1 Kosten van duurzame productiemiddelen 1.1 Inleiding Een onderneming maakt kosten om omzet te kunnen behalen. De kosten vormen de basis voor de totstandkoming van de verkoopprijs. Een belangrijk onderdeel van deze kosten zijn de kosten van duurzame productiemiddelen. Duurzame productiemiddelen Bedrijfsmiddelen die meerdere jaren meegaan en daardoor gedurende meerdere productieprocessen dienst doen. Voorbeelden van duurzame productiemiddelen zijn: gebouwen, transportmiddelen, machines en inventaris. Het gebruik van duurzame productiemiddelen brengt kosten met zich mee. De productiemiddelen dienen aangeschaft te worden. Gedurende het gebruik moet er rekening worden gehouden met diverse kosten. In dit hoofdstuk bespreken we de volgende kosten: 1. Afschrijvingskosten 1.3 Rentekosten 1.4 Complementaire kosten Daarna komen de economische levensduur en het afschrijvingsplan nog aan de orde. 1. Afschrijvingskosten Door gebruik, slijtage en veroudering van de duurzame productiemiddelen verminderen ze elk jaar in waarde. Deze waardevermindering noemen we afschrijving. Afhankelijk van het soort productiemiddel maken we gebruik van verschillende afschrijvingsstelsels. De twee afschrijvingsmethoden die wij hier beschrijven, zijn: afschrijven met een vast percentage van de aanschafwaarde; afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde. Kosten van duurzame productiemiddelen 9
Bij beide methoden wordt rekening gehouden met een aanschafwaarde, de jaarlijkse afschrijving, het jaarlijkse afschrijvingspercentage, de boekwaarde en de restwaarde. Aanschafprijs Het bedrag dat voor het duurzame productiemiddel wordt betaald bij aanschaf. Jaarlijkse afschrijving Het bedrag dat de waardevermindering van het duurzame productiemiddel in het betreffende jaar weergeeft. De formule voor de jaarlijkse afschrijving is: aanschafwaarde restwaarde economische levensduur jaarlijkseafschrijving Jaarlijks afschrijvingspercentage De jaarlijkse afschrijving uitgedrukt in procenten van de aanschafwaarde. In formule: jaarlijks afschrijvingspercentage De aanschafwaarde verminderd met het bedrag van de af- Boekwaarde schrijving. jaarlijkse afschrijving 100% aanschafwaarde Restwaarde Het bedrag dat het duurzame productiemiddel aan het einde van de gebruiksperiode nog oplevert als het duurzame productiemiddel wordt verkocht. Wat betreft de levensduur van duurzame productiemiddelen onderscheiden we de technische en economische levensduur. Technische levensduur De periode waarin een duurzaam productiemiddel technisch gezien in staat is de gevraagde bepaalde prestaties te leveren. Economische levensduur De periode waarin het economisch gezien verantwoord is een duurzaam productiemiddel te gebruiken. Op een gegeven moment nemen door bijvoorbeeld slijtage de kosten van een productiemiddel dusdanig toe dat het economisch gezien niet meer verantwoord is het duurzaam productiemiddel te handhaven. Er is dan een andere, nieuwere versie op de markt die meer of economisch 10 Hoofdstuk 1
gezien betere prestaties levert. Het kan dus zijn dat een productiemiddel technisch gezien nog in orde is, maar dat het economisch gezien beter is om over te schakelen naar een ander productiemiddel. Bij het berekenen van de afschrijving, die we behandelen in onderstaande voorbeelden, dienen we dan ook uit te gaan van de economische levensduur. We onderscheiden twee afschrijvingsmethoden: afschrijven met een vast percentage van de aanschafwaarde; afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde. Voorbeeld 1 Afschrijven met een vast percentage van de aanschafwaarde De aanschafwaarde van een bedrijfsauto bedraagt 0.000,. Er wordt afgeschreven in 6 jaar. Er is een restwaarde van.000,. Gevraagd a. Bereken de jaarlijkse afschrijving. b. Bereken de jaarlijkse afschrijving in procenten van de aanschafwaarde. c. Bereken de boekwaarde na 4 en 5 jaar. a. De jaarlijkse afschrijving is: aanschafwaarde restwaarde 0.000,.000, 3.000, economische levensduur 6 b. De jaarlijkse afschrijving in procenten is: jaarlijkse afschrijving 3.000, 100% 100% 15% aanschafwaarde 0.000, c. Boekwaarde na 4 jaar: 0.000, (4 3.000, ) = 8.000, Boekwaarde na 5 jaar: 0.000, (5 3.000, ) = 5.000, Er wordt elk jaar eenzelfde bedrag afgeschreven. Voorbeeld Afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde Op een machine van 0.000, wordt 15% van de boekwaarde afgeschreven. Kosten van duurzame productiemiddelen 11
Gevraagd Bereken de boekwaarde na 5 jaar. aanschafwaarde 0.000, afschrijving 1e jaar 15% 0.000, 3.000, boekwaarde na 1 jaar 17.000, afschrijving e jaar 15% 17.000,.550, boekwaarde na jaar 14.450, afschrijving 3e jaar 15% 14.450,.167,50 boekwaarde na 3 jaar 1.8,50 afschrijving 4e jaar 15% 1.8,50 1.84,38 boekwaarde na 4 jaar 10.440,1 afschrijving 5e jaar 15% 10.440,1 1.566,0 boekwaarde na 5 jaar 8.874,10 Bij afschrijving in procenten van de boekwaarde nemen de afschrijvingskosten elk jaar in waarde af. 1.3 Rentekosten Indien we investeren in duurzame productiemiddelen, missen we de renteopbrengst van het geïnvesteerde vermogen die we wel hadden kunnen ontvangen bij een rentegevende belegging. Deze rente die we daardoor missen, geldt als kostenpost voor de onderneming. Over het vermogen dat we lenen, moeten we rentekosten betalen. Om de rentekosten van een individueel productiemiddel te berekenen, kunnen we uitgaan van twee berekeningsmethoden: rente over de boekwaarde aan het begin van het jaar; rente over het gemiddeld geïnvesteerde vermogen of over de gemiddelde boekwaarde gedurende de geplande periode. Berekening gemiddeld geïnvesteerd vermogen: aanschafwaarde restwaarde Berekening rente over het gemiddeld geïnvesteerde vermogen: aanschafwaarde restwaarde rentepercentage 1 Hoofdstuk 1
Voorbeeld 1 Rente over de boekwaarde Een machine wordt aangeschaft voor 50.000,. De geplande gebruiksduur is 6 jaar en de restwaarde bedraagt 8.000,. Rentepercentage 5%. De rente wordt berekend over de boekwaarde aan het begin van het jaar. Gevraagd a. Bereken de jaarlijkse afschrijving. b. Bereken de rentekosten van jaar 1 t/m jaar 7. a. Afschrijving per jaar: 50.000, 8.000, 7.000, 6 b. Jaar Boekwaarde Rentekosten 5% 1 50.000,.500, 43.000,.150, 3 36.000, 1.800, 4 9.000, 1.450, 5.000, 1.100, 6 15.000, 750, 7 8.000, 400, Na 7 jaar is de boekwaarde gelijk aan de restwaarde. De totale rentekosten over de gehele gebruiksduur zijn 10.150,. Voorbeeld Rente over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen We nemen de gegevens van voorbeeld 1 over. Een machine wordt aangeschaft voor 50.000,. De geplande gebruiksduur is 6 jaar en de restwaarde bedraagt 8.000,. Rentepercentage 5%. Gevraagd a. Bereken het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. b. Bereken de rentekosten over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. a. Berekening gemiddeld geïnvesteerd vermogen: Kosten van duurzame productiemiddelen 13
aanschafwaarde restwaarde 50.000, 8.000, 9.000, b. Berekening rentekosten per jaar: 5% 9.000, = 1.450, Over de gehele periode van 6 jaar bedragen de rentekosten: 6 1.450, = 8.700,. 1.4 Complementaire kosten Complementaire kosten Alle kosten van een duurzaam productiemiddel behalve afschrijvingskosten en rentekosten. Voorbeelden van complementaire kosten zijn: verzekeringskosten, onderhoudskosten en energiekosten. Naarmate een productiemiddel ouder wordt nemen de complementaire kosten toe. Voorbeeld Ondernemer Brihin wil een bedrijfsauto kopen. De auto heeft een aanschafwaarde van 45.000, met een restwaarde van 5.000,. Er wordt afgeschreven over 5 jaar met een vast percentage van de aanschafwaarde. De rekenrente bedraagt 10% over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De complementaire kosten bedragen het eerste jaar 500, en stijgen elk jaar met 5%. Gevraagd a. Bereken het jaarlijkse afschrijvingsbedrag. b. Stel het afschrijvingsplan op. c. Bereken de jaarlijkse rentekosten. d. Bereken de complementaire kosten van jaar 1 t/m 5. e. Stel een overzicht samen van de gemaakte kosten van jaar 1 t/m 5. a. De jaarlijkse afschrijving is 45.000, 5.000, 8.000,. 5 14 Hoofdstuk 1
b. Afschrijvingsplan Jaar Boekwaarde Afschrijving Boekwaarde 1 45.000, 5.000, 40.000, 40.000, 5.000, 35.000, 3 35.000, 5.000, 30.000, 4 30.000, 5.000, 5.000, 5 5.000, 5.000, 0.000, c. Het gemiddeld geïnvesteerd vermogen is: 45.000, 5.000, 5.000,. De rentekosten over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen bedragen per jaar 10% van 5.000, is.500,. d. Jaar Complementaire kosten 1 500, 500, 1,5 = 65, 3 65, 1,5 = 781,5 4 781,5 1,5 = 976,56 5 976,56 1,5 = 1.0,70 e. Jaar Afschrijvingskostetaire Rentekosten Complemen- Totale kosten kosten 1 8.000,.500, 500, 11.000. 8.000,.500, 65, 11.15, 3 8.000,.500, 781,5 11.81,5 4 8.000,.500, 976,56 11.476,56 5 8.000,.500, 1.0,70 11.70,70 1.5 Berekenen van de economische levensduur In paragraaf 1. hebben we de economische levensduur besproken. In onderstaand voorbeeld bepalen we de economische levensduur en stellen we het daaruit voortvloeiende afschrijvingsplan op. Voorbeeld De aanschafwaarde van een machine inclusief bijkomende kosten bedraagt 80.000,. De residuwaarde wordt geschat op 5.000, en Kosten van duurzame productiemiddelen 15
de rentekosten bedragen 7% van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De machine heeft een technische levensduur van 5 jaar. De complementaire kosten met betrekking tot de machine bedragen achtereenvolgens per jaar: 6.000,, 14.000,, 4.000,, 40.000, en 60.000,. De productie bedraagt in het 1e jaar 1.000 stuks en in de jaren daarna respectievelijk 10.000, 9.000, 6.000 en 3.000 stuks. Gevraagd Bepaal de economische levensduur van de machine. We zetten de kosten in tabelvorm uiteen over de 5 jaren: Jaar Afschrijvingskosten Rentekosten Complementaire kosten Productie in stuks 1 75.000.975 6.000 1.000 75.000.975 14.000 10.000 3 75.000.975 4.000 9.000 4 75.000.975 40.000 6.000 5 75.000.975 60.000 3.000 80.000, 5.000, Berekening rentekosten: 7%.975,. We nemen vervolgens alle kosten opgeteld na elk jaar (gecumuleerd) over in onderstaande tabel: Jaar Afschrij - vingskosten Rentekosten Complementaire kosten Totale kosten Totale productie in stuks Kostprijs/ product 1 75.000.975 6.000 83.975 1.000 7, 75.000 5.950 0.000 100.950.000 4,59 3 75.000 8.95 44.000 17.95 31.000 4,13 4 75.000 11.900 84.000 170.900 37.000 4,6 5 75.000 14.875 144.000 33.875 40.000 5,85 De afschrijvingskosten zijn elk jaar 75.000,. De machine wordt namelijk in totaliteit 75.000, minder waard. De rentekosten moet je na elk jaar bij elkaar optellen om de totale rentekosten voor de betreffende jaren te verkrijgen. Dit geldt tevens voor de complementaire kosten. 16 Hoofdstuk 1
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de economische levensduur 3 jaar bedraagt. In dat jaar is de kostprijs per product het laagst, namelijk 4,13. Het afschrijvingsplan ziet er dan als volgt uit: Jaar Waarde productie Rentekosten Complementai- Afschrijvings- re kosten kosten 1 1.000 4,13 = 49.560.975 6.000 40.585 10.000 4,13 = 41.300.975 14.000 4.35 3 9.000 4,13 = 37.170.975 4.000 10.195 Totale afschrijvingskosten 75.105 De totale afschrijvingskosten in 3 jaar moeten bedragen: 75.000,. Het verschil van 105, wordt veroorzaakt door de afronding van de kostprijs, namelijk 105, = 31.000 ( 4,13 4,16619). 1.6 Samenvatting Duurzaam productiemiddel (dpm) Een productiemiddel dat gedurende diverse productieprocessen dienst doet, voordat het volledig verbruikt is. Afschrijven Het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van een duurzaam productiemiddel. Technische levensduur De periode waarin een duurzaam productiemiddel technisch gezien in staat is de gevraagde bepaalde prestaties te leveren. Economische levensduur De periode waarin het economisch gezien verantwoord is een duurzaam productiemiddel te gebruiken. Afschrijvingskosten Totale afschrijvingskosten = de aanschafprijs van het dpm restwaarde. Restwaarde De vermoedelijke opbrengstwaarde van het dpm aan het einde van de economische levensduur. Complementaire kosten Alle kosten van een duurzaam productiemiddel met uitzondering van rente en afschrijving. Kosten van duurzame productiemiddelen 17
Jaarlijkse afschrijving aanschafwaarde restwaarde jaarlijkse afschrijving economische levensduur jaarlijkse afschrijving in procenten jaarlijkse afschrijving 100% aanschafwaarde Gemiddeld geïnvesteerd vermogen aanschafwaarde restwaarde Rentekosten over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen aanschafwaarde restwaarde rentepercentage 18 Hoofdstuk 1