ANCIA 603.45.549 NL LANCIA PHEDRA INSTRUCTIEBOEK



Vergelijkbare documenten
F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

FIAT ULYSSE NL INSTRUCTIEBOEK

F I A T NL S N E L G I D S

NL INSTRUCTIEBOEK ALFA

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

INSTRUCTIEBOEK NL ALFA

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

Alfa NL INSTRUCTIEBOEK

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

L ANCIA L YBRA GEBRUIK EN ONDERHOUD NL

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

AluTech 500 Series Gebruikershandleiding.

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

FIAT PUNTO NL INSTRUCTIEBOEK

Verwarming en ventilatie

NL ESP-Systeem

Instructieboek NL

FIAT SCUDO NL INSTRUCTIEBOEK

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

Verkorte gebruiksaanwijzing

FIAT MULTIPLA NL INSTRUCTIEBOEK

Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen:

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

FIAT PANDA NL INSTRUCTIEBOEK

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

NL Instructieboekje

Renault TRAFIC. Instructieboekje

Mauer GmbH Technologie voor beveiliging. Code Combi B VdS-Cl 2 Artikelnummer standaard

FIAT DOBLÒ NL INSTRUCTIEBOEK

Verkorte gebruiksaanwijzing

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

FIAT STILO NL INSTRUCTIEBOEK

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

F I A T P U N T O NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R U C T I E B O E K

FIAT PUNTO NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT SEICENTO NL INSTRUCTIEBOEK

F I A T

Pagina. Paragraaf. 1.1 Openen. 1.2 Starten. 1.3 Uitschakelen. 1.4 Afsluiten. 2.1 Tanken. 3.1 Openen kap. 3.2 Sluiten kap. 1.

GEBRUIKSAANWIJZING. SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm. SCM goedkeuringsnr. AA030037

Handleiding Morgan Plus 8

Powerpack. gebruikshandleiding

Uw gebruiksaanwijzing. ALFA ROMEO 156

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS

Ducato INSTRUCTIEBOEKJE

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Datum/Date: 04/2003ne Update: 07/2007 Car Access System E60, E61, E63, E64, E70, E81, E87, E90, E91, E92, E93

Uw gebruiksaanwijzing. ALFA ROMEO GT

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

FIAT DUCATO NL INSTRUCTIEBOEK

Gebruiksaanwijzing kort

De voorkant. De zijkant. De banden

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

INSTALLATIE HANDLEIDING MKR 41

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

y Verwarming op brandstof 87

Gebruikershandleiding kort

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

ANCIA NL LANCIA YPSILON Dual FuNction System

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

Gebruikershandleiding kort

In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto.

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

INSTRUCTIEBOEKJE

INSTRUCTIEBOEK NL ALFA

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Praktijk Vragen over auto

FIAT SCUDO NL INSTRUCTIEBOEK

Citroën Berlingo. Multifunctionele ombouw voor personen- en rolstoelvervoer GEBRUIKSAANWIJZING. Blz. 1

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , ,

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

F I A T D U C A T O NL C O M F O R T - M A T I C

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Transport over land en te water laten van de boot

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

F I A T NL

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

NL Dual FuNction System (automaat)

GT909NL. Gebruikershandleiding

Starten, schakelen & wegrijden:

Climate control VENTILATIEOPENINGEN

Gebruikershandleiding Inhoud

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

SELCA SPLIT GEBRUIKSAANWIJZING

Lampen en waarschuwingslampjes

Plug & Safe wordt niet gepresenteerd als een 100 % garantie oplossing voor de veiligheid van personen of eigendommen.

Praktijk Vragen over auto

RC030/RC035 Pneumatisch (handmatig) vloeistof afzuigapparaat. Instructies

COP LUM KA NL :43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook

Clifford Electronics Benelux bv. Tel Fax

Parameters Zichtbaarheid. Inleiding

GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas Autostoel 9-36 kg

GEBRUIKSHANDLEIDING. Art. 866 DRIVERCARD 06DE1939A - 03/04. Cobra is a registered trade mark by DELTA ELETTRONICA

Dualogic versnelllingsbak van de Fiat

Transcriptie:

ANCIA 603.45.549 NL LANCIA PHEDRA INSTRUCTIEBOEK

Veilig en milieubewust rijden... 2 Signalen voor een correct gebruik van de auto... 6 Symbolen... 7 Inhoud... 11 WEGWIJS IN UW AUTO... 12 Lancia CODE... 12 Diefstalalarm... 17 Start-/contactslot... 19 Portieren... 20 Kinderveiligheidsslot... 25 Zitplaatsen voor... 26 Zitplaatsen achter... 30 Opstellingen... 32 Hoofdsteunen... 34 Armsteunen... 35 Zitpositie instellen... 35 Veiligheidsgordels... 37 Kinderen veilig vervoeren... 44 Instrumentenpaneel... 52 CONNECT Nav+... 60 Controle-/waarschuwingslampjes... 60 Klimaatregeling... 66 Airconditioning, automatisch... 68 Hendels aan het stuur... 79 Waarschuwingsknipperlichten... 86 Brandstofnoodschakelaar... 86 Handrem... 87 Cruise-control... 88 Handgeschakelde versnellingsbak... 89 Elektronisch geregelde automatische versnellingsbak... 90 Interieuruitrusting... 96 Elektrische ruitbediening... 104 Uitzetruiten achter... 106 Elektrisch bedienbare opendaken... 107 Bagageruimte... 109 Motorkap... 112 Allesdragers... 114 Koplampen... 114 ABS... 116 MBA- en HBA-systeem... 119 ESP-systeem... 119 EOBD-systeem... 123 Airbags voor en zij-airbags... 124 Parkeersensoren... 130 Extra accessoires... 132 Tanken met de Phedra... 132 Bescherming van het milieu... 134 GEBRUIK VAN DE AUTO EN PRAKTISCHE TIPS... 135 Motor starten... 135 Parkeren... 137 Veilig rijden... 138 Kostenbesparing en beperking van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen... 143 Economisch en milieubewust rijden... 146 Trekken van aanhangers... 147 Winterbanden... 149 Sneeuwkettingen... 150 Auto langere tijd stallen... 150 Nuttige accessoires... 151 NOODGEVALLEN... 152 Starten met een hulpaccu... 152 Rollend starten... 153 Een lekke band... 153 Een gloeilamp vervangen... 159 Defecte buitenverlichting... 162 Defecte interieurverlichting... 168 Een doorgebrande zekering... 170 Een lege accu... 178 Het opkrikken van de auto... 179 Het slepen van de auto... 180 Bij een ongeval... 182 ONDERHOUD VAN DE AUTO... 183 Geprogrammeerd onderhoud... 183 Onderhoudsschema... 184 Jaarlijks inspectieschema... 188 Aanvullende werkzaamheden... 188 Niveaus controleren... 190 Luchtfilter... 197 Pollenfilter... 198 Dieselfilter... 199 Accu... 200 Elektronische regeleenheden... 203 Wielen en banden... 203 Rubber slangen... 205 Ruitenwissers - achterruitwisser... 206 Koplampsproeiers... 208 Carrosserie... 208 TECHNISCHE GEGEVENS... 212 Identificatiegegevens... 212 Motorcodes - carrosserie-uitvoeringen... 216 Motor... 216 Bougies... 217 Transmissie... 218 Remmen... 218 Wielophanging... 218 Stuurinrichting... 219 Wielen... 219 Afmetingen... 223 Prestaties... 224 Gewichten... 225 Vullingstabel... 226 Smeermiddelen en vloeistoffen... 227 Brandstofverbruik... 229 CO 2 -emissie via de uitlaat... 230 Fiat Auto Nederland B.V.

ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOF TANKEN K Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON. JTD-motoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese specificatie EN590. MOTOR STARTEN Benzinemotoren met mechanische versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand D en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. Benzinemotoren met automatische versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in stand P of N; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand D zonder het gaspedaal in te trappen, en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. JTD-motoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in de vrijstand; trap het koppelingspedaal helemaal in zonder het gaspedaal in te trappen, draai de contactsleutel in stand M en wacht totdat het lampje m gedoofd is; zet de contactsleutel in stand D en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden, enz.): brandgevaar.

BESCHERMING VAN HET MILIEU U ELEKTRISCHE APPARATUUR CODE-CARD De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen. Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Lancia-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties aanraden die de accu niet uitputten. Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart. GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag. IN HET INSTRUCTIEBOEKJE vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming van het milieu) en! (conditie van de auto).

Zeer geachte cliënt, Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een LANCIA hebt gekozen. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten. Wij raden u aan alle hoofdstukken goed door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw LANCIA volledig te benutten. U zult niet alleen de bijzondere eigenschappen ontdekken van uw LANCIA maar ook belangrijke aanwijzingen vinden voor de verzorging, het onderhoud, de rijveiligheid en het geprogrammeerd onderhoud. In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud: het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten. Wij zijn ervan overtuigd, dat u met behulp van dit instructieboekje spoedig met uw auto vertrouwd zult raken en dat uw nieuwe auto en de ondersteuning van de LANCIA-organisatie u volledig tevreden zullen stellen. Veel leesplezier en een goede reis! Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de LANCIA PHEDRA beschreven worden, dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.

VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de LAN- CIA PHEDRA. Dankzij deze opvatting kon de PHEDRA strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan. De PHEDRA voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschijnlijkheid, al voorbereid op de toekomstige normen. Daarnaast is de PHEDRA door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het behoud van het milieu, een auto die navolging verdient. Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu, waardoor de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen. Wij herinneren u er bovendien aan dat LANCIA hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling. Als uw PHEDRA buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.R.E.-project. Dankzij dit project kunnen de LANCIA-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat. Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.

BESCHERMING VAN HET MILIEU Bij het ontwerp en de productie is niet alleen rekening gehouden met traditionele aspecten, zoals prestaties en veiligheid, maar is er ook veel aandacht besteed aan de groeiende milieuproblemen. De materiaalkeuze en de technische systemen en speciale voorzieningen zijn het resultaat van inspanningen die er op gericht zijn om de vervuiling van het milieu drastisch terug te dringen. Uw auto voldoet dan ook aan de strengste internationale milieunormen. GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN Geen enkel onderdeel van de LANCIA PHEDRA bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten geen CFK s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag. De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten dus geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium.

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (benzinemotoren) Driewegkatalysator Het uitlaatsysteem is voorzien van een katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen. De katalysator bevindt zich in een roestvast stalen houder, die bestand is tegen hoge bedrijfstemperaturen. De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden in het uitlaatgas om (ook al zijn deze dankzij het elektronische motormanagementsysteem, slechts in kleine hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke stoffen. Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven brandbare materialen (papier, brandstof, gras, droge bladeren, enz.). Lambdasondes De lambdasondes meten de hoeveelheid zuurstof in het uitlaatgas. De door de lambdasondes verzonden signalen worden door de regeleenheid van het motormanagementsysteem gebruikt om het lucht-/brandstofmengsel te regelen. Benzinedamp-opvangsysteem Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom vangt dit systeem de dampen in een speciaal actieve-koolfilter. Als de motor draait, worden deze dampen afgezogen en verbrand in de motor.

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (JTD-motoren) Oxidatie-katalysator De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen en roetdeeltjes zijn de belangrijkste) om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de typische dieselgeur verminderd worden. De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis, met daarin een honingraatvormig keramisch binnenwerk. Hierop zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt. Uitlaatgasrecirculatiesysteem (E.G.R.) Dit systeem zorgt voor recirculatie, oftewel hergebruik, van een deel van de uitlaatgassen. Het percentage dat gerecirculeerd wordt, is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor. Het systeem beperkt zonodig de uitstoot van stikstofoxiden.

SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra aandacht voor vragen. Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp het gaat: SAE10W-40 40 30 20 10 0 0 Veiligheid van de inzittenden. Let op: het niet of gedeeltelijk opvolgen van deze instructies kan gevaar opleveren voor de inzittenden. Bescherming van het milieu. Aanwijzingen voor het juiste gedrag, zodat het gebruik van de auto zo min mogelijk schade aan het milieu toebrengt. Conditie van de auto. Let op: het niet of gedeeltelijk opvolgen van deze instructies schaadt de conditie van de auto en zal in veel gevallen ook de garantie doen vervallen. De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn gebaseerd op de stand van zaken bij het ter perse gaan. In het voortdurende streven de kwaliteit van haar producten te verbeteren, behoudt LANCIA zich het recht voor te allen tijde, zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificaties en de uitrusting door te voeren. Wendt u voor meer informatie tot een Lancia-dealer.

SYMBOLEN Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw LANCIA PHED- RA zijn specifiek gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. Hierna volgen kort samengevat de symbolen die vermeld staan op de plaatjes die op uw LANCIA PHED- RA zijn aangebracht met daarnaast het onderdeel waarop het symbool betrekking heeft. SYMBOLEN DIE GEVAAR AAN- DUIDEN Accu Corrosieve vloeistof. Accu Ontploffingsgevaar. Riemen en poelies Bewegende delen; niet dichtbij komen met lichaamsdelen of kledingstukken. Bobine Hoge spanning. Bovendien zijn de symbolen naar betekenis in groepen onderverdeeld: gevaar, verbod, waarschuwing en verplichting. Ventilateur Kan automatisch inschakelen, ook bij stilstaande motor. Slangen van de airconditioning Niet openen. Gas onder hoge druk. Expansiereservoir Koplampen Draai de knop niet los als de koelvloeistof nog heet is. Kans op vonken. 7

VERBODSSYMBOLEN WAARSCHUWINGSSYMBOLEN Accu Niet dichtbij komen met open vuur. Katalysator Parkeer niet boven brandbare materialen. Raadpleeg het hoofdstuk Voorzorgsmaatregelen voor het behoud van de emissiereductiesystemen. Ruitenwissers Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel. Accu Houd kinderen op afstand. Stuurbekrachtiging Het vloeistofniveau in het reservoir mag het maximum niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel. Motor Gebruik uitsluitend de smeermiddelen die zijn aangegeven in de Vullingstabel. Hitteschilden - riemen - poelies - ventilateur Niet aanraken. Remcircuit Het vloeistofniveau in het reservoir mag het maximum niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel. Auto rijdt op milieuvriendelijke benzine Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON. 8

VERPLICHTINGSSYMBOLEN DIESEL Auto rijdt op diesel Tank uitsluitend dieselbrandstof. Accu Bescherm de ogen. Expansiereservoir Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel. Accu Krik Raadpleeg het instructieboekje. 9

INHOUD WEGWIJS IN UW AUTO GEBRUIK VAN DE AUTO EN PRAKTISCHE TIPS NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 11

LANCIA CODE Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust met een elektronische startblokkering (Lancia CODE). Het systeem schakelt automatisch in als de start- /contactsleutel wordt uitgenomen. In de handgreep van de sleutels zit een elektronisch component gemonteerd dat bij het starten van de motor een signaal ontvangt via een speciale antenne die in het start- /contactslot is ingebouwd. Dit signaal wordt omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid van de Lancia-CODE gezonden, die, als de code wordt herkend, het starten van de motor mogelijk maakt. WEGWIJS IN UW AUTO DE SLEUTELS (fig. 1) Bij de auto worden geleverd: twee sleutels A als de auto is uitgerust met centrale portiervergrendeling met afstandsbediening en diefstalalarm. twee sleutels B als de auto is uitgerust met centrale portiervergrendeling met afstandsbediening, diefstalalarm en elektrisch bedienbare zijschuifdeuren. L0B0001b De sleutels dienen voor: het start-/contactslot het portierslot aan bestuurdersen passagierszijde de afstandsbediening van de centrale portiervergrendeling het diefstalalarm (indien aanwezig) de uitschakeling van de airbag aan passagierszijde het slot van de tankdop het slot van het dashboardkastje. 12 fig. 1

De sleutel (fig. 2) heeft twee drukknoppen: A - voor het centraal vergrendelen van de portieren, het inschakelen van het diefstalalarm en voor de lokalisatiefunctie; B - voor het centraal ontgrendelen van de portieren en het uitschakelen van het diefstalalarm. Als u knop A even ingedrukt houdt, wordt de lokalisatie -functie ingeschakeld: alle plafondlampjes in het interieur gaan samen met de richtingaanwijzers branden. Deze functie wordt door het systeem herkend als de afstandsbediening binnen een afstand van 30 meter van de auto wordt bediend. De sleutel is ook uitgerust met een metalen baard D die in de handgreep van de sleutel kan worden geklapt door het indrukken van knopje C. Druk nogmaals op knopje C voor het uitklappen van de metalen baard. 30 Wees zeer voorzichtig 20 10 bij het indrukken van 0 knopje C, zodat bij het uitklappen van de metalen baard geen verwondingen of beschadigingen ontstaan. Druk het knopje alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat iemand (dit geldt in het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op knop C drukt. L0B0005b SAE10W 40 0 fig. 2 13

De sleutel (fig. 3) heeft 4 drukknoppen: A - voor het centraal vergrendelen van de portieren, het inschakelen van het diefstalalarm en voor de lokalisatiefunctie; B - voor het centraal ontgrendelen van de portieren en het uitschakelen van het diefstalalarm; C - voor het ont-/vergrendelen van de rechter zijschuifdeur; D - voor het ont-/vergrendelen van de linker zijschuifdeur. L0B0006b Als u knopje A even ingedrukt houdt, wordt de lokalisatie -functie ingeschakeld: alle plafondlampjes in het interieur gaan samen met de richtingaanwijzers branden. Deze functie wordt door het systeem herkend als de afstandsbediening binnen een afstand van 30 meter van de auto wordt bediend. Als u nogmaals op knopje B drukt, wordt de functie interieurventilatie ingeschakeld: de zijruiten voor en achter worden volledig geopend voor toevoer van buitenlucht in het interieur. De sleutel is ook uitgerust met een metalen baard F die in de handgreep van de sleutel kan worden opgeborgen door het indrukken van knopje E. Druk nogmaals op knopje E voor het uitklappen van de metalen baard. Wees zeer voorzichtig bij het indrukken van knopje E, zodat bij het uitklappen van de metalen baard geen verwondingen of beschadigingen ontstaan. Druk het knopje alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat iemand (dit geldt in het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op knopje E drukt. fig. 3 14

De afstandsbediening is in de contactsleutel ingebouwd en werkt op radiogolven. BELANGRIJK Om schade aan de elektronische schakelingen in de sleutels te voorkomen, mogen de sleutels niet aan directe zonnestraling worden blootgesteld. Bij harde stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden. Samen met de sleutels hebt u een CODE-card (fig. 4) ontvangen, waarop de elektronische code staat aangegeven. De Lancia-dealer heeft deze code nodig voor het uit- voeren van een noodstart. Deze code wordt bedekt door een speciale laklaag die verwijderd moet worden bij gebruik van de CODE-card. Wij raden u aan de CODE-card op een veilige plaats te bewaren; zo mogelijk niet in de auto Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de nieuwe eigenaar. L0B0002b BATTERIJ VERVANGEN (fig. 5-6) Als u op een knopje van de afstandsbediening drukt en de portieren worden niet vergrendeld en de richtingaanwijzers gaan niet knipperen, dan moet u de batterij vervangen door een batterij van hetzelfde type: klap de metalen baard uit; open het plastic dekseltje A bij de inkeping B; verwijder de batterijhouder C; verwijder de batterij D en plaats de nieuwe batterij volgens de aangegeven polariteit; plaats de houder C in de sleutel met de batterij naar binnen gericht; sluit het plastic dekseltje A. fig. 4 15

Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox of afvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de Lancia-dealer. Die zorgt vervolgens voor de afvoer. Stel de batterijen niet bloot aan open vuur of hoge temperaturen. Houd batterijen buiten het bereik van kinderen. Omdat het diefstalalarm stroom verbruikt, raden wij u aan het diefstalalarm niet in te schakelen door de auto alleen met de sleutel af te sluiten als u de auto langer dan een maand niet denkt te gebruiken. Zo voorkomt u dat de accu ontlaadt. DUPLICAATSLEUTELS Wendt u voor duplicaatsleutels rechtstreeks tot de Lancia-dealer en neemt u de CODE-card en alle in uw bezit zijnde sleutels mee. Als tijdens het opslaan van een nieuwe sleutelcode de reeds opgeslagen sleutelcodes niet opnieuw worden ingevoerd, worden ze uit het geheugen gewist, zodat eventueel verloren sleutels niet meer gebruikt kunnen worden voor het starten van de motor. Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de nieuwe eigenaar. L0B0007b L0B0216b fig. 5 16 fig. 6

WERKING Iedere keer als u de contactsleutel in stand S zet, schakelt de Lancia CODE de functies van de elektronische regeleenheid van de motor uit. Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand M draait, dan stuurt de regeleenheid van de Lancia-CODE een code naar de regeleenheid van de motor die, als de code wordt herkend, de blokkering van de functies opheft. De geheime en steeds wisselende code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van het systeem de code heeft herkend via een in het start-/contactslot ingebouwde antenne. Als de code niet herkend wordt, raden wij u aan de sleutel in stand S en vervolgens opnieuw in stand M te draaien; als de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Wendt u, als de motor nog niet aanslaat, tot de Lancia-dealer. BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code die verschillend is van alle andere codes, en die moet worden opgeslagen in de regeleenheid van het systeem. Voor het opslaan van nieuwe sleutels moet u zich tot de Lancia-dealer wenden. Hierbij moeten alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card, een identiteitsbewijs en het kentekenbewijs worden meegenomen. Als tijdens het opslaan van een nieuwe sleutelcode de reeds opgeslagen sleutelcodes niet opnieuw worden ingevoerd, worden ze uit het geheugen gewist, zodat eventueel verloren of gestolen sleutels niet meer gebruikt kunnen worden voor het starten van de motor. DIEFSTALALARM De auto is uitgerust met een diefstalalarm met omtrekbeveiliging (buiten) en volumetrische beveiliging (binnen). Druk voor inschakeling op knopje A (fig. 7) van de sleutel met ingebouwde afstandsbediening. Het systeem is ingeschakeld als de richtingaanwijzers gaan knipperen en vervolgens lampje A (fig. 8) op het dashboard gaat knipperen. Het diefstalalarm wordt niet ingeschakeld als de portieren met de sleutel worden vergrendeld. fig. 7 17 L0B0217b

Wanneer gaat het alarm af Het alarm treedt in werking en de richtingaanwijzers knipperen ongeveer 30 seconden als: één van de portieren, de motorkap of de achterklep wordt geopend; er iets in het interieur beweegt (laat de ruiten niet open staan en laat geen dieren in het interieur als het diefstalalarm is ingeschakeld); geprobeerd wordt het diefstalalarm uit te schakelen zonder de afstandsbediening te gebruiken. Diefstalalarm uitschakelen Het systeem schakelt uit als u knopje B (fig. 7) op de afstandsbediening indrukt. De richtingaanwijzers knipperen enkele seconden snel. Als het diefstalalarm geactiveerd is geweest, dan knippert lampje A (fig. 8) snel. Draai om het knipperen te beëindigen, de start-/contactsleutel in stand M. Volumetrische beveiliging uitschakelen Voordat het diefstalalarm wordt ingeschakeld, moet u knopje A (fig. 9) indrukken (dit knopje is bereikbaar bij geopend portier); lampje A (fig. 8) op het dashboard gaat branden. Op deze manier werkt bij inschakeling van het diefstalalarm alleen de omtrekbeveiliging (buiten). Als knopje A (fig. 9) nogmaals wordt ingedrukt, werkt het systeem normaal met omtrek- en volumetrische beveiliging. L0B0003b L0B0218b fig. 8 18 fig. 9

Uitschakelen zonder gebruik van de afstandsbediening Ga als volgt te werk: open het portier met de sleutel (de sirene treedt in werking); draai binnen 10 seconden de contactsleutel in stand M en druk vervolgens op knopje A (fig. 9). De sirene schakelt uit. Herhaal, indien nodig, de handeling nadat de sirene voor de laatste keer is ingeschakeld. PROGRAMMEREN VAN HET SYSTEEM Bij aflevering van de nieuwe auto is het diefstalalarm al geprogrammeerd door de Lancia-dealer. Het verdient aanbeveling eventuele nieuwe programmeerprocedures door de Lancia-dealer te laten uitvoeren. EXTRA AFSTANDSBEDIENIN- GEN BESTELLEN Als u na verloop van tijd een nieuwe sleutel met afstandsbediening nodig hebt, wendt u dan tot de Lancia-dealer. Hierbij moeten alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card, een identiteitsbewijs en het kentekenbewijs worden meegenomen. START-/CONTACT- SLOT De sleutel van het start- en contactslot (fig. 10) kan in 4 verschillende standen worden gedraaid: S - motor uit, sleutel uitneembaar en stuurslot vergrendeld; A - enkele elektrische installaties werken; M - contact aan; D - onvergrendelde stand voor het starten van de motor. L0B0004b fig. 10 19

Verwijder de sleutel altijd uit het start-/contactslot als u de auto verlaat, om onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet de auto op de handrem te zetten. Schakel de eerste versnelling in als de auto op een helling omhoog staat. Schakel de achteruit in als de auto op een helling omlaag staat. Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u, voordat u weer met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controleren bij de Lancia-dealer. STUURSLOT Inschakelen: zet de sleutel in stand S, trek de sleutel uit het start- /contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt. Uitschakelen: draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand M draait. Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als de auto nog in beweging is. Bij de eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt in alle gevallen, ook als de auto gesleept wordt. PORTIEREN doen. Controleer voordat u een portier opent of u dit op een veilige manier kunt Bij het openen van de portieren met uitgenomen contactsleutel waarschuwt een akoestisch signaal dat de buitenverlichting nog is ingeschakeld. Het akoestische signaal schakelt uit als de verlichting wordt uitgeschakeld, de portieren worden gesloten of de motor wordt gestart. De auto is uitgerust met een knopje A (fig. 11) bij de plafondverlichting voor waarmee de portieren van binnenuit elektrisch kunnen worden ver-/ontgrendeld. L0B0012b 20 fig. 11

De auto wordt met ingeschakelde autoclose -functie geleverd; als sneller dan 10 km/h wordt gereden dan vergrendelen de portieren en de achterklep automatisch. De functie werkt iedere keer als de contactsleutel in stand M wordt gedraaid en gaat gepaard met een akoestisch signaal ( bip ). Druk langer dan 3 seconden op knopje A om deze functie uit te schakelen. BEDIENINGSKNOPPEN TWEE- DE RIJ ELEKTRISCH UITSCHA- KELEN (fig. 12) Bij de bedieningsknoppen aan bestuurderszijde voor de elektrische ruitbediening bevindt zich de knop A. Met deze knop kunnen de bedieningsknoppen van de rijen achter worden uitgeschakeld, waardoor de zijruiten, de opendaken (indien aanwezig) en de zijschuifdeuren van de tweede rij niet kunnen worden geopend. Schakel dit systeem altijd in als u kinderen vervoert. Controleer nadat u het veiligheidssysteem hebt ingeschakeld of het systeem daadwerkelijk is ingeschakeld door aan de handgreep aan de binnenzijde van de portieren te trekken. L0B0013b VOORPORTIEREN Van buitenaf openen/vergrendelen, met de hand (fig. 13) Openen: draai de contactsleutel in stand 1 en trek de handgreep in de richting van de pijl. Vergrendelen: sluit het portier en draai de sleutel in stand 2. BELANGRIJK Voordat de sleutel wordt gedraaid, moet deze volledig in het slot zijn gestoken. L0B0008b fig. 12 fig. 13 21

Van binnenuit openen/vergrendelen, met de hand (fig. 14) Openen: trek aan hendel A. Sluiten: sluit het portier en druk knopje A (fig. 11) naar beneden. fig. 14 L0B0010b L0B0009b SCHUIFDEUREN Van buitenaf openen, met de hand (fig. 15) Trek de handgreep in de richting van de pijl. De zijschuifdeuren worden in geheel geopende stand door een blokkeermechanisme opengehouden. Van buitenaf vergrendelen, met de hand (fig. 16) Druk bij geopend portier knopje A naar beneden, en sluit het portier. L0B0011b Van binnenuit openen/vergrendelen, met de hand (fig. 16) De achterportieren kunnen alleen van binnenuit worden geopend, als het kinderveiligheidsslot is uitgeschakeld. Openen: controleer of het kinderveiligheidsslot is uitgeschakeld. Trek hendel B in de richting van de pijl. Vergrendelen: druk knopje A naar beneden, dit kan ook bij een geopend portier. Een automatisch blokkeermechanisme zorgt ervoor dat de linker zijschuifdeur niet geopend kan worden als het tankklepje geopend is. fig. 15 22 fig. 16

Van buitenaf openen/vergrendelen met afstandsbediening (indien aanwezig - fig. 17) Rechter deur: druk op knopje A van de sleutel met afstandsbediening. Linker deur: druk op knopje B van de sleutel met afstandsbediening. Elektrisch openen/vergrendelen van binnenuit (indien aanwezig - fig. 18-19) Vanaf de eerste rij: druk voor het openen van de linker schuifdeur op knopje A; het slot ontgrendelt en de schuifdeur wordt geopend; druk voor het sluiten van de linker schuifdeur opnieuw op knopje A; de deur sluit maar het slot vergrendelt niet; druk voor het vergrendelen op knopje C; druk voor het openen van de rechter schuifdeur op knopje B; het slot ontgrendelt en de deur wordt geopend; druk voor het sluiten van de rechter schuifdeur opnieuw op knopje B; de deur sluit maar het slot vergrendelt niet; druk voor het vergrendelen op knopje C.>. Vanaf de tweede rij: druk voor het openen/sluiten op knopje D bij de betreffende schuifdeur. L0B0219b L0B0220b L0B0221b fig. 17 fig. 18 fig. 19 23

Beide deuren zijn voorzien van een antiletsel-veiligheidssysteem dat als volgt werkt: tijdens het openen: als er een obstakel aanwezig is, stopt het openen van de deur automatisch; Tijdens het sluiten: als er een obstakel aanwezig is, stopt het sluiten van de deur en wordt de deur automatisch geheel geopend. Voor het herstellen van de juiste werking moet een elektrisch commando worden gegeven met de betreffende knoppen op de afstandsbediening of bij het plafondlampje voor of op de deurstijl. CENTRALE PORTIERVER- GRENDELING Van buitenaf Bij gesloten portieren: steek de sleutel in het slot van het bestuurdersportier, en draai de sleutel. Van binnenuit Bij gesloten portieren: druk op knopje C (fig. 18) bij het plafondlampje voor. Met de knopjes aan de binnenzijde van de achterportieren ver- of ontgrendelt u uitsluitend het betreffende portier. BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling werkt niet als een van de portieren niet goed gesloten is of als er een storing in het systeem is. Na enkele pogingen schakelt het systeem ongeveer 20 seconden uit. In deze 20 seconden kunt u de portieren met de hand ver- en ontgrendelen, zonder dat het elektrische systeem werkt. Na de 20 seconden is het systeem weer gereed. Als de oorzaak van de storing is opgelost, werkt het systeem weer normaal. Anders schakelt het systeem na enkele pogingen opnieuw uit. EXTRA VERGRENDELING VAN DE PORTIEREN (indien aanwezig) Voor het inschakelen van de extra vergrendeling van de portieren met behulp van de afstandsbediening, moet u eerst knopje A (fig. 7) indrukken en vervolgens binnen 5 seconden het knopje nog een keer in drukken. Na de eerste klik van de sloten, hoort u een tweede klik. Dit betekent dat de extra vergrendeling is ingeschakeld. De extra vergrendeling kan ook met de sleutel worden ingeschakeld. Steek de sleutel in het slot en houd hem enkele seconden in de vergrendelstand, totdat u de tweede klik hoort. Dit betekent dat de portieren extra vergrendeld zijn. Op deze manier kunt u de extra vergrendeling inschakelen zonder het diefstalalarm in werking te stellen. 24

Als de extra vergrendeling is ingeschakeld, is het niet meer mogelijk de portieren te openen, ook niet van binnenuit. Schakel daarom de extra vergrendeling niet in als er nog passagiers in de auto zijn. De extra vergrendeling wordt uitgeschakeld bij het openen van de portieren met de sleutel of met de afstandsbediening door knopje B (fig. 7) in te drukken. KINDER- VEILIGHEIDSSLOT Het kinderveiligheidsslot kent twee typen: elektrische beveiliging of mechanische beveiliging. ELEKTRISCHE BEVEILIGING (fig. 20) Bij de bedieningsknoppen aan bestuurderszijde voor de elektrische ruitbediening bevindt zich de knop A. Met deze knop kunnen de bedieningsknoppen van de rijen achter worden uitgeschakeld, waardoor de zijruiten, de opendaken (indien aanwezig) en de zijschuifdeuren van de tweede rij niet kunnen worden geopend. MECHANISCHE BEVEILIGING (fig. 21) De schuifdeuren achter zijn uitgerust met een beveiligingssysteem waardoor de deuren niet van binnenuit kunnen worden geopend: stand 1 - systeem uitgeschakeld (deur kan van binnenuit worden geopend); stand 2 - systeem ingeschakeld (deur vergrendeld); Het systeem blijft ook ingeschakeld na het elektrisch ontgrendelen van de portieren. BELANGRIJK Het systeem werkt alleen op de betreffende deur. L0B0013b Schakel dit systeem altijd in als u kinderen vervoert. L0B0014b fig. 20 fig. 21 25

Schakel dit systeem altijd in als u kinderen vervoert. Controleer nadat u het veiligheidsslot bij beide portieren hebt ingeschakeld of het slot daadwerkelijk is ingeschakeld door aan de handgreep aan de binnenzijde van de portieren te trekken. ZITPLAATSEN VOOR Verstel de stoelen alleen als de auto stilstaat. VERSTELLEN IN LENGTE- RICHTING (fig. 22) Trek hendel A omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren. Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts verschuiven, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen. RUGLEUNING VERSTELLEN (fig. 23) Trek hendel A omhoog totdat de rugleuning in de gewenste stand staat en laat de hendel los. L0B0016b 26 fig. 22

HOOGTEVERSTELLING BESTUURDERSSTOEL (FIG. 23) Trek, voor het omhoog verplaatsen van de stoel, de hendel B omhoog. Beweeg de hendel vervolgens (op en neer), totdat de gewenste zithoogte is bereikt. Duw, voor het omlaag verplaatsen van de stoel, hendel B omlaag. Beweeg de hendel vervolgens (op en neer) totdat de gewenste zithoogte is bereikt. BELANGRIJK De hoogte kan alleen worden ingesteld als u op de bestuurdersstoel zit. Demonteer de stoelen niet er voer er geen onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan uit: als de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd, kan de werking van de veiligheidssystemen in gevaar worden gebracht; wendt u altijd tot de Lancia-dealer. LENDENSTEUN VERSTELLEN (INDIEN AANWEZIG - fig. 24) De lendensteun zorgt voor een betere steun in de rug. Plaats hendel A omhoog of omlaag totdat de gewenste stand is bereikt. VERWARMDE VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTEL- LING (fig. 25) De elektrische verstelling werkt alleen als de contactsleutel in stand M staat en voor de duur van ongeveer 1 minuut nadat de contactsleutel in stand S is gedraaid. A - drukknop voor de verstelling in lengterichting (vooruit/achteruit) en voor de hoogteverstelling; B - drukknop voor het verstellen van de rugleuning; C - schakelaar voor het in-/uitschakelen van de stoelverwarming bij draaiende motor, instelbaar op 4 niveaus: 0 (uitgeschakeld), 1 (minimale verwarming), 2 (gemiddelde verwarming), 3 (maximale verwarming); D - bedieningsknoppen voor opslaan van de stand van de bestuurdersstoel. L0B0015b L0B0188b L0B0020b fig. 23 fig. 24 fig. 25 27

Procedure voor het opslaan van de stand van de bestuurdersstoel en de buitenspiegels (fig. 26) Er kunnen 4 verschillende standen van de bestuurdersstoel worden opgeslagen: twee met de afstandsbedieningen voor het openen/sluiten van de portieren; twee met de knoppen 1 en 2. Als de portieren met de afstandsbediening worden vergrendeld, wordt de stand van de stoel en de buitenspiegels door de afstandsbediening opgeslagen. Als de portieren met de afstandsbediening worden ontgrendeld, worden de stoel en de buitenspiegels in de daarvoor opgeslagen stand gezet. Iedere afstandsbediening kan een specifieke instelling opslaan. Ga voor het opslaan met de knoppen 1 en 2, met de contactsleutel in stand M, als volgt te werk: zet de stoel en de buitenspiegels in de gewenste stand; druk op knop M en vervolgens binnen 4 seconden op knop 1 om de instelling op te slaan in "geheugen 1 of op knop 2 om de instelling op te slaan in "geheugen 2". Als de instelling is opgeslagen, klinkt er een geluidssignaal. Oproepen van een opgeslagen instelling Bij uitgezette motor: druk kort op knop 1 of 2. BELANGRIJK Als 5 keer na elkaar een instelling wordt opgeroepen, wordt het betreffende commando geblokkeerd en pas weer hersteld na het starten van de motor. Bij draaiende motor: druk op knop 1 of 2 en houd de knop ingedrukt, totdat de opgeslagen instelling is bereikt. L0B0285b fig. 26 28

DRAAIBARE VOORSTOELEN (fig. 27-28) De stoelen van de zitplaatsen voor (bestuurder en passagier) kunnen 180 naar binnen worden gedraaid, waardoor een "zitkamer" wordt gevormd. Deze procedure moet van buitenaf worden uitgevoerd. Ga als volgt te werk: zet de rugleuning van de stoel rechtop; plaats de stoel bijna geheel naar voren; voor de bestuurdersstoel: zet de stoel in de hoogste stand en plaats het stuur geheel naar voren. Bij aangetrokken handrem is het niet mogelijk de stoel 180 te draaien; trek knop B uit en duw de hendel omlaag; in deze stand blijft de auto toch geremd; trek hendel A omhoog en draai gelijktijdig de stoel 180 naar binnen, totdat de "zitkamer"-opstelling is bereikt; tijdens het draaien van de stoel kan hendel A worden losgelaten; Om de stoel weer in de rijrichting te plaatsen, moet de beschreven procedure in omgekeerde volgorde worden uitgevoerd. Controleer voordat u wegrijdt of alle stoelen in de rijrichting van de auto staan en goed geblokkeerd zijn. Alleen deze opstelling staat een doelmatig gebruik van de veiligheidsgordels toe. L0B0223b L0B0224b fig. 27 fig. 28 29

Zitplaatsen achter Verstel de stoelen alleen als de auto stilstaat. Verstellen in lengterichting (fig. 29-30) De zitplaatsen achter kunnen versteld worden door hendel A omhoog te trekken en de stoel naar voren of naar achteren te schuiven, totdat de gewenste stand is bereikt. Vanaf de derde rij kan de stoel van de tweede rij in lengterichting worden verplaatst door aan handgreep B te trekken en gelijktijdig de stoel te verplaatsen. Als bij geopende achterklep op dezelfde wijze aan de handgreep B van de stoelen van de derde rij wordt getrokken, kan de inhoud van de bagageruimte worden vergroot. RUGLEUNING VERSTELLEN (fig. 31) Voor het verstellen van de rugleuning moet u op de stoel zitten en hendel C omhoog trekken en de rugleuning in de gewenste stand zetten. Laat vervolgens de hendel los. "TAFEL"-OPSTELLING Om het steunvlak in de rugleuning van de stoelen aan de zijkant te gebruiken ("tafel"-opstelling), moet u hendel C (fig. 31) omhoog trekken en de rugleuning op de zitting klappen. L0B0203b L0B0025b L0B0019b fig. 29 30 fig. 30 fig. 31

Om het steunvlak in de rugleuning van de middelste stoel te gebruiken ("tafel"-opstelling), moet u hendel A (fig. 32) omhoog trekken en de rugleuning op de zitting klappen. Om de rugleuning weer rechtop te zetten, hoeft u de rugleuning slechts omhoog te duwen totdat deze hoorbaar blokkeert. OPSTELLING "AKTETAS" Zijstoelen Duw hendel C (fig. 31) omhoog en klap de rugleuning op de zitting ("tafel"-stand); draai de opgeklapte fig. 32 L0B0021b stoel totdat de opstelling "aktetas" is bereikt, zoals afgebeeld in fig. 34 Als de stoel van de tweede rij is opgeklapt tot "aktetas", mogen er geen passagiers vervoerd worden op de stoelen van de derde rij, zoals staat aangegeven op het plaatje (fig. 34) op de stoel zelf, om elk risico op contact met de bewegende delen van de opgeklapte stoel te voorkomen. Om de stoel weer in de normale stand te zetten, moet u de opgeklapte stoel begeleiden totdat deze vasthaakt in de schuifrails op de vloer. Zet de rugleuning vervolgens rechtop totdat hij hoorbaar blokkeert. Middelste stoel Duw hendel A (fig. 32) omhoog en klap de rugleuning op de zitting ("tafel"-stand); trek hendel B (fig. 33) omhoog en begeleid de opgeklapte stoel totdat de opstelling "aktetas" is bereikt. Om de stoel weer in de normale stand te zetten, moet u de opgeklapte stoel begeleiden totdat deze vasthaakt in de schuifrails op de vloer. Zet de rugleuning vervolgens rechtop totdat hij hoorbaar blokkeert. GEBRUIK VAN DE ZITPLAAT- SEN ACHTER VAN DE DERDE RIJ Deze zijn bereikbaar door hendel C (fig. 31) vanaf de buitenzijde omhoog te trekken en de gehele stoel naar voren te kantelen. Om uit te stappen, moet u hendel D (fig. 30) omhoog trekken en de stoel naar voren kantelen. fig. 33 31 L0B0292b

STOELEN VAN DE TWEEDE EN DERDE RIJ VERWIJDEREN Ga voor het verwijderen van de stoel als volgt te werk: duw hendel C (fig. 31) omhoog en klap de rugleuning op de zitting ("tafel"-stand); draai de opgeklapte fig. 34 32 L0B0226b stoel totdat de opstelling "aktetas" is bereikt (fig. 34); plaats hendel E bij de dwarsstang F, pak vervolgens beiden vast en verwijder de gehele stoel uit de openingen in de schuifrails op de vloer. Voor het monteren van de stoel moeten de handelingen voor het verwijderen van de stoel in omgekeerde volgorde worden uitgevoerd. Controleer voordat u wegrijdt of alle stoelen in de rijrichting van de auto staan en goed geblokkeerd zijn. Alleen deze opstelling staat een doelmatig gebruik van de veiligheidsgordels toe. Zorg ervoor dat de voorbereide openingen in de vloer altijd goed schoon zijn; de aanwezigheid van vuil kan de correcte blokkering van de stoelen belemmeren. OPSTELLINGEN Afhankelijk van de uitvoering, is het mogelijk de opstelling van de stoelen naar wens te veranderen door de daarvoor voorbereide openingen in de vloer te gebruiken. Op de volgende afbeeldingen worden enkele basisopstellingen getoond die als optional leverbaar zijn: fig. 35 - uitvoering met 5 plaatsen fig. 36- uitvoering met 5 plaatsen plus 2 plaatsen fig. 37 - uitvoering met 6 plaatsen fig. 38 - opstelling met stoelen links fig. 39 - opstelling "speelzaal" met tafeltje in het midden fig. 40 - opstelling "zitkamer achter" fig. 41 - opstelling "vervoer van lange voorwerpen". Andere opstellingen van de stoelen kunnen worden verkregen door de middelste rij stoelen weg te nemen, waardoor de ruimte tussen de eerste en de derde rij wordt vergroot.

Zorg ervoor dat de voorbereide openingen in de vloer altijd goed schoon zijn; de aanwezigheid van vuil kan de correcte blokkering van de stoelen belemmeren. Controleer voordat u wegrijdt of alle stoelen in de rijrichting van de auto staan en goed geblokkeerd zijn. Alleen deze opstelling staat een doelmatig gebruik van de veiligheidsgordels toe. L0B0031b fig. 39 fig. 40 L0B0027b L0B0030b L0B0033b L0B0026b L0B0028b L0B0032b fig. 35 fig. 37 fig. 36 fig. 38 fig. 41 33

HOOFDSTEUNEN Let erop dat de hoofdsteunen zo zijn ingesteld dat ze het hoofd steunen en niet de nek. Alleen in deze positie bieden ze bescherming, wanneer de auto van achteren wordt aangereden. Voor een optimale bescherming, moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat u rechtop zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt. Zitplaatsen voor (fig. 42) De hoofdsteunen hebben een hoogte- en hoekverstelling. Om de hoogte te verstellen, moet u de hoofdsteun omhoog trekken of naar beneden duwen totdat de gewenste stand is bereikt. De hoek van de hoofdsteunen kan worden versteld zoals is aangegeven in de afbeelding. Zitplaatsen achter (fig. 43) Deze kunnen in hoogte worden versteld. Verplaats de hoofdsteun omhoog of omlaag totdat de gewenste stand is bereikt. Voor het verwijderen van de hoofdsteunen achter moeten deze in de hoogste stand worden gezet. Druk vervolgens knop A (fig. 44) in en trek de hoofdsteun omhoog uit de zitting. L0B0035b L0B0227b L0B0024b fig. 42 34 fig. 43 fig. 44

ARMSTEUN (fig. 45) Ga voor het verstellen van de armsteun als volgt te werk: plaats de armsteun omhoog in stand 1 klap de armsteun volledig neer, stand 2 plaats de armsteun omhoog in de gewenste stand 3 ZITPOSITIE INSTELLEN STUURWIEL (fig. 46) Verstel de stoelen alleen als de auto stilstaat. Het stuurwiel kan horizontaal en verticaal versteld worden. Ga voor het verstellen als volgt te werk: zet de hendel in stand 1. zet het stuur in de gewenste stand. zet de hendel in stand 2 om het stuur weer te vergrendelen. L0B0017b L0B0037b fig. 45 fig. 46 35

ELEKTROCHRAUTOMATISCHE ACHTERUITKIJKSPIEGEL (fig. 47) De auto is uitgerust met een elektrochromatische spiegel die zich automatisch aanpast aan de lichtsterkte voor het gebruik overdag en 's nachts. Voor de automatische werking moet u, met de contactsleutel in stand M, op knop A drukken; als het lampje B brandt, is de automatische werking ingeschakeld. Iedere keer als de achteruit wordt ingeschakeld, past de spiegel zich automatisch aan. Hierdoor wordt een optimaal zicht tijdens de handelingen in het verkeer gegarandeerd. SPIEGEL VOOR BEWAKEN VAN KINDEREN (fig. 48) Deze spiegel bevindt zich bij de plafondverlichting voor. Via deze spiegel hebben de bestuurder en de passagier van de eerste rij een goed zicht op de zitplaatsen achter en kunnen zo de passagiers die op de tweede of derde rij zitten, in de gaten houden. Om deze spiegel te gebruiken, moet u de spiegel van stand A in stand B zetten, zoals aangegeven in de afbeelding. BUITENSPIEGELS Als u rijdt, moeten de spiegels altijd in geopende stand staan. De spiegel aan de bestuurderszijde is bol, waardoor de afstandswaarneming wordt beïnvloed. L0B0039b L0B0185b Elektrische verstelling (fig. 49) De elektrische bediening werkt alleen als de contactsleutel in stand M staat. U kunt de spiegel in 4 richtingen afstellen met schakelaar A. fig. 47 36 fig. 48

Elektrisch inklappen (fig. 50) De elektrische bediening werkt alleen als de contactsleutel in stand M staat. Druk voor het inklappen van de spiegels op knop A ter hoogte van de pijl O Tijdens de beweging van de spiegels moet ieder mogelijk contact met de spiegel en de bijbehorende steun voorkomen worden om verwondingen te voorkomen. Met schakelaar B kiest u welke spiegel u wilt verstellen links of rechts. Deze spiegels zijn voorzien van verwarmingselementen voor het ontwasemen, die worden ingeschakeld als de knop van de achterruitverwarming wordt ingedrukt. De functie is voorzien van een tijdschakeling, waardoor de functie na enige minuten automatisch wordt uitgeschakeld. VEILIGHEIDS- GORDELS GEBRUIK VAN DE VEILIG- HEIDSGORDELS VOOR EN ACHTER (TWEEDE RIJ) Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. Maak de gordels vast door gesp A (fig. 51) in sluiting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert. Als de gordel tijdens het uittrekken blokkeert, laat dan de veiligheidsgordel een stukje teruglopen en trek hem vervolgens weer rustig uit. L0B0040b L0B0228b fig. 49 fig. 50 37

Gordel losmaken: druk op knop C. Begeleid de gordel tijdens het uittrekken om te voorkomen dat de gordelband draait. Druk tijdens het rijden niet op de knop (C). Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch aangepast aan het postuur van de drager, waarbij er voldoende bewegingsruimte overblijft. Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. De rolautomaat blokkeert ook als u de gordel snel losmaakt, bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in bochten. Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen tijdens een ernstig ongeval, ook gevaar opleveren voor de voorpassagiers. HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS (fig. 52) De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan het postuur van de inzittende. Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind. De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen nek en uiteinde van de schouder ligt. De geleidebeugel kan in drie standen worden gezet. Druk om de hoogte in te stellen in tegengestelde richting op knop A (zoals aangegeven door de pijlen) en schuif de beugel omhoog of omlaag L0B0229b De veiligheidsgordels mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat. L0B0230b fig. 51 38 fig. 52

Controleer na de afstelling altijd of de beugel in één van de vaste standen vergrendeld is door bij losgelaten knop de beugel verder te drukken zodat het mechanisme vergrendelt in één van de vaste standen, als dit nog niet het geval was. GEBRUIK VAN DE ZIJGORDELS ACHTER (DERDE RIJ) Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. De gordels hebben dubbele gespen. Gordel vastmaken: trek de veiligheidsgordel geleidelijk uit de rolautomaat en voorkom dat de gordelband draait; bevestig vervolgens de gesp A (fig. 53) in de sluiting B (met behulp van de musketonhaak). Controleer of de gordel goed vastzit. Laat de gordel verder lopen en druk gesp C in sluiting D. Gordel losmaken: druk op knop E om gesp C los te maken en begeleid de gordel tot aan de sluiting B en maak de gesp A los door het musketon los te haken. Plaats de gordel op de juiste wijze op de daarvoor bestemde haak zoals is afgebeeld in fig. 54. Druk tijdens het rijden niet op knop E. L0B0231b L0B0232b fig. 53 fig. 54 39

Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch aangepast aan het postuur van de drager, waarbij voldoende bewegingsruimte overblijft. Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. De rolautomaat blokkeert ook als u de gordel snel losmaakt, bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in bochten. GEBRUIK VAN DE VEILIG- HEIDSGORDEL VAN DE ZITPLAATS MIDDEN- ACHTER De zitplaatsen middenachter zijn voorzien van driepunts-veiligheidsgordels met rolautomaat A. Deze veiligheidsgordel moet op dezelfde wijze worden omgelegd als de veiligheidsgordels voor. Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen tijdens een ernstig ongeval, ook gevaar opleveren voor de voorpassagiers. L0B0234b Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen tijdens een ernstig ongeval, ook gevaar opleveren voor de voorpassagiers. 40 fig. 55