voor Janssen Pharmaceutica te Geel Niet technische samenvatting



Vergelijkbare documenten
Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Renogen biomassa-wkk te Ham

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Ontheffing tot het opstellen van een MER

BETEKENIS VAN HET AFKOPPELINGSBELEID VOOR P-BEDRIJVEN NA DE RECENTE AANPASSING VAN 4 JULI 2003

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

Project-MER-Verslag. Project: Twee nieuwe productie-installaties (waterstofperoxide en propyleenoxide) op de site van BASF Antwerpen N.V.

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

Figurenbundel. MER voor een nieuwe Fysicochemische installatie en uitbreiding van de Deponie. Oktober

Hervergunning Farm Frites Belgium NV te Lommel

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

Ecologische Duurzaamheid

Geluid. De norm: 47 db L den

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

Scopingsadvies Project-MER Regularisatie en uitbreiding van kippenslachterij Nollens NV te Kruishoutem

college van burgemeester en schepenen Zitting van 5 februari 2016

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP

Watervergunning. Inhoudsopgave

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

16. NIET TECHNISCHE SAMENVATTING

Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark

Corus in IJmuiden TRUST. Corus bouwt aan moderne energievoorziening voor de toekomst

Bezwaarschrift aanvraag pluimveehouderij Yvan Moonen, Kriekelswarande zn Diest

RIVM-onderzoek naar Thermphos

Toelichting milieuneutrale verandering Abbott Healthcare Products B.V.

OUD-TURNHOUT RUP De Hoogt Aanvulling screeningsnota

Gewestdirectie Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen

Milieumonitoringrapportage 2014 Haven- en industrieterrein Moerdijk

INDUSTRIEEL AFVALWATER EN ECOLOGIE: VRIEND, NIET VIJAND. Lut Hoebeke, 1 juni 2018

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

AMV/ /1024. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

Besluit m.e.r.-beoordeling. Bio-ethanol Rotterdam BV (BER)

emissie broeikasgassen

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

Aanvraag Planologisch Attest door GESBO gemeente Balen

KOELTORENS: BEHANDELING SUPPLETIEWATER DOET WERKINGSKOSTEN DALEN

Ontheffing tot het opstellen van een MER. ontheffingsbeslissing. Project: Omvorming en Samenvoeging van 2 veeteeltbedrijven.

Hervergunning en verandering van een attractiepark

HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT

Project-MER-Verslag. Project: Uitbreiding van de PTA2- en PTA3-eenheid te Geel. Initiatiefnemer: BP Chembel NV Amocolaan GEEL

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

PROJECT MER HERVERGUNNING

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Optimalisatie slibstort Callemansputte te Zelzate.

MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE

INFORMATIEVERGADERING MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG. Biomassa Conversie Project E.ON Centrale Langerlo

Regelgeving effluent en restmateriaal uit biobedden. H.A.E. de Werd

WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Hervergunning en uitbreiding van Campine NV en Campine Recycling NV in Beerse

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Infoblad. Onderhoud, nazicht en meetverplichtingen van stooktoestellen en andere branders

de omgevingsvergunning partim milieu

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES

BIOREMEDIATIESYSTEMEN WETTELIJK KADER. Annie Demeyere Dep.L&V Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof.

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Niet technische samenvatting Project MER

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ]

voorschriften bpa nr. 80 La Brugeoise

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING

SGS EcoCare. A division of SGS Environmental Services NV MILIEU-EFFECTRAPPORT. voor een

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

ASPIRAVI. Project E403 Lichtervelde en Wingene

Afwegingen bij Afvalwaterzuivering

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

vragen naar telefoonnummer datum /02/2018 Bijdrage Vlaams Gewest uit zon en wind in het kader van het Energiepact.

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

De milieuvergunnings- en meldingsplicht

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

M.E.R. beoordelingsbesluit

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.)

MER capaciteitsuitbreiding en hervergunning Cargill Malt te Herent

Milieuvervuiling. Planet

PROJECT-MER-VERSLAG. Goedkeuring milieueffectrapport. PTA4 Eenheid. Amocolaan Geel. 27 april2004 PRMER-0021-GK

Uitbreiding olieopslagterminal VOPAK te Rotterdam Europoort Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

MLAV1/ /RP/si

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

DEEL 3: PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

niet-technisch rapport

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

VOORSCHRIFTEN. behorende bij de veranderingsvergunning Wm

Monsanto: MER voor diverse uitbreidingsprojecten

RATIONEEL WATERBEHEER IN DE INDUSTRIE: TWEE CASE STUDIES ROND BRONGERICHTE AANPAK

Project-m.e.r.-screening

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3)

Beslissing over het gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Uitbreiding activiteiten Compagnie Belge de Manutention in Gent

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. INDAVER MET BETREKKING TOT EEN AFVALVERWERKEND BEDRIJF, GELEGEN TE 2030 ANTWERPEN, POLDERVLIETWEG 5.

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

Transcriptie:

MILIEUEFFECTRAPPORT voor Janssen Pharmaceutica te Geel Niet technische samenvatting Opdrachtgever : Janssen Pharmaceutica N.V. Turnhoutseweg 30 B-2340 BEERSE oktober 2003 SGS Environmental Services NV Haven 407, Polderdijkweg 16, B-2030 Antwerpen t +32 (0)3 545 87 50 f +32 (0)3 545 87 69 www.sgs.be

COLLEGE VAN DESKUNDIGEN Initiatiefnemer Janssen Pharmaceutica NV - Turnhoutseweg 30-2340 Beerse College van deskundigen Interne deskundigen (Janssen Pharmaceutica NV) Jan Liessens Senior Directeur Milieuzorg Ina Vannijvel Milieucoördinator Janssen Pharmaceutica Geel Inge Van Ginneken Deskundige Registratie Milieudossier Sofie Van Ermen Proces- en Projectingenieur Externe deskundigen Frank Van Daele (SGS Belgium NV) Coördinator en erkend MER-deskundige lucht Philippe Cornille (SGS Belgium NV) Erkend MER-deskundige lucht en mens Kristin Driessens (SGS Belgium NV) Erkend MER-deskundige water Willy Verstraete (professor Universiteit Gent) Erkend MER-deskundige water Alex Vermeulen (SGS Belgium NV) Erkend MER-deskundige geluid en trillingen Wim Cadron (SGS Belgium NV) Erkend MER-deskundige bodem en grondwater en mens Bram Claeys (SGS Belgium NV) Medewerker coördinator Dries Van Hooydonk (SGS Belgium NV) Medewerker discipline geluid en trillingen Geert Schrooten (SGS Belgium NV) Medewerker disciplines lucht, mens, fauna en flora en monumenten en landschappen SGS Belgium NV oktober 2003 2

1 INLEIDING 1.1 Ruimtelijke situering van Janssen Pharmaceutica NV De site van Janssen Pharmaceutica NV (verder steeds Janssen genoemd) te Geel is gelegen ter hoogte van het industrieterrein van Geel-West, tussen de autosnelweg E313 en het Albertkanaal. De totale oppervlakte van de site bedraagt circa 400.000 m², waarvan actueel circa 100.000 m² bebouwd is. Figuur 1 toont de ligging van Janssen op een omgevingsplan. Figuur 2 toont de ligging van Janssen op het gewestplan. 1.2 Beknopte beschrijving van het project Janssen is een bedrijf dat onderzoek doet naar farmaceutische stoffen. Ook de ontwikkeling en productie van dergelijke stoffen vinden plaats binnen het bedrijf. De hoofdzetel van Janssen is gelegen in Beerse. Sinds 1975 beschikt het bedrijf ook over een exploitatiezetel in Geel, waar de nadruk ligt op de aanmaak van de actieve basisstoffen voor geneesmiddelen via chemische productie. Vertrekkend van de grondstoffen worden via verschillende tussenproducten de actieve basisstoffen geproduceerd. Dit gebeurt in batchprocessen waarbij de verschillende bewerkingen zowel in waterig milieu als in organische solventen kunnen worden uitgevoerd. Janssen plant een uitbreiding van haar productie met een Small Volume Plant/Pilot Plant ( kleine volume installatie/pilootafdeling, afgekort SVP/PP), die bestaat uit 10 reactoren. Naast het nieuwe productiegebouw zal een productietankpark bijgebouwd worden. Er wordt tevens een bijkomend milieutankpark (voor opslag van afvalstoffen) gepland, alsook een administratief gebouw. Janssen overweegt tevens de oprichting van twee windturbines op de noordelijke helft van het bedrijfsterrein. Janssen zal voorts in het eerste kwartaal van 2004 een hervergunningsaanvraag indienen voor de volledige site te Geel. Figuur 3 toont een plattegrond van de site met aanduiding van de verschillende bestaande en geplande installaties. De milieu-impact als gevolg van de activiteiten van Janssen op de site te Geel wordt toegelicht, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de huidige situatie (=referentiesituatie voor het referentiejaar 2001) en een geplande situatie (=toekomstige situatie, waar de milieu-impact van de geplande installaties bestudeerd wordt). SGS Belgium NV oktober 2003 3

1.3 Toetsing aan de MER-plicht Het B.Vl.R. dd. 23/03/1989, houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen, bepaalt in een aantal rubrieken voor welke activiteiten een milieueffectrapport (MER) vereist is. De MER-plicht van Janssen volgt uit rubriek 6 van deze besluiten: Rubriek 6: Geïntegreerde chemische installaties bestaande uit twee of meer functioneel met elkaar verbonden chemische of fysische proceseenheden op industriële schaal, die gesitueerd zijn in een zelfde geografische lokatie. De uitbreiding van de installaties met de Small Volume Plant/Pilot Plant en de hervergunning van de gehele site zijn bijgevolg MER-plichtig. Het afwegingskader en de randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines, wordt beschreven in omzendbrief EME/2000.01 (juli 2000). Voor elk project waarbij de plaatsing van één of meerdere windturbines wordt gepland, is het nodig een milieunota op te stellen en toe te voegen aan de milieuvergunningsaanvraag. Een volledig uitgewerkt milieueffectrapport (MER) is slechts nodig in geval van: installaties met een gezamenlijk vermogen van meer dan 20 MW, of meer dan 20 molens; installaties met meer dan 3 turbines met mogelijk aanzienlijke effecten op kwetsbare gebieden of bijzonder beschermde gebieden. De oprichting van 2 turbines van 2 MW op de site van Janssen is op zich dus niet MERplichtig. SGS Belgium NV oktober 2003 4

Figuur 1: Omgevingsplan met ligging van de site van Janssen Janssen Pharmaceutica N 1 km SGS Belgium NV oktober 2003 5

Figuur 2: Ligging van Janssen op het gewestplan Janssen Pharmaceutica % 1 km N SGS Belgium NV oktober 2003 6

Legende gewestplan SGS Belgium NV oktober 2003 7

Figuur 3: Plattegrond van de site van Janssen SGS Belgium NV oktober 2003 8

Legende plattegrond SGS Belgium NV oktober 2003 9

2 PROCESSEN EN INSTALLATIES 2.1 Processen en installaties in de referentiesituatie De productie-activiteiten van Janssen te Geel omvatten de aanmaak van actieve basisstoffen voor geneesmiddelen. De productie van deze actieve basisstoffen vergt een aantal tussenstappen, variërend van 3 à 4 tot 15 à 20, afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de synthese van het gewenste eindproduct. De productie-installaties zijn onderverdeeld in verschillende eenheden, plants genaamd. In totaal zijn er vier plants op de terreinen te Geel aanwezig. Plant I werd gebouwd in 1974 en omvat 4 productiezones: In productiezone 1 worden hoofdzakelijk droogactiviteiten uitgevoerd. In 2003 werd hier een scheidingskolom bijgeplaatst die diverse grondstoffen en tussenproducten voorbehandelt voor de eigenlijke productie. In productiezone 2 worden hoofdzakelijk filtraties en centrifugaties uitgevoerd. In productiezone 3 bevinden zich 14 multipurpose reactoren (=reactoren geschikt voor een grote variëteit aan chemische reacties en procesoperaties) en 2 reactoren voor de kristallisatie-eenheid (zie productiezone 4) In productiezone 4 bevinden zich drooginstallaties en de kristallisatie-eenheid. Deze eenheid zorgt voor een finale zuivering van de eindproducten. Plant II werd gebouwd in 1977 en omvat 3 productiezones: Productiezone 002 dient hoofdzakelijk voor het uitvoeren van filtraties, centrifugaties en voor droging. In productiezone 104 staan 4 multipurpose reactoren en 1 centrifuge opgesteld. In productiezone 071 (gedeeltelijk in open lucht) staan 4 reactoren opgesteld. Plant III werd gebouwd in 1984. In deze plant zijn 23 multipurpose reactoren aanwezig die een gezamenlijke capaciteit van 145 m³ hebben. Voorts zijn er centrifuges, drogers en twee distillatietorens voor recuperatie van solventen aanwezig. Plant IV werd voltooid in 1995. Het productiegedeelte van deze plant kan ingedeeld worden in 12 productiemodules, waarvan er momenteel 10 in gebruik zijn. In elke module staan 3 multipurpose reactoren, 1 filtratie-eenheid en 1 vacuümdroogtoestel opgesteld. De totale nuttige capaciteit van de reactoren bedraagt 148 m³. Naast de vier productieplants kunnen volgende installaties geïdentificeerd worden op de site van Janssen: 1 hydrogenatie-eenheid, bestaande uit 3 batchreactoren, waar uitsluitend hydrogenatiereacties plaatsvinden. 1 poedereenheid voor het uitvoeren van diverse bewerkingen op poedervormige tussenproducten en eindproducten. 1 premix-installatie voor het aanmaken van farmaceutische additieven voor veevoeders. SGS Belgium NV oktober 2003 10

1 centrale afwasplaats, waar alle te reinigen materialen van de site verzameld en gereinigd worden. diverse tankparken voor opslag van grondstoffen, tussenproducten en afvalstoffen. 1 ketelhuis met drie aardgasgestookte stoomketels voor productie van stoom. 1 waterzuiveringsinstallatie voor zuivering van het te lozen afvalwater. 2 luchtbehandelingsinstallaties: Catox: luchtbehandelingsinstallatie voor lucht, afkomstig van de waterzuiveringsinstallatie en welbepaalde luchtstromen vanuit de productie. VOC-reductiesysteem: luchtbehandelingsinstallatie voor lucht, afkomstig van de vier productieplants, de hydrogenatie-eenheid, de centrale afwasplaats en het grondstoffentankpark. een administratief gebouw. diverse laboratoria. een gebouw van de technische dienst. 2.2 Bijkomende processen en installaties in de geplande situatie 2.2.1. Bijkomende productie-installaties Janssen plant een uitbreiding van haar productie te Geel met een Small Volume Plant/Pilot Plant (SVP/PP). De ligging van deze nieuwe eenheid is weergegeven in Figuur 3. De uitbreiding omvat de volgende aspecten: productie op kleine schaal met behulp van 10 reactoren; productietankpark (zie volgende paragraaf); gebouwen met laboratoria en kantoren; aangepaste uitrusting. Figuur 4 toont een simulatie van het geplande productiegebouw 2.2.2. Bijkomende opslaginstallaties De opslagmogelijkheden op de site van Janssen worden uitgebreid met de bouw van een bijkomend productietankpark en een bijkomend milieutankpark (zie Figuur 3). SGS Belgium NV oktober 2003 11

Productietankpark (PTP): Ten zuidoosten van de SVP/PP wordt een productietankpark gebouwd. Dit tankpark omvat twee tanks van 25 m³ en zestien kleinere tanks van 2 m³. Milieutankpark (MTP): Op de plaats van het oude vatenopslag G081 plant Janssen een nieuw milieutankpark. Het doel hiervan is de reststromen van de verschillende productieplaatsen op te vangen, selectief en zuiver op te slaan en indien mogelijk te hergebruiken. Het volledige tankpark heeft een capaciteit van 16 tanks van 50 m³ waarvan er in een eerste fase 8 gebouwd worden. 2.2.3. Geplande windturbines Janssen overweegt de inplanting van twee windturbines van 2 MW op haar site (zie Figuur 3). Het betreft turbines met een ashoogte van 100 meter en een rotordiameter van 80 meter. Janssen kadert het oprichten van deze twee windturbines op haar terrein te Geel binnen haar ruimere maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het bedrijf wil op die manier bijdragen aan het helpen realiseren van de noodzakelijke reductie van de broeikasgasemissies. SGS Belgium NV oktober 2003 12

Figuur 4: Voorstelling van de geplande SVP/PP SGS Belgium NV oktober 2003 13

3 MILIEU-EFFECTEN De activiteiten van Janssen op de site te Geel geven aanleiding tot volgende relevante impacten op het milieu: 1. Bijdrage aan de immissieconcentraties van atmosferische polluenten in de omgeving. 2. Sporadische geurhinder in de omliggende woonkernen in het verleden. 3. Bijdrage tot de vervuiling van het oppervlaktewater van de Grote Nete voor een aantal polluenten. 4. Bijdrage aan het geluidsniveau in de omgeving. 5. Invloed op de kwaliteit van bodem en grondwater onder het terrein van Janssen. 6. Impact op de verkeersstromen in de omgeving. 7. Impact van de geplande windmolens In onderstaande paragrafen worden de geïdentificeerde milieu-effecten als gevolg van de werking van Janssen verder toegelicht. Daar Janssen zich op circa 30 km van de Nederlandse grens en de gewestgrens met Wallonië bevindt, kunnen grensoverschrijdende effecten als gevolg van de exploitatie van Janssen uitgesloten worden. SGS Belgium NV oktober 2003 14

Milieu-effect 1: Bijdrage aan de immissieconcentraties van atmosferische polluenten in de omgeving. Beschrijving De werking van de diverse stookinstallaties en gasketels op de site van Janssen zorgt voor emissies van de atmosferische polluenten NO X en CO. Op de site worden tevens restconcentraties aan diverse organische polluenten (tolueen, dichloormethaan, trichloormethaan), ammoniak en zwaveldioxide uitgestoten na voorafgaande behandeling in de twee luchtbehandelingsinstallaties (VOC-reductie-eenheid en Catox-installatie). De restconcentraties van deze luchtbehandelingsinstallaties voldoen aan de geldende Vlarem IIemissiegrenswaarden. Tabel 1 en Tabel 2 tonen een overzicht van de emissies van de diverse polluenten in het referentiejaar 2001. In de geplande situatie stijgen de emissies van deze polluenten met minder dan 1%. Tabel 1: Totale emissies stookketels en gasketels in de referentiesituatie (kg/j) Bron NO X CO stookketel 1 4 950 33 stookketel 2 3 000 30 stookketel 3 2 640 - gasketel 1 logistiek 140 - gasketel 2 logistiek 140 - gasketel K1 11 23 totaal 10 890 86 Tabel 2: Totale emissies Catox en VOC-reductie-installatie in de referentiesituatie (kg/j) Bron Catox VOC-reductie-installatie NH 3 75 246 SO 2 110 157 Tolueen 36 90 Chloormethaan - 4 710 Dichloormethaan - 9 410 Trichloormethaan - 2 350 Methylisobutylketon - 10 Buteen - 10 350 Op basis van de emissiegegevens werden zowel voor de referentiesituatie als voor de geplande situatie verspreidingsberekeningen uitgevoerd om de milieu-impact van de emissies van Janssen te kunnen inschatten. Door deze computerberekeningen worden immissieconcentraties van de verontreinigende stoffen in de omgevingslucht bekomen na verspreiding van deze stoffen onder invloed van o.a. de wind. Voor volgende stoffen werden immissieberekeningen uitgevoerd: NO X ; SO 2 ; CO; SGS Belgium NV oktober 2003 15

tolueen; ammoniak; dichloormethaan; trichloormethaan. Uit de berekeningen blijkt dat alle berekende immissieconcentraties voor de verschillende polluenten beneden de vooropgestelde toetsingswaarden voor deze stoffen liggen. Enkel voor NO X, dichloormethaan en trichloormethaan werd een relevante bijdrage (=een bijdrage van meer dan 1% van de vooropgestelde grens- of advieswaarden en/of de gemeten waarden in de omgeving) ter hoogte van het pluimmaximum berekend. Dit pluimmaximum (=plaats waar de maximale immissieconcentratie vastgesteld wordt) bevond zich telkens op het bedrijfsterrein van Janssen. Naarmate de afstand tot het pluimmaximum afneemt, neemt ook de berekende immissieconcentratie snel af. Tabel 3 toont een overzicht van de berekende jaargemiddelde immissieconcentraties ter hoogte van verschillende woonkernen in de omgeving, alsook de in het kader van het MER weerhouden toetsingswaarden voor de atmosferische polluenten. Uit de tabel blijkt dat ter hoogte van de woonkernen de berekende jaargemiddelde waarden steeds ruim onder de toetsingswaarden blijven. Op basis van de berekende waarden kan gesteld worden dat zowel in de referentiesituatie als in de geplande situatie geen noemenswaardige gezondheidseffecten als gevolg van de werking van Janssen te verwachten zijn. Tabel 3: Berekende jaargemiddelde immissieconcentraties (in µg/m³) in de woonkernen in de omgeving in µg/m³ Stelen Oosterlo Punt Toetsingswaarde NO X 0.150 0.010 0.050 60 SO 2 <0.040 <0.040 <0.040 100 CO <3 <3 <3 10 000 tolueen 0.002 <0.001 <0.001 3 ammoniak 0.05 0.001 0.002 1400 dichloormethaan 0.12 0.04 0.05 20 trichloormethaan 0.04 0.01 0.01 1 In de omgeving van de site van Janssen is tevens een gedeelte van het habitatrichtlijngebied Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor gelegen. In dit habitatrichtlijngebied zijn bovendien twee natuurreservaten gelegen: natuurreservaat Malesbroek, gelegen op circa 5 km ten noordoosten van de site van Janssen; natuurreservaat Zammelsbroek, gelegen op circa 4 km ten zuiden van de site van Janssen. De uitstoot van atmosferische polluenten kan in theorie leiden tot eutrofiëring in de omgeving (= verhoogde beschikbaarheid van voedingsstoffen, waardoor planten en dieren die afhankelijk zijn van voedselarme of matig voedselarme standplaatsen, achteruitgaan), verzuring in de omgeving (= depositie van verzurende componenten) en tot ecotoxicologische effecten op fauna en flora in de omgeving. Het effect van eutrofiëring kon SGS Belgium NV oktober 2003 16

niet ingeschat worden bij gebrek aan wetenschappelijke gegevens. Het effect van verzuring als gevolg van de werking van Janssen kan als verwaarloosbaar bestempeld worden. Het effect van de emissies van organische stoffen op fauna en flora in de omgeving kon niet ingeschat worden bij gebrek aan wetenschappelijke gegevens. Milderende maatregelen Er worden geen bijkomende milderende maatregelen voorgesteld om de atmosferische emissies van Janssen verder te beperken. De reeds genomen emissiereducerende technieken volstaan om de emissies en de ermee gepaard gaande milieueffecten tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen. Voor de polluenten dichloormethaan en trichloormethaan kan, gezien de potentiële gezondheidseffecten van deze polluenten, overwogen worden om minstens 1x gedurende een voldoende lange periode of meermaals gedurende een kortere tijdsperiode de omgevingsconcentraties op te meten, zodat beoordeeld kan worden of de in het MER berekende concentraties een realistisch beeld van de omgevingsconcentraties weergeven. SGS Belgium NV oktober 2003 17

Milieu-effect 2: Sporadische geurhinder in de omliggende woonkernen in het verleden. Beschrijving Bij Janssen wordt een groot gamma aan anorganische en organische stoffen verwerkt. Een aantal van deze stoffen hebben de eigenschap bij lage concentraties via geur waargenomen te worden. Uit metingen aan de Catox-installatie en de VOC-reductie-eenheid blijkt dat de gemiddelde emissieconcentraties lager zijn dan de geurdrempels van de verschillende geëmitteerde stoffen. Dit betekent dat de stoffen ter hoogte van de schouw niet geurwaarneembaar zijn. Op grondniveau en ter hoogte van de terreingrens zullen de immissieconcentraties van deze stoffen uiteraard lager zijn dan de aan de schouw gemeten emissieconcentraties als gevolg van verdunning van de polluenten in de omgevingslucht. Er kan bijgevolg gesteld worden dat de emissies vanuit geleide emissiepunten op zich geen aanleiding zullen geven tot geurhinder in de omgeving van Janssen. Een mogelijke bron van geurhinder in het verleden was de waterzuivering. Ter hoogte van de woonkern van Stelen werd in het verleden regelmatig geurhinder vastgesteld als gevolg van de werking van de waterzuivering van Janssen. Door ingebruikname van de Catoxinstallatie werden deze geurklachten echter verholpen. De Catox-installatie zuigt alle luchtstromen van neutralisatietanks, vijzelgemalen en filterpersen (=installatie-onderdelen van de waterzuiveringsinstallatie) af en vernietigt de organische componenten. Andere mogelijke bron van geurhinder zijn de emissies van organische stoffen als gevolg van het openmaken van tanks, openstaande vaten, afkoppelen van tankwagen, openen van riooldeksels, lekkage aan pompen of ventielen, etc. Algemeen kan gesteld worden dat deze emissies in uitzonderlijke gevallen aanleiding kunnen geven tot geurhinder ter hoogte van de terreingrens. Bij normale werkomstandigheden zullen deze niet-geleide emissies echter geen aanleiding geven tot geurhinder in de omgeving. Sinds maart 1998 worden systematisch de geurklachten van omwonenden of buurbedrijven geregistreerd door Janssen. In de periode 1998-2001 rapporteerde Janssen jaarlijks 2 à 5 geurklachten, specifiek toe te schrijven aan de werking van Janssen. Sinds de ingebruikname van de Catox-installatie werd echter geen enkele klacht meer geregistreerd. Janssen verwacht niet dat de werking van de geplande installaties zal leiden tot eventuele geurhinder in de omgeving. De met organische componenten belaste luchtstromen van de nieuwe installaties (SVP/PP en milieutankpark) worden immers naar de bestaande VOCreductie-eenheid geleid. Hier worden de organische componenten uit de luchtstroom verwijderd, zodat geurhinder onwaarschijnlijk is. Milderende maatregelen De belangrijkste milderende maatregel is reeds gerealiseerd. Het betreft de indienststelling van de Catox-installatie. Janssen neemt bovendien een aantal maatregelen om de fugitieve emissies (=emissies aan flenzen, ventielen, pompen, compressoren) te beperken. Er worden geen bijkomende milderende maatregelen voorgesteld, gezien de geurproblematiek door installatie van de Catox-installatie onder controle is. SGS Belgium NV oktober 2003 18

Milieu-effect 3: Bijdrage tot de vervuiling van het oppervlaktewater van de Grote Nete voor een aantal polluenten. Beschrijving Janssen verbruikte in 2001 (referentiesituatie) circa 509.000 m³ leidingwater en circa 322.000 m³ grondwater. Van dit ingenomen water wordt 72% in de productie gebruikt, 10% als suppletiewater voor de koeltorens en 8% als suppletiewater voor de stoomcircuits. De overige 10% wordt gebruikt voor aanvulling van het zuiver water systeem, voor brandblusoefeningen en als sanitair water. In de geplande situatie zal de waterbalans enkel wijzigen voor wat betreft het proceswater. Op basis van het bijkomend volume aan reactorinhoud in de nieuwe SVP/PP wordt het bijkomend verbruik aan proceswater op ca. 3.5% geschat. Het water dat niet verdampt op de site, wordt geloosd in de openbare riolering na zuivering in de waterzuiveringsinstallatie van Janssen. Uit de analyseresultaten van het geloosde water blijkt dat de lozingsnorm voor detergenten niet gerespecteerd wordt. Hierbij kan opgemerkt worden dat de analysemethode voor het bepalen van detergenten ter discussie staat. Interferenties tijdens de analyse zorgen ervoor dat het meetresultaat veel hoger is dan de werkelijke waarde. De lozing van fluoriden voldoet gemiddeld aan de strenge lozingsnorm (= basiskwaliteitsnorm), maar de individuele metingen overschrijden geregeld de norm. Aan de lozingsnormen voor sulfaten, chloriden en stikstof wordt gemiddeld voldaan, er zijn bij de procescontrolemetingen wel sporadisch (1 of 2 metingen op 150 à 350) pieken waargenomen die de normen overschrijden. Voor de overige parameters voldoet het geloosde water volledig aan de geldende lozingsnormen. In de referentiesituatie wordt het geloosde water afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van Stelen-Geel, waar het gezuiverd wordt vooraleer het geloosd wordt in de Grote Nete. Op basis van de karakteristieken van de verschillende zuiveringsinstallaties kan berekend worden welke restverontreiniging door Janssen in de Grote Nete geloosd wordt. Uit deze berekeningen en uit de meetresultaten op het oppervlaktewater van de Grote Nete kan het volgende besloten worden: De waterkwaliteit van de Grote Nete kan als goed bestempeld worden. De basiswaterkwaliteitsnorm voor de parameter Chemisch zuurstofverbruik wordt wel ongeveer één derde van de tijd overschreden in de winterperiode, zowel voor als na het lozingspunt van de RWZI. Janssen draagt 1% (winter) tot 7% (zomer) bij tot deze verontreiniging. Janssen draagt in relevante mate bij tot de verhoging van het chloridegehalte (17 à 32 % van de gemeten waarden) en het stikstofgehalte (6% à 20% van de gemeten waarden) in het oppervlaktewater van de Grote Nete. De basiswaterkwaliteitsdoelstellingen voor deze parameters worden echter ruim gerespecteerd. Voor alle andere parameters heeft Janssen geen relevante bijdrage tot de gemeten verontreiniging in de Grote Nete. Voor de geplande situatie werd berekend wat de invloed van Janssen op de kwaliteit van het oppervlaktewater van de Grote Nete is, rekening houdend met twee scenario s: lozing van het afvalwater van Janssen in de Grote Nete via de RWZI; rechtstreekse lozing van het afvalwater van Janssen in de Grote Nete. SGS Belgium NV oktober 2003 19

Uit de vergelijking tussen de twee scenario s blijkt dat bij rechtstreekse lozing de waterkwaliteit van de Grote Nete zal afnemen, vooral voor de parameters biologisch zuurstofverbruik en totaal stikstof. De waterkwaliteitsdoelstellingen voor deze parameters zullen echter gerespecteerd blijven, zowel voor als na het lozingspunt. Ook voor de parameter chemisch zuurstofverbruik zal de invloed van de lozing van Janssen groter zijn indien rechtstreeks geloosd wordt in de Grote Nete. De overschrijding van de basiswaterkwaliteitsdoelstelling voor deze parameter zal bij rechtstreekse lozing over een groter deel van de Nete voorkomen en gedurende een groter deel van de tijd. De ecologische effecten als gevolg van de lozingen van Janssen kunnen als verwaarloosbaar beschouwd worden, gezien deze lozingen niet leiden tot overschrijdingen van de waterkwaliteitsnormen voor oppervlaktewater. Indien enkel de potentiële effecten op aquatische fauna beschouwd worden, is in de geplande situatie de lozing van het bedrijfsafvalwater van Janssen via de RWZI te verkiezen boven directe lozing in het oppervlaktewater van de Grote Nete. De potentiële effecten zijn in beide gevallen echter beperkt tot verwaarloosbaar. Janssen heeft de afgelopen jaren een aantal studies uitgevoerd en/of laten uitvoeren. Deze studies hebben de bedoeling de afvalwaterlozing te beperken en de waterzuivering op het terrein te verbeteren. Deze studies kaderen onder meer in het overleg met de overheid over de mogelijkheid/noodzaak tot afkoppeling van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en de rechtstreekse lozing van het kwaliteit van het geloosde afvalwater in de Grote Nete. De resultaten van deze studie zullen in de nabije toekomst leiden tot een verminderde belasting van het afvalwater van Janssen. Uit het studiewerk bleek wel dat de aard van het afvalwater van Janssen niet toelaat om de huidige algemene lozingsnormen voor rechtstreeks lozing op oppervlaktewater te respecteren. Milderende maatregelen Janssen heeft een plan (Masterplan Water) ontwikkeld om, parallel met de technologische vooruitgang en in lijn met de economische mogelijkheden, de kwaliteit van het gezuiverde afvalwater stap voor stap te verbeteren. Dit plan vertrekt van de huidige kennis van de best beschikbare technologie, maar het is geen eindpunt. Het Masterplan Water is een dynamisch plan dat tijdens de uitvoering verder zal bijgestuurd worden onder meer door introductie van nieuw ontwikkelde technologieën. De verdere uitvoering van het plan moet duidelijk maken of lozen op oppervlaktewater op langere termijn haalbaar is. Het plan is een geheel van projecten en initiatieven. Een aantal van die projecten zijn in realisatie, andere zijn in voorstudie of in een experimenteel stadium. Het plan is een combinatie van toepassing van nieuwe geavanceerde waterzuiveringsprocédé s; brongerichte maatregelen in de chemische productie zelf (voor zover gevalideerd en goedgekeurd door de regulerende instanties voor de productie van geneesmiddelen); nieuwe procesontwikkelingen. In functie van de evoluerende technologieën en de behaalde resultaten zal het Masterplan Water regelmatig worden geëvalueerd en zonodig aangevuld worden met nieuwe projecten. Hierbij zal gestreefd worden naar het behalen van emissieconcentraties of verwijderingsrendementen die verenigbaar zijn met lozing in oppervlaktewater. SGS Belgium NV oktober 2003 20

De verderzetting van het Masterplan en het erin voorziene onderzoekswerk zal op middenlange termijn een verbetering van de effluentkwaliteit realiseren. Er wordt als bijkomende maatregel aanbevolen om een goede externe opvolging te voorzien in overleg met alle actoren. SGS Belgium NV oktober 2003 21

Milieu-effect 4: Bijdrage aan het geluidsniveau in de omgeving. Beschrijving In het kader van het MER werden langdurige geluidsmetingen uitgevoerd ter hoogte van 7 meetpunten. Uit de metingen bleek dat in enkele meetpunten het geluidsniveau de milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht overschrijdt. In het kader van het MER werden ook overdrachtsberekeningen uitgevoerd om het specifiek geluid van Janssen ter hoogte van verschillende beoordelingspunten en meetpunten in de omgeving te kwantificeren, zowel in de referentiesituatie als in de geplande situatie. Bij de overdrachtsberekeningen wordt een onderscheid gemaakt tussen bestaande installaties (vergund voor 1993) en nieuwe installaties (vergund na 1/1/1993). In de referentiesituatie voldoen zowel de bestaande als de nieuwe installaties aan de geldende Vlarem II-richt- en grenswaarden. Het berekende specifieke geluid blijft ook steeds ruim onder het gemeten omgevingsgeluid. Hieruit kan besloten worden dat het omgevingsgeluid in alle meetpunten hoofdzakelijk bepaald wordt door bedrijfsvreemde bronnen (bv. autosnelweg E313). Ook het specifiek geluid van de geplande installaties (exclusief windmolens) ligt steeds onder de geldende Vlarem II-grenswaarde. Voor de geplande windmolens werden drie types windmolens bestudeerd. Enkel bij de geluidsarme windturbine (geluidsvermogenniveau maximaal 101.3 db(a)) wordt in alle beoordelingspunten aan de weerhouden toetsingswaarden voldaan. In een aantal beoordelingspunten/meetpunten kan het omgevingsgeluid wel een beperkte stijging kennen als gevolg van de inplanting van de windmolens. De belangrijkste stijgingen (3 db(a)) doen zich voor gedurende de nachtperiode in een noordelijk en een noordoostelijk gelegen beoordelingspunt. Ter hoogte van deze beoordelingspunten zijn een vijftal woningen gelegen. In de meeste andere meetpunten stijgt het omgevingsgeluid met 1 tot 2 db(a). Een verhoogd omgevingsgeluid kan gevolgen hebben voor de menselijke milieubeleving in het algemeen, met een verhoogd stressgevoel als gevolg. Noch dosis-effect-relaties, noch de incidentie van optreden van effecten is echter gekend. De daling van de kwaliteit van de leefomgeving dient te worden opgevat als een risicofactor voor de gezondheid van de mens. De meest nabijgelegen natuurgebieden zijn op relatief grote afstand van de site van Janssen gesitueerd. Er kan worden aangenomen dat het specifieke geluid van Janssen geen verstoringseffecten op fauna teweegbrengt. Milderende maatregelen Voor de geplande nieuwe installaties (exclusief windmolens) zijn geen bijkomende milderende maatregelen nodig. Het specifieke geluid van Janssen voldoet in alle beoordelingspunten aan de weerhouden toetsingswaarden. Voor de geplande windturbines wordt voorgesteld om geluidsarme windturbines te installeren. SGS Belgium NV oktober 2003 22

Milieu-effect 5: Invloed op de kwaliteit van bodem en grondwater onder het terrein van Janssen. Beschrijving In 1975 werden op de huidige site van Janssen de eerste industriële installaties opgericht. De belangrijkste potentiële bronnen van emissies naar de bodem bij Janssen zijn de procesinstallaties en de opslagtanks. Deze installatie-onderdelen zijn allemaal uitgerust met de nodige bodembeschermende maatregelen zodat de kans op nieuwe, bijkomende bodemverontreiniging in de referentiesituatie en in de geplande situatie beperkt is. In het verleden vonden wel emissies naar bodem plaats als gevolg van een lekkende riolering. De lekken werden hersteld, de procesriolering voor zwaar belaste afvalwaterstromen werd bovengronds geplaatst, de ondergrondse tank werd verwijderd. Alle rioleringen worden onderworpen aan een periodiek inspectieprogramma. Tijdens het eerste oriënterend bodemonderzoek werden een aantal verontreinigingskernen vastgesteld die in het beschrijvend bodemonderzoek (2001) verder onderzocht werden. Hieruit bleek dat sanerende maatregelen noodzakelijk zijn, aangezien er een risico van verspreiding van de verontreiniging is. De voorbereidingen voor de sanering zijn reeds van start gegaan. Deze saneringen zullen ervoor zorgen dat de bodem- en grondwaterverontreiniging zich niet buiten de perceelsgrenzen van Janssen verspreidt, zodat gezondheidsrisico s voor omwonenden als verwaarloosbaar kunnen worden beschouwd. Milderende maatregelen Sinds het Bodemsaneringsdecreet (Decreet 22/2/95; BS 27/4/95) in werking is getreden, beschikt Vlaanderen over een wettelijk kader m.b.t. het inventariseren, beschrijven en saneren van bodem- en grondwaterverontreiniging. Janssen is verplicht om, om de vijf jaar, een oriënterend bodemonderzoek over te maken aan OVAM. Binnen de procedures van het decreet zijn de nodige remediërende en milderende maatregelen opgenomen. Bijgevolg dienen geen bijkomende milderende maatregelen genomen te worden. SGS Belgium NV oktober 2003 23

Milieu-effect 6: Impact op de verkeersstromen in de omgeving. Beschrijving Op de site van Janssen zijn circa 700 personen tewerkgesteld, waarvan circa 400 in een ploegensysteem. De goederen (grondstoffen, tussenproducten, eindproducten en afvalstoffen) worden per vrachtwagen aangeleverd of afgevoerd. Gemiddeld zijn er circa 44 transporten per werkdag in de periode 07h30-18h30. De door Janssen gegenereerde wegverkeersintensiteit is, zowel in de referentiesituatie als in de geplande situatie, maximaal tussen 07h00 en 08h00 s morgens en tussen 16h00 en 17h00 s avonds. De gegenereerde verkeersintensiteiten blijven echter ruim onder de maximale capaciteit van de wegen in de omgeving. Milderende maatregelen Janssen probeert de verkeersimpact als gevolg van haar activiteiten zo ver als mogelijk te reduceren. Hiertoe voert ze onder andere een actieve politiek ter bevordering van fietsgebruik en carpooling door haar werknemers. Janssen Geel voert momenteel onder andere volgende acties om de verkeersimpact tot een minimum te beperken: interne werkgroep verkeer; actieve deelname aan werkgroep veiligheid industrieweg (in samenwerking met Kempense Industriegroep Geel - KIG); actieve deelname aan bedrijfsvervoerplan: een organisatie van de Kempense Kamer voor Handel en Nijverheid (KKHN) voor de Geelse industriezone; fietsvergoeding 0,15 EURO/km (Janssen algemeen); aparte parkeerplaatsen voor carpoolers; overdekte stalling voor motoren; douchefaciliteiten; herstelkit voor fietsers in magazijn technische dienst; fietsers krijgen toegang tot het bedrijf via een fietssluis en kunnen op die manier een stalling vlakbij de werkplaats gebruiken. Er zijn geen bijkomende maatregelen nodig. SGS Belgium NV oktober 2003 24

Milieu-effect 7: Impact van de geplande windmolens Beschrijving De site van Janssen is ingeplant tussen twee harde lijninfrastructuren: het Albertkanaal en de autosnelweg E313. Het industriegebied vormt een duidelijk afgebakend geheel, met diverse in het oog springende puntelementen (bv. hoogspanningsmasten). De geplande productie-installaties van Janssen zullen mee opgaan in dit industriële landschap. De visuele impact van de geplande windmolens is ingrijpender. De windmolens zullen zorgen voor duidelijke punten van herkenbaarheid, ook vanuit diverse beschermde dorpsgezichten en landschappen in de omgeving. De windmolens worden ingeplant in een zone waar nu reeds hoogspanningsmasten staan en waar dus nu reeds een grote visuele impact op het landschap aanwezig is. Andere potentiële milieu-effecten als gevolg van de geplande windmolens zijn: verstoring van de vogels in de omgeving van de site: De windmolens kunnen ervoor zorgen dat vogels verstoord worden door de aanwezigheid, de beweging of het geluid van de turbines. Vogels kunnen tevens in aanvaring komen met delen van de turbine en daarbij gewond of gedood worden. Gezien de geplande windmolens op de site van Janssen op 180-200 meter van het kanaal geplaatst worden, wordt geen significante verstoring of grote aanvaringskans voor vogels die langsheen het kanaal vliegen, verwacht. verhoging van het geluidsniveau in de omgeving (zie ook milieu-effect 4): Het omgevingsgeluid kan op een aantal plaatsen een beperkte stijging kennen als gevolg van de inplanting van de windmolens. De belangrijkste stijgingen (3 db(a)) doen zich voor gedurende de nachtperiode ten noorden en ten noordoosten van de site. Hier zijn een vijftal verspreide woningen gelegen. In de meeste andere meetpunten stijgt het omgevingsgeluid met 1 tot 2 db(a). Een verhoogd omgevingsgeluid kan gevolgen hebben voor de menselijke milieubeleving in het algemeen, met eventueel een verhoogd stressgevoel als gevolg. De meest nabijgelegen natuurgebieden zijn op relatief grote afstand van de site van Janssen gesitueerd. Er kan worden aangenomen dat het specifieke geluid van Janssen geen verstoringseffecten op fauna teweegbrengt. Milderende maatregelen Indien geopteerd wordt voor een licht conische torenpaal voor de windmolens, kan het onderste deel van de paal gekleurd worden zodat een betere visuele integratie in het landschap bekomen wordt. Tevens wordt voorgesteld om geluidsarme windturbines te installeren. SGS Belgium NV oktober 2003 25

4 ALGEMEEN BESLUIT Janssen is een bedrijf dat onderzoek doet naar farmaceutische stoffen. Ook de ontwikkeling en productie van dergelijke stoffen vinden plaats binnen het bedrijf. De hoofdzetel van Janssen is gelegen in Beerse. Sinds 1975 beschikt het bedrijf ook over een exploitatiezetel in Geel, waar de nadruk ligt op de aanmaak van de actieve basisstoffen voor geneesmiddelen via chemische productie. In het MER wordt de milieu-impact als gevolg van de exploitatie van de site te Geel besproken. Hierbij worden tevens de milieu-effecten bestudeerd als gevolg van de inplanting van een nieuwe productie-eenheid, van een nieuw milieutankpark en van twee windmolens op de site te Geel. Als gevolg van de werking van de verschillende productie-eenheden op de site treden atmosferische emissies van verontreinigende stoffen op. De belangrijkste polluenten zijn NO X, CO, SO 2, tolueen, dichloormethaan, trichloormethaan en ammoniak. De berekende immissieconcentraties voor de verschillende polluenten liggen steeds beneden de vooropgestelde toetsingswaarden voor deze stoffen. Er worden bijgevolg geen noemenswaardige gezondheidseffecten voor de omwonenden verwacht. Een evaluatie van mogelijke ecotoxicologische effecten op fauna en flora bleek niet steeds mogelijk bij gebrek aan wetenschappelijke gegevens. In het verleden zorgde de werking van de waterzuivering wel regelmatig voor geurhinder in de nabijgelegen woonkern van Stelen. Door indienstname van een behandelingsinstallatie voor lucht, afkomstig van de waterzuivering, en restgassen van de productie, werd dit geurprobleem succesvol aangepakt. Janssen maakt in de verschillende productieprocessen gebruik van opgepompt grondwater en van stadswater. De restwaters die ontstaan op de site worden geloosd in de openbare riolering na zuivering in de waterzuiveringsinstallatie van Janssen. Het geloosde water wordt in de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Stelen verder gezuiverd en vervolgens in de Grote Nete geloosd. De impact van Janssen op de kwaliteit van het oppervlaktewater van de Grote Nete is vooral merkbaar voor de parameters chloriden en totaal stikstof. De basiswaterkwaliteitsdoelstellingen voor deze parameters worden echter ruim gerespecteerd. Janssen heeft de afgelopen jaren een aantal studies uitgevoerd en/of laten uitvoeren. Deze studies hebben de bedoeling de afvalwaterlozing te beperken en de waterzuivering op het terrein te verbeteren. Ze kaderen onder meer in het overleg met de overheid over de mogelijkheid/noodzaak tot afkoppeling van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en de rechtstreekse lozing van het afvalwater in de Grote Nete. De resultaten van deze studie zullen op termijn leiden tot een verbeterde kwaliteit van het geloosde afvalwater. De impact van de lozing van Janssen op de aquatische fauna wordt als beperkt tot verwaarloosbaar beschouwd. In de bodem en het grondwater van de site van Janssen werden een aantal verontreinigingskernen vastgesteld. Uit het beschrijvend bodemonderzoek (2001) bleek dat sanerende maatregelen noodzakelijk zijn, aangezien er een risico van verspreiding van de verontreiniging is. De voorbereidingen voor de sanering zijn reeds van start gegaan. Met betrekking tot de discipline geluid werd in het MER besloten dat het specifieke geluid van zowel de huidige als de geplande installaties voldoen aan de weerhouden toetsingswaarden. Het omgevingsgeluid rond Janssen voldoet niet steeds aan de weerhouden toetsingswaarden, maar wordt hoofdzakelijk bepaald door bedrijfsvreemde SGS Belgium NV oktober 2003 26

bronnen (bv. autosnelweg E313). De geplande windmolens kunnen wel zorgen voor een beperkte stijging van het omgevingsgeluid in de omgeving. De activiteiten van Janssen veroorzaken verscheidene transportstromen. Uit de analyse in het MER bleek dat de woon-werkverplaatsingen van het personeel zorgen voor de grootste verkeersstromen. De capaciteit van de omliggende wegen is echter ruim voldoende om deze transportstromen op te vangen. De geplande windmolens zullen zorgen voor een relevante visuele impact. De windmolens zullen zorgen voor duidelijke punten van herkenbaarheid, ook vanuit diverse beschermde dorpsgezichten en landschappen in de omgeving. Er kan besloten worden dat als gevolg van de huidige en geplande activiteiten van Janssen volgende relevante milieueffecten werden vastgesteld in het MER: een beperkte bijdrage aan de immissieconcentraties van NO X, CO en organische stoffen in de ruime omgeving; een relevante invloed op de concentratie van de parameters chloriden, stikstof en CZV (chemisch zuurstofverbruik) in het water van de Grote Nete als gevolg van de afvalwaterlozingen; bodemverontreiniging op verschillende plaatsen op het terrein; een beperkte geluidsimpact in de omgeving; generatie van verkeersstromen als gevolg van de woon-werkverplaatsingen van het personeel en als gevolg van goederentransport; een visuele impact als gevolg van de inplanting van de geplande windmolens. Deze milieu-effecten worden reeds door diverse maatregelen (controlemetingen, restgasbehandeling, waterzuivering, bodemonderzoek en -sanering, geluidsreductie, ) beperkt. Tevens plant Janssen, minstens in overeenstemming met de bestaande milieuwetgeving (bvb. bodemonderzoeken volgens Vlarebo, metingen van atmosferische emissies en afvalwater volgens Vlarem, ), de effecten ook in de toekomst te controleren en verder te beperken. In dit MER werden daarnaast volgende bijkomende milderende maatregelen geformuleerd : Organiseren van een goede externe opvolging in overleg met alle actoren i.v.m. de geplande verderzetting en uitvoering van het Masterplan (verbetering van de effluentkwaliteit van de waterzuivering van Janssen). Voor de geplande windturbines wordt voorgesteld om geluidsarme windturbines te installeren. Indien geopteerd wordt voor een licht conische torenpaal voor de windmolens, kan het onderste deel van de paal zo gekleurd worden dat een optimale integratie in het landschap bekomen wordt. SGS Belgium NV oktober 2003 27