leerinstrumenten moeten vraaggericht worden aangeboden. 16 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

30 4 Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen UWV, CWI en gemeenten werken samen om werkzoekenden zo goed mogelijk te ondersteunen. Daar wordt hard aan gewerkt in verschillende lokale en regionale samenwerkingsverbanden. De manier waarop die samenwerkingsverbanden van elkaar leren over de beste werkwijze is echter nog te beperkt. De organisaties en samenwerkingsverbanden lopen vaak tegen dezelfde knelpunten aan, en kunnen veel meer gebruik maken van elkaars kennis en ervaringen om daar efficiënt mee om te gaan. Door een sterke nadruk op 'bottom-up'-leren ontwikkelen de samenwerkingsverbanden te vaak zelf instrumenten die elders ook al zijn ontwikkeld. Dat werkt vertragend en kostenverhogend. De inspectie ziet mogelijkheden om beter gebruik te maken van elkaars ervaringen en leerpunten. De organisaties kunnen op verschillende manieren leren van elkaar. Binnen de lokale samenwerkingsverbanden leren de medewerkers van elkaars aanpak en elkaars oplossingen. Dat begint simpelweg door met elkaar te gaan werken en samen tegen knelpunten aan te lopen. De oplossingen en instrumenten die zo gecreëerd worden, zorgen direct voor een verbetering van de dienstverlening. Een belangrijke belemmering bij deze vorm van leren zijn echter de percepties die veel medewerkers van elkaars vaardigheden hebben. Die zijn over het algemeen niet positief, waardoor medewerkers niet echt bereid zijn om van elkaar te leren. Ook leiden de oplossingen die werkenderweg worden bedacht niet noodzakelijkerwijs tot een verbetering van de werkwijze op de langere termijn. Voor het leerproces van de medewerkers zou het goed zijn om structureel tijd vrij te maken om de knelpunten en oplossingen met elkaar te bespreken en zo op grotere schaal en langduriger van elkaar te leren. Het management kan dit beter faciliteren dan nu plaatsvindt. Samenwerkingsverbanden die tegen dezelfde knelpunten aanlopen kunnen van elkaars ervaringen leren, bijvoorbeeld in regionaal verband. Er wordt echter maar weinig gebruik gemaakt van elkaars kennis en ervaringen om daar efficiënt mee om te gaan. Zo gaat rendement verloren. In de regio Noord is er een hechte tripartiete regionale structuur ontwikkeld. Dat leidt op dit moment echter nog niet tot betere resultaten dan in de andere onderzochte regio's (Oost en Zuidoost), waar een minder hechte (tripartiete) regionale structuur is. De leerpunten blijven nog te veel 'hangen' bij de managers en komen niet terecht bij de medewerkers, die ermee aan de slag zouden moeten gaan. De inspectie is van mening dat de managers meer aandacht kunnen tonen voor het leerproces van hun medewerkers om ervoor te zorgen dat medewerkers kunnen leren van ervaringen in andere samenwerkingsverbanden. Ook de zogenoemde procesaanjagers die nu in de regio s worden aangesteld, kunnen leerpunten van het ene samenwerkingsverband overbrengen op het andere. De inspectie vindt dat een goed initiatief. Op landelijk niveau kunnen medewerkers leren van de ontwikkelingen die zich elders voordoen. AKO, UWV, CWI en Divosa verzamelen leerpunten en oplossingen die bruikbaar zijn voor alle locaties. Die worden intern via het management overgebracht op de medewerkers, maar dat leidt tot verschillende leertrajecten binnen de samenwerkingsverbanden. Recent is daarom een gezamenlijke ketenacademie opgericht, waarin de academies van de organisaties zijn vertegenwoordigd. De inspectie vindt het belangrijk dat op deze manier de leertrajecten voor medewerkers op elkaar worden afgestemd. Regels minder belemmerend dan soms wordt gedacht In het onderzoek van de inspectie is ook veel aandacht besteed aan de huidige knelpunten in de samenwerking. Dat zijn immers de eerste punten waarover medewerkers binnen een lokaal samenwerkingsverband van elkaar gaan leren, als ze samen op zoek gaan naar oplossingen. Over een aantal belangrijke knelpunten, bestaat echter tussen medewerkers van samenwerkingsverbanden onderling en op centraal niveau verschil in visie over gekozen oplossingsrichtingen. Het is vaak de vraag of het gaat om feitelijke of gepercipieerde knelpunten. Zijn er inderdaad juridische belemmeringen om gemeentelijke re-integratie-instrumenten in te zetten voor WW-ers of weten de medewerkers van lokale samenwerkingsverbanden niet goed wat er eigenlijk allemaal mogelijk is? Het gaat dan om knelpunten rond de inzet van elkaars re-integra- 17 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

31 tie-instrumenten, maar ook bijvoorbeeld om enkele ICT-vraagstukken. Het ene samenwerkingsverband zet sommige re-integratie-instrumenten wel in, terwijl het andere samenwerkingsverband van oordeel is, met een verwijzing naar regelgeving, dat dit niet mogelijk is. Op dit moment wordt over deze knelpunten niet eenduidig gecommuniceerd, waardoor medewerkers van verschillende locaties en centraal niveau ook niet kunnen leren van elkaar hoe zij het beste om kunnen gaan met de knelpunten. Op lokaal niveau zouden creatieve oplossingen met elkaar kunnen worden gedeeld, om van elkaar te leren. Daarnaast is de inspectie van mening dat goed moet worden uitgezocht wat de feitelijke situatie is, zodat er van daaruit aan een oplossing kan worden gewerkt. 18 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

32 5 Reacties Algemeen Ketenoverleg en Vereniging van Nederlandse Gemeenten De inspectie legt al haar rapporten voor bestuurlijke reactie voor aan de betrokken organisaties. In dit hoofdstuk staat de kern van deze reacties met een nawoord van de inspectie. De volledige reacties van het AKO en de VNG staan in bijlage 1. AKO De partijen binnen het AKO zijn positief over de betrokkenheid, opzet en begeleiding van het onderzoek. Het AKO is blij met de uitkomsten van het onderzoek waarin naar voren komt dat de keten als lerende keten in de laatste periode vooruit gaat. Het onderkent zelf ook de conclusie van de inspectie dat verbeteringen op diverse niveaus mogelijk zijn. Het AKO realiseert zich dat invoering van de integrale dienstverlening een omvangrijk, complex en kwetsbaar proces is, dat de nodige tijd vraagt. Het heeft dan ook een ondersteuningsstructuur ingericht die erop gericht is om de locaties optimaal te ondersteunen bij het inrichten van de integrale dienstverlening. Daarnaast schept het AKO de randvoorwaarden om de integrale en ontschotte dienstverlening in te voeren. Het AKO ziet het als zijn taak om te stimuleren dat het leren en de samenwerking in de keten van werk en inkomen als een bewust onderdeel van dit samenwerkingsproces worden gezien. Dit betekent dat er een goede mix moet worden gevonden tussen de ondersteuning die het AKO de locaties aanbiedt en het zelf als (locatie)medewerker leren van de praktijkervaringen. Het is de taak van het lokale management met ondersteuning van het Kernteam, om het delen van ervaringen, zowel met elkaar als tussen medewerkers, verder te stimuleren en te verbeteren. VNG De VNG deelt het standpunt van de inspectie dat samenwerking tussen gemeenten, UWV en CWI van groot belang is voor de individuele klant. De VNG onderschrijft volledig de door de inspectie aangegeven zes voorwaarden voor goede samenwerking en de knelpunten die zich daarbij voordoen. Het maken van gezamenlijke analyses en het opstellen en uitvoeren van gezamenlijke plannen kunnen inderdaad bemoeilijkt worden door verschillen in tempo, menskracht en mandaat bij de betrokken ketenpartners en door hinderlijke en soms onnodige wet- en regelgeving. De vorming van het WERKbedrijf biedt in dat opzicht kansen voor een nieuwe impuls in de samenwerking, met name als het lokale management verregaande bevoegdheden krijgt om afspraken met gemeenten te maken. Diezelfde fusie kan echter ook leiden tot onrust binnen de CWI-UWV organisatie, tot een in zichzelf gekeerde organisatie met weinig aandacht voor samenwerking. De VNG begrijpt de opmerking van de inspectie over versnippering van de (beleids)capaciteit van CWI en UWV als gevolg van satellietsamenwerkingsverbanden maar kiest niet de route van het verplicht aanwijzen van een beperkt aantal centrumgemeenten die namens de randgemeenten afspraken maken. De VNG zet echter in op het ondersteunen en aanjagen van vrijwillige intergemeentelijke samenwerking. Nawoord inspectie De inspectie onderschrijft de hoofdconclusie van het AKO dat de keten als lerende keten in de laatste periode vooruitgaat, maar er nog wel verbeteringen op diverse niveaus mogelijk zijn. De inspectie zal in een recent gestart onderzoek naar integrale dienstverlening onder meer aandacht schenken aan de ondersteuningsstructuur en aan de door het AKO geschapen randvoorwaarden om de integrale en ontschotte dienstverlening in te voeren. 19 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

33 De inspectie deelt de mening van de VNG dat de vorming van het WERKbedrijf kansen biedt voor een nieuwe impuls in de samenwerking, maar dat deze fusie ook onrust kan veroorzaken bij medewerkers waardoor de aandacht voor samenwerking vermindert. Het AKO ziet het echter als zijn taak om te stimuleren dat het leren en de samenwerking in de keten van werk en inkomen als een bewust onderdeel van het samenwerkingsproces worden gezien. De inspectie ziet dat het AKO veel aandacht heeft voor dit dilemma. 20 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

34 Afkortingenlijst AKO CWI SUWI SZW UWV WW WWB Algemeen Keten Overleg Centrum voor Werk en Inkomen Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen Sociale Zaken en Werkgelegenheid Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Werkloosheidswet Wet werk en bijstand 21 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

35 22 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

36 Bijlagen: Reactie Algemeen Ketenoverleg Reactie Vereniging van Nederlandse Gemeenten 23 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

37 24 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

38

39

40

41

42 Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 2008 R08/08 De lerende keten Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen R08/07 Het eerste jaar Ondersteuning van burgers in het stelsel voor werk en inkomen R08/06 Stap voor stap door de keten Dienstverlening aan doorlopers WW/WWB Jaarverslag 2007 R08/05 De weg naar (maat)werk Onderzoek in de regio Oost naar de voorwaarden waaronder de activering van werklozen in de WW tot stand komt R08/04 UWV en Walvis Zevende rapportage R08/03 Oog voor veiligheid Vervolgonderzoek kwaliteit uitvoering kraankeuringen R08/02 Invoering Wia Rapport over implementatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen R08/01 Handhaven door certificeren Een onderzoek naar het functioneren van certificerende instellingen op het terrein van asbestverwijdering 2007 R07/27 Veilig werken onder water Certificatie bij duikarbeid R07/26 Handhaven met beleid Gemeentelijke handhaving Wet kinderopvang R07/25 Matchen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt Een onderzoek naar de samenwerking van SUWI-partners op het terrein van werkgeversbenadering R07/24 Zaak van belang Begeleiding door UWV, CWI en gemeenten van uitkeringsgerechtigden die willen starten met een eigen bedrijf R07/23 Gemeentelijke afdoening, de laatste schakel in de handhavingsketen R07/22 Bescherming bepaald Certificering in het werkveld Persoonlijke beschermingsmiddelen R07/21 Jaarverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2006 R07/20 Uitvoering Wet sociale werkvoorziening 2006 R07/19 Goed geplaatst Onderzoek naar plaatsingsbeleid en wachtlijstproblematiek Wet sociale werkvoorziening R07/18 Uitvoering van re-integratietrajecten door UWV Invloed van WW-cliënten en maatwerk bij re-integratie R07/17 Samen onder één dak Een gezamenlijk onderzoek van CBP en IWI naar het gebruik van persoons-gegevens in zes lokale samenwerkingsverbanden R07/16 Bijstand en vermogen Onderzoek naar de vaststelling van het vermogen voor de Wet werk en bijstand R07/15 Buiten spelen Onderzoek naar toezicht en handhaving op buitenruimten bij locaties kinderopvang 29 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

43 R07/14 Wajong en werk Onderzoek naar de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten R07/13 Vroegmelders Dienstverlening van CWI en UWV aan werknemers die werkloos dreigen te worden R07/12 Vallen en opstaan Onderzoek naar de gemeentelijke invulling van de verantwoordelijkheid voor het eerstelijnstoezicht op de kinderopvang R07/11 De Sociale Verzekeringsbank op weg naar 2010 Het verandertraject SVB Tien in het eerste jaar 2006 R07/10 Doorstart voor de schooluitvaller Onderzoek naar de dienstverlening van CWI en sociale diensten aan voortijdige schoolverlaters Jaarplan 2008 R07/09 De tweede stap Vervolgonderzoek op het rapport De eerste stappen Implementatie eerstelijnstoezicht op Wet kinderopvang door gemeenten in 2006 R07/08 Jaarverantwoording toezicht en handhaving Wet kinderopvang door gemeenten 2005 Landelijk beeld van het eerste uitvoeringsjaar Jaarverslag 2006 R07/07 Uitvoering Wet werk en bijstand 2005 R07/06 In de bijstand, en dan Wat gemeenten doen aan activering van pas ingestroomde bijstandscliënten R07/05 Uitvoering Wet sociale werkvoorziening 2005 R07/04 Rondom machines Certificering in het werkveld EG-richtlijn machines R07/03 De waarde van vasthoudendheid Integriteitszorg bij certificatie- en keuringsinstellingen R07/02 Betrokken bij kwaliteit Borging deskundigheid bij certificatie- en keuringsinstellingen R07/01 Samenwerking tussen CWI en UWV bij aanvragen voor een WW-uitkering U kunt deze publicaties opvragen bij: Inspectie Werk en Inkomen Afdeling Strategie en communicatie communicatie@iwiweb.nl Telefoon (070) Fax (070) Postbus AN Den Haag 30 Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

44

45

46

47

48 Het eerste jaar Ondersteuning van burgers in het stelsel voor werk en inkomen Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

49 R 08/07, juni 2008 ISSN ISBN Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

50 Voorwoord In het jaarverslag 2006 constateert de Inspectie dat uitvoeringsinstanties en gemeenten weinig aandacht hebben voor een grote groep moeilijk bemiddelbaren. Uitvoeringsinstanties en gemeenten richten zich met name op zelfredzame uitkeringsgerechtigden die relatief dicht bij de arbeidsmarkt staan en vaak tot de instroom behoren. In 2006 heeft IWI besloten ook vanuit het perspectief van de werkzoekende burger naar de keten van werk en inkomen te kijken. Ervaringen van klanten zijn de belangrijkste bouwstenen om je organisatie te verbeteren en daarmee een middel om werk boven uitkering te realiseren. Deze insteek sluit in hoge mate aan bij het coalitieakkoord waarin is gesteld: Niet stelsels en systemen, maar mensen en hun mogelijkheden dienen centraal te staan in het denken van de overheid. Welke feitelijke ervaringen heeft de werkzoekende burger met de keten van werk en inkomen; wat zijn achtergronden van deze ervaringen en welke gevolgen heeft dit voor het zoeken naar en het vinden van werk? De inspectie volgt sinds 2006 twee jaar lang een groep burgers die een uitkering heeft aangevraagd en op zoek is naar werk. Gedurende het onderzoek publiceert de inspectie regelmatig de resultaten van verschillende peilmomenten. Dit derde deelonderzoek biedt inzicht in hoe de begeleiding van burgers bij het zoeken naar werk is verlopen en wat het effect daarvan is in het eerste jaar nadat een uitkering is aangevraagd. We kijken naar de activiteiten van alle uitvoeringsorganisaties in de keten van werk en inkomen zoals die feitelijk worden waargenomen door burgers. Daarbij wordt speciaal gelet op de mate van ondersteuning door de uitvoeringsorganisaties aan kwetsbare groepen. IWI constateert dat ondersteuning in de breedste zin van het woord leidt tot meer en intensiever zoeken door werkzoekenden. Op een door economische ontwikkeling en vergrijzing krapper wordende arbeidsmarkt is het ook van toenemend belang dat iedereen actief in de samenleving participeert. Het onderzoek laat zien dat kwetsbare groepen ook in de dienstverlening kwetsbaar zijn. Zo blijken burgers die niet zelf om ondersteuning vragen en/of een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben een moeilijke groep voor de uitvoering. Zij krijgen minder hulp. Als de dienstverlening niet aansluit bij de kansen en belemmeringen van mensen bestaat het risico dat zij blijvend werkloos worden. Met gerichte ondersteuning kan dit wellicht voorkomen worden. Drs. P.H.B. Pennekamp Inspecteur-generaal a.i. 3 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

51 4 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

52 Inhoud 1 Inleiding Ondersteuning en zoekgedrag Onderzoeksaanpak 9 2 Ondersteuning van WW ers Vooral in de eerste zes maanden Kansrijkere cliënten eerder geholpen Veel gesprekken, weinig training Conclusie WW 13 3 Ondersteuning van WWB ers Vooral in de eerste zes maanden Niet alle WWB ers krijgen evenveel ondersteuning Veel gesprekken, veel hulp bij niet-werkgerelateerde problemen, weinig training Conclusie WWB 17 4 Innovatie en ontwikkeling in de aanpak van kwetsbare groepen 19 5 Reacties organisaties 21 Lijst van afkortingen 22 Bijlage: Reactie UWV en CWI 23 Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 29 5 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

53 6 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

54 1 Inleiding Burgers die tijdelijk niet zelfstandig in hun inkomen kunnen voorzien, bijvoorbeeld door werkloosheid of ziekte, kunnen aanspraak maken op een uitkering. Zij krijgen daarbij te maken met een aantal organisaties die samenwerken in een keten van werk en inkomen. De keten streeft er naar de afhankelijkheid van een uitkering zo veel mogelijk te beperken door de burger zo snel mogelijk terug te leiden naar betaalde arbeid. Dit doel van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) is in wet- en regelgeving neergelegd en vertaald in taken en verantwoordelijkheden. De burger is zelf verantwoordelijk voor het zoeken en vinden van werk. Werkzoekende burgers hebben, bij het zo snel mogelijk re-integreren naar betaalde arbeid, recht op diensten en instrumenten die de organisaties ter beschikking stellen. Het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) ondersteunt de zoekactiviteiten van de cliënten na hun eerste aanmelding en verzorgt de uitkeringsaanvraag als front office voor de keten. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de gemeentelijke sociale diensten zijn verantwoordelijk voor de juiste en tijdige verstrekking van de uitkering en de re-integratie van respectievelijk WW ers (mensen met een werkloosheidsuitkering) en bijstandsgerechtigden. Tot op heden hanteert de keten bij het bieden van ondersteuning het principe van de sluitende aanpak. Dat houdt in dat gedurende het eerste jaar na de toekenning van de uitkering alle uitkeringsgerechtigden een aanbod van ondersteuning moeten krijgen. UWV, CWI en de gemeenten zijn bezig met het ontwikkelen van geïntegreerde dienstverlening in lokale samenwerkingsverbanden, waardoor het tot stand komen van individueel maatwerk versterkt moet worden. Het doel van geïntegreerde dienstverlening is door meer en betere samenwerking en het gebruik maken van elkaars expertise, maatwerk op individuele basis tot stand te brengen. 1 Coalitieakkoord 2007, p IWI Jaarplan 2006 en IWI Jaarplan In 2006 heeft de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) besloten ook vanuit het perspectief van de werkzoekende burger naar de keten van werk en inkomen te kijken. Deze insteek sluit in hoge mate aan bij het coalitieakkoord waarin is gesteld: Niet stelsels en systemen, maar mensen en hun mogelijkheden dienen centraal te staan in het denken van de overheid. 1 Het doel van dit perspectief is om inzicht te krijgen in hoe de werkzoekende burger de keten van werk en inkomen ervaart, wat de achtergronden daarvan zijn en welke gevolgen dit kan hebben voor het zoeken naar en het vinden van werk. De inspectie heeft daarom het perspectief van de burger centraal gesteld in haar onderzoeksprogramma van 2006 en Het onderzoek 'Volgonderzoek; de werkzoekende burger in de keten' is de basis van dit programma. 2 In dit volgonderzoek wordt onderzocht hoe, volgens de burger, de keten van werk en inkomen voorziet in financiële ondersteuning en ondersteuning bij het zo snel mogelijk weer vinden van betaald werk. Onderzoeksvraag Dit rapport behandelt het eerste jaar na de aanvraag van de uitkering. Het gaat specifiek om de burger wiens aanvraag door het CWI is doorgestuurd naar het UWV of de gemeentelijke sociale dienst. De uitkering is door deze organisaties ook toegekend. In het Jaarverslag 2006 constateert de inspectie dat uitvoeringsorganisaties en gemeenten weinig aandacht hebben voor een grote groep moeilijk bemiddelbaren. De organisaties richten zich met name op zelfredzame uitkeringsgerechtigden die relatief dicht bij de arbeidsmarkt staan en vaak tot de instroom behoren. Dit derde deelonderzoek biedt inzicht in hoe de begeleiding van burgers bij het zoeken naar werk is verlopen en wat het effect daarvan is in het eerste jaar nadat een uitkering is aangevraagd. We hebben gekeken naar de activiteiten van alle organisaties in de keten van werk en inkomen door de ogen van de burger. Daarbij wordt speciaal gelet op de mate van ondersteuning door de organisaties aan de kwetsbare groepen. Dit leidt tot de volgende vraagstelling: Wat voor hulp krijgen burgers in het eerste jaar na de aanvraag van de uitkering en wat zijn de effecten van deze hulp? 7 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

55 Deze vraag valt uiteen in de volgende deelvragen: 1 Wat voor hulp krijgen burgers in het eerste jaar na de instroom in de uitkering? 2 Welke burgers krijgen hulp en welke niet? 3 Wat zijn de effecten van hulp in het eerste jaar op het zoekgedrag? 1.1 Ondersteuning en zoekgedrag In dit onderzoek heeft de inspectie gekeken naar de ondersteuning die CWI, UWV en gemeenten bieden aan werkzoekenden. Het succes van de ondersteuning is sterk afhankelijk van de persoon die de ondersteuning ontvangt. In dit onderzoek hebben we het verband kunnen onderzoeken tussen de vormen van ondersteuning die werkzoekenden hebben ontvangen en de mate waarin zij op zoek zijn gegaan naar werk. Als werkzoekenden na een gesprek met CWI of een van de andere organisaties besluit om te gaan solliciteren of vaker te gaan solliciteren, wil dat nog niet zeggen dat zij ook sneller een baan vinden. Het is echter wel een positieve wijziging, waardoor de werkzoekende waarschijnlijk een grotere kans op een baan heeft. Het onderzoek laat zien dat de ondersteuning positieve effecten heeft op het zoekgedrag (zie tabel 1). Uitkeringsgerechtigden gaan meer en/of intensiever zoeken als zij ondersteuning hebben gehad in de vorm van advies over vacatures zoeken, contacten over werk en hulp bij solliciteren. Tabel 1 Effect van ondersteuning op zoekgedrag WW WWB Ondersteuning advies over vacatures zoeken hulp bij opstarten eigen bedrijf + - hulp bij solliciteren + + re-integratietraject ++ contacten over werk positief effect op gaan zoeken, aantal uren zoeken en aantal sollicitaties + positief effect op één van de drie vormen van zoekgedrag - negatief effect op één van de drie vormen van zoekgedrag Bron: Cliëntenquete IWI Bij de WW hebben ook het aanbieden van een re-integratietraject en hulp bij het opstarten van een eigen bedrijf een positief effect op het zoekgedrag. De WWB ers (mensen met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand) die hulp bij het opstarten van een eigen bedrijf hebben gehad gaan minder zoeken. Zowel bij WWB ers als bij WW ers was er geen duidelijke verandering in het zoekgedrag door een training werkvaardigheden en hulp bij niet-werkgerelateerde problemen. 3 Voor mensen die hebben aangegeven niet naar werk te zoeken wordt gerekend dat ze 0 uur naar werk zoeken. Gemiddeld zoekt een WW er in het eerste halfjaar 7,7 uur per week naar werk en in het tweede halfjaar 6,3 uur. 3 Als een WW er alle bovengenoemde vormen van ondersteuning krijgt, zoekt hij in het eerste halfjaar 1,2 uur per week meer naar werk dan een persoon die alleen ondersteuning in de vorm van contacten over werk heeft gekregen. In het tweede halfjaar besteedt een WW er die alle bovengenoemde vormen van hulp ontvangt 3,6 uur per week meer aan het zoeken naar werk dan iemand die alleen advies over werk zoeken heeft gekregen. WWB ers besteden minder uren per week aan het zoeken van een baan. In het eerste halfjaar zoeken zij gemiddeld 3,2 uur en in het tweede halfjaar gemiddeld 1,9 uur per week. Dat het aantal uur zoeken zoveel lager ligt dan bij WW ers komt voornamelijk doordat er veel minder WWB ers naar werk zoeken. Een WWB ers die alle vormen van ondersteuning krijgt, zoekt in het eerste halfjaar gemiddeld 2,9 uur meer naar werk dan een WWB er die alleen advies over werk zoeken heeft gekregen. 8 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

56 1.2 Onderzoeksaanpak De gegevens van het in dit rapport gepresenteerde onderzoek zijn verkregen door middel van beantwoording van verschillende schriftelijke vragenlijsten door een panel van respondenten die een WW- of WWB-uitkering hebben aangevraagd. Er is een steekproef getrokken uit het CWI-bestand van burgers die in maart of april 2006 een WW- of WWB-uitkering hebben aangevraagd. In de onderzoeksperiode van dit rapport, het eerste jaar na aanvraag, hebben burgers drie vragenlijsten ingevuld. De eerste vragenlijst gaat over de periode tot aan de beslissing over de aanvraag. De tweede vragenlijst gaat over de tijd tussen de beslissing en zes maanden na de aanvraag. De derde periode gaat over de periode tussen de zevende en de twaalfde maand na de uitkeringsaanvraag, dus over het tweede halfjaar van het eerste jaar. Deze onderzoeksopzet maakt het mogelijk om uitkeringsgerechtigden en de ondersteuning die zij van de organisaties krijgen door de tijd heen te volgen. Het onderzoek is gebaseerd op informatie die de burgers zelf geven. Het gaat hierbij zowel om informatie over eigen gedrag van de burger als over handelingen door de organisaties. Er is voornamelijk gevraagd naar uitspraken over feiten maar hier en daar zijn ook belevingsuitspraken gebruikt. 9 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

57 10 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

58 2 Ondersteuning van WW ers De keten voor werk en inkomen streeft naar een sluitende aanpak. Dit houdt in dat alle werklozen binnen een jaar na het toekennen van de uitkering ondersteuning moeten krijgen bij het zoeken naar werk. Het doel van de sluitende aanpak is het voorkomen van langdurige werkloosheid door iedereen een passend aanbod te doen. Dit kan een re-integratietraject zijn, maar ook gesprekken met een re-integratiecoach of ondersteuning bij niet-werkgerelateerde problemen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat zo goed als alle WW ers (97 procent van de WW ers die langer dan zes maanden WW ontvangen) binnen een jaar een vorm van ondersteuning krijgen. 2.1 Vooral in de eerste zes maanden CWI en UWV bieden vooral in het eerste halfjaar na de uitkeringsaanvraag ondersteuning bij het zoeken naar werk. Figuur 1 geeft voor het eerste halfjaar en tweede halfjaar na de uitkeringsaanvraag weer of WW ers van de organisaties ondersteuning bij het zoeken naar werk hebben ontvangen. Voor het eerste halfjaar gaat het om WW ers die langer dan drie maanden een uitkering ontvangen en voor het tweede halfjaar om WW ers die na zes respectievelijk twaalf maanden nog WW ontvangen. In het eerste halfjaar krijgt 95 procent van de WW ers een vorm van ondersteuning. In het tweede halfjaar ontvangen minder WW ers ondersteuning. Van de WW ers die na zes maanden nog een uitkering ontvangen, heeft tweederde hulp gekregen. Hiervan stroomt een deel in het tweede halfjaar uit, bijvoorbeeld vanwege werkhervatting of einde uitkering. Van de groep die langer dan twaalf maanden een uitkering heeft, ontvangt driekwart in het tweede halfjaar ondersteuning. Een aanzienlijke groep mensen die in het eerste jaar na de uitkeringsaanvraag geen werk vinden, krijgt in het tweede halfjaar geen ondersteuning meer (33 procent respectievelijk 26 procent). Figuur 1 Geboden ondersteuning WW ers in het eerste en tweede halfjaar na de uitkeringsaanvraag Ondersteuning in eerste halfjaar langer dan 3 mnd uitkering 95% 5% langer dan 6 mnd uitkering 67% 33% Ondersteuning in tweede halfjaar langer dan 12 mnd uitkering 74% 26% geen hulp wel hulp Bron: IWI; cliëntenquête 11 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

59 2.2 Kansrijkere cliënten eerder geholpen Het blijkt dat de organisaties vaker ondersteuning bieden aan uitkeringsgerechtigden met betere kansen op de arbeidsmarkt. Figuur 2 geeft het verband tussen een aantal achtergrondkenmerken en het al dan niet ondersteuning ontvangen bij het zoeken naar werk. Hoe groter de staaf, hoe sterker het verband. De figuur laat zien dat ouderen, mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en allochtonen minder ondersteuning krijgen. In het tweede halfjaar is het effect van leeftijd niet-lineair. De leeftijdscategorie 35 tot 55 jaar krijgt de meeste hulp. De WW ers onder de 35 jaar en ouder dan 55 jaar krijgen minder hulp. Ook (gedeeltelijk) werk hervatten heeft een negatief effect op het ontvangen van ondersteuning. Dit laatste is niet verwonderlijk: UWV en CWI geven geen ondersteuning meer aan mensen die weer aan het werk zijn. WW ers die zelf om hulp vragen, sollicitatieplichtig zijn, in het eerste halfjaar ondersteuning hebben gekregen en mensen met een goede gezondheid krijgen vaker ondersteuning bij het zoeken naar werk. Figuur 2 Welke WW ers krijgen vaker ondersteuning bij het zoeken naar werk?* eerste halfjaar minder niet om hulp vragen ouderen grote afst arbmarkt vrijstelling allochtonen meer hulp vragen jongeren kleine afst arbm sollicitatieplicht autochtonen tweede halfjaar niet om hulp vragen 1e hlfjr geen hulp <35jaar&>55jaar wel werk gevonden deels werkhervat slechte gezondheid hulp vragen 1e hlfjr wel hulp jaar geen werk gevonden niet deelshervat goede gezondheid * De lengte van de staven staat voor de relatieve grootte van het effect. De langste staaf is het grootste effect en de kortste het kleinste. ** Het verband van leeftijd met het krijgen van ondersteuning is hier weergegeven als een negatief en een positief verband omdat het verband niet lineair is. Dit wil zeggen dat de leeftijdscategorie 35 tot 55 jaar de meeste hulp krijgt. De WW ers onder de 35 jaar en ouder dan 55 jaar krijgen minder hulp. Bron: IWI; cliëntenquête Overdracht Dat mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder hulp ontvangen is deels te verklaren door het ontbreken van of een (te) late overdracht van CWI aan UWV. Voor de WW ers uit het onderzoek is nagegaan of en wanneer zij door CWI aan UWV zijn overgedragen. Van de respondenten die langer dan zes maanden een uitkering ontvangen, is van 6 procent geen overdrachtsinformatie bekend bij zowel CWI als UWV. Daarnaast heeft bij 26 procent van de respondenten CWI wel overdrachtsinformatie en UWV niet, bij 13 procent is dit net andersom. Uit deze analyse blijkt dat de groep WW ers waarvan geen overdrachtsinformatie bekend is bij UWV, in het tweede halfjaar minder hulp krijgt. Bovendien blijkt dat van mensen met een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt vaker geen overdrachtsinformatie bekend is bij CWI en/of UWV. Indien er wel overdrachtsinformatie bekend is bij beide organisaties, wordt een ruime meerderheid van de mensen met een matige tot zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt op tijd overgedragen. 12 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

60 Het is niet zo dat iedereen waarvan UWV geen overdrachtsinformatie heeft, geen ondersteuning gekregen heeft. Als bij UWV overdrachtsinformatie ontbreekt, ontvangt toch nog de helft wel hulp. Het ontbreken van de overdrachtsinformatie bij UWV vormt slechts een deel van de verklaring waarom WW ers geen hulp hebben gekregen. 2.3 Veel gesprekken, weinig training Figuur 3 bevat de verschillende vormen van ondersteuning die WW ers gedurende het gehele eerste jaar hebben ontvangen. Het gaat hier burgers die langer dan zes maanden een uitkering ontvangen. De figuur laat zien dat de organisaties vooral lichte vormen van ondersteuning aanbiedt zoals advies over vacatures zoeken en contacten over werk. Meer intensieve vormen van ondersteuning zoals een re-integratietraject of een training, ontvangen WW ers minder vaak. Krap de helft is gedurende het eerste jaar aangemeld voor een re-integratietraject en een op de zeven heeft een training werkvaardigheden ontvangen. Figuur 3 Vormen van ondersteuning in het eerste jaar na aanvraag van de uitkering Contacten over werk Advies over vacatures zoeken Hulp bij solliciteren Aanmelding re-integratietraject * Training werkvaardigheden Hulp opstarten eigen bedrijf Hulpbijproblemen** 12% 11% 16% 45% 50% 87% 91% 0% 20% 40% 60% 80% 100% * aangenomen is dat trajecten die in het eerste halfjaar starten doorlopen in tweede halfjaar ** alleen beantwoord door mensen die aangeven problemen te hebben Bron: IWI; cliëntenquête Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de minder kansrijke groepen over het algeheel minder ondersteuning krijgen. Ook deze groepen krijgen vooral ondersteuning in de vorm van gesprekken en niet in de vorm van training werkvaardigheden of hulp bij niet-werkgerelateerde problemen. 2.4 Conclusie WW In het eerste jaar na de uitvoeringsaanvraag hebben zo goed als alle WW ers een vorm van ondersteuning gekregen. Het gaat vooral om ondersteuning in de vorm van gesprekken. Reintegratietrajecten, trainingen en hulp bij niet-werkgerelateerde problemen zetten de organisaties minder in. Het zwaartepunt van de ondersteuning ligt in het eerste halfjaar. In het tweede halfjaar is er een aanzienlijk aantal WW ers dat geen ondersteuning heeft gekregen. Bovendien constateert de inspectie dat deze ondersteuning vooral gaat naar de kansrijkere groepen. Ouderen, mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, met een slechte gezondheid en mensen die niet om hulp vragen krijgen minder vaak ondersteuning bij het zoeken naar werk. Ook geldt dat deze groepen niet andere vormen van ondersteuning ontvangen zoals training van werkvaardigheden en hulp bij niet-werkgerelateerde problemen. 13 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

61 Dat een grote groep WW ers in het tweede halfjaar geen hulp krijgt, lijkt deels een gevolg te zijn van problemen bij de overdracht. Voor een deel van de WW ers heeft UWV geen overdrachtsinformatie en CWI wel. Deze groep ontvangt minder hulp dan de groep waarvan UWV wel overdrachtsinformatie heeft. 14 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

62 3 Ondersteuning van WWB ers Ook bij de WWB beoogt de keten alle werklozen in de eerste twaalf maanden een aanbod te doen om langdurige uitkeringsafhankelijkheid te voorkomen. Op basis van dit onderzoek constateert de inspectie dat het leeuwendeel van de WWB ers (88 procent) die langer dan zes maanden een uitkering ontvangen gedurende het eerste jaar een vorm van ondersteuning krijgt. 3.1 Vooral in de eerste zes maanden Figuur 4 geeft voor het eerste en tweede halfjaar weer hoeveel WWB ers hulp hebben ontvangen van de keten. Het gaat om drie groepen WWB ers: voor het eerste halfjaar om mensen die meer dan drie maanden een uitkering ontvangen en voor het tweede halfjaar om die WWB ers die na zes en na twaalf maanden nog in de WWB zitten. In het eerste halfjaar heeft 83 procent van de WWB ers ondersteuning gekregen bij het zoeken naar werk. In het tweede halfjaar biedt de keten aan minder mensen ondersteuning. Voor zowel de WWB ers die meer dan zes maanden als die meer dan twaalf maanden een uitkering ontvangen, geldt dat ongeveer de helft een vorm van ondersteuning heeft gekregen. Een zeer grote groep WWB ers die in de loop van het eerste jaar na de uitkeringsaanvraag geen werk hebben gevonden, krijgt in de tweede helft van dat jaar geen ondersteuning meer bij het zoeken naar werk (44 procent en 45 procent). Figuur 4 Geboden ondersteuning WWB ers in het eerste en tweede halfjaar na de uitkeringsaanvraag Ondersteuning in eerste halfjaar Ondersteuning in tweede halfjaar langer dan 3mnduitkering langer dan 6mnduitkering langer dan 12 mnd uitkering wel hulp geen hulp Bron: IWI; cliëntenquête 3.2 Niet alle WWB ers krijgen evenveel ondersteuning Ook bij de WWB bieden de organisaties niet alle groepen WWB ers evenveel ondersteuning. Figuur 5 geeft aan welke groepen meer of minder ondersteuning krijgen bij het zoeken naar werk. Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en ouderen krijgen minder hulp. Voor het eerste halfjaar is het effect van leeftijd niet lineair. De groep onder de 25 jaar krijgt minder ondersteuning dan de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar. Vanaf die leeftijd neemt de mate waarin een leeftijdsgroep ondersteuning krijgt, af. Ook WWB ers die het werk hebben hervat, maar daarnaast nog een uitkering ontvangen, krijgen minder ondersteuning. WWB ers die om hulp vragen en mannen krijgen vaker ondersteuning. 15 Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar

De lerende keten. Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen

De lerende keten. Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen De lerende keten Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen De lerende keten Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen Inspectie Werk en Inkomen De lerende keten

Nadere informatie

... I IWI,~. Irspectle Wark an Inkomea Dlemrtbare Overheld Gemeenteread---, ~ I Postbus77563..- -.---._... ~ ~2~DenHaag -_.

... I IWI,~. Irspectle Wark an Inkomea Dlemrtbare Overheld Gemeenteread---, ~ I Postbus77563..- -.---._... ~ ~2~DenHaag -_. ... I IWI,~. Irspectle Wark an Inkomea Dlemrtbare Overheld Gemeenteread---, ~ I Postbus77563..- -.---._.... ~ ~2~DenHaag -_.----- - ' WilheMinavanPmiseaweg52 2595AN Dea Haag G JüL lr~îifj....-. Telefoonl070)3044444,-,

Nadere informatie

Inspectie Werk en Inkomen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Inspectie Werk en Inkomen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid > Retouradres Het college van Burgemeester en Wethouders Inspectie Werk en Inkomen Wilhelmina van Pruisenweg 52 drs. C.H.L.M. van de Louw D a t u m 2 6 OKT. 2011 Betreft Aanbieding Programmarapportages

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. staatssecretaris H. van Hoof Postbus LV Den Haag (070) SEZ/U

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. staatssecretaris H. van Hoof Postbus LV Den Haag (070) SEZ/U Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. staatssecretaris H. van Hoof Postbus 90801 2509 LV Den Haag doorkiesnummer (070) 373 8285 onderwerp Reactie op het evaluatierapport WET SUWI uw kenmerk

Nadere informatie

Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat JB Den Haag

Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat JB Den Haag Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat 4 2514 JB Den Haag Tel.: 070-789 07 70 Fax :070-789 07 74 E-mail: info@lcr-suwi.nl www.landelijkeclientenraad.nl Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Niet op barcode schrijven!!,.9. e. m. een * e Bergen op Zoom Reg. Datum: 08/06/2006 Eenheid: GRIFF1.58

Niet op barcode schrijven!!,.9. e. m. een * e Bergen op Zoom Reg. Datum: 08/06/2006 Eenheid: GRIFF1.58 IWI De gemeenteraad Niet op barcode schrijven!!,.9. e. m. een * e Bergen op Zoom 106-016213 Reg. Datum: 08/06/2006 Eenheid: GRIFF1.58 Inspectie Work on Inkomon Directie Toezicht gemeenten en overige bestuursorganen

Nadere informatie

KLeintje begroting 2010

KLeintje begroting 2010 KLeintje begroting 2010 De begroting is onderverdeeld in vijf beleidsproducten te weten: Inkomenswaarborg, Activering en Uitstroom, Handhaving, Inburgering en Kinderopvang. De beleidsproducten zijn weer

Nadere informatie

Plan 2018 Regio Rijnmond

Plan 2018 Regio Rijnmond Plan 2018 Regio Rijnmond Het doel van het project is versnelling aan te brengen op de integratie en participatie van vergunninghouders via werk en/ of scholing. Het landelijk dekkend netwerk van regio

Nadere informatie

De staatssecretaris van Sociale Zaken Postbus en Werkgelegenheid De heer ing. A. Aboutaleb Postbus LV DEN HAAG 2008/1195

De staatssecretaris van Sociale Zaken Postbus en Werkgelegenheid De heer ing. A. Aboutaleb Postbus LV DEN HAAG 2008/1195 Inspectie Werk en Inkomen Toezicht zelfstandige en overige bestuursorganen De staatssecretaris van Sociale Zaken Postbus 11563 en Werkgelegenheid De heer ing. A. Aboutaleb Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG

Nadere informatie

Structuur Ketenbrede Cliëntenparticipatie Werkplein Drachten

Structuur Ketenbrede Cliëntenparticipatie Werkplein Drachten Structuur Ketenbrede Cliëntenparticipatie Werkplein Drachten gemeentelijke WWBcliëntenraden en de Districtscliëntenraad Noord UWV Algemeen Vanaf 2009 moeten UWV Werkbedrijf en Gemeenten cliënten geïntegreerde

Nadere informatie

Ketensamenwerking. verstandshuwelijk of lat-relatie

Ketensamenwerking. verstandshuwelijk of lat-relatie Ketensamenwerking verstandshuwelijk of lat-relatie Inleiding Sinds invoering sociale zekerheid is er voortdurende zoektocht naar optimale afstemming tussen uitkeringsverstrekking en arbeidsvoorziening.

Nadere informatie

Ketensamenwerking. een logisch coordinatiemechanisme voor werk en inkomen? Yolanda Hoogtanders en Marloes de Graaf-Zijl

Ketensamenwerking. een logisch coordinatiemechanisme voor werk en inkomen? Yolanda Hoogtanders en Marloes de Graaf-Zijl Ketensamenwerking een logisch coordinatiemechanisme voor werk en inkomen? Yolanda Hoogtanders en Marloes de Graaf-Zijl Logica ketensamenwerking Sinds invoering sociale zekerheid is er voortdurende zoektocht

Nadere informatie

ons kenmerk BAWI/U Lbr. 12/009

ons kenmerk BAWI/U Lbr. 12/009 M PG SD2012020612050099 GSD 06.02.2012 0099 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Vereniging van Mjsderlandse Gemeenten informatiecenfrum tel. (070) 373 8020 betreft Regionale samenwerking werkgeversdienstverlening

Nadere informatie

Afspraken Cliëntenparticipatie Ketenprogramma s

Afspraken Cliëntenparticipatie Ketenprogramma s AKO 2007/366b Afspraken Cliëntenparticipatie Ketenprogramma s Algemeen Ketenoverleg Landelijke Cliëntenraad 22 januari 2007 Afspraken tussen het Algemeen Keten Overleg (AKO) en de Landelijke Cliënten Raad

Nadere informatie

;! ní:ij(ij iíim!ii!í[ii!iifiiiiiifi!jiiriĵiij íi!iiľįiľ 10 1 501669 8 09/03/2015

;! ní:ij(ij iíim!ii!í[ii!iifiiiiiifi!jiiriĵiij íi!iiľįiľ 10 1 501669 8 09/03/2015 ;! ní:ij(ij iíim!ii!í[ii!iifiiiiiifi!jiiriĵiij íi!iiľįiľ 10 1 501669 8 09/03/2015 Inspectie SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag Gemeenteraad

Nadere informatie

Transitieplan. 12 september 2013

Transitieplan. 12 september 2013 Transitieplan 12 september 2013 Situatie Oost-Groningen Hoog aantal Wsw-ers (3,5 x landelijk gemiddelde) Hoog aantal Wajongeren (2 x landelijk gemiddelde) Arbeidsparticipatie is laag (61% ten opzichte

Nadere informatie

Regionale samenwerking. arbeidsmarktbeleid

Regionale samenwerking. arbeidsmarktbeleid Opdrachtgever IWI Regionale samenwerking arbeidsmarktbeleid Opdrachtnemer IWI Onderzoek Regionale samenwerking arbeidsmarktbeleid: verkennende studie Startdatum 1 juni 2008 Einddatum 1 juni 2008 Categorie

Nadere informatie

SIGNALEMENT BESTUURSKRACHT GEMEENTEN WERK EN INKOMEN

SIGNALEMENT BESTUURSKRACHT GEMEENTEN WERK EN INKOMEN SIGNALEMENT BESTUURSKRACHT GEMEENTEN WERK EN INKOMEN Inhoud 1 Inleiding-3 2 Bevindingen-3 o Invulling gemeentelijke beleidsvrijheid-3 o Handhaving-4 o Re-integratie, activering-4 o Arbeidsmarktbeleid-4

Nadere informatie

Geachte leden van de commissie Ruimte en Vastgoed,

Geachte leden van de commissie Ruimte en Vastgoed, Geachte leden van de commissie Ruimte en Vastgoed, Bij uw commissievergadering van 14 februari heb ik u, namens het college van burgemeester en wethouders, toegezegd, de aanpak van Krachtwijk Actief te

Nadere informatie

Matchen op werk in de arbeidsmarktregio s

Matchen op werk in de arbeidsmarktregio s Matchen op werk in de arbeidsmarktregio s In maart 2017 is op de conferentie met alle geledingen uit alle arbeidsmarktregio s de stip aan de horizon bepaald voor het versterken van de werkgeversdienstverlening

Nadere informatie

Steeds meer mensen aan het werk

Steeds meer mensen aan het werk Steeds meer mensen aan het werk UWV WERKbedrijf Sandra van Gaalen Kwartiermaker Arbeidsmarketing Studiedag SER SER Vlaanderen Krapte op de arbeidsmarkt 7 oktober 2008 1 Wettelijk kader Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie

Nadere informatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wetgevingsadvies AMvB wijziging Besluit SUWI

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wetgevingsadvies AMvB wijziging Besluit SUWI POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Sociale Zaken en

Nadere informatie

Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen

Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen 2 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen Bestuurlijke overeenkomst voor Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen 3 Samenwerkingsovereenkomst

Nadere informatie

1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen. Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen

1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen. Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen 1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen 2 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen Bestuurlijke overeenkomst voor Samenwerking

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 17 mei 2017 U Lbr. 17/028 (070) Gezamenlijke gemeentelijke uitvoering

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 17 mei 2017 U Lbr. 17/028 (070) Gezamenlijke gemeentelijke uitvoering Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 17 mei 2017 Ons kenmerk BB/U201700352 Lbr. 17/028 Telefoon (070) 373 8393 Bijlage(n) 3 Onderwerp Gezamenlijke gemeentelijke uitvoering Samenvatting

Nadere informatie

Het Schakelpunt Landelijke Werkgevers: Veelgestelde vragen

Het Schakelpunt Landelijke Werkgevers: Veelgestelde vragen Het Schakelpunt Landelijke Werkgevers: Veelgestelde vragen 1 JUNI 2018 Veelgestelde vragen Vraag 1 Vraag 2 Vraag Vraag 4 Vraag 5 Vraag Vraag 7 Vraag 8 Vraag 9 Vraag 10 Vraag 11 Vraag 12 Vraag 1 Vraag 14

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 779 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 10 december 2008. Beleidsplan Re-integratiebeleid 2009-2011

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 10 december 2008. Beleidsplan Re-integratiebeleid 2009-2011 Aan de raad AGENDAPUNT 3 Beleidsplan Re-integratiebeleid 2009-2011 Voorstel: 1. De kaders uit het beleidsplan 'Werken werkt!' vaststellen, zijnde: a. als doelstellingen: - het bevorderen van de mogelijkheden

Nadere informatie

Klantprofilering. Objectieve meting voortgang en resultaten trajecten

Klantprofilering. Objectieve meting voortgang en resultaten trajecten Klantprofilering Objectieve meting voortgang en resultaten trajecten Concept projectvoorstel, versie 0.4 26 oktober2004 Documenthistorie Versie/Status Datum Wijzigingen Auteur 0.1 16/06/2004 B.G. Langedijk

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Plan van Aanpak. Project : Toeleiding naar scholing en werk van jongeren met een Roma achtergrond in Lelystad. Aanleiding

Plan van Aanpak. Project : Toeleiding naar scholing en werk van jongeren met een Roma achtergrond in Lelystad. Aanleiding Plan van Aanpak Project : Toeleiding naar scholing en werk van jongeren met een Roma achtergrond in Lelystad. Aanleiding De gemeente Lelystad heeft in juni 2013 een plan gemaakt inzake de aanpak van multiproblematiek

Nadere informatie

Samen maken we er werk van!

Samen maken we er werk van! Strategische visie 2008 ISD Voorne-Putten-Rozenburg Samen maken we er werk van! Goedkeuring MT : 06-08-2007 Goedkeuring DB : 16-08-2007 Vaststelling AB : 30-08-2007 Strategische visie ISD-VPR 2008, versie

Nadere informatie

Ten behoeve van het opstellen van het Jaarplan 2017 Sociale Zaken IJsselgemeenten brengen wij het volgende onder uw aandacht.

Ten behoeve van het opstellen van het Jaarplan 2017 Sociale Zaken IJsselgemeenten brengen wij het volgende onder uw aandacht. Aan GR IJsselgemeenten Postbus 566 2900 AN Capelle aan den IJssel Datum: 05/12/2016 Zaaknummer: ZK16006467 Afdeling: Samenleving Contactpersoon: Anne v.d. Langemheen Uw brief van: Onderwerp: Kaders uitvoering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 782 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem Eind juli is de eerste ronde afgerond voor de besteding van het regionale Innovatiebudget Sociaal Domein. In deze ronde is niet het volledige beschikbare

Nadere informatie

Waar een wil is, is een BVG

Waar een wil is, is een BVG Opdrachtgever IWI Waar een wil is, is een BVG Doel en vraagstelling Opdrachtnemer IWI Welke factoren bevorderen en/of belemmeren de vorming van BVG-en en welke verklaringen zijn hiervoor te geven? Door

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van SZW.

verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van SZW. ` BEZORGEN De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA Den Haag Lange Voorhout 8 Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070 342 43 44 E voorlichting@rekenkamer.nl W www.rekenkamer.nl

Nadere informatie

Stap voor stap door de keten. Dienstverlening aan doorlopers WW/WWB

Stap voor stap door de keten. Dienstverlening aan doorlopers WW/WWB Stap voor stap door de keten Dienstverlening aan doorlopers WW/WWB Stap voor stap door de keten Dienstverlening aan doorlopers WW/WWB Inspectie Werk en Inkomen Stap voor stap door de keten R 08/06, april

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) Nr. 342 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Nadere informatie

Borging onafhankelijkheid informatie en adviespunt arbeidsintegratie (arbeidsadviseur)

Borging onafhankelijkheid informatie en adviespunt arbeidsintegratie (arbeidsadviseur) Informatie en adviespunt arbeidsintegratie Borging onafhankelijkheid informatie en adviespunt arbeidsintegratie (arbeidsadviseur) In het gezamenlijke advies van LCR, UWV, CWI en Divosa over de werkherkansingsadviseur

Nadere informatie

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem Eind juli is de eerste ronde afgerond voor de besteding van het regionale Innovatiebudget Sociaal Domein. In deze ronde is niet het volledige beschikbare budget

Nadere informatie

UB/S/2007/12795/ / /193 T-toets amvb in het kader van eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen

UB/S/2007/12795/ / /193 T-toets amvb in het kader van eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen Inspectie Werk en Inkomen Juridische zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer ing. A. Aboutaleb Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG Postbus 11563 2502 AN Den Haag Prinses Beatrixlaan

Nadere informatie

Raadsvergadering. 17 mei

Raadsvergadering. 17 mei RAADSVOORSTEL Raadsvergadering Nummer 17 mei 2018 18-038 Onderwerp Versterking integratie nieuwe inwoners Aan de raad, Onderwerp Versterking integratie nieuwe inwoners Gevraagde beslissing 1. In te stemmen

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervraag/vragen van het lid Karabulut

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervraag/vragen van het lid Karabulut De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Algemeen Onderwerp Projectplan marktbewerkingsplan Gooi & Vechtstreek Verspreiden Ja Contactpersoon Paul Scholtz

Algemeen Onderwerp Projectplan marktbewerkingsplan Gooi & Vechtstreek Verspreiden Ja Contactpersoon Paul Scholtz OPLEGGER Algemeen Onderwerp Projectplan marktbewerkingsplan Gooi & Vechtstreek Verspreiden Ja Contactpersoon Paul Scholtz Eenheid Sturing E-mail p.scholtz@gooisemeren.nl Kenmerk 17.0013276 Datum 17 november

Nadere informatie

Slimmer Werken in zorg en welzijn

Slimmer Werken in zorg en welzijn Slimmer Werken in zorg en welzijn Slimmer Werken in zorg en welzijn Veel organisaties in de zorg zijn op zoek naar handvatten om het werkplezier van medewerkers te vergroten en om een professionele en

Nadere informatie

Adviesraad Wmo Arnhem Jaarplan 2017

Adviesraad Wmo Arnhem Jaarplan 2017 Adviesraad Wmo Arnhem Jaarplan 2017 1 Inhoudsopgave Pagina 1. Voorwoord 3 2. Missie, visie en uitgangspunten van de Adviesraad Wmo 2.1 De Verordening adviesraad Wmo 4 2.2 Missie 4 2.3 Visie 4 2.4 Uitgangspunten

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Geachte raad,

Raadsvoorstel. Geachte raad, Raadsvoorstel Nummer: 165140 Behandeld door: J. van Dijk Agendapunt: 27 juni 2017 Onderwerp: Voorlopige voorkeur uitvoeringsvariant Participatiewet Geachte raad, Samenvatting: In opdracht van het algemeen

Nadere informatie

Beïnvloeding Samen sta je sterker

Beïnvloeding Samen sta je sterker Beïnvloeding Samen sta je sterker Aan de slag Om uw doel te bereiken, moet u gericht aan de slag gaan. Het volgende stappenplan kan u hierbij helpen. 1. Analyseer het probleem en bepaal uw doel Als u een

Nadere informatie

Raadsstuk. Het college stelt de raad voor: 1. Het Koersdocument Werk en Inkomen vast te stellen en als beleidskader te hanteren.

Raadsstuk. Het college stelt de raad voor: 1. Het Koersdocument Werk en Inkomen vast te stellen en als beleidskader te hanteren. Raadsstuk Onderwerp: Koersdocument Werk en Inkomen BBV nr: 2016/255655 1. Inleiding In oktober 2011 is Kans en Kracht door de gemeenteraad vastgesteld. Dit plan beschreef de uitvoeringstaken van SZW (Werk

Nadere informatie

PILOT. Nieuw werkproces voor loonkostensubsidie. Alles over de pilot

PILOT. Nieuw werkproces voor loonkostensubsidie. Alles over de pilot PILOT Nieuw werkproces voor loonkostensubsidie Alles over de pilot 1 Alles over de pilot loonkostensubsidie Loonkostensubsidie: het kan makkelijker en eenduidiger. Voor werkgevers én voor gemeenten. Dat

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervragen van het lid Van Hijum

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervragen van het lid Van Hijum De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen. Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen

1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen. Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen 1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen 2 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen Bestuurlijke overeenkomst voor Samenwerking

Nadere informatie

Samenvatting Integrale Handhaving

Samenvatting Integrale Handhaving Samenvatting Integrale Handhaving Openbare inrichtingen als hotels, cafés en discotheken worden geconfronteerd met verschillende gemeentelijke, regionale en landelijke handhavers. Voorbeelden van handhavers

Nadere informatie

Informatie over stand van zaken vorming Regionaal Werkbedrijf Zuidoost-Brabant. 3 februari 2015

Informatie over stand van zaken vorming Regionaal Werkbedrijf Zuidoost-Brabant. 3 februari 2015 Informatie over stand van zaken vorming Regionaal Werkbedrijf Zuidoost-Brabant 3 februari 2015 Inhoud presentatie Aanleiding Participatiewet Sociaal Akkoord en Regionale Werkbedrijven Uitgangspunten RWB

Nadere informatie

Drie Sporen: Onze doelen richten daarom op:

Drie Sporen: Onze doelen richten daarom op: beleidsplan 2009 MEEDOEN IN DE MAATSCHAPPIJ In ons Beleidskader Participatie, Re-integratie en Inkomenswaarborg (oktober 2004) worden beleidsuitgangspunten en specifieke doelgroepen aangegeven. Dit beleidskader

Nadere informatie

2513 AA1XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513 AA1XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513 AA1XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Notitie. Pagina 1 van 5. Bestuurlijk overleg arbeidsmarktregio Zuid-Kennemerland en IJmond, 6 december 2018

Notitie. Pagina 1 van 5. Bestuurlijk overleg arbeidsmarktregio Zuid-Kennemerland en IJmond, 6 december 2018 Notitie Aan Bestuurlijk overleg arbeidsmarktregio Zuid-Kennemerland en IJmond, 6 december 2018 Van Arbeidsmarktregionaal overleg (AMRO)/Annemiek van Outvorst Betreft Ambities regionale arbeidsmarktagenda

Nadere informatie

Bijlage II Overzicht afspraken Plan van Aanpak re-integratie, bijbehorende data en stand van zaken in juni 2009 en juni 2010

Bijlage II Overzicht afspraken Plan van Aanpak re-integratie, bijbehorende data en stand van zaken in juni 2009 en juni 2010 Bijlage II Overzicht afspraken Plan van Aanpak re-integratie, bijbehorende data en stand van zaken in juni en juni 2010 Onderstaande schema s bevatten in de eerste kolom de afspraak en in de tweede kolom

Nadere informatie

8TING & LABORIJN IN DE SW LABORIJN APP BIEDT GROTE KANSEN IN VERBETEREN INFORMATIEVOORZIENING

8TING & LABORIJN IN DE SW LABORIJN APP BIEDT GROTE KANSEN IN VERBETEREN INFORMATIEVOORZIENING 8TING & LABORIJN IN DE SW LABORIJN APP BIEDT GROTE KANSEN IN VERBETEREN INFORMATIEVOORZIENING INHOUDSOPGAVE 1.0 Digitaal kan bijdragen aan structuur, efficientie en gelijkheid... 3 2.0 Resultaten uit 3

Nadere informatie

U11-003726. Datum Uw brief. A. V.M.J, van de Werfhorst-Verbraak. 0164-277782 Onderwerp: Sociale Zaken, Management Ondersteuning

U11-003726. Datum Uw brief. A. V.M.J, van de Werfhorst-Verbraak. 0164-277782 Onderwerp: Sociale Zaken, Management Ondersteuning Gemeente jf Bergen op Zoom Lijst Linssen T.a.v. Mevrouw M. van Kemenade Postbus 388 ifhhhiiwi'r'himi'h

Nadere informatie

2513 AA1XA. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag

2513 AA1XA. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag 2513 AA1XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333 44

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 955 Uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding

Nadere informatie

Ons kenmerk UB/04/ Datum 19 mei 2004

Ons kenmerk UB/04/ Datum 19 mei 2004 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan devoorzitter Raad van Bestuur CWI de heer drs. R. de Groot Postbus 58191 1040 HD Amsterdam Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Raadsbijlage Voorstel inzake de Agenda voor de toekomst

Raadsbijlage Voorstel inzake de Agenda voor de toekomst gemeente Eindhoven Dienst Werk, Zorg en Inkomen Raadsbijlage nummer 4r Inboeknummer oa Tooooga Beslisdatum BikW ss februari 2002 Dossiernummer sog.6o4 Raadsbijlage Voorstel inzake de Agenda voor de toekomst

Nadere informatie

Ministerie van Justitie, Vreemdelingenzaken en Integratie Minister drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Ministerie van Justitie, Vreemdelingenzaken en Integratie Minister drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH Den Haag Ministerie van Justitie, Vreemdelingenzaken en Integratie Minister drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH Den Haag Reitseplein 1, Tilburg Postbus 90154 5000 LG Tilburg Telefoon: (0900) 284 45 45 Fax:

Nadere informatie

INTENTIEVERKLARING INZAKE DE ARBEIDSPARTICIPATIE VAN HERINTREDENDE VROUWEN

INTENTIEVERKLARING INZAKE DE ARBEIDSPARTICIPATIE VAN HERINTREDENDE VROUWEN INTENTIEVERKLARING INZAKE DE ARBEIDSPARTICIPATIE VAN HERINTREDENDE VROUWEN. Stichting opleidings- & Ontwikkelingsfonds Call Centers LANDELIJK ORGAAN BEROEPSONDERWIJS. Partijen: de minister van Sociale

Nadere informatie

Hervormingen in het lokaal re-integratiebeleid. Plan van aanpak quick scan

Hervormingen in het lokaal re-integratiebeleid. Plan van aanpak quick scan Hervormingen in het lokaal re-integratiebeleid Plan van aanpak quick scan Juni 2014 Colofon Rekenkamer Súdwest-Fryslân dr. M.S. (Marsha) de Vries (hoofdonderzoeker, secretaris) dr. R.J. (Rick) Anderson

Nadere informatie

drs. Ap Reinders, John Nederstigt, dr. Tom Horn, dr. Derk Reneman 1 december 2015 Annette Keates ( )

drs. Ap Reinders, John Nederstigt, dr. Tom Horn, dr. Derk Reneman 1 december 2015 Annette Keates ( ) gemeente Haarlemmermeer Nota van B&W drs. Ap Reinders, John Nederstigt, dr. Tom Horn, dr. Derk Reneman 1 december 2015 Annette Keates (0650814004) 2015.005622Z- Inleiding Op 1 januari 2015 is, vanwege

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA 7 februari 2018 Betreft Kamervragen van het lid Van Dijk

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 977 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen Nr. 9 DERDE

Nadere informatie

Plan van Aanpak Format. Pilot functiecreatie gemeente/provincie SW bedrijf

Plan van Aanpak Format. Pilot functiecreatie gemeente/provincie SW bedrijf Plan van Aanpak Format Pilot functiecreatie gemeente/provincie SW bedrijf Inhoudsopgave 1 Naar een inclusieve arbeidsorganisatie met functiecreatie. 1 2 Plan van aanpak pilot functiecreatie... 2 3 Projectstructuur

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Portefeuillehouder: M. Verschuren Behandelend ambtenaar R.J. Bolt, (t.a.v. R.J. Bolt)

Portefeuillehouder: M. Verschuren Behandelend ambtenaar R.J. Bolt, (t.a.v. R.J. Bolt) Vergadering: 10 februari 2015 Agendanummer: 6a Status: Opiniërend Portefeuillehouder: M. Verschuren Behandelend ambtenaar R.J. Bolt, 0595-447704 E-mail: gemeente@winsum.nl (t.a.v. R.J. Bolt) Aan de gemeenteraad,

Nadere informatie

Vliegwiel voor verbinden en versnellen van gezamenlijke gemeentelijke uitvoering

Vliegwiel voor verbinden en versnellen van gezamenlijke gemeentelijke uitvoering Samen Organiseren Vliegwiel voor verbinden en versnellen van gezamenlijke gemeentelijke uitvoering Samen Organiseren: waar staat het voor? Samen organiseren is een nieuwe werkwijze, vormgegeven vanuit

Nadere informatie

Wet stimulering arbeidsparticipatie

Wet stimulering arbeidsparticipatie Wet stimulering arbeidsparticipatie Op 1 januari 2009 is de Wet stimulering arbeidsparticipatie (STAP) in werking getreden (Stb. 2008, 590 en 591). In deze wet wordt een aantal wijzigingen met betrekking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 XV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het

Nadere informatie

Aan de leden Vaste Tweede Kamer Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus EA Den Haag. Den Haag, 11 maart 2016

Aan de leden Vaste Tweede Kamer Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus EA Den Haag. Den Haag, 11 maart 2016 Bezoekadres Landelijke Cliëntenraad Bezuidenhoutseweg 60 2594 AW Den Haag Landelijke Cliëntenraad, Bezuidenhoutseweg 60, 2594 AW Den Haag Aan de leden Vaste Tweede Kamer Commissie van Sociale Zaken en

Nadere informatie

Oplegmemo met nadere toelichting matrix arbeidsmarkt

Oplegmemo met nadere toelichting matrix arbeidsmarkt Oplegmemo met nadere toelichting matrix arbeidsmarkt 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Eén van de pijlers van het coalitieakkoord 2014-2018 is: Iedereen aan het werk, niemand buiten de boot. De coalitie wil

Nadere informatie

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten: Opdrachtformulering kwartiermaker integrale welzijnsopdracht Aanleiding De gemeenteraad van de gemeente Tiel heeft in haar vergadering van juli 2014 het besluit genomen om een inhoudelijke discussie te

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 30 545 Uitvoering Wet Werk en Bijstand Nr. 189 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Eindevaluatie IRO (Individuele Re-integratie Overeenkomst)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Eindevaluatie IRO (Individuele Re-integratie Overeenkomst) De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

RAPPORT AD/2005/ Inzake de negende voortgangsrapportage Structuur Uitvoering Werk en Inkomen. Auditdienst

RAPPORT AD/2005/ Inzake de negende voortgangsrapportage Structuur Uitvoering Werk en Inkomen. Auditdienst RAPPORT AD/2005/35556 Inzake de negende voortgangsrapportage Structuur Uitvoering Werk en Inkomen AD-rapport bij de negende voortgangsrapportage SUWI Den Haag, 17 mei 2005 Auditdienst van het Ministerie

Nadere informatie

Sociale wijkzorgteams Den Haag

Sociale wijkzorgteams Den Haag Sociale wijkzorgteams Den Haag Onderzoek naar voorwaarden voor doeltreffend en doelmatig functioneren De rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de sociale wijkzorgteams in Den Haag. Daarbij is gekeken

Nadere informatie

Aan het college van Burgemeester en Wethouders van Haarlem

Aan het college van Burgemeester en Wethouders van Haarlem Mlèéi PARTICIPATIERAADHAARLEM Aan het college van Burgemeester en Wethouders van Haarlem Datum Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer E-mail Kopie aan Bijlage(n) Onderwerp 2 december 2013 2013/03 S.K.

Nadere informatie

Sociale Raad Tilburg Spoorlaan CH Tilburg. Betreft: reactie advies 'kadernota nieuw re-integratiemodel'

Sociale Raad Tilburg Spoorlaan CH Tilburg. Betreft: reactie advies 'kadernota nieuw re-integratiemodel' Sociale Raad Tilburg Spoorlaan 444 5038 CH Tilburg Onderwerp Ons kenmerk Datum 8 mei 2019 Uw kenmerk E-mail Doorkiesnummer 14 013 Fax college@tilburg.nl 013 542 93 96 Postadres Bezoekadres Postbus 90155

Nadere informatie

Onderwerp Meedoen mogelijk maken, kadernota participatiewet Versienummer 1

Onderwerp Meedoen mogelijk maken, kadernota participatiewet Versienummer 1 Beslisnota voor de raad Onderwerp Meedoen mogelijk maken, kadernota participatiewet Versienummer 1 Portefeuillehouder F.M. van As Informant S. Bruns/F.Borchers Eenheid/Afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nadere informatie

Terugkoppeling motie 'Van bijstand naar baan' De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

Terugkoppeling motie 'Van bijstand naar baan' De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Terugkoppeling motie 'Van bijstand naar baan' J.E. Slagter/S. Ros De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN (050) 367 57 42 1 7-11-2018 - Geachte heer, mevrouw, Tijdens de behandeling

Nadere informatie

Antwoorden op de vragen van het lid Lempens (SP) over problemen bij sociale werkvoorziening Drechtwerk (ingezonden 19 februari 2009)

Antwoorden op de vragen van het lid Lempens (SP) over problemen bij sociale werkvoorziening Drechtwerk (ingezonden 19 februari 2009) De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Wordt gevolgd Rekenkamer Utrecht

Wordt gevolgd Rekenkamer Utrecht Wordt gevolgd 2010 Rekenkamer Utrecht 21-09-2010 Opzet presentatie Aanleiding en uitvoering. Hoofdconclusies en aanbevelingen. Per onderwerp conclusies en noodzakelijke maatregelen. Na behandeling van

Nadere informatie

Welkom in de wereld van Werk en Inkomen

Welkom in de wereld van Werk en Inkomen Besluitvormingsproces nieuwe Huisvesting SoZaWe Rotterdam De Wereld van Werk en Inkomen Welkom in de wereld van Werk en Inkomen Maar wat is dat eigenlijk voor wereld?????? 1 Een regelgestuurde en geïnstitutionaliseerde

Nadere informatie

Vervolg op de voorverkenning kansen voor samenwerking in het domein Werk 25 juni 18, Hogeschool Inholland, Amsterdam Jitze Bok, UWV Landelijk

Vervolg op de voorverkenning kansen voor samenwerking in het domein Werk 25 juni 18, Hogeschool Inholland, Amsterdam Jitze Bok, UWV Landelijk Vervolg op de voorverkenning kansen voor samenwerking in het domein Werk 25 juni 18, Hogeschool Inholland, Amsterdam Jitze Bok, UWV Landelijk Adviseur Samenwerking Gemeenten AGENDA: tijdstip: 14.40-15.00

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 161 Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere

Nadere informatie

3) Verslag van de vergadering van 29 september 2014, zie bijlage 1 (16:05 uur)

3) Verslag van de vergadering van 29 september 2014, zie bijlage 1 (16:05 uur) Agenda voor de vergadering van het Platform Zelfredzaam Datum: Locatie: 12 januari 2015 van 16:00 uur tot uiterlijk 19:00 uur (voor een eenvoudige maaltijd wordt gezorgd) Kulturhus Lienden Koningin Beatrixplein

Nadere informatie

Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat JB Den Haag

Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat JB Den Haag Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat 4 2514 JB Den Haag Tel. 070-789 07 70 Fax 070-789 07 74 E-mail: info@lcr-suwi.nl Aan de Leden van de Vaste Tweede Kamer Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Het eerste jaar. Ondersteuning van burgers in het stelsel voor werk en inkomen. Inspectie Werk en Inkomen. Het eerste jaar

Het eerste jaar. Ondersteuning van burgers in het stelsel voor werk en inkomen. Inspectie Werk en Inkomen. Het eerste jaar Het eerste jaar Ondersteuning van burgers in het stelsel voor werk en inkomen Inspectie Werk en Inkomen Het eerste jaar R 08/07, juni 2008 ISSN 1383-8733 ISBN 978-90-5079-210-3 2 Inspectie Werk en Inkomen

Nadere informatie

Als overlegkader wordt daartoe een bestuurlijk platform opgericht, inclusief besluitvormingsstructuur.

Als overlegkader wordt daartoe een bestuurlijk platform opgericht, inclusief besluitvormingsstructuur. Intentieverklaring bestuurlijke regionale samenwerking en inhoudelijke agenda, inzake werkgeversdienstverlening, sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid in Zuid- en Midden-Kennemerland 1. Opdracht Ondergetekenden,

Nadere informatie