Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden



Vergelijkbare documenten
Speelkaarten.indd :14:06

Aan welke kerndoelen heb je gewerkt?

Nieuws in de klas Postbus AA Amsterdam t: f: e: w:

AAN WELKE KERNDOELEN HEB JE GEWERKT?

Leerlijnen TULE SLO. Jory Tolkamp

Voorbereiding en planning van een thema

Richtlijn Kerndoelen. Verwijzing naar - Datum vaststelling April Datum bijstelling

Voorwoord. Sharon A.M. Dijksma, Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Kerndoelen speciaal onderwijs 3

VOORSTEL HERZIENE KERNDOELEN BASISONDERWIJS

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Kerndoelen speciaal onderwijs 48cluster 1, 2 en 4

Kerndoelen regulier basisonderwijs

De Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2009, nr. W /I);

Als u vragen heeft of prijs stelt op meer houvast en ondersteuning, kunt u terecht op: Met vriendelijke groet,

KERNDOELEN PRIMAIR ONDERWIJS

Als u vragen heeft of prijs stelt op meer houvast en ondersteuning, kunt u terecht op: Met vriendelijke groet,

FIRST LEGO League als onderwijsprogramma

Voorstel van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming voor nieuwe kerndoelen onderbouw VO

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

bestand afkomstig van mijn website kerndoelen basisonderwijs 2006 inleiding Bart Voorzanger

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

Keurmerk: Duurzame school

Alles telt tweede editie. Kerndoelanalyse SLO

2011 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede

Taal in beeld Spelling in beeld

Taal in beeld/ Spelling in beeld (tweede versie) Kerndoelanalyse SLO

Onderzoekend en ontwerpend leren met zaakvakken. Heleen van Ravenswaaij MSc, Dr. Tim van Wessel

Zin in taal/ Zin in spelling tweede editie

Een kasteel in de buurt bezoeken

Ko observatielijst/ Kern(tussen)doelen TULE SLO Van November 2006

DATplus. Kerndoelanalyse SLO

Maatwerk rekenen. Kerndoelanalyse SLO

Rekenwonders. Kerndoelanalyse SLO

Overzicht vakgebieden ZML SO en subdoelen & koppeling leerlijnen SO & VSO

Wis en reken. Kerndoelanalyse SLO

Het Grote Rekenboek. Kerndoelanalyse SLO

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Leerdoelen en kerndoelen

Vakgebieden Methoden Omschrijving Taal Groep 1-2. Schatkist

Aardrijkskunde vaardigheden (PO-vmbo)

Mens en maatschappij vaardigheden (PO-vmbo)

Kerndoelen De Poepfabriek.nl

Staal. Kerndoelanalyse SLO

Aardrijkskunde vaardigheden (PO-vmbo)

leerlijnenpakket VSO 2012

Boerderijeducatie project Handleiding Leerkrachten

Agenda onderwijsavond middenbouw

Mens en maatschappij (aardrijkskunde, economie, geschiedenis, godsdienst)

Agenda onderwijsavond bovenbouw

Overzicht resultaten SLO-kerndoelanalyses Nederlandse taal en rekenen ( )

Kerndoelen primair onderwijs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Leerkrachtenhandleiding Peperduur

Bijlage behorend bij artikel 1 van het Besluit kerndoelen onderbouw VO 1. Kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs

Cultuurbeleidsplan

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs (op basis van artikel 11b WVO)

Uitgegeven: 3 februari , no. 10 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN

Citizen science Waterkwaliteit en de aansluiting bij het onderwijs. Reina Kuiper - SME Advies

1. Leergebiedoverstijgende kerndoelen voor het vso

KTWT module rekenen-wiskunde. Rekenen is leuker als je denkt

CKV Festival CKV festival 2012

Energie: hoe duurzaam is jouw school? Esther van der Meer. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Ook voor de basisschool zijn nieuwe er kerndoelen gemaakt die duidelijk aansluiten bij de kerndoelen van de onderbouw VO.

Canon en kerndoelen geschiedenis PO

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Waar halen ze de ENERGIE. vandaan? Leerlijn

Kleine Gartmanplantsoen RP Amsterdam T info@mocca-amsterdam.nl Stappenplan cultuureducatiebeleid

Het onderwijs op de Bron: de onderbouw (groep 1-2)

Drents Archief. Het meisje met de hoepel. Groep 2 Thema-overzicht

Aardrijkskunde inhouden (PO-havo/vwo)

De Onderwijsraad heeft in deze zes kerndoelen geformuleerd waar het primair onderwijs aan moet voldoen inzake Actief Burgerschap:

FIRST LEGO League als onderwijsprogramma

HvhV Mysterie van de Koppige Kogel LeerstofIntegratie. vs 01

Stadswerken. Kerndoelen. Programma NMC. Groep 1 t/m 8.

Geschiedenis/erfgoed

Onderwijskundige doelen

Afval: hoe duurzaam is jouw school? Esther van der Meer. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Leerroute 3 en 4. Modules met bijbehorende vakken/vakomschrijving Kerndoelen 1

Toetsen en evalueren in het rekenonderwijs op de basisschool? Miniconferentie,26 maart 2013 Wilmad Kuiper Anneke Noteboom

Beleidsplan cultuureducatie OBS de Driepas

Aardrijkskunde. Thema / onderwerp Aardrijkskundeles met gebruikmaking van de geografische vierslag. Betekenis. Bedoeling

Huisje, boompje, beestje

HET KLOKHUIS ZOEKT ONTWERPERS. Handleiding docent

Kunst en cultuur (PO-havo/vwo)

Leerplan OVSG. Verbondenheid door middel van rituelen tijdens speciale gelegenheden. Jenthé Adriaens, Elise Buts & Sharis Vertommen

Dans & drama o.b.s. De Eiber Dedemsvaart Januari 2015

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Overzicht Methoden en middelen

Aartsbisdom Mechelen-Brussel Vicariaat Onderwijs Diocesane Pedagogische Begeleiding Secundair Onderwijs

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

BIJLAGE 2 BIJ BESLUIT KERNDOELEN WEC

HANDLEIDING DOCENTEN. Welkom bij de Volvo Ocean Race, de grootste en spectaculairste zeilwedstrijd om de wereld.

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Maaike Gilden & Josephine van den Nieuwendijk

Voorwoord. Sharon A.M. Dijksma, Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Transcriptie:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 248 Besluit van 18 mei 2009, houdende de vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sharon A.M. Dijksma, van 19 augustus 2008, nr. WJZ/39370 (2638), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Gelet op artikel 13, zevende lid, van de Wet op de expertisecentra; De Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2009, nr. W05.08.0382/I); Gezien het nader rapport van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sharon A. M. Dijksma, van 13 mei 2009, nr. WJZ122559 (2638), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan: Vastgesteld wordt een Besluit Kerndoelen WEC, als volgt: Artikel 1 De kerndoelen, bedoeld in artikel 13, zevende lid, van de Wet op de expertisecentra worden voor de verschillende onderwijssoorten vastgesteld als aangegeven in bijlage 1 en bijlage 2 bij dit besluit. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Artikel 3 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kerndoelen WEC. Staatsblad 2009 248 1

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. s-gravenhage, 18 mei 2009 Beatrix De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R. H. A. Plasterk De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. A. M. Dijksma Uitgegeven de drieëntwintigste juni 2009 De Staatssecretaris van Justitie, N. Albayrak STB12439 ISSN 0920-2064 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2009 Staatsblad 2009 248 2

BIJLAGE 1 BIJ BESLUIT KERNDOELEN WEC De eerste generatie kerndoelen speciaal onderwijs met uitzondering van kerndoelen voor zeer moeilijk lerende leerlingen of meervoudig gehandicapte leerlingen Preambule Deze kerndoelen zijn van toepassing voor het onderwijs aan leerlingen met een enkelvoudige beperking en/of stoornis in de basisschoolleeftijd, met uitzondering van zeer moeilijk lerenden. Het onderwijs aan deze groep leerlingen bevordert brede vorming. Het onderwijsaanbod richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, op het ontwikkelen van creativiteit, het verwerven van kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Het onderwijs gaat er mede vanuit dat de leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving. Het onderwijs omvat waar mogelijk in samenhang: zintuiglijke oefening, lichamelijke oefening, Nederlandse taal, rekenen en wiskunde, enkele kennisgebieden (waarbij in elk geval aandacht besteed wordt aan aardrijkskunde, geschiedenis, de natuur, waaronder biologie, maatschappelijke verhoudingen, waaronder staatsinrichting en geestelijke stromingen), expressieactiviteiten (waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan de bevordering van het taalgebruik, tekenen, muziek, handvaardigheid, spel en beweging) en bevordering van de sociale redzaamheid (waaronder gedrag in het verkeer, bevordering van gezond gedrag). De kerndoelen zijn een operationalisering hiervan. Het geheel van kerndoelen geeft een beeld van het inhoudelijk aanbod van het onderwijs. De kerndoelen zijn ingedeeld in leergebiedoverstijgende en leergebiedspecifieke kerndoelen. De leergebiedoverstijgende kerndoelen zijn gegroepeerd in de volgende thema s: zintuiglijke en motorische ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, leren leren en omgaan met media en technologische hulpmiddelen. De thema s ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit en praktische redzaamheid zijn specifiek van toepassing voor leerlingen met een visuele beperking, leerlingen met een lichamelijke beperking en langdurig zieke leerlingen. De leergebiedspecifieke kerndoelen zijn ingedeeld in Nederlandse taal, Engels, Friese taal, rekenen/wiskunde, oriëntatie op jezelf en de wereld, kunstzinnige oriëntatie en bewegingsonderwijs. Kerndoelen geven een beschrijving van de kwaliteiten van leerlingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die de overheid minimaal belangrijk acht voor leerlingen. Kerndoelen omschrijven het eind van een leerproces, niet de wijze waarop ze bereikt worden. Om de leerlingen in staat te stellen die kwaliteiten te verwerven, is de school verantwoordelijk voor het aanbieden van een passend onderwijsaanbod. Dit aanbod dient te worden afgestemd op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling en is zo ingericht dat de leerling een ononderbroken ontwikkelingsproces kan doorlopen. De kerndoelen zijn richtinggevend voor de scholen bij het maken van hun keuzes omtrent hun onderwijsprogramma, maar bieden de scholen gelijkertijd voldoende ruimte om hun onderwijsactiviteiten tegemoet te laten komen aan de individuele mogelijkheden en beperkingen van de leerlingen. De grote verscheidenheid tussen leerlingen maakt deze vrijheidsgraden noodzakelijk. Kerndoelen doen bijvoorbeeld geen uitspraken over de ordening van inhouden, de te volgen didactiek, de keuze voor onderwijsleermiddelen, de vormgeving van het onderwijs, de toekenning van tijd of de keuze voor levensbeschouwelijk onderwijs. Staatsblad 2009 248 3

Tenslotte wordt opgemerkt dat het van belang is doelen zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen. In de dagelijkse onderwijspraktijk zullen doorgaans doelen uit verschillende leergebieden tegelijk aan de orde zijn. Leergebiedoverstijgende kerndoelen In de leergebiedoverstijgende kerndoelen ligt het accent op brede ontwikkeling. De leergebiedoverstijgende kerndoelen omvatten: kerndoelen gericht op brede ontwikkelingsaspecten, zoals de zintuiglijke en motorische ontwikkeling en de sociale en emotionele ontwikkeling; kerndoelen die in directe relatie staan tot het leren in de school, zoals leren leren (leerhouding en leerstrategieën) en het leren hanteren van technologische media en hulpmiddelen. Bij leerlingen met beperkingen op specifieke domeinen (zintuiglijk, motorisch, gedragsmatig) is veelal sprake van samenhangende belemmeringen op de meer algemene thema s als sociale en emotionele ontwikkeling en leren leren. Daarom is bij leerlingen met een beperking en/of een stoornis in veel gevallen ook sprake van complexe problemen. In kringen binnen het regulier onderwijs worden de genoemde basale en algemene aspecten vaak leervoorwaardelijk genoemd. Het leren van die aspecten wordt dan meer geassocieerd met de specifieke leergebieden als taal, rekenen en wiskunde en oriëntatie op jezelf en de wereld. Voor het onderwijs aan leerlingen met een beperking en/of stoornis vormen deze leervoorwaardelijke aspecten een belangrijk onderdeel van het onderwijsaanbod. Ze zijn daarom expliciet in de kerndoelen voor het speciaal onderwijs opgenomen. Voor leerlingen met een zintuiglijke beperking worden de betreffende doelen remediërend en/of compenserend uitgewerkt. Een grote rol is toebedeeld aan de sociale en emotionele ontwikkeling, waaronder het ontwikkelen van een positief zelfbeeld. Het is belangrijk in het oog te houden dat de leerlingen de kans krijgen zich als autonome individuen te ontwikkelen. Dit houdt in dat zij de regie behouden over hun eigen activiteiten, ook al is daar ondersteuning bij nodig. Ook belangrijk is dat zij leren omgaan met hulp, hulp vragen, hulp accepteren en wat daarbij professionaliteit (inclusief grenzen daarvan) betekent. De aandacht voor media en technologische hulpmiddelen is logisch omdat deze voor veel leerlingen in het speciaal onderwijs belangrijke middelen zijn om te kunnen leren, ontwikkelen en leven. De specifieke beperkingen en mogelijkheden van leerlingen geven specifieke accenten aan het leergebiedoverstijgende onderwijsaanbod. Voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1) De beperking in de visuele waarneming heeft invloed op de ontwikkeling van de gehele persoon. Bij deze leerlingen is veelal sprake van onzekerheid en weinig zelfvertrouwen. Daarnaast hebben zij veelal moeite in de communicatie met anderen. De zintuiglijke ontwikkeling van slechtziende en braille leerlingen vraagt vooral extra stimulering en training van de visuele, tactiele en auditieve waarneming. Het betekenis leren geven aan de visueel- en tactiel verkregen informatie vereist veel aandacht. Staatsblad 2009 248 4

Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking (cluster 2) De beperkingen op auditief gebied en in de taalontwikkeling hebben grote invloed op de ontwikkeling van de gehele persoon. Bij deze leerlingen is veelal sprake van onzekerheid en weinig zelfvertrouwen. Daarnaast hebben zij veelal moeite in de communicatie met anderen. Voor leerlingen met een lichamelijke beperking en voor langdurig zieke leerlingen (cluster 3) De mogelijkheden van zintuiglijke en motorische ontwikkeling is voor elke leerling bepaald door de beperking of ziekte. De leerlingen ervaren hun beperkingen waarmee zij moeten leren omgaan. De grote individuele verschillen doen in veel gevallen een beroep op extra aandacht, ondersteuning en training. Kerndoelen Zintuiglijke en motorische ontwikkeling 1. De leerlingen leren hun zintuiglijke en motorische mogelijkheden optimaliseren en geïntegreerd gebruiken en leren omgaan met hun beperkingen, hulpmiddelen en met de hulp van anderen. Sociaal-emotionele ontwikkeling Zelfbeeld 2. De leerlingen leren met gevoel voor zelfvertrouwen en zelfwaardering omgaan met de eigen mogelijkheden en grenzen en leren uiting geven aan eigen wensen, gevoelens en opvattingen. Sociaal gedrag 3. De leerlingen leren naar algemeen geaccepteerde normen en waarden omgaan met anderen en leren samenwerken aan een gezamenlijke taak of gezamenlijk spel en leren omgaan met conflictsituaties. Leren leren 4. De leerlingen leren belangstelling hebben voor de wereld om hen heen, ze leren deze gemotiveerd onderzoeken en daarin taken uitvoeren, waarbij ze gebruik maken van informatie, strategieën en vaardigheden en ze leren reflecteren op eigen handelen. Omgaan met media en technologische hulpmiddelen 5. De leerlingen leren omgaan met media en technologische hulpmiddelen, waaronder hulpmiddelen en aanpassingen voor de beperking, die de redzaamheid vergroten. Voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1), leerlingen met een lichamelijke beperking en langdurig zieke leerlingen (cluster 3) Ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit 6. De leerlingen leren zich in de ruimte (binnen en buiten) oriënteren en verplaatsen. Staatsblad 2009 248 5

Praktische redzaamheid 7. De leerlingen leren hun dagelijkse activiteiten en behoeften zoveel mogelijk zelfstandig realiseren. Nederlandse taal Taalonderwijs is van belang omdat de rol van taal bij het verwerven van inhouden en vaardigheden in alle leergebieden (en de transfer daartussen) evident is. Het onderwijs in Nederlands als tweede taal heeft dat besef de laatste jaren sterk doen groeien. Taalonderwijs is dus van belang voor het succes dat leerlingen in het onderwijs zullen hebben en voor de plaats die ze in de maatschappij zullen innemen. Daarnaast heeft taal een sociale functie. Leerlingen dienen hun taalvaardigheid te ontwikkelen, omdat ze die nu en straks in de maatschappij hard nodig hebben. Dat houdt onder meer in dat het onderwijs waar mogelijk uitgaat van communicatieve situaties: levensechte en boeiende leesteksten, gesprekken over onderwerpen die leerlingen bezig houden, een echte correspondentie met leerlingen van andere scholen. In het algemeen geldt voor leerlingen in het speciaal onderwijs dat het leren communiceren extra aandacht vraagt. Afhankelijk van de aard van de beperking en/of stoornis doet het leren communiceren een beroep op specifieke vormen van communicatie en op specifieke situaties. Taalverwerving en -onderwijs verlopen als het ware in cirkels: het gaat vaak om dezelfde inhouden, maar de complexiteit en de mate van beheersing nemen toe. Anders gezegd: het onderwijs in Nederlandse taal is er op gericht dat leerlingen in de beheersing van deze taal in en buiten school steeds competenter taalgebruikers worden. Die competenties zijn te typeren in vier trefwoorden 1 : kopiëren, beschrijven, structureren en beoordelen. Die zijn niet zonder meer tot formuleringen in kerndoelen te verwerken, omdat het vaak gaat om een combinatie van competenties. Met «kopiëren» wordt bedoeld: zo letterlijk mogelijk een handeling nadoen (overschrijven van het bord bijvoorbeeld). «Beschrijven» is op eigen wijze (in eigen woorden) toepassen van een vaardigheid. Dat kan inhouden: verslag uitbrengen, informatie geven of vragen. «Structureren» houdt in: op eigen manieren ordening aanbrengen. «Beoordelen» is reflectie op mogelijkheden, evalueren. In het aanbod neemt de schriftelijke taalvaardigheid een belangrijke plaats in. «Geletterdheid» veronderstelt meer dan alleen de techniek van lezen en schrijven. Ook inzicht in de maatschappelijke functie ervan en een positieve attitude maken er deel van uit. Deze ontwikkeling begint eigenlijk al voor de basisschool, bij voorlezen en vertellen in het gezin, en wordt verder ontwikkeld in alle groepen. Ook al is de ontwikkeling van de schriftelijke taalvaardigheid van belang, de ontwikkeling van de mondelinge taalvaardigheid verdient blijvende aandacht. Uitbreiding van de woordenschat, aandacht voor taal en denken, toepassen van luisterstrategieën, voorlezen en vertellen: het zijn activiteiten die de mondelinge taalvaardigheid verder ontwikkelen, maar daarnaast voorwaardelijk zijn voor het schriftelijk domein. 1 In navolging van de Vlaamse eindtermen voor lager onderwijs. Beschouwing van taal en taalgebruik geeft leerlingen «gereedschappen» om over taal te praten en na te denken. Traditioneel ging het hierbij om grammatica, soms ook om de beschouwing van interessante taalverschijnselen. Tegenwoordig denkt men hierbij vooral aan inzicht in Staatsblad 2009 248 6

eigen en andermans taalgebruiksstrategieën, zodat een kind leert deze steeds bewuster en doelgerichter in te zetten. Naast aandacht voor taal als systeem is er ook reflectie op taalgebruik. Taalbeschouwing dient geen op zichzelf staand onderdeel te vormen, maar geïntegreerd te worden met (onderdelen uit) de overige domeinen. Het zal duidelijk zijn dat onderwijs in Nederlands als tweede taal vaak een wat ander karakter heeft dan Nederlands als eerste taal: de beginsituatie van de leerlingen is anders, de didactiek verschilt, het aanbod is soms anders gefaseerd, er ligt meer nadruk op woordenschatuitbreiding. Maar voor alle leerlingen gelden in feite dezelfde doelen en hetzelfde aanbod. Veel van oorsprong autochtone leerlingen die in achterstandssituaties opgroeien zijn ook gebaat bij didactische inzichten die door ervaring met onderwijs aan allochtone leerlingen scherper zijn geworden. Eén van die inzichten is, dat taal in alle vakken een cruciale rol speelt bij het verwerven van kennis en vaardigheden in die «andere vakken». Voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1) De mondelinge taal is voor leerlingen met een visuele beperking een zeer belangrijk middel om een relatie op te bouwen met de wereld van de «dingen», met zichzelf en met anderen. De mondelinge taalvaardigheid moet de beperking (of afwezigheid) van de visuele ervaring compenseren bij de vorming van een beeld van de wereld en bij conceptontwikkeling. Naast de andere zintuigen (gehoor en tast) helpt de mondelinge communicatie de leerling om meer grip op de wereld te krijgen. Gelijkertijd is het gevaar aanwezig dat de beperking van visuele ervaringen zorgt voor «niet gevulde» beelden. De taalontwikkeling is daarbij niet gebaseerd op de eigen belevingswereld maar op de wereld die de ziende aanreikt. Door het taalonderwijs te concretiseren en de leerlingen brede ervaringen te laten opdoen, kan «zweeftaal» worden voorkomen. De lees- en schrijfcultuur, de wereld in woorden, maken blinden zich eigen via braille. De meeste slechtziende leerlingen hebben moeite met het «kunnen zien van het zwartschrift». Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking (cluster 2) Leerlingen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden (ESM) maken deel uit van de horende cultuur en hebben in principe toegang tot een gesproken taal. Zij hebben verwerkings- en/of productieproblemen. Slechthorende leerlingen hebben primair een toegangsprobleem. De gehoorbeperking heeft niet alleen consequenties voor de taalontwikkeling, maar ook voor de totale ontwikkeling van de leerlingen. Het onderwijs is gericht op het herstel en/of compenseren van de beperkte taalontwikkeling. Naast de inzet van technische hulpmiddelen om de auditieve mogelijkheden maximaal te benutten kan hierbij gebruik worden gemaakt van visuele ondersteuning van het Nederlands met gebaren (NmG). Voor sommige (zeer) slechthorende leerlingen wordt gekozen voor tweetalig onderwijs: Nederlandse taal en Nederlandse Gebarentaal (NGT). Voor zeer slechthorende leerlingen kunnen derhalve zowel de kerndoelen Nederlandse taal als de doelen NGT aan de orde zijn. Voor het onderwijs aan doven is het taalonderwijs aangepast. Voor het onderwijs in NGT zijn aparte doelen opgesteld. Deze taal kan als primaire taal aangeboden worden, waarbij dan het domein mondelinge taalonderwijs wordt aangepast. Staatsblad 2009 248 7

Voor leerlingen met een lichamelijke beperking en voor langdurig zieke leerlingen (cluster 3) De motorische beperking (van weinig tot zeer ernstig) beïnvloedt de taalontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen. Bijvoorbeeld schriftelijk taalgebruik vraagt individuele aanpassingen, hulpmiddelen en specifieke ondersteuning. Leerlingen met taal- en/of spraakproblemen ondervinden veelal belemmeringen bij de communicatie. Dat heeft zijn neerslag op de participatie in gesprekken en in de sociale contacten. Zo vraagt het vertellen meer tijd, is de verstaanbaarheid vaak minder en ligt het spreektempo lager. Leerlingen die niet of nauwelijks kunnen spreken zijn in veel gevallen aangewezen op andere communicatie vormen en hulpmiddelen. Leerlingen met motorische beperkingen hebben meestal moeite met schrijven. Het leren gebruiken van de computer kan veel tijd vragen evenals de bediening. Een toetsaanslag of muissturing kan minutenwerk zijn. Luisteren, dat wil zeggen concentreren op wat gezegd en op wat verteld wordt, is voor veel van deze leerlingen niet vanzelfsprekend. Het automatiseren van begrippen en de informatieverwerking vraagt meer tijd. Leerlingen met een neurologische aandoening hebben veel aandacht nodig bij het verwerken van informatie. Bij deze groep leerlingen bestaat vaak verschil tussen hun verbale en performale capaciteiten. Het tempo van het leren en de uitvoering van de handelingen neemt over het algemeen meer tijd in beslag. Voor leerlingen met ernstige gedragsmoeilijkheden of psychiatrische problematiek (cluster 4) Leerlingen met ernstige gedragsmoeilijkheden of psychiatrische problematiek hebben zonder uitzondering grote problemen met het adequaat handelen in taalgebruiksituaties en met name bij het onderdeel communiceren. Juist het beperkte vermogen om (op correcte wijze) sociale contacten aan te gaan en te onderhouden; deel te nemen aan gesprekken of samen te werken zonder dat de gedragsproblematiek een bepalende rol speelt, maakt dat het werken aan deze communicatieve vaardigheden sterke aandacht verdient. Kerndoelen Mondeling taalonderwijs 8. De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. 9. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 10. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. Schriftelijk taalonderwijs 11. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema s, tabellen en digitale bronnen. Staatsblad 2009 248 8

12. De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. 13. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale. 14. De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. 15. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. 16. De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. Taalbeschouwing, waaronder strategieën 17. De leerlingen leren bij de doelen onder «mondeling taalonderwijs» en «schriftelijk taalonderwijs» strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen. 18. De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen: regels voor het spellen van werkwoorden; regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; regels voor het gebruik van leestekens. 19. De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder «woordenschat» vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. Nederlandse Gebarentaal Voor leerlingen met een auditieve beperking (cluster 2) Over de Nederlandse Gebarentaal (NGT) doet de Wet op de expertisecentra geen uitspraken. De algemene aspecten en functie in het onderwijs die zijn aangegeven in de karakteristiek van Nederlandse taal geldt ook voor NGT. Voor het onderwijs aan doven wordt het taalonderwijs aangepast. Voor het onderwijs in NGT zijn onderstaande doelen opgesteld. Deze taal kan als primaire taal aangeboden worden waarbij dan de kerndoelen van Nederlandse taal, met name het domein mondelinge taalonderwijs van Nederlands, worden aangepast in relatie tot de mogelijkheden van de leerlingen. Dove leerlingen hebben niet rechtstreeks toegang tot een gesproken taal en daarmee tot de informatie uit de horende wereld. Om deze leerlingen zo optimaal mogelijk ontwikkelingskansen te bieden, wordt in het dovenonderwijs veelal tweetalig onderwijs aangeboden. De eerste taal hierbij kan de NGT zijn. Nederlands wordt in dat geval als tweede taal aangeleerd. Door de «kan»-formulering is het leergebied NGT geen verplichting. Maar als de school besluit NGT in haar onderwijsaanbod op te nemen, dan doet zij er goed aan zich te laten leiden door de kerndoelvoorstellen. De gehoorbeperking van dove en (ernstig) slechthorende leerlingen heeft niet alleen consequenties voor de gesproken taalontwikkeling, maar daardoor ook voor de totale ontwikkeling van de leerlingen. Het onderwijs Staatsblad 2009 248 9

is gericht op het herstel en/of compenseren van de taalontwikkeling. Naast de inzet van technische hulpmiddelen om de auditieve mogelijkheden maximaal te benutten, kan hierbij gebruik gemaakt worden van visuele ondersteuning van het Nederlands met gebaren (NmG). Verder kan ook voor (zeer) slechthorende leerlingen worden gekozen voor tweetalig onderwijs: Nederlandse taal en Nederlandse Gebarentaal, en kunnen derhalve zowel de kerndoelen Nederlandse taal als de doelen NGT aan de orde zijn. De NGT is vooral in het onderwijs voor doven en (ernstig) slechthorenden ingevoerd, soms als (eerste) gebruiks- en instructietaal, soms als extra leergebied. Verschillen in de plaats die NGT in het onderwijsaanbod inneemt zijn gebaseerd op de keuzen van de school, die samenhangen met de aard van de beperking en de mogelijkheden van de leerlingen en wensen van ouders. Het opnemen van kerndoelen voor NGT betekent dat dovenscholen en andere scholen voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking hierin een gemeenschappelijk kader vinden voor het onderwijsaanbod op dit leergebied. Kerndoelen Manuele vaardigheden 20. De leerlingen leren informatie te verwerven uit gebarentaalaanbod en leren deelnemen in gebarencommunicatie in verschillende gespreksituaties. 21. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken in de Nederlandse Gebarentaal bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren, het discussiëren en bij het uitdrukken van meningen en gevoelens. Tekstuele vaardigheden 22. De leerlingen leren dat men kan gebaren en kijken met verschillende doelen (tekstsoorten) en leren verhalen en gebeurtenissen weer te geven in de NGT. 23. De leerlingen leren een presentatie in de NGT te geven, waarbij rekening gehouden wordt met gerichtheid op beoogde toeschouwers, duidelijkheid van informatie en formulering, kwaliteit van structuur en opbouw, en planning en verzorging. Taalbeschouwing, waaronder strategieën 24. De leerlingen leren bij gebruik van de NGT strategieën herkennen, «verwoorden», gebruiken en beoordelen. 25. De leerlingen leren welke verschillende vormen van communicatie bestaan tussen dove mensen onderling en tussen dove mensen en horende mensen. 26. De leerlingen leren een adequate gebarenlexicon en strategieën verwerven voor het begrijpen van voor hen onbekende gebaren. 27. De leerlingen leren taalkundige principes en regels van de gebarentaal zoals rolnemen, lokaliseren, basiselementen en de parameters. Staatsblad 2009 248 10

Engels Over de Engelse taal geeft de Wet op de expertisecentra aan dat scholen voor speciaal onderwijs in hun onderwijsaanbod de Engelse taal kunnen opnemen. Beheersing van de Engelse taal wordt voor iedereen steeds belangrijker door de toenemende internationalisering, groeiende mobiliteit en de uitbreidende mogelijkheden om te communiceren via nieuwe media. De plaats van Engels in het onderwijs wordt gefundeerd door Europees beleid en door het uitgangspunt dat een redelijke beheersing van die taal bereikt wordt wanneer er vroeg met het onderwijs in Engels begonnen wordt. Het doel van Engels is om een eerste basis te leggen om te kunnen communiceren met moedertaalsprekers of anderen die buiten de school Engels spreken. Die eerste aanzet wordt later, in de periode van de basisvorming, verder ontwikkeld. Het onderwijs in de Engelse taal wordt waar mogelijk in samenhang gebracht met inhouden van andere vakken. Bijvoorbeeld met inhouden in de oriëntatie op jezelf en de wereld. Het gaat dan om eenvoudige alledaagse onderwerpen als «woonomgeving», «vrije tijd en hobby s», «het lichaam», «het weer». In het onderwijs in de Engelse taal gaat het vooral om mondelinge communicatie en om het lezen van eenvoudige teksten. Het schrijven beperkt zich tot het kennismaken met de schrijfwijze van een beperkt aantal vaak voorkomende Engelse woorden. Voorts leren leerlingen om woordbetekenissen en schrijfwijzen van woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek. Voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1) Net als bij Nederlandse taal worden braille-leerlingen en zwartschriftlezers onderscheiden. Voor braille-leerlingen gaat het bij leesteksten om brailleschrift en om het gebruik van een aangepast woordenboek. Bij de Engelse taal ligt het accent op het leren van mondeling taalgebruik. Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking (cluster 2) Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking behoort Engels niet tot de kerndoelen. Bij deze groep leerlingen ligt het accent op het Nederlands, waar nodig in combinatie met Nederlandse Gebarentaal. Kerndoelen 28. De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten. 29. De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal. 30. De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse onderwerpen. 31. De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijzen van Engelse woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek. Staatsblad 2009 248 11

Friese taal Over de Friese taal geeft de Wet op de expertisecentra aan dat scholen voor speciaal onderwijs in de provincie Friesland in hun onderwijsaanbod de Friese taal kunnen opnemen. Onderwijs in het Fries heeft, evenals onderwijs in het Nederlands, een maatschappelijke en een sociale functie. De maatschappelijke functie valt samen met dezelfde functie van het onderwijs in het Nederlands: de rol van taal bij het verwerven van inhouden en vaardigheden in alle leergebieden en de transfer tussen taal en «andere vakken». In scholen waar Fries aangeboden wordt, staat dit onderwijs daarom niet los van onderwijs in het Nederlands. Tussen beide is transfer, bijvoorbeeld: uitbreiding van de woordenschat, luister- en leesstrategieën, taalbeschouwing. Naast een maatschappelijke functie heeft het onderwijs in het Fries een sociale en culturele functie. Leerlingen worden vertrouwd met het leren zich uit te drukken in de taal die in de provincie, de regio, de plaats, de buurt en het gezin in informele en formele situaties gebruikt wordt. Daarmee nemen zij ook deel aan de cultuur van de eigen streek voor zover die samenhangt met het gebruik van het Fries. In het aanbod neemt mondeling taalonderwijs een belangrijke plaats in. Het zal daarbij gaan om onderwerpen waarmee de leerlingen vertrouwd zijn en om relatief eenvoudige competenties als beschrijven en ordenen. Enige vaardigheid in het lezen wordt ook nagestreefd. Het gaat daarbij om voor leerlingen interessante teksten waarbij leesplezier van meer gewicht is dan het oefenen van leesbegrip. Net als in het onderwijs in het Nederlands is het verwerven van luister-, lees- en woordenschatstrategieën van belang. Die zijn voor een deel overdraagbaar uit (of naar) het onderwijs in Nederlandse taal. Behalve deze samenhang in strategieën is taalbeschouwing in brede zin een domein dat een rijke bron van geplande of incidentele lessen kan vormen: de positie van het Fries in Nederland en in de eigen provincie verschillen en overeenkomsten tussen Fries en Nederlands in gebruik, vorm, woordenschat en dergelijke. Kerndoelen Mondeling taalonderwijs 32. De leerlingen ontwikkelen een positieve attitude ten opzichte van het gebruik van Fries door henzelf en anderen. 33. De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken Fries. Het gaat om teksten die informatie geven, plezier verschaffen, meningen of aanwijzingen bevatten over voor hen bekende onderwerpen. 34. De leerlingen leren zich naar inhoud en vorm in het Fries uit te drukken in situaties uit hun dagelijks leven waarin zij informatie vragen of geven over een onderwerp waarmee zij vertrouwd zijn. Schriftelijk taalonderwijs 35. De leerlingen leren informatie te verwerven uit teksten in het Fries in frequent voorkomende teksttypen (zoals artikelen in jeugdrubrieken, liedjes, verhalen). 36. De leerlingen leren eenvoudige teksten in het Fries te schrijven over alledaagse onderwerpen met het doel met anderen over die onderwerpen te communiceren. Staatsblad 2009 248 12

Taalbeschouwing, waaronder strategieën 37. De leerlingen verwerven een woordenschat van frequent gebruikte Friese woorden en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Rekenen/wiskunde In de loop van het onderwijs verwerven leerlingen zich in de context van voor hen betekenisvolle situaties geleidelijk vertrouwdheid met getallen, maten, vormen, structuren en de daarbij passende relaties en bewerkingen. Ze leren «wiskundetaal» gebruiken en worden «wiskundig geletterd» en gecijferd. De wiskundetaal betreft onder andere rekenwiskundige en meetkundige zegswijzen, formele en informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en opdrachten voor de rekenmachine. «Wiskundig geletterd» en gecijferd betreft onder andere samenhangend inzicht in getallen, maatinzicht en ruimtelijk inzicht, een repertoire van parate kennis, belangrijke referentie-getallen en -maten, karakteristieke voorbeelden en toepassingen en routine in rekenen, meten en meetkunde. Meetkunde betreft ruimtelijke oriëntatie, het beschrijven van verschijnselen in de werkelijkheid en het redeneren op basis van ruimtelijk voorstellingsvermogen in twee en drie dimensies. De onderwerpen waaraan leerlingen hun «wiskundige geletterdheid» ontwikkelen zijn van verschillende herkomst: het leven van alledag, andere vormingsgebieden en de wiskunde zelf. Bij de selectie en aanbieding van de onderwerpen wordt rekening gehouden met wat leerlingen al weten en kunnen, met hun verdere vorming, hun belangstelling en de actualiteit, zodat leerlingen zich uitgedaagd voelen tot wiskundige activiteit en zodat ze op eigen niveau, met plezier en voldoening, zelfstandig en in de groep uit eigen vermogen wiskunde doen: wiskundige vragen stellen en problemen formuleren en oplossen. In de reken-wiskundeles leren leerlingen een probleem wiskundig op te lossen en een oplossing in wiskundetaal aan anderen uit te leggen. Ze leren met respect voor ieders denkwijze wiskundige kritiek te geven en te krijgen. Het uitleggen, formuleren en noteren en het elkaar kritiseren leren leerlingen als specifiek wiskundige werkwijze te gebruiken om alleen en samen met anderen het denken te ordenen, te onderbouwen en fouten te voorkomen. Voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1) Door de visuele beperking kunnen de leerlingen een vertraagde en andere ontwikkeling tonen. Dat komt onder meer tot uitdrukking op de gebieden ruimtelijk inzicht en begripsvorming. Veel leerlingen hebben een «talige» invulling van rekenen en wiskunde. Voor leerlingen met auditieve en/of communicatieve beperking (cluster 2) Het leren van rekenen en wiskunde wordt tegenwoordig gezien als een constructief proces waarin een belangrijke plaats is ingeruimd voor het reflecteren op eigen wiskundig denken en handelen. Communicatie bevordert deze reflectie. De leerlingen met auditieve en/of communicatieve beperking hebben moeite met anderen te communiceren over hun wiskundige inzichten en oplossingen. De ontwikkeling van rekentaal en begrippen is daardoor moeilijker en vraagt meer aandacht. De communicatie blijft een belangrijke activiteit om het kennis- en inzichtniveau van de leerling te verhogen. Staatsblad 2009 248 13

Voor leerlingen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden en sommige groepen leerlingen met autistische kenmerken is het uiterst moeilijk om de eigen gedachten te verwoorden, ook al hebben zij de beschikking over de gesproken taal. Zij hebben de oplossing voor een probleem bijvoorbeeld wel gevonden, maar falen in de uitleg van hun mentale handelingen. Het probleem dat wordt gesignaleerd en waarvoor aanpassingen nodig zijn, betreft het talige aspect van dit onderwijs. Bij dove leerlingen wordt bij de verwerving van rekentaal en van rekenbegrippen ook gebruik gemaakt van gebarentaal. Voor dove leerlingen moet het «vertellen in eigen woorden» breed worden opgevat: «woorden» kunnen ook gebaren zijn. Verder hebben dove leerlingen, als zij daarvoor gebruik maken van de gebarentaal, een specifieke manier van tellen. Dit kan tot verwarring leiden met de wijze waarop horenden «op de vingers tellen». Voor leerlingen met een lichamelijke beperking en voor langdurig zieke leerlingen (cluster 3) Leerlingen die vanaf jonge leeftijd rolstoelgebonden zijn, kunnen meer moeite hebben met ruimtelijk inzicht. Vooral de meetkunde waarbij oriëntatie in de ruimte een rol speelt, kan hieronder lijden. Leerlingen met epilepsie en langdurig (somatisch) zieken hebben vaak meer moeite om zich op iets of iemand te concentreren. Epilepsie kan ook gevolgen hebben voor het gehoor en het gezichtsvermogen. Veel leerlingen hebben moeite met de algemene informatieverwerking en dat werkt door bij het leren automatiseren van elementaire rekenvaardigheden en rekenprocedures. Voor leerlingen met ernstige gedragsmoeilijkheden of psychiatrische problematiek (cluster 4) In het oog springende kenmerken voor leerlingen met ernstige gedragsmoeilijkheden of psychiatrische problematiek zijn onder meer hun informatieverwerkingsproblematiek en de verstoorde relatie tussen de leerlingen en hun omgeving. Deze leerlingen hebben problemen met het aanbrengen van structuur in hun denken en in de wereld om zich heen. De sociaal-emotionele problematiek waaronder de leerlingen gebukt gaan, bemoeilijkt het aanbieden van interactief en communicatief onderwijs. De leerlingen hebben moeite met het luisteren naar elkaar en het accepteren van door anderen gevonden oplossingen. Kerndoelen Wiskundig inzicht en handelen 38. De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken. 39. De leerlingen leren praktische en formele reken-wiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven. 40. De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van reken-wiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen. Getallen en bewerkingen 41. De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen. 42. De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk geval tot 100 snel uit het hoofd uitvoeren, waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn. Staatsblad 2009 248 14

43. De leerlingen leren schattend tellen en rekenen. 44. De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. 45. De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens meer of minder verkorte standaardprocedures. 46. De leerlingen leren de rekenmachine met inzicht te gebruiken. Meten en meetkunde 47. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. 48. De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur. Oriëntatie op jezelf en de wereld In dit leergebied oriënteren leerlingen zich op zichzelf, op hoe mensen met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zin en betekenis geven aan hun bestaan. Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen. Leerlingen oriënteren zich ook op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu en maken daarbij gebruik van cultureel erfgoed. Belangrijk is dat leerlingen geprikkeld worden tot nieuwsgierigheid. Dat ze op zoek gaan om zichzelf en de wereld te leren kennen en te verkennen. Die ontwikkelingsbehoefte is een aangrijpingspunt voor dit leergebied. Tegelijk stelt de samenleving waarin leerlingen opgroeien haar eisen. Leerlingen vervullen nu en straks taken en rollen, waarop ze via onderwijs worden voorbereid. Het gaat om rollen als consument, als verkeersdeelnemer, als burger in een democratische rechtstaat. Kennis over en inzicht in belangrijke waarden en normen, en weten hoe daarnaar te handelen, zijn voorwaarden voor samenleven. Respect en tolerantie zijn er verschijningsvormen van. Bij het leren kennen van de wijze waarop mensen hun omgeving inrichten spelen economische, politieke, culturele, technische en sociale aspecten een belangrijke rol. Het gaat daarbij om datgene wat van belang is voor betekenisverlening aan het bestaan, om duurzame ontwikkeling, om (voedsel)veiligheid en gezondheid en om technische verworvenheden. Bij het oriënteren op de natuur gaat het om jezelf, om dieren en planten en natuurverschijnselen. Bij de oriëntatie op de wereld gaat het om de vorming van een wereldbeeld in ruimte en tijd. Leerlingen ontwikkelen een geografisch wereldbeeld aan de hand van gebieden en met behulp van kaartvaardigheden. Ze ontwikkelen een historisch wereldbeeld. Dat betekent dat ze kennis hebben van historische verschijnselen in delen van de wereld en van chronologie. Leerlingen leren hun wereldbeeld (over henzelf en de wereld), aan de hand van actuele onderwerpen, voortdurend «bij de tijd» te brengen. Waar mogelijk worden onderwijsinhouden over mensen, de natuur en de wereld in samenhang aangeboden. Dit komt het «begrijpen» door leerlingen ten goede en draagt voorts bij aan vermindering van de overladenheid van het onderwijsprogramma. Ook inhouden uit andere leergebieden worden betrokken op de «oriëntatie op jezelf en de wereld». Te denken valt aan het lezen en maken van teksten (begrijpend lezen), het meten en het verwerken van informatie in onder andere tabellen, tijdlijn Staatsblad 2009 248 15

en grafieken (rekenen/wiskunde) en het gebruik van beelden en beeldend materiaal (kunstzinnige oriëntatie). Onderwijs is er immers vooral op gericht om leerlingen zicht te geven op betekenis en samenhang. Voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1) Voor deze groep leerlingen is het verkennen van de omgeving bij uitstek een activiteit waarbij zij al hun zintuigen naast het eventueel aanwezige gezichtsvermogen leren gebruiken. Het gaat erom dat zij met de eigen ervaringsmogelijkheden hun wereld leren verruimen en invulling leren geven aan begrippen. De beperking in de visuele waarneming stelt duidelijke grenzen aan het domein natuur en techniek. Visuele informatiebronnen zullen in veel gevallen (voor een deel) gecompenseerd worden door de inschakeling van: het gehoor: de geluidsbronnen in de natuur, naast de talige informatie, de tast: het tastend waarnemen van eigenschappen en kenmerken bij mensen, dieren, planten, voorwerpen/producten, de reuk: het ruikend waarnemen van eigenschappen en kenmerken bij mensen, dieren, planten, de smaak: het proeven van (natuur)producten. Binnen het domein tijd oriënteren de leerlingen zich op het verleden in relatie tot het heden. Bij historische kennis en inzicht gaat het om beeldvorming die in overeenstemming is met de historische werkelijkheid. Kennis en inzicht met betrekking tot heden en verleden zijn aanvankelijk fragmentarisch en diffuus en worden geleidelijk aan completer en complexer. Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking (cluster 2) De leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking hebben door taalverwervings- of toegankelijkheidsproblemen in meer of mindere mate moeite met het verwerven van informatie door gebruik van de Nederlandse taal. Vooral de brede range van kennisgebieden en onderwerpen in dit leergebied en de daarmee samenhangende begrippen vraagt een speciale aanpak waarin de inhouden van de vier domeinen is afgestemd op woordenschatontwikkeling (taal). Voor leerlingen met een lichamelijke beperking en voor langdurig zieke leerlingen (cluster 3) Bij oriëntatie op mens en samenleving is het van belang dat de leerlingen leren omgaan met hun handicapspecifieke beperkingen en leren wat de betekenis is van het hebben van een beperking voor de samenleving. Deze groep leerlingen hebben veelvuldig contact met het maatschappelijk gebied van zorg en hulpverlening en met de specifieke voorzieningen die voor hen van toepassing zijn. Binnen het domein natuur en techniek zal de aandacht ook gericht worden op de hulpmiddelen, apparatuur en handicapspecifieke aanpassingen waarmee de leerlingen zelf dagelijks omgaan. Kerndoelen Mens en samenleving 49. De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. 50. De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. Staatsblad 2009 248 16

51. De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en hun rol als burger. 52. De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. 53. De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen. 54. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu. Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking 55. De leerlingen leren gebruik maken van organisaties en personen die belangrijk zijn voor de dovengemeenschap en het culturele erfgoed van doven en leren zich oriënteren op de bijdrage die zij op verschillende gebieden kunnen leveren aan de dovengemeenschap. Natuur en techniek 56. De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 57. De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. 58. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 59. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. 60. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 61. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. 62. De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon leidt tot natuurverschijnselen, zoals seizoenen en dag-/nachtritme. Ruimte 63. De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid worden/werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. 64. Leerlingen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. 65. De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren. 66. De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld. Tijd 67. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen, zoals aanwezig in ons cultureel erfgoed, en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. Staatsblad 2009 248 17

68. De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en Holocaust; televisie en computer. De vensters van de canon van Nederland dienen als inspiratiebron voor de behandeling van de tijdvakken. 69. De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die met voorbeelden verbinden aan de wereldgeschiedenis. Kunstzinnige oriëntatie Door middel van kunstzinnige oriëntatie maken leerlingen kennis met kunstzinnige en culturele aspecten in hun leefwereld. Het gaat bij dit domein om kennismaking met dié aspecten van cultureel erfgoed waarmee mensen in de loop van de tijd vorm en betekenis hebben gegeven aan hun bestaan. Het gaat bij kunstzinnige oriëntatie ook om het verwerven van enige kennis van de hedendaagse kunstzinnige en culturele diversiteit. Dit vindt zowel op school plaats, als via regelmatige interactie met de (buiten)wereld. Leerlingen leren zich aan de hand van kunstzinnige oriëntatie open te stellen: ze kijken naar schilderijen en beelden, ze luisteren naar muziek, ze genieten van taal en beweging. Kunstzinnige oriëntatie is er ook op gericht bij te dragen aan de waardering van leerlingen voor culturele en kunstzinnige uitingen in hun leefomgeving. Ze leren daarnaast zichzelf uiten met aan het kunstzinnige domein ontleende middelen: ze leren de beeldende mogelijkheden van diverse materialen onderzoeken, aan de hand van de aspecten kleur, vorm, ruimte, textuur en compositie; ze maken tekeningen en ruimtelijke werkstukken; ze leren liedjes en leren ritme-instrumenten gebruiken als ondersteuning bij het zingen; ze spelen en bewegen. Waar mogelijk worden daarbij onderwerpen gebruikt die samenhangen met die uit andere leergebieden. Het onderwijs wordt daardoor meer samenhangend en mede daardoor betekenisvoller voor leerlingen. Maar voorop staat de authentieke bijdrage van kunstzinnige oriëntatie aan de ontwikkeling van leerlingen. In dit leergebied komen de volgende domeinen aan de orde: 1. tekenen en handvaardigheid; 2. muziek; 3. spel en beweging. Voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1) Kunstzinnige oriëntatie maakt duidelijk dat leerlingen met een visuele beperking vaak nog maar een kleine wereld hebben. Het leergebied kunstzinnige oriëntatie heeft een dubbele functie. Enerzijds kennis maken met de werkelijkheid en anderzijds kennis maken met de kunstzinnige uiting ervan. Kunstzinnige oriëntatie biedt de leerlingen ook de mogelijkheden het eigen uitingsrepertoire te vergroten en te leren genieten van uitingen van anderen. Staatsblad 2009 248 18

Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking (cluster 2) Kunstzinnige oriëntatie is bij uitstek een geschikt leergebied om de fantasie van de leerlingen te stimuleren. Bovendien biedt het een goede mogelijkheid om zich, op creatieve wijze, te leren uiten. Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking geldt dat het opdoen van ervaringen door te handelen, dingen mee te maken, en bewust gebruik te maken van de zintuiglijke waarneming noodzakelijke leervoorwaarden zijn. Zij zijn gediend met een grote verscheidenheid aan ervaringen, zowel met mensen als met objecten. Bij een aantal leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking is sprake van beperkte (fijn) motorische vaardigheden. Het leren omgaan met verschillende materialen is een waardevolle ervaring, mede voor het stimuleren van senso-motorische ontwikkeling. Voor dove leerlingen is het belangrijk dat zij kennis maken met de verworvenheden en mogelijkheden van kunst en cultuur voor en door doven. Voor leerlingen met een lichamelijke beperking en voor langdurig zieke leerlingen (cluster 3) Kunstzinnige oriëntatie is van toepassing voor zover de specifieke motorische en/of cognitieve beperkingen van de leerlingen dit toelaten. Beperkingen kunnen zich bijvoorbeeld uiten in verminderde handfunctie, oog-handcoördinatie, grove en fijn motorische mogelijkheden en aandachts- en concentratieproblemen. Technologie kan worden ingezet als hulpmiddel. Voor leerlingen met ernstige gedragsmoeilijkheden of psychiatrische problematiek (cluster 4) Het leergebied Kunstzinnige Oriëntatie biedt verschillende aanknopingspunten om leerlingen met ernstige gedragsmoeilijkheden of psychiatrische problematiek in de gelegenheid te stellen door middel van creativiteit en verbeelding, (gekanaliseerd) uiting te geven aan hun gevoelens. Daar raakt het leergebied gelijkertijd een van haar grenzen: Leerlingen met een Autisme Spectrum Stoornis bijvoorbeeld onderscheiden zich onder meer door hun beperkte verbeeldende vermogens. Spel en beweging zal voor hen een zware opgave zijn. Tekenen en handvaardigheid Bij het onderwijs in tekenen en handvaardigheid maken leerlingen kennis met verschillende mogelijkheden om zich in beelden uit te drukken. Daarnaast leren ze beeldende uitingen van anderen begrijpen en leren ze genieten van beeldende producten. Dat betekent dat leerlingen hun ideeën, gevoelens, waarnemingen en ervaringen op persoonlijke wijze leren vormgeven in beeldende werkstukken. Dit gebeurt meestal aan de hand van een concreet onderwerp. Vanuit hun eigen beleving en fantasie maken ze zich een voorstelling van het onderwerp en al werkend ontwikkelen ze vaardigheden om die voorstelling zichtbaar te maken in een tekening of een werkstuk. Ze leren dit door gericht waarnemen en door reageren op beeldende producten uit de gebouwde omgeving, interieurs, mode en kleding, gebruiksvoorwerpen, beeldende kunst en elementen uit de hedendaagse Staatsblad 2009 248 19

beeldcultuur. Dit houdt tevens in dat leerlingen leren respect te hebben voor de verschillende manieren waarop mensen zich in beelden uitdrukken. Tevens biedt het onderwijs in tekenen en handvaardigheid leerlingen een eerste oriëntatie op hun culturele erfgoed. Het zelf maken van beeldende werkstukken en het beschouwen van beeldende producten uit de omgeving beïnvloeden elkaar wederzijds. Qua inhoud en werkwijze heeft handenarbeid een relatie met techniek. Bij het vormgeven van beeldende producten kunnen technische inzichten toegepast worden. Voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1) Het werken met materialen en gereedschappen geeft de leerling mogelijkheden voor conceptvorming, breidt betekenissen uit en verhoogt de onderzoekende houding. Het leren gebruiken van verschillende texturen en kleuren is belangrijk voor deze leerlingen. De nadruk zal meer liggen op het werken met vormen die tastbaar en/of contrastrijk zijn. Voor leerlingen met een lichamelijke beperking en voor langdurig zieke leerlingen (cluster 3) Voor sommige leerlingen kan technologie een hulpmiddel zijn om het doelgericht gebruiken van beeldende aspecten te versterken. Kerndoelen Vormgeven 70. De leerlingen leren ideeën, ervaringen en gevoelens uitdrukken in een beeldend werkstuk en daar over te communiceren. 71. De leerlingen leren beeldende aspecten zoals kleur, vorm, ruimte, structuur van het materiaal en compositie doelgericht gebruiken in een werkstuk. 72. De leerlingen leren de mogelijkheden van materialen onderzoeken en toepassen in hun eigen werk. Daarbij gebruiken ze de benodigde gereedschappen op een veilige manier. Beschouwen 73. De leerlingen leren hun eigen werk met dat van anderen te vergelijken. 74. De leerlingen leren dat mensen door middel van beeldende producten (reclame, media, kleding, kunst) iets kunnen meedelen en overbrengen. Muziek Leerlingen groeien op in een maatschappij waarin veel muziek klinkt: muziek uit hun eigen jeugdcultuur, muziek uit niet-westerse culturen, oude en hedendaagse muziek, ontspanningsmuziek. Muziek doet daarbij iets met leerlingen. Ze komen in een bepaalde sfeer, ze bewegen erbij en genieten ervan. Leerlingen doen ook iets met muziek. Ze zingen enthousiast hun liedjes en spelen op instrumenten. Ze kiezen hun eigen muziek uit om naar te luisteren en ze praten met elkaar over muziek, hun idolen en favoriete groepen. Staatsblad 2009 248 20