Les 1 - Plankenkoorts in de Stadsschouwburg!



Vergelijkbare documenten
Les 1 - 'De wereld is een schouwtoneel...'

Les 1 - Teken je eigen portret!

Les 1 - 'De wereld is een schouwtoneel...'

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Lesbrief bij de voorstelling Mijn vriend en ik van Soulshine Connection

Educatief materiaal bij de voorstelling Buurman en Buurvrouw, groep 3 en 4

Lesbrief thema: Identiteit

Doel. Doelgroep. Een film in je hoofd

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien.

Docent HET HOUTEN HUIS

Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis (dubbele les) Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis voorbereiding. Leerkrachtinformatie

LESMATERIAAL ONDERBOUW. Lespakket CliniClowns Geen kinderachtig effect. Vo or Groep 1-

Het circus komt 3+ Clair de Lune Théâtre (België)

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

LES 2 THEMA S UIT DE FILM GODS LAM EN PANTOMIME

Mijn lichaam is goed! Doe-opdrachten rond lichaamsbeeld voor 5-6 BaO

Ons theaterwoordenboek

Sta in je recht. Lessen over (kinder)rechten voor PO

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Buurman in de Winter Plan D / Andreas Denk (Nederland)

Uitleg boekverslag en boekbespreking

JA BUKA! Trešnja Municipal Theatre (Kroatië)

JE CULTURELE ZELFPORTRET

en zelfbeeld Lichamelijke ontwikkeling Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 1: Wie ben ik Lesoverzicht

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Prentenboeken: Les 10: Hoe zeg ik nee. Lesoverzicht. Basis

Werkboek Het is mijn leven

Shadow Games T42 (Zwitserland)

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Les 3 Voorspellen Leestekst: Mijn droom. Introductiefase:

Voorbereidend gesprek Vragen die de leerkracht kan stellen: Introductielessen Primair Onderwijs Introductieles 1: Schetsen voor het schoolplein

Lesbrief SPRIETSELS Improvisatietheater

Vragen bij het prentenboek 'De tovenaar die vergat te toveren'

Lesbrief bij de voorstelling Aardblij

Lesbrief bij Ik weet je te vinden van Netty van Kaathoven voor groep 6, 7 en 8

LESBRIEF BIJ VOORSTELLING WOLFJE VAN THEATERGROEP ARTHUR GROEP 3-4-5

ADHD: je kunt t niet zien

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

4 Denken. in het park een keer gebeten door een hond. Als Kim een hond ziet wil ze hem graag aaien. Als

Les 1 Kikker en de Vreemdeling

Lesbrief bij de voorstelling Tik Tak Slaap

Lesbrief voor de voorstelling Cyrano de Bergerac door Joris Lehr

PeerEducatie Handboek voor Peers

OOST WEST THUIS BEST

lesprogramma PO activerende lessen over respect voor het primair onderwijs

Spot 2+ La Baracca (Italië)

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

LESMAP VINKENSLAG. opdracht: help de vogels op de speelplaats en maak voor hen een voederplaats.

Auditieve oefeningen thema: theater

Het onze Vader. Naam:

Het Amsterdam Museum gaat over Amsterdam. In het museum hangen schilderijen.

Het houden van een spreekbeurt

Workshop Handleiding. Striptekenen deel 1. wat is jouw talent?

Werkvormen: Lesdoelen: Filmpjes: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 8: Verliefd. Lesoverzicht

Lesmap Wij ook HETGEVOLG WIJ OOK

Reflectiegesprekken met kinderen

Lees Zoek op Om over na te denken

lesmateriaal Taalkrant

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Dag van Respect & Twinning

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah

Groep 5/6 - Joris en de draak

Lesbrief Sirkoes Boediman

WERKBLADEN Seksuele intimidatie

Ben ik dat? voorstelling 2d Hoofdstuk 10

Beertje Bruin zegt dan: Ik heb van moeder Beer gehoord dat je erg verdrietig

Wat ga je doen? Wat zet je klaar? Wie doet er mee en waar? Hoe zit het in elkaar?

Lichtbende TUTU projectietheater (Nederland)

Benodigdheden: A. Inleiding: kringgesprek 15 minuten.

Lesbrief Robotje. Opdracht 1: voorkant opdrachtkaart

LESMATERIAAL BOVENBOUW. Lespakket CliniClowns Geen kinderachtig effect. Vo or Groep 5-

Vollenhove Wonen op een havezate

De Stilte danst Alice

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts

Lou en Lena: NEE tegen geweld!

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.:

Luisteren: muziek (A2 nr. 3)

JUST BE YOU.NL. Het mooiste wat je kunt worden is jezelf! 23 tips voor direct meer zelfvertrouwen. Marian Palsgraaf -

Bijlage 1 Thema 1. De helppagina van een tijdschrift

Mijn Mokum is een project voor NT2 cursisten. Het is gemaakt door het Amsterdam Museum.

Museum De Buitenplaats Kijken is een kunst

AMIGA4LIFE. Hooggevoelig, wat is dat? T VLAARDINGEN

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

KOPPen bij elkaar en schouders eronder. Informatie voor kinderen van ouders met psychiatrische problemen

4 Gedrag. 4.2 Aapt een aap echt na? 4.4 Hoe leven dieren samen in een groep? 4.1 Opdrachten Opdrachten

Afgesproken verdeling van de boeken over de groepen

Erik Satie. BV De Pianomannen. Ken je Erik Satie? Erik Satie is een componist. Weet je wat dat is? Dit is een foto van Satie.

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

VLIEG OP! Laura van Hal & STIP Producties

Knabbel en Babbeltijd.

Het Groot en Bijzonder Verdriet Doe Boek

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Transcriptie:

Les 1 - Plankenkoorts in de Stadsschouwburg! Benodigdheden: Introductie bezoek Theaterkraken groep 3 en 4 Krantenartikel (bijlage 1.1) Woordenlijst (bijlage 1.2) Inleiding - 5 min. Gesprek: Bespreek met de kinderen: Wie is er wel eens in een theater geweest? Wat is een theater? Wat gebeurt daar? Wie heeft er wel eens opgetreden? Was je toen zenuwachtig? Kern - 15 min. Voorlezen en bespreken: Laat de leerlingen het krantenartikel zien en lees het voor. (Zie bijlage 1.1) Onderzoek of de leerlingen alle woorden uit de tekst begrijpen. Gebruik eventueel de woordenlijst om de woorden toe te lichten. (Zie bijlage 1.2) Noteer de nog onbekende woorden op het bord, opdat ze die de komende dagen regelmatig zien Vraag de leerlingen hoe je plankenkoorts kunt genezen. Afsluiting - 10 min. Spelen/ uitbeelden: Als een toneelspeler de voorstelling gespeeld heeft en geen last meer heeft van plankenkoorts krijgt hij een applaus van het publiek. De toneelspeler maakt dan een mooie buiging. Verdeel de groep in twee helften en laat hen om beurten applaudisseren en buigen: Laat de groep die moet buigen eerst verlegen voor de klas staan als acteurs die plankenkoorts hebben (bespreek met hen hoe je dat kunt laten zien: Schouders omhoog, blik afgewend, in elkaar gedoken, beetje trillen etc.) Laat hen stap voor stap naar voren komen en bij iedere stap iets zekerder en vrolijker worden. Als ze eenmaal vooraan staan, staan ze zelfverzekerd voor het publiek en maken ze een buiging; de klas applaudisseert.

Bijlage 1.1

Bijlage 1.2 Woordenlijst Stadsschouwburg Een groot gebouw, ook wel theater genoemd, waar toneelvoorstellingen worden gespeeld voor publiek. In Amsterdam hebben we meerdere theaters, maar er mag er maar één zich dé Stadsschouwburg noemen. Première Eerste voorstelling met publiek. Plankenkoorts Vroeger was ieder podium gemaakt van houten planken. Toneelspelen voor een publiek noemde men dan ook op de planken staan. Vlak voor een optreden is een toneelspeler vaak zenuwachtig, wie zou dat niet zijn? Omdat dat gevoel een beetje lijkt op koorts, noemen we de angst van een toneelspeler voor een voorstelling; plankenkoorts. Acteurs / Actrices Een deftig woord voor toneelspelers, mensen die toneelspelen. Het komt uit het Frans. Een acteur is een man en een actrice is een vrouw. Toneelspelers Iedereen die doet alsof, speelt eigenlijk toneel. Waarschijnlijk heb jij dus ook al weleens toneel gespeeld. Wanneer je heel goed kan toneelspelen, zo goed dat mensen denken dat het echt waar is, dan kan je later toneelspeler worden. Eerst moet je dan naar een speciale toneelschool en voordat je het weet sta je misschien wel in de Stadsschouwburg! Regisseur De regisseur helpt de toneelspelers om hun rol goed te spelen. Hij geeft ze tips en aanwijzingen en bedenkt hoe de voorstelling er uit moet komen te zien. Hij is eigenlijk de baas over de hele voorstelling. Toneelstuk Het verhaal van een toneelvoorstelling staat opgeschreven in een boek, het toneelstuk. Daarin staat precies wat de toneelspelers tegen elkaar moeten zeggen. Samenspelen Een toneelstuk speel je niet alleen. Om iedereen de kans te geven zo goed mogelijk te zijn, kan je elkaar helpen door goed naar elkaar te kijken en te luisteren. Samen speel je dan een mooi toneelstuk. Orkestbak Dat is de ruimte onder het toneel waar de muzikanten van het orkest zitten. Als de muzikanten er zijn, gaat het luik van de orkestbak open, als ze er niet zijn dan is het luik dicht en kun je er dus gemakkelijk opgesloten worden Rekwisieten Soms heb je op het toneel spullen nodig, die spullen noemen we rekwisieten. Dat kan een koffiekopje zijn, maar ook een tafel of een stoel. Hoofdrolspeelster De actrice / toneelspeelster die in het toneelstuk de belangrijkste rol heeft. Rol De persoon die een toneelspeler moet uitbeelden.

Les 2 - Teken je eigen portret! Benodigdheden: Beeldende Vorming voor groep 3 en 4 Afbeeldingen van portretten uit de Stadsschouwburg (bijlage 2.1, 2.2 en 2.3) Voor iedere leerling een portretkaart Potloden (tekenpotloden en kleurpotloden) Voorbeeld portret tekenen (bijlage 2.4) Inleiding - 10 min. De docent vertelt: Deze portretten hangen in de Stadsschouwburg van Amsterdam. Deze mensen hebben veel in de Stadsschouwburg opgetreden en zijn belangrijk geweest voor het theater. Jullie zijn ook belangrijk voor het theater want jullie gaan op bezoek in de Stadsschouwburg. Daarom maken jullie ook een mooi portret op een speciale kaart (toon leerlingen de kaart). Laat de leerlingen de afbeeldingen zien van de portretten uit de Stadsschouwburg (bijlage 2.1, 2.2 en 2.3). Bespreek: Wat valt je op? Wat zijn dit voor mensen? Bespreek met de leerlingen daarna: Wat valt je op aan je gezicht? Welke vorm heeft een gezicht? Op welke hoogte zitten je ogen/oren/neus en mond? Opdracht: Laat de leerlingen in tweetallen een lijstje maken van kenmerken van hun gezicht (kleur haar/ogen/bolle wangen/smalle neus etc.) Dit lijstje gaat hen straks helpen bij het tekenen van hun portret.

Kern - 25 min. De leerlingen gaan nu een zelfportret tekenen. De leerkracht helpt hen met het tekenen van de juiste verhoudingen door de eerste stappen met hen klassikaal te zetten. Toon het voorbeeld (bijlage 2.4) op het digibord. 1. Teken een ei. 2. Trek een heel dun lijntje door het midden van boven naar beneden. 3. Trek een heel dun lijntje van links naar rechts. 4. Zet twee stippen op de horizontale lijn, daar komen straks de ogen. (Bespreek met de leerlingen welke vorm de ogen hebben: rond, een eivorm etc.?) 5. Aan de onderkant van de horizontale streep, aan de buitenkant van het ei komt de bovenkant van het oor te zitten. 6. Trek nog een dunne streep van links naar rechts tussen de horizontale lijn en de onderkant van het ei. Onder deze streep komt de mond, boven deze streep komt de neus. (Bespreek: welke vorm heeft een neus? Hoe kun je hem tekenen? Een mond is geen streepje maar heeft ook een vorm). De leerlingen gaan nu hun eigen portret tekenen. Wijs hen erop dat het portret natuurlijk op hen gaat lijken, maar dat er ook iets bij getekend mag worden dat nog iets speciaals over hen vertelt. Joop Admiraal heeft een feesthoedje bij zijn portret omdat hij dat leuk vond, de balletdanseres koos voor een zwaan omdat ze in het ballet Het Zwanenmeer heeft gedanst. Wat hoort specifiek bij de kinderen? Denk aan hobby, sport en interesse. Let erop dat ze de hulplijnen weer uitgummen! Geef hen tevens kleurpotloden om het portret in te kleuren. Wijs hen ook op de details van de tekening: werk de ogen af met wenkbrauwen, wimpers etc. Draag je ook oorbellen? Wat voor kleding zien we nog? Enzovoorts. U kunt er ook voor kiezen de leerlingen eerst schetsen te laten maken op een A4 en pas later het definitieve portret op de kaart te tekenen. Afsluiting - 10 min. Laat elk kind het portret tonen aan de groep en laat hen het portret voorstellen aan de klas: Voorbeeld: 'Dit is Lena, ze heeft een vogel op haar schouder, dat is haar parkiet Berend, waar ze veel van houdt.' Vertel de leerlingen dat het portret mee gaat naar de Stadsschouwburg als ze daar op bezoek gaan.

BIJLAGE 2.1 Joop Admiraal

BIJLAGE 2.2 Olga de Haas

BIJLAGE 2.3 Siem Vroom

BIJLAGE 2.4 Portret Tekenen

Les 3 - De Schouwburg, De Gijsbrecht en een Picknick met Vondel Cultureel Erfgoed voor groep 3 en 4 Benodigdheden: Afbeelding Mozaïek Gijsbrecht van Aemstel (Bijlage 3.1) Afbeelding Vondelstraat (Bijlage 3.2) Afbeelding Vondelpark (Bijlage 3.3) Afbeelding standbeeld Vondel (Bijlage 3.4) Afbeeldingen Joop Admiraal, Siem Vroom en Olga de Haan (Zie les Beeldende Vorming) Link naar YouTube: geluiden uit het park: (http://www.youtube.com/watch?v=sztx1mu2zi4&feature=fvst) Pennen en papier Inhoud In deze les Cultureel Erfgoed komen de leerlingen in aanraking met het begrip 'schouwburg': waar komt dit woord vandaan en wat gebeurt er van oudsher eigenlijk allemaal in een schouwburg? Daarnaast denken ze na over verschillende vormen van kunst en maken ze kennis met Gijsbrecht van Aemstel. Door middel van deze kennismaking aangevuld met een rollenspel, ervaren de leerlingen de overeenkomsten en verschillen tussen een 'personage' en een 'persoon'. Vervolgens worden ze meegenomen in de historische toneelverhalen en rijmen van Joost van den Vondel, de bedenker van het 'personage' Gijsbrecht van Aemstel. Tot slot wanen ze zich even in het Vondelpark, waar ze hun zelfgeschreven rijmpjes ten gehore zullen brengen onder het genot van een pauzehapje en -drankje. U kunt deze les als een geheel geven. U kunt er ook voor kiezen om er twee lessen van te maken. Daarom hebben we een deel 1 en een deel 2 gemaakt.

DEEL 1 Inleiding - Kunst & Schouwburg - 10 min. De docent vertelt: We hebben de portretten besproken en ons eigen portret gemaakt, maar in de Schouwburg hangen niet alleen maar schilderijen van mensen die belangrijk waren voor de Schouwburg. Bespreek met de leerlingen: Wat zou er nog meer te zien kunnen zijn in de Stadsschouwburg? Wat gebeurt er eigenlijk in een Schouwburg? In het krantenartikel hebben we het gehad over verschillende woorden die je wel of niet kent; wat betekent het woord Schouwburg denk je? Benadruk dat elk antwoord goed is het is een open gedachtewisseling. Vertel: In de Schouwburg gebeurt van alles, maar de meeste dingen hebben met kunst te maken: theater, muziek, dans en verschillende schilderijen. Eén van de prachtige dingen die je kan zien in de Stadsschouwburg is dit mozaïek. (Zie bijlage 3.1) Bespreek: Wat is een mozaïek en hoe is het gemaakt? Is het kunst? Waarom wel/niet? Wat vind je mooi? Wat vind je niet zo mooi? Wat is er te zien op het mozaïek? Waar gaat het over denk je? Vertel: Dit mozaïek gaat over Gijsbrecht van Aemstel. Gijsbrecht van Aemstel is een personage uit een heel beroemd toneelstuk. Dit toneelstuk werd ieder jaar op 1 januari gespeeld in de schouwburg. En elke keer was er een andere toneelspeler die het mocht spelen. Kernvraag: Wat is het verschil tussen een persoon en een personage(rol)?

Kern - Opdracht Personage/Persoon - 10 min. Doen: Ga in een kring staan. Ga staan als jezelf. Denk nog even aan je zelfportret. Wat hoort er bij jou? Ga in een positie staan die bij je past. Als je vaak lacht, sta dan lachend en als je juist ernstig bent, probeer dan een ernstig gezicht te maken. Ik noem nu een personage en als je het personage hoort, ga je zo snel mogelijk als dat personage staan. Als ik zeg 'jezelf', dan ga je weer terug in de houding die je net voor jezelf had bedacht. Bijvoorbeeld: Jezelf Koningin Zwaan Gijsbrecht Jezelf Clown Jezelf Dokter Moeder/Vader Juf/Meester Jezelf De opdracht kan je uitbreiden door korte ontmoetingen uit te laten spelen tussen verschillende personages. Naast de houding van het personage kan ook in worden gegaan op hoe het personage praat en loopt. Afsluiting - 5 min. Bespreek met de leerlingen: Hoeveel personages heb je gespeeld? Hoeveel personen was je? Wanneer was je jezelf?

DEEL 2 Inleiding - Vondel en De Stadsschouwburg - 10 min. De docent vertelt: Sommige mensen die je in de Stadsschouwburg ziet op een portret, beeld of mozaïek zijn als zichzelf afgebeeld en sommigen als personage, in hun rol. Gijsbrecht is afgebeeld als personage, maar iemand heeft deze rol bedacht. Vroeger werden de acteurs afgebeeld in de beste rol die ze ooit hadden gespeeld. Bespreek met de leerlingen: Wie bedenkt een personage? Hoe maak je een personage? Vertel: Personages zijn de rollen in een toneelstuk. De schrijver bedenkt de personages en bedenkt het verhaal. De schrijver die Gijsbrecht van Aemstel heeft bedacht heet Joost van den Vondel. Een hele beroemde toneelschrijver die lang geleden leefde in Amsterdam. Joost van den Vondel heeft ook het woord schouwburg verzonnen. Vroeger gebruikten mensen in plaats van het woord 'kijken' het woord 'schouwen' en in plaats van het woord 'gebouw' of 'kasteel' het woord 'burcht'. Een gebouw waar je kan kijken naar toneel en andere kunsten noemde Vondel daarom 'Schouw Burcht'. Vondel woonde en werkte in Amsterdam en daarom is het in de Amsterdamse Stadsschouwburg natuurlijk extra bijzonder dat de naam door hem bedacht is. Bespreek: Wie heeft er weleens gehoord van het woord Vondel? Evt. Als het in de eerste vraag nog niet aan de orde is gekomen: Wie heeft er weleens gehoord van het Vondelpark? Wie is er weleens geweest? Ken je nog meer namen in Amsterdam waar het woord Vondel in voorkomt? Vertel: Het Vondelpark, de Vondelkerk, de Vondelschool en de Vondelstraat zijn allemaal vernoemd naar Joost van den Vondel, omdat hij zo'n beroemde toneelschrijver was en zijn verhaal Gijsbrecht van Aemstel door veel mensen gezien en gehoord wordt. Bespreek: Wie kent er nog meer straatnamen, of namen van een park of een pleintje die vernoemd zijn naar bekende mensen? Waarom zou dat gebeuren? Waar komt jouw naam vandaan? Hoe zou jij een straat of plein of park willen noemen?

Vertel: Vondel maakte ook gedichten. Hij schreef zelfs het kortste Nederlandstalige gedicht ooit: U Nu! Misschien vind je het wel een heel kort gedicht, maar wat opvalt is dat het wel rijmt. Er bestaan ook gedichten die niet rijmen, maar de meeste gedichten van Vondel rijmen wel. Zo schreef hij onder andere de tekst voor op zijn eigen grafsteen: 'Hier leid Vondel, zonder rouw. Hij is gestorven van de kou'. Vondel klaagde over de kou hier in Nederland toen hij nog leefde, dus het was een soort grapje op zijn eigen grafsteen. Kern - Gedicht Schrijven - 10 min. De docent vertelt: Nu gaan we net als Vondel een gedicht schrijven. Ons gedicht hoeft niet te rijmen maar heeft wel een vaste vorm. Die vorm noem je een Elfje. Een elfje is een gedicht dat uit vijf regels bestaat en in totaal elf woorden heeft. Elke regel in een elfje heeft een vast aantal woorden dat gebruikt mag worden. De opbouw van het aantal woorden per regel is als volgt: Voorbeeld: 1. Vondelpark 2. Lekker spelen 3. Rennen en voetballen 4. Daar staat een standbeeld 5. Vondel (Laat de kinderen een Elfje schrijven waarin De Schouwburg, theater, Amsterdam, een rol/ personage, Vondelstraat/park of hun eigen straat in voorkomen.)

Afsluiting - 10-15 min. BIJLAGE 3.15 De docent vertelt: Om deze les samen met Vondel af te sluiten, gaan we onze gedichten voorlezen alsof we aan het picknicken zijn in het Vondelpark. Als persoon zijn we niet in het Vondelpark, maar we doen net alsof we een personage zijn die in het park is. De docent laat zachtjes de geluiden van het park horen. (Zie link YouTube). Bespreek met de leerlingen: Wie wil er gaan staan als het standbeeld van Vondel? Een kind gaat staan als een standbeeld, alsof hij of zij Vondel is. (Laat bijlage 3.4 zien) Welk personage zou jij in het park willen spelen? Geef voorbeelden, denk terug aan de spelopdracht: wil je als juf in het park zitten, of als koningin of als jezelf? Speel die persoon die je leuk vindt om te spelen. Wat heb je nodig voor een picknick? Doe alsof je deze dingen hebt, bijvoorbeeld doe alsof je een kleed neerlegt etc. De leerlingen kunnen hun eigen pauzehapje en drinken nuttigen. Doen: Als de klas in 'parksfeer' is, met de parkgeluiden, het standbeeld van Vondel en de picknick- spullen, laat dan de leerlingen één voor één hun elfjes voorlezen en sluit de picknick af met een luid applaus.

Afsluiting - 10-15 min. BIJLAGE 3.16

BIJLAGE 3.2

BIJLAGE 3.3

BIJLAGE 3.4

Les 4 - De Prinses, de Dinges en het Bosmonster Theaterles voor groep 3 en 4 Inhoud De theaterles bestaat uit een korte introductie met wat startvragen om de tocht in de Schouwburg nog even op te frissen. Vervolgens gaat u zelf met de kinderen aan de slag met de 3 W s die in het maken van een theaterstuk altijd belangrijk zijn: wie, waar en wat. Het doel van de les is om uiteindelijk een korte scène te maken. Daarin komen de personages uit de voorstelling in de Schouwburg weer terug, maar mogen de kinderen nu zelf een vervolg en locatie verzinnen. Daarnaast is er een mogelijkheid om een extra opdracht te doen, waarin de kinderen dieper ingaan op het maken en presenteren van een scène. Inleiding - Startvragen - 5 min. Bespreek met de leerlingen: Wat was er aan de hand in de Schouwburg? Wat vond je het leukste aan de tocht? En het minst leuke? Waarom? Is het probleem in de Schouwburg opgelost? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe dan? Kern - Personages - 10 min. Doen: Verdeel alle leerlingen over de ruimte, ieder heeft een eigen plek. De leerlingen maken op uw teken achtereenvolgens een standbeeld van: Een prins/prinses Een bosmonster Een dinges Bespreek kort waarom de leerlingen bepaalde houdingen kiezen. Voeg vervolgens stem toe aan de houdingen. Dit betekent dat de leerlingen/beelden tot leven mogen komen op uw teken.

Mogelijke zinnetjes/woorden: Hoe gaat het? Goedemorgen! Eet smakelijk. Gefeliciteerd! Bespreek kort wat het verschil in stemgeluid is tussen de drie personages. Voeg vervolgens emoties toe. Plaats de leerlingen in twee rijen tegenover elkaar en experimenteer met onderstaand dialoogje: Rij1: Dinges (verliefd): Hoi Rij 2: Prinses (verlegen): Hoi Rij 1: Dinges (vrolijk): Ga je met mij mee? Rij 2: Prinses (verdrietig): En mijn familie dan? Rij 1: Dinges (boos): Ik dacht dat je me leuk vond Rij 2: Prinses (bang): Dat vind ik ook! Maar mijn vader wordt vast boos als ik zomaar wegloop. Rij 1: Dinges (lief): Dan gaan we het samen aan hem vragen. Rij 2: Prinses (opgelucht en blij): Ja dat is goed! Zullen we nu gaan? Rij 1: Dinges (verliefd en blij): Ja!! Bespreek kort hoe de houding en stem veranderen, doordat de emotie verandert. Wat is de leukste/moeilijkste emotie om te spelen? Extra: speel ook eens dat de personages heel jong/oud zijn. Kern - Waar: Locatie/Geluiden decor - 10 min. Bespreek: Het is belangrijk dat je als acteur het publiek ook laat zien waar de personages zijn. Deze plek kan je uitbeelden (decor), maar je kan de plek ook laten horen (geluiden decor). Net zoals de paarden (kokosnoten tegen de muur), het vogeltje (vogelfluitje) en het bosmonster (stem leerlingen) in de Schouwburg samen het bos voorstelden, probeer je voor elk personage een verzameling geluiden te laten maken: de locatie. Doen: Maak met de leerlingen onderstaande geluidendecors. Prins/prinses Kasteel Bosmonster Bos Dinges Drukke stad Begeleidende vragen kunnen zijn: Wat is het belangrijkste geluid wat je op die plek hoort? Wat zijn de zachte/harde geluiden? Wat zijn de snelle/langzame geluiden? Op wat voor verschillende manieren kan je een geluid maken? Welke voorwerpen in de klas kunnen we gebruiken bij ons geluiden decor? Hoe zou het echte decor eruit zien?

Extra: Maak met de leerlingen de volgende geluidendecors: Dierentuin Op de oceaan Ziekenhuis In de ruimte Station Bibliotheek. Laat de leerlingen zelf ook locaties bedenken en maak daar met de groep een geluidendecor van. Kern - Wat: Fantasie - 15 min. Bespreek: De leerlingen hebben nu personages en geluidendecors gemaakt, nu mogen ze zelf bedenken wat er met de personages in dat geluidendecor gaat gebeuren. Bespreek met de leerlingen hoe het verhaal van de prinses, de dinges en het bosmonster afliep (de prinses en de dinges gingen samen weg, verliefd op elkaar ). Doen: Verdeel de klas in drie groepen. 1. Verzint een vervolg-gebeurtenis, bijvoorbeeld: de dinges en de prinses krijgen ruzie, het bosmonster komt ze achterna en verandert ze weer in iets anders, ze verdwalen. 2. Verzint een locatie waar de prinses en de dinges heengaan en daar maken ze een geluidendecor van, bijvoorbeeld: Vondelpark, strand, kasteel, sprookjesland. 3. Bestaat uit 5-7 leerlingen die het geluidendecor maken en 2 of 3 acteurs die de scène spelen (Dinges, Prinses, eventueel bosmonster). Afsluiting - 5 min. Doen: De groepjes laten aan elkaar zien wat ze bedacht hebben, en het publiek geeft applaus. Extra: Om de eindopdracht waarin de leerlingen een zelf een kort vervolg maken op het verhaal in de Schouwburg nog wat meer aan te kleden, zou de opdracht uitgebreid kunnen worden door: 3 leerlingen per groep aan te wijzen die de PR bedenken en doen. Deze groep kan een flyer ontwerpen (tekenen of op de computer) en bedenkt hoe ze de scène het beste kunnen aanprijzen. 3 leerlingen per groep maken het geluidendecor en verzamelen daarbij ook spullen van thuis die de geluiden kunnen maken die zij nodig hebben. 3 leerlingen per groep schrijven de scène die ze bedacht hebben op papier in dialoogvorm (Zie opdracht Personages als voorbeeld). Zo ontstaat er een echt script.