REFERENTIEKADER ONTWIKKELINGSDOELEN TAALVAARDIGHEID ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS SECUNDAIR ONDERWIJS OVERZICHT DOELENLIJST Centrum voor Taal en Migratie Werkgroep Anderstalige Nieuwkomers
INHOUDSTAFEL ALGEMENE DOELEN... CONTEXT 1A. SCHOOLSE REDZAAMHEID: PARTICIPEREN situering... concretiseringen en voorbeelden... CONTEXT 1B. SCHOOLSE REDZAAMHEID: LEREN situering... concretiseringen en voorbeelden... CONTEXT 2. INFORMELE CONTACTEN situering... concretiseringen en voorbeelden... CONTEXT 3. MAATSCHAPPELIJKE REDZAAMHEID: LEREN / PARTICIPEREN situering... concretiseringen en voorbeelden...
Algemene doelen ALGEMENE DOELEN INFORMATIE VERWERVEN, VERWERKEN, UITWISSELEN INFORMATIE OPZOEKEN EN INFORMATIEBRONNEN RAADPLEGEN 1. de leerlingen kunnen gericht informatie opzoeken en informatiebronnen en -kanalen adequaat gebruiken INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP BESCHRIJVEND VER- WERKINGSNIVEAU 2. de leerlingen kunnen relevante informatie uit mondelinge of schriftelijke teksten globaal verwerken 3. de leerlingen kunnen relevante informatie mondeling of schriftelijk begrijpelijk formuleren in een eenvoudige tekst INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP STRUCTUREREND VERWERKINGSNIVEAU 4. de leerlingen kunnen uit mondelinge of schriftelijke teksten doelgericht relevante informatie selecteren (dit wil zeggen: in teksten onderlinge verbanden zien, zo nodig structuur kunnen toekennen aan informatie ) 5. de leerlingen kunnen relevante informatie mondeling of schriftelijk samenhangend en gestructureerd formuleren INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP EVALUEREND VERWERKINGSNIVEAU 6. de leerlingen kunnen relevante informatie uit mondelinge of schriftelijke informatiebronnen kritisch verwerken (dit wil zeggen: informatie kunnen toetsen aan voorkennis, verschillende informatiebronnen kunnen vergelijken) 7. de leerlingen kunnen een persoonlijke analyse van relevante informatie mondeling of schriftelijk formuleren 1
Algemene doelen APPELLERENDE BOODSCHAPPEN BEGRIJPEN EN FORMULEREN: VRAGEN, INSTRUCTIES, UITNODIGINGEN, VOORSTELLEN, AF- SPRAKEN, FEEDBACK VRAGEN OF INSTRUCTIES BEGRIJPEN EN FORMULEREN 8. de leerlingen begrijpen een mondeling of schriftelijk geformuleerde vraag of instructie zodat ze gepast kunnen reageren (dit wil zeggen: de vraag beantwoorden of de instructie uitvoeren) 9. de leerlingen kunnen vragen of instructies mondeling of schriftelijk begrijpelijk formuleren 10. de leerlingen kunnen mondeling om uitleg vragen, problemen signaleren of aangeven dat ze iets niet begrijpen UITNODIGINGEN OF VOORSTELLEN BEGRIJPEN EN FORMULEREN 11. de leerlingen begrijpen mondeling of schriftelijk geformuleerde uitnodigingen of voorstellen zodat ze gepast kunnen reageren (dit wil zeggen: relevante vragen formuleren, al dan niet op het voorstel of de uitnodiging ingaan) 12. de leerlingen kunnen een voorstel of uitnodiging mondeling of schriftelijk begrijpelijk formuleren 13. de leerlingen kunnen mondeling of schriftelijk duidelijke afspraken maken FEEDBACK BEGRIJPEN EN FORMULEREN 14. de leerlingen begrijpen mondelinge of schriftelijke feedback (met betrekking tot hun houding of gedrag, met betrekking tot een relevant proces of product) zodat ze gepast kunnen reageren (dit wil zeggen: relevante vragen stellen; houding, gedrag, proces of product evalueren en al dan niet aanpassen) 15. de leerlingen kunnen mondeling of schriftelijk hun meningen en gevoelens begrijpelijk formuleren 2
Context 1A: Schoolse redzaamheid: participeren CONTEXT 1A SCHOOLSE REDZAAMHEID: PARTICIPEREN situering OMSCHRIJVING Nederlands nodig om te participeren aan het klas- en schoolgebeuren inzicht te hebben en te functioneren in schoolse organisaties en structuren te communiceren over het eigen leerproces en het leertraject INTERACTIEPARTNERS medeleerlingen, leerkrachten, ander schoolpersoneel, ondersteuning en begeleiding (CLB-medewerkers, begeleiders, vervolgschoolcoaches, zorgleerkrachten, taakleerkrachten,...) INHOUDEN mondeling of schriftelijk taalaanbod met betrekking tot het klas- en schoolgebeuren, met betrekking tot schoolse organisaties en structuren en met betrekking tot het eigen leerproces en leertraject TEKSTSOORTEN (NIET EXHAUSTIEF): uiteenzettingen in informatieve vergaderingen, informatiebrochures, informatieve gidsen schriftelijke signalisatie op school, schoolreglementen mondelinge mededelingen met betrekking tot de klas- en schoolorganisatie, brieven met mededelingen met betrekking tot klas- en schoolorganisatie, lessenroosters, notities in de agenda vragenlijsten en formulieren met betrekking tot het leerproces en het leertraject, studiegidsen, internetsites met relevante informatie over onderwijs mondelinge of schriftelijke studieplanning, afspraken en gesprekken in het kader van ondersteuning evaluatieformulieren voor evaluatie van grotere gehelen (rapporten en portfolio s) en mondelinge evaluatiegesprekken 3
Context 1A: Schoolse redzaamheid: participeren CONTEXT 1A SCHOOLSE REDZAAMHEID: PARTICIPEREN concretiseringen en voorbeelden INFORMATIE OPZOEKEN EN INFORMATIEBRONNEN RAADPLEGEN 1. a. de leerlingen kunnen in informatiebrochures en -gidsen gericht relevante informatie opzoeken met betrekking tot de klas- en schoolorganisatie en met betrekking tot hun leertraject (dit wil zeggen: structuur herkennen, inhoudstafel of register kunnen raadplegen) (+) de leerlingen kunnen het register van de informatiebrochure van de school raadplegen om informatie over het schoolreglement op te zoeken b. de leerlingen kunnen een classificatiesysteem van informatie met betrekking tot de klas- en schoolorganisatie en met betrekking tot hun leertraject (infotheek, internet,...) raadplegen (+) de leerlingen kunnen met een zoekmachine op het internet informatie zoeken met betrekking tot een bepaalde studierichting INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP BESCHRIJVEND VER- WERKINGSNIVEAU 2. a. de leerlingen begrijpen een eenvoudige mondelinge of schriftelijke mededeling van een medeleerling, leerkracht, coach of begeleider met betrekking tot de klas- en schoolorganisatie (-) de leerlingen kunnen zich op basis van schriftelijke signalisatie in het schoolgebouw oriënteren (+) de leerlingen begrijpen een eenvoudige schriftelijke mededeling met betrekking tot een buitenschoolse activiteit (bijvoorbeeld een klasuitstap) b. de leerlingen begrijpen een eenvoudige mondelinge mededeling van een leerkracht, coach of begeleider met betrekking tot hun leertraject (+) de leerlingen begrijpen in grote lijnen de mondelinge informatie die in het kader van een intakegesprek door een leerkracht op school wordt gegeven 4
Context 1A: Schoolse redzaamheid: participeren 3. de leerlingen kunnen een eenvoudige mededeling met betrekking tot de klas- en schoolorganisatie mondeling of schriftelijk begrijpelijk formuleren tegenover een medeleerling, leerkracht, coach of begeleider (-) de leerlingen kunnen hun schoolgerei van personalia voorzien (+) de leerlingen kunnen tegenover een secretariaatsmedewerker een eenvoudig antwoord formuleren op een vraag over het ontlenen van materiaal op school INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP STRUCTUREREND NIVEAU 4. a. de leerlingen kunnen relevante informatie selecteren uit mondelinge of schriftelijke teksten met betrekking tot de klas- en schoolorganisatie en met betrekking tot hun leertraject (-) de leerlingen kunnen zich op basis van mondelinge informatie door een leerkracht, coach of begeleider een beeld vormen van het profiel van een bepaalde studierichting of een bepaald beroep (+) de leerlingen kunnen in een informatiebrochure van de school terugvinden waar ze terecht kunnen voor administratieve aangelegenheden b. de leerlingen kunnen relevante informatie selecteren uit schema s met betrekking tot de klas- en schoolorganisatie (-) de leerlingen kunnen een lessenrooster interpreteren om een stageafspraak te plannen (+) de leerlingen kunnen uit een schematisch overzicht van het secundair onderwijs in Vlaanderen afleiden welke doorstroomrichtingen voor hen relevant zijn 5. de leerlingen kunnen relevante informatie met betrekking tot de klasen schoolorganisatie en met betrekking tot hun leertraject mondeling of schriftelijk samenhangend en gestructureerd formuleren voor een medeleerling, leerkracht, coach of begeleider (-) de leerlingen kunnen mondeling aan een leerkracht, coach of begeleider een gestructureerd overzicht geven van hun schoolse voorgeschiedenis 5
Context 1A: Schoolse redzaamheid: participeren (+) de leerlingen kunnen een eenvoudige studieplanning opstellen samen met een leerkracht, coach of begeleider INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP EVALUEREND NI- VEAU 6. de leerlingen kunnen verschillende mondelinge of schriftelijke informatiebronnen met betrekking tot hun leertraject met elkaar vergelijken (+) de leerlingen kunnen schriftelijke informatie over verschillende studierichtingen kritisch met elkaar vergelijken 7. a. de leerlingen kunnen een persoonijke analyse van informatie met betrekking tot hun leertraject mondeling formuleren tegenover een leerkracht, coach of begeleider (+) de leerlingen kunnen hun motivatie om een bepaalde studierichting te volgen verwoorden tegenover een CLB-medewerker b. de leerlingen kunnen een persoonlijke analyse van informatie met betrekking tot hun leertraject schriftelijk formuleren tegenover een leerkracht, coach of begeleider (+) de leerlingen kunnen in het kader van een leerlingportfolio een persoonlijke analyse van hun profiel en traject (competenties, interesses,...) schriftelijk formuleren VRAGEN OF INSTRUCTIES BEGRIJPEN EN FORMULEREN 8. de leerlingen begrijpen een mondelinge of schriftelijke vraag of instructie van een medeleerling, leerkracht, coach of begeleider met betrekking tot de klas- of schoolorganisatie of met betrekking tot hun leertraject (-) de leerlingen begrijpen een mondelinge instructie van een secretariaatsmedewerker op school in verband met een afwezigheidsattest (+) de leerlingen begrijpen een eenvoudige schriftelijke vragenlijst van een studiebegeleidingsdienst 10. de leerlingen kunnen aan een medeleerling, leerkracht, coach of begeleider mondeling om uitleg vragen, problemen signaleren of aangeven dat ze iets niet begrijpen met betrekking tot de klas- of schoolorganisatie of met betrekking tot hun leertraject 6
Context 1A: Schoolse redzaamheid: participeren (-) de leerlingen kunnen mondeling tegenover een leerkracht, coach of begeleider te kennen geven dat ze extra ondersteuning wensen op school (+) de leerlingen kunnen mondeling tegenover een leerkracht, coach of begeleider uitleggen met welke vakinhouden ze een probleem hebben UITNODIGINGEN OF VOORSTELLEN BEGRIJPEN EN FORMULEREN 11. de leerlingen begrijpen een mondelinge of schriftelijke uitnodiging of een mondeling of schriftelijk geformuleerd voorstel van een medeleerling, leerkracht, coach of begeleider met betrekking tot de klas- of schoolorganisatie of met betrekking tot hun leertraject (-) de leerlingen begrijpen een mondeling voorstel van een medeleerling om leerstof samen door te nemen (+) de leerlingen begrijpen een schriftelijke uitnodiging voor een informatievergadering op school 13. de leerlingen kunnen met een medeleerling, leerkracht, coach of begeleider mondeling afspraken maken met betrekking tot de klas- of schoolorganisatie of met betrekking tot hun leertraject (-) de leerlingen kunnen mondeling met een leerkracht, coach of begeleider praktische afspraken maken met betrekking tot bijlessen (+) de leerlingen kunnen mondeling met een leerkracht, coach of begeleider afspraken maken met betrekking tot hun studiehouding FEEDBACK BEGRIJPEN EN FORMULEREN 14. de leerlingen begrijpen mondeling of schriftelijk geformuleerde feedback van een medeleerling, leerkracht, coach of begeleider met betrekking tot hun houding of gedrag op school of met betrekking tot hun leerproces (-) de leerlingen begrijpen eenvoudige schriftelijke commentaar op een schoolrapport (+) de leerlingen begrijpen mondelinge feedback van een leerkracht, coach of begeleider met betrekking tot hun studiehouding 7
Context 1A: Schoolse redzaamheid: participeren 15. de leerlingen kunnen hun meningen en gevoelens met betrekking tot de klas- en schoolorganisatie of met betrekking tot hun leertraject mondeling of schriftelijk formuleren tegenover een medeleerling, leerkracht, coach of begeleider (-) de leerlingen kunnen mondeling tegenover een leerkracht, coach of begeleider hun voorkeur voor bepaalde vakken te kennen geven (+) de leerlingen kunnen met een vertrouwenspersoon praten over hun welbevinden op school 8
Context 1B: Schoolse redzaamheid: leren CONTEXT 1B SCHOOLSE REDZAAMHEID: LEREN situering OMSCHRIJVING Nederlands nodig om lesinhouden en onderwijsactiviteiten te begrijpen en te verwerken (onthaalen regulier onderwijs, theorie en praktijk) te communiceren over lesinhouden en onderwijsactiviteiten (onthaal- en regulier onderwijs, theorie en praktijk) INTERACTIEPARTNERS medeleerlingen, leerkrachten, verantwoordelijken voor ondersteuning en begeleiding (CLB-medewerkers, begeleiders, vervolgschoolcoaches, zorgleerkrachten, taakleerkrachten, ) INHOUDEN mondeling of schriftelijk taalaanbod met betrekking tot het onderwerp van onderwijsactiviteiten (lessen theorie of praktijk, activiteiten in het kader van deze lessen: onderwijsleergesprekken, praktijkopdrachten, individuele opdrachten, groepswerk, toetsen, huistaken, projectwerk ) TEKSTSOORTEN (NIET EXHAUSTIEF) fragmenten uit handboeken, tekstboeken, werkboeken fragmenten uit educatieve tijdschriften informatie uit schoolse referentiewerken (schoolatlas, beeldwoordenboek, ) mondelinge uiteenzettingen door leerlingen en leerkrachten onderwijsleergesprekken bordschema s, handouts, kopieerbladen toetsen, opdrachten schriftelijke notities, themaschriften gesprekken tijdens groepsactiviteiten feedback op vragen van leerlingen tijdens lessen of activiteiten, feedback op houding of gedrag van leerlingen tijdens lessen of activiteiten, feedback op de oplossing van een opdracht of op een afgewerkt product 9
Context 1B: Schoolse redzaamheid: leren CONTEXT 1B SCHOOLSE REDZAAMHEID: LEREN concretiseringen en voorbeelden INFORMATIE VERWERVEN, VERWERKEN, UITWISSELEN INFORMATIE OPZOEKEN EN INFORMATIEBRONNEN RAADPLEGEN 1. de leerlingen kunnen in handboeken, educatieve tijdschriften en schoolse referentiewerken gericht relevante informatie opzoeken met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit (dit wil zeggen: structuur herkennen, inhoudstafel of register kunnen raadplegen, lemma s kunnen interpreteren) (-) de leerlingen kunnen in het kader van een zaakvak een plaats opzoeken in een atlasregister van een schoolatlas (+) de leerlingen kunnen met betrekking tot het onderwerp van een leestekst een lemma van een jeugdencyclopedie interpreteren INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP BESCHRIJVEND VER- WERKINGSNIVEAU 2. a. de leerlingen begrijpen in grote lijnen eenvoudige mondelinge uiteenzettingen en voorgelezen teksten (door een medeleerling of leerkracht) met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit (+) de leerlingen begrijpen in grote lijnen eenvoudige mondelinge informatie in een onderwijsleergesprek b. de leerlingen begrijpen een eenvoudige geschreven tekst met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit (-) de leerlingen begrijpen een eenvoudig onderschrift bij een afbeelding met betrekking tot het onderwerp van een activiteit (+) de leerlingen begrijpen een eenvoudig bordschema van een leerkracht 10
Context 1B: Schoolse redzaamheid: leren 3. a. de leerlingen kunnen mondeling een eenvoudige boodschap met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit formuleren tegenover een medeleerling of leerkracht (-) de leerlingen kunnen mondeling een eenvoudig antwoord geven op een vraag van een leerkracht met betrekking tot een behandelde lesinhoud (+) de leerlingen kunnen tijdens een klasgesprek aan een leerkracht vrij vertellen wat ze weten met betrekking tot het onderwerp van een les b. de leerlingen kunnen een eenvoudige tekst met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit schrijven voor eigen gebruik of voor een medeleerling of leerkracht (-) de leerlingen kunnen een schriftelijke inventaris maken van gereedschappen en materialen voor praktijkvakken of praktijkopdrachten (+) de leerlingen kunnen in een schrijfoefening voor medeleerlingen vrij verslag uitbrengen van een gebeurtenis INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP STRUCTUREREND VERWERKINGSNIVEAU 4. a. de leerlingen kunnen relevante informatie selecteren uit mondelinge uiteenzettingen en geschreven teksten met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit (-) de leerlingen weten op basis van een globale mondelinge uitleg door een leerkracht wat de kenmerken zijn van verschillende materialen voor een praktijkopdracht (+) de leerlingen kunnen uit een informatieve tekst over een zaakvakonderwerp oorzaken en gevolgen van een bepaald verschijnsel afleiden b. de leerlingen kunnen relevante informatie selecteren uit schema s met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit (-) de leerlingen kunnen in het kader van een zaakvak uit een eenvoudige schematische voorstelling (afbeeldingen met eenvoudige onderschriften) afleiden hoe de voedselketen in een bepaalde biotoop functioneert 11
Context 1B: Schoolse redzaamheid: leren (+) de leerlingen kunnen in het kader van een zaakvak een tijdslijn interpreteren om een historische gebeurtenis te situeren 5. a. de leerlingen kunnen relevante informatie met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit mondeling of schriftelijk samenhangend en gestructureerd formuleren of herformuleren voor zichzelf, voor een medeleerling of voor een leerkracht (-) de leerlingen kunnen mondeling tegenover een medeleerling een gestructureerd antwoord formuleren op een open vraag met betrekking tot een activiteit (+) de leerlingen kunnen in het kader van een praktijkvak de voor- en nadelen van een werkwijze formuleren voor een leerkracht b. de leerlingen kunnen informatie met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit in een functioneel schema structureren voor zichzelf, voor een medeleerling of voor een leerkracht (-) de leerlingen kunnen in het kader van een creatieve schrijfoefening een eenvoudig draaiboek maken voor een luisterspel (+) de leerlingen kunnen in het kader van een zaakvak notities nemen bij een mondelinge uiteenzetting door een leerkracht INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP EVALUEREND VER- WERKINGSNIVEAU 6. a. de leerlingen kunnen verschillende elementen uit mondelinge of schriftelijke informatie met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit toetsen aan hun voorkennis en tegen elkaar afwegen (-) de leerlingen kunnen de betekenis van een sleutelbegrip in een geschreven tekst met betrekking tot het lesonderwerp afleiden uit de context (+) de leerlingen kunnen in het kader van een praktijkopdracht op basis van mondelinge informatie door een leerkracht voor de meest geschikte techniek kiezen 12
Context 1B: Schoolse redzaamheid: leren b. de leerlingen kunnen verschillende schriftelijke informatiebronnen met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit (fragmenten uit handboeken, educatieve tijdschriften, referentiewerken, ) met elkaar vergelijken (+) de leerlingen kunnen in het kader van een verwerkingsopdracht verschillende citaten met betrekking tot het onderwerp van een les kritisch met elkaar vergelijken 7. a. de leerlingen kunnen een persoonlijke analyse van informatie met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit mondeling formuleren voor zichzelf, voor een medeleerling of voor een leerkracht (-) de leerlingen kunnen de betekenis van een belangrijk begrip uit een vakgebied mondeling in hun eigen woorden omschrijven voor een medeleerling (+) de leerlingen kunnen zich tegenover een medeleerling mondeling verantwoorden (keuze, inspiratie, ) voor een werkstuk dat gemaakt werd in het kader van een creatieve opdracht b. de leerlingen kunnen een persoonlijke analyse van informatie met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit schriftelijk formuleren voor zichzelf, voor een medeleerling of voor een leerkracht (-) de leerlingen kunnen in het kader van een zaakvak een definitie voor een leerkracht in eigen woorden schriftelijk formuleren (+) de leerlingen kunnen schriftelijk voor medeleerlingen hun visie formuleren in een door henzelf samengesteld dossier over een thema met betrekking tot het lesonderwerp 13
Context 1B: Schoolse redzaamheid: leren APPELLERENDE BOODSCHAPPEN BEGRIJPEN EN FORMULEREN: VRAGEN, INSTRUCTIES, UITNODIGINGEN, VOORSTELLEN, AF- SPRAKEN, FEEDBACK VRAGEN OF INSTRUCTIES BEGRIJPEN EN ZELF FORMULEREN 8. de leerlingen begrijpen een mondelinge of schriftelijke vraag of instructie van een medeleerling of een leerkracht met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit (-) de leerlingen begrijpen in het kader van een toets eenvoudige items van een schriftelijke meerkeuzevraag over de inhoud van een informatieve tekst (+) de leerlingen begrijpen in het kader van een praktijkopdracht een schriftelijke instructie voor een handeling (bijvoorbeeld een recept) 9. de leerlingen kunnen mondeling of schriftelijk een vraag of instructie met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit formuleren voor een medeleerling of een leerkracht (-) de leerlingen kunnen mondeling tegenover een medeleerling een eenvoudige instructie formuleren voor een bewegingsactiviteit (bijvoorbeeld volleybal) (+) de leerlingen kunnen in het kader van een praktijkopdracht mondeling instructies voor rekenkundige bewerkingen formuleren voor een medeleerling 10. de leerlingen kunnen mondeling aan een medeleerling of leerkracht om uitleg vragen, problemen signaleren of te kennen geven dat ze iets niet begrijpen met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit (-) de leerlingen kunnen in het kader van een les tegenover een leerkracht verwoorden dat ze een opdracht niet kunnen uitvoeren (+) de leerlingen kunnen in het kader van een praktijkvak aan een medeleerling uitleggen waar ze een probleem mee hebben 14
Context 1B: Schoolse redzaamheid: leren UITNODIGINGEN OF VOORSTELLEN BEGRIJPEN EN ZELF FORMULE- REN 11. de leerlingen begrijpen in het kader van een onderwijsactiviteit een mondelinge of schriftelijke uitnodiging of een mondeling of schriftelijk geformuleerd voorstel van een medeleerling of leerkracht (-) de leerlingen begrijpen een door een medeleerling mondeling geformuleerd voorstel voor de uitwerking van een praktijkopdracht MONDELING GEFORMULEERDE UITNODIGINGEN OF VOORSTELLEN VAN EEN MEDELEERLING OF LEERKRACHT 12. de leerlingen kunnen in het kader van een onderwijsactiviteit mondeling of schriftelijk een voorstel formuleren voor een medeleerling of leerkracht (-) de leerlingen kunnen in het kader van een groepsactiviteit mondeling aan een medeleerling een suggestie formuleren in verband met de oplossing van een vraag (+) de leerlingen kunnen tegenover medeleerlingen schriftelijk een voorstel formuleren (bijvoorbeeld actiepunten voor een milieu-actie op school) 13. de leerlingen kunnen in het kader van een onderwijsactiviteit mondeling afspraken maken met een medeleerling of leerkracht (-) de leerlingen kunnen in het kader van een groepsactiviteit mondeling afspraken maken met medeleerlingen (+) de leerlingen kunnen met medeleerlingen schriftelijk een beurtrol opmaken voor het onderhoud van een klaslokaal of werkplaats FEEDBACK BEGRIJPEN EN ZELF FORMULEREN 14. de leerlingen begrijpen in het kader van een onderwijsactiviteit mondelinge of schriftelijke feedback (met betrekking tot een proces of product) van een medeleerling of leerkracht (-) de leerlingen begrijpen in het kader van een les eenvoudige mondelinge feedback die een leerkracht heeft op hun antwoorden 15
Context 1B: Schoolse redzaamheid: leren (+) de leerlingen kunnen een schrijfproduct herwerken op basis van schriftelijke feedback van de leerkracht 15. de leerlingen kunnen hun meningen en gevoelens met betrekking tot het onderwerp van een onderwijsactiviteit mondeling of schriftelijk formuleren tegenover een medeleerling of leerkracht (-) de leerlingen kunnen in het kader van een klasgesprek mondeling aan een leerkracht te kennen geven dat ze het met een stelling eens of oneens zijn (+) de leerlingen kunnen tegenover medeleerlingen hun persoonlijke mening met betrekking tot een lesonderwerp schriftelijk formuleren 16
Context 2: Informele contacten CONTEXT 2 INFORMELE CONTACTEN situering OMSCHRIJVING Nederlands nodig om informele contacten te leggen en te onderhouden in en buiten de school INTERACTIEPARTNERS: medeleerlingen (van eenzelfde of een andere klas), andere jongeren, leerkrachten, andere bekende volwassenen INHOUDEN: mondeling of schriftelijk informeel taalaanbod TEKSTSOORTEN (NIET EXHAUSTIEF): informele (telefoon)gesprekken over alledaagse onderwerpen (weer, relaties, recente voorvallen of belevenissen, vrije tijd,...) informele uitleg, vragen, uitnodigingen of afspraken mondelinge of schriftelijke kennismaking sociale formules in informele situaties (wensen, uitdrukkingen van spijt, medeleven, ) informele verhalen of verslagen informele vragen, instructies, uitleg informele correspondentie: kaartjes, briefjes, berichtjes per e-mail of sms, chatten lijstjes, kattebelletjes 17
Context 2: Informele contacten CONTEXT 2 INFORMELE CONTACTEN concretiseringen en voorbeelden INFORMATIE VERWERVEN, VERWERKEN, UITWISSELEN INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP BESCHRIJVEND VER- WERKINGSNIVEAU 2 a. de leerlingen begrijpen een eenvoudige mondelinge informele boodschap van een leeftijdgenoot of bekende volwassene (-) de leerlingen begrijpen bij een kennismaking een eenvoudige mondelinge introductie van een leeftijdgenoot (+) de leerlingen kunnen een informeel telefoongesprek met een medeleerling volgen b. de leerlingen begrijpen een eenvoudige schriftelijke informele boodschap van een leeftijdgenoot of bekende volwassene (-) de leerlingen begrijpen een eenvoudig kattebelletje van een leeftijdgenoot (+) de leerlingen begrijpen een kort e-mailbericht van een medeleerling 3. a. de leerlingen kunnen een eenvoudige informele boodschap mondeling formuleren tegenover een leeftijdgenoot of bekende volwassene (-) de leerlingen kunnen mondeling een eenvoudige wens formuleren tegenover een leeftijdgenoot (+) de leerlingen kunnen over alledaagse gebeurtenissen vertellen aan een bekende volwassene b. de leerlingen kunnen een eenvoudige informele boodschap schriftelijk formuleren voor een leeftijdgenoot of bekende volwassene (-) de leerlingen kunnen een eenvoudig kaartje schrijven naar een medeleerling 18
Context 2: Informele contacten (+) de leerlingen kunnen een kort briefje schrijven naar een leeftijdgenoot APPELLERENDE BOODSCHAPPEN BEGRIJPEN EN FORMULEREN: VRAGEN, INSTRUCTIES, UITNODIGINGEN, VOORSTELLEN, AF- SPRAKEN, FEEDBACK VRAGEN OF INSTRUCTIES BEGRIJPEN EN ZELF FORMULEREN 8. de leerlingen begrijpen een mondeling of schriftelijk geformuleerde informele vraag of instructie van een leeftijdgenoot of bekende volwassene (-) de leerlingen begrijpen in het kader van een buitenschoolse activiteit een eenvoudige mondelinge routebeschrijving door een bekende volwassene (+) de leerlingen begrijpen een mondelinge uitleg door een leeftijdgenoot over het gebruik van een alledaags voorwerp 9. de leerlingen kunnen mondeling of schriftelijk een informele vraag of instructie formuleren voor een leeftijdgenoot of bekende volwassene (-) de leerlingen kunnen aan een leeftijdgenoot vragen om zich voor te stellen (+) de leerlingen kunnen mondeling spelregels uitleggen aan medeleerlingen 10. de leerlingen kunnen mondeling in een informele situatie aan een leeftijdgenoot of bekende volwassene om uitleg vragen, problemen signaleren of aangeven dat ze iets niet begrijpen (-) de leerlingen kunnen aan een bekende volwassene vragen om duidelijker of trager te spreken UITNODIGINGEN OF VOORSTELLEN BEGRIJPEN EN ZELF FORMULE- REN 11. de leerlingen begrijpen een mondeling of schriftelijk geformuleerde informele uitnodiging van een leeftijdgenoot of bekende volwassene 19
Context 2: Informele contacten (-) de leerlingen begrijpen een mondelinge uitnodiging van een medeleerling om deel te nemen aan een sportactiviteit (+) de leerlingen begrijpen een schriftelijke uitnodiging voor een fuif vanwege een leeftijdgenoot 12. de leerlingen kunnen mondeling of schriftelijk een informele uitnodiging formuleren tegenover een leeftijdgenoot of bekende volwassene (-) de leerlingen kunnen een leeftijdgenoot iets te drinken of te eten aanbieden (+) de leerlingen kunnen voor leeftijdgenoten een affiche maken om een buurtactiviteit aan te kondigen 13. de leerlingen kunnen mondeling of schriftelijk informele afspraken maken met een leeftijdgenoot of bekende volwassene (-) de leerlingen kunnen mondeling met een leerling afspreken om samen iemand te bezoeken (+) de leerlingen kunnen mondeling met leeftijdgenoten afspraken maken over het verloop van een spel- of sportactiviteit FEEDBACK BEGRIJPEN EN ZELF FORMULEREN 14. de leerlingen begrijpen mondeling geformuleerde informele feedback van een leeftijdgenoot of bekende volwassene (-) de leerlingen begrijpen in het kader van een sportactiviteit mondelinge feedback (bijvoorbeeld op hun houding) van een bekende volwassene (+) de leerlingen begrijpen mondelinge feedback op hun gedrag tijdens een uitstap met leeftijdgenoten 15. de leerlingen kunnen hun meningen en gevoelens mondeling of schriftelijk formuleren tegenover een leeftijdgenoot of bekende volwassene in een informele situatie 20
Context 2: Informele contacten (-) de leerlingen kunnen mondeling tegenover een leeftijdgenoot hun voor- of afkeur uitdrukken (bijvoorbeeld in verband met een film) (+) de leerlingen kunnen hun persoonlijke grens aangeven tegenover een medeleerling (bijvoorbeeld als iemand tegen hun zin in hun aanwezigheid rookt) 21
Context 3: Maatschappelijke redzaamheid: leren / participeren OMSCHRIJVING Nederlands nodig om CONTEXT 3 MAATSCHAPPELIJKE REDZAAMHEID: LEREN / PARTICIPEREN situering te participeren aan het maatschappelijk gebeuren inzicht te hebben en te functioneren in maatschappelijke organisaties en structuren te communiceren met dienstverleners van relevante maatschappelijke diensten en organisaties (maatschappelijke oriëntatie en redzaamheid) en Nederlands nodig om authentieke teksten met betrekking tot de verdere professionele loopbaan te begrijpen en te verwerken te communiceren op de werkvloer (professionele oriëntatie en redzaamheid) INTERACTIEPARTNERS medeleerlingen en leerkrachten, dienstverleners van relevante openbare en private diensten (openbaar vervoer, gemeentelijke diensten, vrijetijdsbesteding, hulpverlening, jongerenorganisaties, winkels,...), instructeurs en opdrachtgevers, mede-stagiairs, klanten,... INHOUDEN: mondeling taalaanbod in formele situaties en schriftelijke authentieke teksten met betrekking tot maatschappelijke oriëntatie voor nieuwkomers (buurt en gemeente, winkels, openbaar vervoer, gezondheidszorg,...) maatschappelijke redzaamheid voor jongeren in het algemeen (politiek, sport en cultuur, financiële verrichtingen, media, jongerenorganisaties, hulpverlening...) professionele oriëntatie en redzaamheid (communicatie bij sollicitatieprocedure, communicatie op de werkvloer, vakliteratuur, zakelijke communicatie,...) 22
Context 3: Maatschappelijke redzaamheid: leren / participeren TEKSTSOORTEN (NIET EXHAUSTIEF): artikels en advertenties uit kranten en (vak)tijdschriften, vakliteratuur informatieve brochures, informatieve gidsen internetsites met gespecialiseerde informatie of informatie bedoeld voor deze leeftijdsgroep handleidingen, gebruiksaanwijzingen, mondelinge of schriftelijke instructies opschriften en signalisatie in het straatbeeld en in openbare ruimtes en gebouwen, affiches productinformatie zakelijke documenten, klantenadministratie betaaldocumenten sociale formules in formele situaties (wensen, beleefdheidsformules, dankbetuigingen,...) gesprekken met dienstverleners, instructeurs, opdrachtgevers verslagen en rapporten met betrekking tot professionele situaties stagegesprekken en documenten met betrekking tot stages eenvoudige formulieren en vragenlijsten van relevante diensten schriftelijke communicatie met relevante diensten telefonische gesprekken met relevante diensten repertoria met inlichtingen schema s en tabellen van openbare diensten radio- en televisie-uitzendingen geschreven of gesproken reclameboodschappen documenten sollicitatieprocedure 23
Context 3: Maatschappelijke redzaamheid: leren / participeren CONTEXT 3 MAATSCHAPPELIJKE REDZAAMHEID: LEREN / PARTICIPEREN concretiseringen en voorbeelden INFORMATIE VERWERVEN, VERWERKEN, UITWISSELEN INFORMATIE OPZOEKEN EN INFORMATIEBRONNEN RAADPLEGEN 1. a. de leerlingen kunnen in tijdschriften, kranten, boeken, informatieve gidsen en informatiebrochures gericht relevante informatie opzoeken (dit wil zeggen: structuur herkennen, inhoudstafel of register kunnen raadplegen) (-) de leerlingen kunnen de telefoongids raadplegen om het telefoonnummer van een jongerenorganisatie op te zoeken (+)de leerlingen kunnen een programmagids van een tijdschrift raadplegen om het uitzenduur van een programma op te zoeken b. de leerlingen kunnen een classificatiesysteem van informatie (informatiedienst, bibliotheek, mediatheek, kranten- of boekenwinkel, internet,...) raadplegen om relevante informatie op te zoeken (-) de leerlingen kunnen in de gemeentelijke bibliotheek op basis van opschriften informatie opzoeken (+) de leerlingen kunnen een internetsite raadplegen om informatie op te zoeken INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP BESCHRIJVEND VER- WERKINGSNIVEAU 2. a. de leerlingen begrijpen eenvoudige opschriften en eenvoudige zakelijke documenten (-) de leerlingen kunnen zich tijdens een buitenschoolse activiteit in de schoolbuurt oriënteren op basis van wegsignalisatie 24
Context 3: Maatschappelijke redzaamheid: leren / participeren (+) de leerlingen begrijpen eenvoudige schriftelijke productinformatie om bij een aankoop het gewenste product te kunnen selecteren b. de leerlingen begrijpen in grote lijnen eenvoudige mondelinge informatie uit radio- of televisieuitzendingen met betrekking tot een onderwerp van een onderwijsactiviteit (+) de leerlingen begrijpen in grote lijnen de mondelinge informatie in een televisie-uitzending (bijvoorbeeld met betrekking tot een bepaald vakgebied) 3. de leerlingen kunnen een eenvoudige formele tekst (bedoeld voor een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever,...) mondeling of schriftelijk begrijpelijk formuleren (-) de leerlingen kunnen in het kader van een buitenschoolse activiteit een vraag van een dienstverlener eenvoudig beantwoorden (bijvoorbeeld in verband met het doel van een reis) (+) de leerlingen kunnen een eenvoudig formulier van een relevante dienst invullen (bijvoorbeeld een inschrijvingsformulier voor een sportclub) INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP STRUCTUREREND VERWERKINGSNIVEAU 4. a. de leerlingen kunnen relevante informatie selecteren uit mondelinge of schriftelijke formele teksten (gesproken of geschreven media; communicatie met dienstverlener, instructeur of opdrachtgever,...) (-) de leerlingen kunnen op basis van een globale mondelinge uitleg door een instructeur bepalen aan welke eisen een stagewerkstuk moet voldoen (+) de leerlingen kunnen op basis van een tijdschriftartikel uit een vaktijdschrift bepalen wat de voor- en nadelen zijn van een bepaald product of proces (bijvoorbeeld informatie over nieuwe bouwmaterialen) b. de leerlingen kunnen relevante informatie selecteren uit schema s en tabellen van relevante diensten 25
Context 3: Maatschappelijke redzaamheid: leren / participeren (-) de leerlingen kunnen in het kader van een uitstap een tabel van het openbaar vervoer interpreteren om een reisroute uit te stippelen (+) de leerlingen kunnen op basis van een informatiebrochure een bezoek aan een tentoonstelling plannen 5. de leerlingen kunnen relevante informatie mondeling of schriftelijk samenhangend en gestructureerd formuleren in een korte formele tekst (bedoeld voor een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever, ) (-) de leerlingen kunnen in het kader van een stagegesprek (bijvoorbeeld een gesprek met een kappersmodel) het doel van een handeling verwoorden (+) de leerlingen kunnen in het kader van een zaakvak een korte formele brief schrijven naar een relevante dienst (bijvoorbeeld een aanvraag voor informatie voor een milieudienst) INFORMATIE BEGRIJPEN EN UITWISSELEN OP EVALUEREND VER- WERKINGSNIVEAU 6. de leerlingen kunnen schriftelijke informatie uit verschillende zakelijke teksten (artikels uit kranten of tijdschriften, brochures, ) met elkaar vergelijken (-) de leerlingen kunnen op basis van mondelinge informatie door een verkoper een keuze maken voor een product (+) de leerlingen kunnen in het kader van een zaakvak informatie uit verschillende krantenartikels kritisch met elkaar vergelijken 7. de leerlingen kunnen mondeling een persoonlijke analyse formuleren in een korte formele tekst (bedoeld voor een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever, ) (-) de leerlingen kunnen een belangrijke term uit een vakgebied voor een opdrachtgever in eigen woorden omschrijven (bijvoorbeeld een bepaalde schoonheidsbehandeling voor een klant) (+) de leerlingen kunnen in het kader van een stage een korte analyse van een werksituatie mondeling rapporteren aan een opdrachtgever (bijvoorbeeld een analyse over de staat van vervuiling in een gebouw) 26
Context 3: Maatschappelijke redzaamheid: leren / participeren APPELLERENDE BOODSCHAPPEN BEGRIJPEN EN FORMULEREN: VRAGEN, INSTRUCTIES, UITNODIGINGEN, VOORSTELLEN, AF- SPRAKEN, FEEDBACK VRAGEN OF INSTRUCTIES BEGRIJPEN EN ZELF FORMULEREN 8. a. de leerlingen begrijpen een mondelinge of schriftelijke vraag of instructie van een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever (-) de leerlingen begrijpen in het kader van een uitstap een eenvoudige vraag met betrekking tot de aankoop van een ticket (+) de leerlingen begrijpen een vragenlijst in het kader van een medisch onderzoek b. de leerlingen begrijpen veiligheidsinstructies, handleidingen of gebruiksaanwijzingen (-) de leerlingen begrijpen in het kader van een stage eenvoudige mondelinge veiligheidsinstructies (+) de leerlingen begrijpen een eenvoudige handleiding van een gereedschap of machine 9. de leerlingen kunnen mondeling of schriftelijk een vraag formuleren tegenover een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever (-) de leerlingen kunnen in het kader van een buitenschoolse activiteit mondeling een eenvoudige vraag stellen aan een dienstverlener (bijvoorbeeld informatie vragen over een uurregeling) (+) de leerlingen kunnen een vraag over werkvoorwaarden formuleren in een e-mailbericht voor een instructeur of opdrachtgever 10. de leerlingen kunnen een probleem verwoorden tegenover een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever (-) de leerlingen kunnen een telefonische noodoproep doen (+) de leerlingen kunnen een fysieke klacht verwoorden tegenover een medisch bevoegde 27
Context 3: Maatschappelijke redzaamheid: leren / participeren UITNODIGINGEN OF VOORSTELLEN BEGRIJPEN EN ZELF FORMULE- REN 11. de leerlingen begrijpen een eenvoudige schriftelijke uitnodiging of oproep van een organisatie of een relevante dienst (-) de leerlingen kunnen in het kader van een buitenschoolse activiteit een affiche interpreteren waarin een evenement wordt aangekondigd (+) de leerlingen begrijpen een schriftelijke oproep van een relevante dienst (bijvoorbeeld een aanmaning van de bibliotheek) 12. de leerlingen kunnen mondeling of schriftelijk een voorstel formuleren voor een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever (+) de leerlingen kunnen een voorstel voor de uitvoering van een opdracht (bijvoorbeeld een elektrische installatie) mondeling formuleren voor een instructeur of opdrachtgever 13. de leerlingen kunnen mondeling afspraken maken met een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever (-) de leerlingen kunnen in het kader van een stage met een instructeur mondeling afspraken maken met betrekking tot het tijdspad voor een opdracht (+) de leerlingen kunnen een telefonische afspraak maken voor een medische consultatie FEEDBACK BEGRIJPEN EN ZELF FORMULEREN 14. de leerlingen begrijpen mondeling geformuleerde feedback van een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever (-) de leerlingen begrijpen eenvoudige mondelinge feedback van een agent op hun gedrag in het verkeer (+) de leerlingen begrijpen mondelinge feedback van een instructeur op het resultaat van een praktijkopdracht 15. de leerlingen kunnen mondeling hun mening formuleren tegenover een dienstverlener, instructeur of opdrachtgever 28
Context 3: Maatschappelijke redzaamheid: leren / participeren (-) de leerlingen kunnen hun voor- of afkeur voor een product mondeling formuleren tegenover een handelaar (+) de leerlingen kunnen mondeling aan een instructeur hun mening te kennen geven over een werkmethode 29
Context 3: Maatschappelijke redzaamheid: leren / participeren 30