Jeugdhulp Benchmark 1.0 Gemeente: Dummy Regio: Regio Dummy Provincie: Provincie Dummy Q2 2015
De Benchmark Deel 1: Historische gegevens. Met behulp van de Gemeente Jeugdhulp Benchmark 1.0 krijgt u als gemeente inzicht in hoe u er momenteel voorstaat op het gebied van aantallen jeugdigen in Jeugdhulp in uw gemeente. Uw gemeente wordt vergeleken met gemiddelden in de regio, de provincie en met Nederland. En op basis van deze vergelijkingen worden analyses opgesteld die van toepassing zijn op uw gemeente. Deel 2: Objectieve Verdeel Model. Met deze rapportage wordt de slag gemaakt van het historische model naar het nieuwe model: het Objectieve verdeel model. Bronnen De bronnen die gebruikt worden voor de Gemeente Jeugdhulp Benchmark 1.0 zijn uitsluitend cijfers afkomstig uit het CBS en afkomstig van het CIZ. De budgetten voor cliënten zijn afkomstig van het Sociaal en Cultureel planbureau. Er wordt gebruik gemaakt van de meest recent gepublceerde cijfers. Inhoud: CBS data confrontatie met budget obv Verdeling historische middelen 2013 De Groei/krimp & verhouding De CIZ Analyse Rapport Objectief Verdeel Model (OVM)
CBS data geconfronteerd met budget obv Verdeling historische middelen 2013 In onderstaande tabel zijn de inwoners met alle leeftijden en de inwoners met de leeftijd 0 t/m 17 jaar afgezet tegen de aantallen jeugdigen die gebruik maken van Jeugdhulp in totaal en per domein. Verder zijn de budgetten in kaart gebracht. Onderwerp Nederland Inwoners alle leeftijden (CBS) 16.675.117 35.985 194.970 2.825.855 Jeugdigen (0-17 jaar) (CBS) 3.432.256 8.035 42.817 575.687 per 1.000 inwoners 206 197 191 161 Dummy Regio Dummy Prov. Dummy Jeugdigen die gebruik maken van Jeugdzorg (CBS) 397.755 906 5.042 61.110 J&O (2013) (CBS) 72.945 194 1.275 14.410 AWBZ( 2013) (CBS) 82.115 172 1.053 9.745 Zvw (2012) (CBS) 242.695 541 2.714 36.956 per 10.000 inwoners Jeugdigen die gebruik maken van Jeugdzorg (CBS) 239 222 225 171 J&O (2013) (CBS) 44 47 57 40 AWBZ( 2013) (CBS) 49 42 47 27 Zvw (2012) 146 132 121 103 Gem. budget per cliënt (verdeling hist. middelen) J&O 400 235 238 333 AWBZ 320 332 372 190 Zvw 279 218 236 225 1.000 786 846 748 Quick facts: De gemeente heeft met gemiddeld 197 jeugdigen meer jeugdigen dan de regio, meer dan de provincie en minder dan Nederland. De gemeente heeft met gemiddeld 222 jeugdigen in Jeugdzorg minder dan de regio meer dan de provincie en minder dan Nederland. De gemeente heeft met een gemiddeld budget van 786 een lager budget dan de regio, een hoger budget dan de provincie en een lager budget dan Nederland. De gemeente ten opzichte van de regio De gemeente heeft gemiddeld meer jeugdigen dan de regio en gemiddeld meer jeugdigen in Jeugdhulp dan de regio. De gemeente heeft gemiddeld een lager budget dan gemiddeld in de regio. De gemeente ten opzichte van de provincie De gemeente heeft gemiddeld meer jeugdigen dan de provincie en gemiddeld meer jeugdigen in Jeugdhulp dan de provincie. De gemeente heeft gemiddeld een hoger budget dan gemiddeld in de provincie.
De gemeente ten opzichte van Nederland De gemeente heeft gemiddeld minder jeugdigen dan Nederland en gemiddeld minder jeugdigen in Jeugdhulp dan de Nederland. De gemeente heeft gemiddeld een lager budget dan gemiddeld in Nederland. Groei/krimp & verhouding vergelijking In onderstaande afbeelding wordt de gemeente Dummy vergeleken met de provincie Dummy. Groei/krimp & verhouding overzicht Absoluut Groei/krimp Verhoudingen Gemeente: awbz-indicatie 250 205 195-18% -5% 22% 20% - Dummy jggz 675 615-9% 60% 61% - j&o 200 190 220-5% 16% 18% 19% - Totaal: 1125 1010 - -10% 100% 100% - Verdeling domeinen AWBZ jggz j&o awbzindicatie jggz j&o 300 200 100 0 700 650 600 550 240 220 200 180 160 Verdeling domeinen AWBZ jggz j&o Provincie: awbz-indicatie 15700 13835 12455-12% -10% 18% 17% - Dummy jggz 54115 48190-11% 62% 61% - j&o 17060 17595 18435 3% 5% 20% 22% - Totaal: 86875 79620 - -8% 100% 100% - awbzindicatie jggz j&o 20000 15000 10000 5000 0 55000 50000 45000 19000 18000 17000 16000 Bij de gemeente Dummy zien we in 2012 dat 61% j-ggz zorg is, 20% AWBZ en 19% J&O. In de provincie is de verdeling voor j-ggz, AWBZ en J&O respectievelijk 61%, 17% en 22%. Deze verhoudingen komen redelijk overeen. We zien dat J&O in de provincie geleidelijk aan stijgt. In 2012 zakte het aantal J&O cliënten in de gemeente Dummy (-5%), en in 2013 steeg het weer flink (16%). Als we naar het totale zorgverbruik in de gemeente Dummy kijken, zien we dat er voor 10% minder zorg is verbruikt in 2012 ten opzichte van 2011. Voor de provincie zien we dat het totale zorgverbruik in 2012 ten opzichte van 2011 met 8% is gekrompen. In onderstaande afbeelding wordt de gemeente Dummy vergeleken met Nederland. Groei/krimp & verhouding overzicht Absoluut Groei/krimp Verhoudingen Gemeente: awbz-indicatie 250 205 195-18% -5% 22% 20% - Dummy jggz 675 615-9% 60% 61% - j&o 200 190 220-5% 16% 18% 19% - Totaal: 1125 1010 - -10% 100% 100% - Verdeling domeinen AWBZ jggz j&o 300 700 240 awbzindicatie 220 200 650 200 jggz 100 600 180 0 550 160 j&o Nederland awbz-indicatie 97265 88400 82085-9% -7% 22% 22% - jggz 3E+05 2E+05-9% 62% 60% - j&o 69670 71345 72945 2% 2% 16% 18% - Totaal: 4E+05 4E+05 - -7% 100% 100% - awbzindicatie jggz 100000 90000 80000 270000 260000 250000 240000 74000 72000 70000 j&o 70000 230000 68000 In Nederland zien we dat J&O met 2% gestegen is tussen zowel 2011 en 2012 als tussen 2012 en 2013. In de gemeente Dummy daalde J&O tussen 2011 en 2012 (5%) terwijl het flink is gegroeid tussen 2012 en 2013 (16%). Verder zien we dat bij AWBZ en jggz bij zowel de gemeente Dummy als in Nederland beide domeinen dalen. Bij de verdeling tussen de domeinen zien we dat jggz overheerst bij zowel Nederland als bij de gemeente Dummy.
In onderstaande afbeelding wordt de gemeente Dummy vergeleken met de centrum-gemeente Centrum-Dummy. Groei/krimp & verhouding overzicht Absoluut Groei/krimp Verhoudingen Gemeente: awbz-indicatie 250 205 195-18% -5% 22% 20% - Dummy jggz 675 615-9% 60% 61% - j&o 200 190 220-5% 16% 18% 19% - Totaal: 1125 1010 - -10% 100% 100% - Verdeling domeinen AWBZ jggz j&o 300 700 240 awbzindicatie 220 200 650 200 jggz 100 600 180 0 550 160 j&o Verdeling domeinen AWBZ jggz j&o Gemeente: awbz-indicatie 510 480 460-6% -4% 23% 24% - Centrum-Dummy jggz 1170 895-24% 52% 45% - j&o 560 620 670 11% 8% 25% 31% - Totaal: 2240 1995 - -11% 100% 100% - awbzindicatie jggz j&o 520 500 480 460 440 420 1500 1000 500 0 700 650 600 550 500 Wat opvalt is dat de verhouding tussen de domeinen tussen de gemeente Dummy en de gemeente Centrum-Dummy verschilt. De gemeente Dummy heeft aanzienlijk meer jggz cliënten en minder J&O cliënten. Waar de gemeente Centrum-Dummy inlevert op het aandeel jggz vergeleken met Dummy en weer meer J&O cliënten heeft. Voor het domein AWBZ verschillen de gemeenten niet zoveel.
CIZ Analyse In de CIZ Analyse worden de cijfers voor de gemeente betreffende aantal kinderen met een geldige indicatie voor extramurale en intramurale AWBZ-zorg die naar de Jeugdwet gaan vergeleken met die van Nederland. Eveneens wordt gekeken naar de groei/krimp van deze cijfers en hoe deze cijfers zich weerhouden tot het aantal inwoners in de gemeente. Onderwerp Nederland Inwoners alle leeftijden (CBS) 16.675.117 35.985 CIZ indicaties Extramuraal naar Jeugdwet 30.110 60 Extramuraal niet naar Jeugdwet 3.480 12 Intramuraal 9.225 9 Totaal 42.815 81 Dummy CIZ indicaties per 100.000 inwoners Extramuraal naar Jeugdwet 181 167 Extramuraal niet naar Jeugdwet 21 33 Intramuraal 55 25 Totaal 257 225 In bovenstaande afbeelding zien we dat de gemeente Dummy met 225 indicaties gemiddeld een stuk minder indicaties heeft dan Nederland met 257. Onderwerp Nederland Dummy jan-14 jul-14 jan-15 jan-14 jul-14 jan-15 CIZ indicaties Extramuraal naar Jeugdwet 30.785 30.150 30.110 77 72 60 Extramuraal niet naar Jeugdwet 4.165 4.290 3.480 7 10 12 Intramuraal 9.660 9.400 9.225 12 x 9 Totaal 44.610 43.840 42.815 96 82 81 CIZ indicaties per 100.000 inwoners Totaal 268 263 257 267 228 225 In bovenstaande afbeelding zien we dat zowel de gemeente Dummy als Nederland daalt in het aantal indicaties. Bovenstaande cijfers zijn afgebeeld in een grafiek op de volgende pagina.
In deze grafiek kunnen we eenvoudig zien dat zowel Nederland als Dummy daalt in het aantal indicaties.
Verdeelfactoren objectief verdeelmodel gemeente Dummy In dit rapport is voor de gemeente een rapportage opgesteld op baiss van het Objectief Verdeel Model. Voor de verdeling heeft het SCP een theoretisch verklaringsmodel opgezet waarin risicoverhogende en risicoverlagende kenmerken voor de kans op jeugd- en gezinsproblematiek in kaart zijn gebracht. Dit vormt de basis voor het objectieve verdeelmodel dat door Cebeon is ontwikkeld. Het grootste deel van het macrobudget (circa 3,4 mld euro) wordt via objectieve kenmerken verdeeld. Het budget voor jeugdigen met een voogdijmaatregel en voor jeugdigen van 18 jaar en ouder die gebruik maken van voortgezette jeugdhulp (0,5 mld euro) wordt op historische gegevens verdeeld. Het zijn twee modellen die leiden tot één budget. Totaaltabel Dummy Inwoners: Regio: 35.985 Aandeel Categorie: Gemeente: Maatstaf in model Nederland 25-50 Dummy Jeugdigen 46% 21,4% 15,4%-27,3% 22,8% Eenouderhuishoudens 9% 6,0% 4,1%-8,0% 6,4% Eenouderhuishoudens met twee of meer kinderen 7% 2,4% 1,6%-3,3% 2,7% Eenouderhuishoudens in de bijstand 6% 0,6% 0,2%-1,8% 0,5% Psychisch medicijnengebruik 14% 5,5% 3,5%-8,3% 5,0% Jeugdigen met een armoederisico 3% 9,5% 3,9%-21,7% 6,9% Gezinnen in de bijstand 2% 1,0% 0,3%-2,5% 0,9% Uitkeringsontvangers 24% 5,4% 2,6%-11,7% 3,5% Leerlingen met achterstandsgewicht -11% 0,8% 0,1%-1,8% 0,8% 100% gemiddeld gezinsinkomen (zelfoplossend vermogen) 100% 113,6% gemiddeld gezinsinkomen 100% 109,4%
1. Jeugdigen Score Landelijk Afwijking Jeugdigen 22,8% 21,4% 7% Tussen Kleiner dan 16,7% 16,7% & 19,1% 19,1% & 21,4% 21,4% & 23,8% 23,8% & 26,1% Groter dan 26,1% 21,4% 22,8% 0,0% 5,0% 10,0% 15,0% 20,0% 25,0% 30,0% 35,0% 40,0% Als basis voor een plausibel verdeelmodel voor de middelen jeugdhulp dient het aantal jeugdigen. Naarmate in een gemeente meer jeugdigen wonen, zijn de kosten van opvoedingsproblemen en andere jeugdproblematiek gemiddeld hoger. Iedere gemeente krijgt hiermee een basisbudget ter dekking van kosten die met (boven)lokaal beleid zijn gemoeid, onafhankelijk van het aantal jeugdigen dat feitelijk een beroep doet op gemeentelijk bekostigde jeugdhulp. Voor de omvang hiervan is houvast gezocht bij de relatieve omvang van het basisdeel (in de orde van de helft tot circa driekwart) van de decentralisatie- uitkering Jeugd en Gezin. Aangezien bij jeugdhulp meer sprake is van echte zorg, ligt het voor de hand dat het basisdeel beperkter is dan bij preventief jeugdbeleid. 2. Eenouderhuishoudens Score Landelijk Afwijking Eenouderhuishoudens 6,4% 6,0% 7% Tussen Kleiner dan 3,7% 3,7% & 4,9% 4,9% & 6,0% 6,0% & 7,1% 7,1% & 8,3% Groter dan 8,3% 6,0% 6,4% 0,0% 2,0% 4,0% 6,0% 8,0% 10,0% 12,0% 14,0% Een substantieel deel van de jeugdigen die gebruik maakt van jeugdhulp is afkomstig uit éénoudergezinnen. Beschikbare gegevens duiden op een aandeel in de orde van een kwart tot één derde. In vergelijking met andere gezinnen maken deze jeugdigen aanzienlijk vaker gebruik van jeugdhulp. Gegevens over de provinciale jeugdhulp duiden op een sterk verhoogde kans (factor 5 tot 10). Een en ander houdt deels verband met het ontbreken van een partner die kan voorzien in een deel van de opvoeding (beperktere opvoedcapaciteit). Voor zover het éénouderschap voortkomt uit een (v)echtscheiding gaat dit bovendien vaak gepaard met allerlei psychische problemen bij ouder
en/of kinderen. Hierdoor is er veelal eerder en/of langduriger behoefte aan professionele (jeugd)hulp/zorg nodig. Historische cijfers bevestigen dat de kosten van jeugdhulp in gemeenten met veel éénoudergezinnen gemiddeld duidelijk hoger zijn. In het verdeelmodel is daarom de bestaande maatstaf éénouderhuishoudens opgenomen. 3. Eenouderhuishoudens met twee of meer kinderen Score Landelijk Afwijking Eenouderhuishoudens met twee of meer kinderen 2,7% 2,4% 12,8% Tussen Kleiner dan 1,4% 1,4% & 1,9% 1,9% & 2,4% 2,4% & 2,8% 2,8% & 3,3% Groter dan 3,3% 2,4% 2,7% 0,0% 1,0% 2,0% 3,0% 4,0% 5,0% 6,0% Niet alle éénoudergezinnen kampen met vergelijkbare problemen en maken evenredig gebruik van jeugdhulp. Daarom zijn in het model extra wegingen opgenomen voor specifieke risico s bij grotere gezinnen: meer kinderen betekent voor één ouder een grotere belasting en verhoogde kans op jeugdhulpproblematiek (minder aandacht e.d.), zeker in geval van krappe woonruimte en andere bijkomende problemen. Dit kan worden geoperationaliseerd met een maatstaf éénouderhuishoudens met twee of meer kinderen. 4. Eenouderhuishoudens in de bijstand Score Landelijk Afwijking Eenouderhuishoudens in de bijstand 0,5% 0,6% -28,6% Tussen Kleiner dan -0,1% -0,1% & 0,3% 0,3% & 0,6% 0,6% & 1,0% 1,0% & 1,4% Groter dan 1,4% 0,5% 0,6% 0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% Niet alle éénoudergezinnen kampen met vergelijkbare problemen en maken evenredig gebruik van jeugdhulp. Daarom zijn in het model extra wegingen meegenomen voor specificieke risico;s bij armoede: éénoudergezinnen die (langdurig) moeten rondkomen van een laag inkomen lopen een verhoogd risico op armoede en sociale uitsluiting van hun kinderen. Armoede gaat vaak samen met een slechtere gezondheid, achterblijvende (cognitieve/sociaal-emotionele) ontwikkeling en problematisch gedrag van kinderen.daarmee komt de opvoedcapaciteit van de ouder (verder) onder
druk te staan en is de kans groter dat beroep moet worden gedaan op (specialistische) jeugdhulp. Een plausibele indicator hiervoor is het aantal jeugdigen in éénouderhuishoudens met armoederisico. 5. Psychisch medicijngebruik Score Landelijk Afwijking Psychisch medicijnengebruik 5,0% 5,5% -8,3% Tussen Kleiner dan 3,3% 3,3% & 4,4% 4,4% & 5,5% 5,5% & 6,6% 6,6% & 7,7% Groter dan 7,7% 5,5% 5,0% 0,0% 2,0% 4,0% 6,0% 8,0% 10,0% 12,0% Psychische gezondheidsproblemen van ouders brengen niet alleen een persoonlijke extra last mee, maar leggen ook beperkingen op aan hun opvoedcapaciteit. Andersom kunnen psychische problemen ook ontstaan/verergeren vanwege opgroei- of gezondheidsproblemen van de kinderen zelf. Daarnaast is er een verhoogd risico dat psychische al of niet in combinatie met licht verstandelijke problematiek van ouders wordt overgedragen op hun kinderen (intergenerationeel). In deze situaties neemt de behoefte aan professionele (jeugd)hulp/zorg toe. Hiervan kan sprake zijn onafhankelijk van de inkomenssituatie. Wel gaat een situatie van relatieve armoede vaker gepaard met psychische problemen (zoals depressie). En, naarmate psychische gezondheidsproblemen een chronischer karakter hebben, kunnen gezinnen ook in financiële problemen raken. 6. Jeugdigen met armoederisico Score Landelijk Afwijking Jeugdigen met armoederisico 6,9% 9,5% -27,1% Tussen Kleiner dan 2,3% 2,3% & 5,9% 5,9% & 9,5% 9,5% & 13,1% 13,1% & 16,7% Groter dan 16,7% 6,9% 9,5% 0,0% 5,0% 10,0% 15,0% 20,0% 25,0% 30,0% De effecten van armoede op jeugd/opvoedproblematiek (zie anker 3) zijn niet beperkt tot éénoudergezinnen, maar raken ook andere gezinnen met kinderen. Om hiermee rekening te houden kan in het model een brede maatstaf worden opgenomen: jeugdigen met armoederisico.
7. Gezinnen in de bijstand Score Landelijk Afwijking Gezinnen in de bijstand 0,9% 1,0% -9,5% Tussen Kleiner dan -0,1% -0,1% & 0,4% 0,4% & 1,0% 1,0% & 1,5% 1,5% & 2,0% Groter dan 2,0% 0,9% 1,0% 0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 8. Uitkeringsontvangers Score Landelijk Afwijking Uitkeringontvangers 3,5% 5,4% -35,0% Tussen Kleiner dan 2,1% 2,1% & 3,8% 3,8% & 5,4% 5,4% & 7,0% 7,0% & 8,6% Groter dan 8,6% 3,5% 5,4% 0,0% 2,0% 4,0% 6,0% 8,0% 10,0% 12,0% 14,0% Vanwege hun bovengemiddelde kans op armoede is een extra weging relevant voor uitkeringsontvangers (in afstemming op andere kenmerken in het model). In de bijstand en andere (arbeidsgerelateerde) uitkeringssituaties is er sprake van relatief meer stressfactoren die hun weerslag hebben op de belastbaar- heid van opvoeders, zeker als deze situatie een langdurig karakter heeft. Dit heeft een aanvullende betekenis ten opzichte van anker 4, omdat langdurige werkloosheid en/of arbeidsongeschiktheid ook zonder langdurig medicijngebruik een slechtere gezondheidssituatie kan indiceren. Een structureel gebrek aan arbeidsparticipatie gaat bovendien vaak gepaard met multiproblematiek, inclusief schulden. Dit brengt een grotere behoefte aan professionele (jeugd)hulp/zorg mee, die vanwege zorgmijdend gedrag nog niet in alle gevallen zal zijn vervuld. Zo komt uit beschikbare gebruiksgegevens naar voren dat ouders met een bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, in vergelijking tot alle huishoudens met een laag inkomen, ongeveer een verdubbelde kans hebben dat hun kinderen gebruik maken van jeugdhulp. Deze factor kan worden geoperationaliseerd met behulp van de maatstaf gezinnen in de bijstand met kinderen en de bestaande maatstaf overige uitkeringsontvangers. 9. Leerlingen met een achterstandsgewicht
Score Landelijk Afwijking Leerlingen met een achterstandsgewicht 0,8% 0,8% -8,1% Tussen Kleiner dan 0,0% 0,0% & 0,4% 0,4% & 0,8% 0,8% & 1,3% 1,3% & 1,7% Groter dan 1,7% 0,5 0,4 0,4 0,3 0,3 0,2 0,2 0,1 0,1 0,8% 0,8% 0,0 0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% Het betreft hier de factor leerlinggewicht in het onderwijs met een correctie ter voorkoming van dubbeltellingen voor gewicht 0.3 of 1.2 (ouders met een lage opleiding). 10. Gemiddeld gezinsinkomen (zelfoplossend vermogen) Score Landelijk Afwijking Gemiddeld gezinsinkomen (zelfoplossend vermogen) 113,6% 103,7% 9,5% Tussen Kleiner dan 84,1% 84,1% & 93,9% 93,9% & 103,7% 103,7% & 113,5% 113,5% & 123,3% Groter dan 123,3% 0,5 0,4 0,4 0,3 0,3 0,2 0,2 0,1 0,1 103,7% 11. Gemiddeld gezinsinkomen huishoudens met kinderen (zelfoplossend vermogen) 113,6% 0,0 0,0% 20,0% 40,0% 60,0% 80,0% 100,0% 120,0% 140,0% 160,0% 180,0% Score Landelijk Afwijking Gemiddeld gezinsinkomen huishoudens met kinderen (zelfoplossend vermogen) 109,4% 101,6% 7,6% Tussen Kleiner dan 80,7% 80,7% & 91,2% 91,2% & 101,6% 101,6% & 112,1% 112,1% & 122,6% Groter dan 122,6% 101,6% 109,4% 0,0% 20,0% 40,0% 60,0% 80,0% 100,0% 120,0% 140,0% 160,0% 180,0% Naast risicoverhogende factoren voor jeugd- en gezinsproblematiek zijn er risicoverlagende factoren, die zich manifesteren in de vorm van zelfoplossend vermogen van gezinnen en lokale gemeenschappen. Ieder gezin of gemeenschap heeft immers een zeker vermogen om problemen te
voorkomen én op te lossen. Uit het verklaringsmodel en de verschillenanalyses komt naar voren dat er een samenhang is met de bredere sociaal-economische positie van gezinnen en gemeenschappen. Zo blijkt uit beschikbare gegevens dat jeugdigen uit huishoudens met een hoger inkomen duidelijk minder dan gemiddeld gebruik maken van jeugdhulp, en vice versa. De spreiding van historische budgetten tussen gemeenten met relatief veel rijkere huishoudens en die met meer armere huishoudens (zie hoofdstuk 3.4) ondersteunt dit beeld. Door het grotere zelfoplossend vermogen bij (veel) hogere inkomens behoeft er minder snel en/of groot beroep te worden gedaan op gemeentelijke jeugdhulp. Dit geldt op het niveau van zowel gezinnen als lokale gemeenschappen (wijken en gemeenten).