VOORKENNIS VOOR DE BIOLOGIECURSUS WISMON



Vergelijkbare documenten
Zijn er bij deze onderwerpen deficiënties, dan kun je via de volgende sites je kennis vergroten: - -

De romp bestaat uit een borstholte en een buikholte, gescheiden door het middenrif.

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Biologie ( havo vwo )

Cellen aan de basis.

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

Invloeden uit milieu. In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving)

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen.

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:

Samenvatting Biologie Regeling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

Subkern Primair onderwijs Niveau BB Niveau KGT Niveau havo Niveau vwo Kerndoel po Kerndoel obvo Je benoemt hoe bouw en. voortplanting.

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT

PTA biologie KB locatie Bohemen, Kijkduin, Statenkwartier en Waldeck cohort

PTA biologie KB locatie Bohemen, Kijkduin, Statenkwartier en Waldeck cohort

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

6,7. Samenvatting door een scholier 1580 woorden 20 juni keer beoordeeld

Concept Leerdoelenkaart Biologie 10-14

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed

UNIFORM EINDEXAMEN MULO 2009

Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken.

Samenvatting Planten VMBO 4a Biologie voor Jou

Samenvatting Biologie Thema 5 Erfelijkheid en Evolutie

PTA biologie BBL Statenkwartier, Waldeck en Kijkduin cohort

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT

UNIFORM HEREXAMEN MULO 2009

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 t/m 7

Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: *

PULO / MULO staatsexamen lesmateriaal Vak: Biologie Les 6

Van cel tot organisme hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

4,3. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 28 februari keer beoordeeld

Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

Verslag Biologie Biologie dossier

WAT IS KANKER? KANKERCENTRUM. Onco_alg_008

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5: planten

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN

PTA biologie BB locatie Waldeck cohort

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

H.6 regeling. Samenvatting

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA

Samenvatting Biologie Transport

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan

Regeling. Regeling is het regelen van allerlei processen in het lichaam. Regeling vindt plaats via twee orgaanstelsels: Zenuwstelsel.

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.

Bouw zaadplanten. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

OMSCHRIJVING LESSTOF

Antwoorden Biologie Planten

Van cel tot organisme vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Examen VMBO-BB. biologie CSE BB. tijdvak 1 maandag 23 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 3 Thema 3 Voortplanting

Het vak biologie kennis MN001 Een biologische tekening maken praktijk MN005 Werken met een loep praktijk MN008

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan.

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

Fig De Leefstijlacademie

UNIFORM EINDEXAMEN MULO 2012

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

OMSCHRIJVING LESSTOF

Samenvatting Biologie Thema 4:

Bij het uitscheiden helpen de nieren om de samenstelling van je bloed constant te houden. Uitscheiding is het

Samenvatting Biologie Hoofstuk 6: Ecologie

PTA biologie KBL locatie Bohemen, Kijkduin, Statenkwartier, Waldeck cohort

Examen Voorbereiding Transport

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen:

Samenvatting Voeding en Vertering Biologie voor Jou VMBO 4. M.b.v. melkzuurbacteriën kun je melk omzetten in yoghurt Kaas en zuurkool

Samenvattingen. Samenvatting Thema 6: Regeling. Basisstof 1. Zenuwstelsel regelt processen:

PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING TSG VMBO CURSUSJAAR NIVEAU KADER

Praktische opdracht Biologie Cellen

E C O L O G I E Ecologie Factoren die invloed hebben op het milieu: Niveaus van de ecologie:

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie'

Voorbereidende opgaven Examencursus

PTA biologie BB Statenkwartier Waldeck cohort

Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme

7,9. Samenvatting door een scholier 2305 woorden 16 juni keer beoordeeld. Biologie thema 3. Basistof 2

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden

VOORTPLANTING BIJ DE MENS

Samenvatting Biologie H2: Voedsel en vertering

PTA Biologie kaderberoepsgerichte leerweg, cohort , locatie Bohemen

Samenvatting Biologie hf 5 par 1t/m 5

1. Bloedvatenstelsel geeft zuurstof en glucose aan spierstelsel; water aan uitscheidingstelsel; CO² aan ademhalingsstelsel.

Transcriptie:

VOORKENNIS VOOR DE BIOLOGIECURSUS WISMON Marijke Alderlieste De cursus biologie, die je voorbereidt op het CCVB-examen, beslaat de biologiestof van de bovenbouw VWO. De biologiestof die behandeld wordt in de onderbouw, wordt hierbij als bekend verondersteld. Hieronder volgt een omschrijving van onderwerpen, die bekend verondersteld worden. De volgorde van de onderwerpen is in grote lijnen, die van de te behandelen hoofdstukken van de methode 10voorbiologie. Zijn er bij deze onderwerpen deficiënties, dan kun je via de volgende sites je kennis vergroten: - www.bioplek.org - www.biologiepagina.nl Organen en Cellen Van groot naar klein: Organisme: levend wezen Orgaanstelsel: groep van samenwerkende organen (bijv. ademhalingsstelsel, verteringsstelsel, skelet, bloedvatenstelsel, spierstelsel, zenuwstelsel) Orgaan: deel van een organisme met een of meerdere functies Weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en functie (bijv. beenweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel) Cel De plantaardige cel bevat: Celkern: regelt alles in de cel en bevat DNA Kernplasma: vloeistof in de celkern Kernmembraan: vliesje om de celkern Cytoplasma : vloeistof in cel met opgeloste stoffen Celmembraan : vliesje om cel dat boel bij elkaar houdt Vacuole : blaasje gevuld met vocht dat zorgt voor stevigheid van de cel Celwand: stevige laag om de cel heen (= tussencelstof dus geen onderdeel van de cel) Intercellulaire ruimte: kleine holtes tussen de celwanden van naast elkaar gelegen cellen. Via deze ruimtes kan water vervoerd worden. Plastiden: korrels in het cytoplasma. 3 soorten: Bladgroenkorrels: zitten in groene deel van de plant. Hier vindt fotosynthese plaats. Kleurstofkorrels: geven rode/oranje/gele kleur aan bloem of vrucht Zetmeelkorrels: kleurloos en zit zetmeel in opgeslagen Een dierlijke cel bevat: Celkern (kernplasma en kernmembraan) Cytoplasma Celmembraan 1

Let op de verschillen tussen een plantaardige- en een dierlijke cel. Zie: /http://www.bioplek.org/1klas/1klas_cellen.html Voortplanting Primaire geslachtskenmerken: Vanaf geboorte aanwezig Man: penis, balzak Vrouw: vagina, schaamlippen Secundaire geslachtskenmerken: Geslachtskenmerken die vanaf 10 jaar ontstaan o.i.v. hormonen Man: baard, borst en schaamhaar, lagere stem Vrouw: borsten, bredere heupen, schaamhaar Mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen: http://www.bioplek.org/animaties/voortplanting/inhoudvoortplanting.html Geslachtscellen worden gemaakt o.i.v. hormonen (=regelstoffen). Hormonen worden afgegeven door hormoonklieren, o.a. de hypofyse (aan onderkant hersenen) Man: Sperma bij zaadlozing (klaarkomen/orgasme) bevat: Zaadcellen (met zweepstaart) Vocht van prostaat en zaadblaasje Vrouwelijke geslachtscellen: eicellen: bevat veel reservevoedsel, daardoor groter dan zaadcel Ovulatie (= eisprong): vrijkomen van een eicel uit de eierstok - Bevruchting: kern van mannelijke geslachtscel smelt samen met kern van vrouwelijke geslachtscel. - Na bevruchting ontwikkelt zich een bevruchtingsmembraan om eicel, zodat het niet mogelijk is dat andere zaadcellen alsnog eicel binnen dringen. - Innesteling: klompje cellen van bevruchte eicel zet zich vast in het baarmoederslijmvlies Erfelijkheid Fenotype : waarneembare eigenschappen van een individu Genotype: de erfelijke informatie in het DNA Genotype + milieufactoren = fenotype Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA. Chromosomen worden zichtbaar als cel gaat delen. Lichaamscel van mens heeft 46 chromosomen( = 23 paar). Gen: deel van een chromosoom met de info voor 1 erfelijke eigenschap;een chromosoom bevat meerdere genen. Genen kunnen aan of uit staan in een cel. Chromosomen komen in lichaamscellen voor in paren, in geslachtscellen zijn de chromosomen enkelvoudig. Geslachtscel mens bevat dus 23 chromosomen! Bevruchting : samensmelten van de kern van de zaadcel en eicel moment van bepalen genotype kind 2

23 + 23 = 46 chromosomen in bevruchte eicel Dus: van elk chromosomenpaar komt 1 chromosoom van vader en 1 chromosoom van moeder. Na bevruchting treedt celdeling van bevruchte eicel op. Uit een moedercel ontstaan 2 dochtercellen (kopieën). Voor een eigenschap (bijv oogkleur) heb je dus altijd twee genen in een lichaamscel. De variant van het gen kan verschillen (bijv bruine en blauwe variant). In een geslachtscel komt een gen maar 1x voor, oftewel slechts 1 van de chromosomen van het chromosomenpaar. Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan nieuwe genotypen bij de nakomelingen. Mutatie : plotselinge verandering van het genotype/dna Oorzaken mutaties: Spontaan Kortgolvige straling (UV, röntgen, radioactieve straling) Chemische (mutagene) stoffen (asbest, sigarettenrook) Gezwel ( tumor): groepje cellen die ongeremd delen door diverse mutaties Planten Organen van de plant: Wortels: Opnemen water met voedingsstoffen (mineralen) Stevigheid Opslag van reservestoffen Stengel Transport van water met opgeloste stoffen Plant overeind houden Bladeren Nerven voor transport water met opgeloste stoffen Maken van voedingsstoffen m.b.v. fotosynthese Bloemen Voortplanting : maken van zaden Twee soorten bestuiving: Kruisbestuiving: stuifmeel gaat van de ene bloem naar een andere bloem van dezelfde soort Zelfbestuiving: stuifmeel komt op een bloem van dezelfde plant terecht Bestuiving, bevruchting en vorming van zaden: http://www.bioplek.org/animaties/planten_dieren/bloem.html Door alle organen van een plant lopen vaatbundels; groepjes van vaten. Er zijn 2 soorten vaten: Houtvaten Water met mineralen vervoeren Van wortels richting bladeren = opwaartse sapstroom Bastvaten Water met stoffen uit de bladeren (o.a. suikers) Van blad naar beneden = dalende sapstroom Huidmondjes Liggen (met name in de onderkant) van bladeren 3

Openingen in een blad waardoor een plant water kan verdampen/afgeven à hierdoor blijft de sapstroom op gang Bij warm en droog weer gesloten http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/fotosyntheseonderb/bladalgemeen.html Fotosynthese = het maken van glucose (soort suiker) in bladgroenkorrels Koolstofdioxide + water +licht glucose + zuurstof http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/fotosyntheseonderb/fotosynthese.html Geslachtelijke voortplanting: voortplanting waarbij wel bevruchting plaats vindt Ongeslachtelijke voortplanting: voortplanting waarbij geen bevruchting plaats vindt; hierbij groeit een stukje van de volwassen plant uit tot een nieuwe plant. Bijvoorbeeld: Uitloper, Wortelstok, Knollen, Bollen, Stekken. Verbranding/ademhaling In elke cel van je lijf vindt verbranding plaats: Glucose (brandstof) + zuurstof --> water + koolstofdioxide + energie Energie nodig voor: Bewegen Handhaven lichaamstemperatuur Processen in de cel http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/fotosyntheseonderb/verbranding.html Zuurstof, nodig voor verbranding in de cellen, komt via de longen in het bloed en wordt naar alle cellen vervoerd. Ademhalingsstelsel: Neusholte, Mondholte, Keelholte, Luchtpijp, Bronchiën (2 x), Luchtpijptakjes, Longblaasjes. http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/longblaasjeeenv.html Er zijn 2 manieren van ademhaling Borstademhaling (ribademhaling) Buikademhaling (middenrifademhaling) http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/ademhalingsspiereneenv.html Voeding en vertering Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt Voedingsstoffen: bruikbare bestandsdelen van voedingsmiddelen Voedingsvezels: alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel Voedingsstoffen: Eiwitten Bouwstof + brandstof Koolhydraten Brandstof, bouwstof of reservestof Vetten Brandstof, bouwstof of reservestof Water Bouwstof (rol bij vervoer stoffen in je lijf) Mineralen (zouten) Bouwstof (bijv. kalk in bot) of beschermende stof Vitamines Bouwstof of beschermende stof 4 functies voedingsstoffen: 4

Bouwstoffen: voor groei, ontwikkeling en herstel van cellen Brandstoffen: energie leveren Reservestoffen: opslag Beschermende stoffen: tegen ziektes - Indicator : stof om andere stof mee aan te tonen (Indicator voor zetmeel = jodium) Verteringsstelsel: Mondholte en keelholte, Maag, 12-vingerige darm, Dunne darm, Dikke darm, Endeldarm Doel vertering: voedingsstoffen afbreken tot verteringsproducten die wel door de darmwand opgenomen kunnen worden in het bloed - Verteringsklieren maken verteringssappen; deze bevatten enzymen - Enzymen: stoffen die scheikundige reacties versnellen. Ze worden gebruikt en niet verbruikt! Een enzym kan maar 1 soort reactie uitvoeren. http://www.bioplek.org/animaties/spijsvertering/spijsvertering2.html Bloedsomloop Bloed: bloedplasma met bloedcellen en bloedplaatjes Bloedplasma 7% plasma-eiwitten en 91% water, rest opgeloste stoffen O.a. plasma-eiwit fibrinogeen; spelen een rol bij de bloedstolling Vervoer van stoffen als: O2, CO2, voedingsstoffen en afvalstoffen Rode bloedcellen Hebben geen celkern Vervoeren zuurstof m.b.v. eiwit hemoglobine Witte bloedcellen Wel een celkern Kunnen van vorm veranderen; kunnen via wand van bloedvaten naar weefsels Maken ziekteverwekkers onschadelijk Bloedplaatjes Zijn geen cellen, maar delen van uiteengevallen cellen Spelen een rol bij bloedstolling (samen met plasma-eiwitten) Bloedsomloop = weg die bloed door het lichaam aflegt Kleine bloedsomloop rechterharthelft longen linkerharthelft Doel: Zuurstof opnemen en CO2 afgeven Grote bloedsomloop linkerharthelft organen in hele lichaam rechterharthelft Doel: Zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan cellen en CO2 en afvalstoffen afvoeren van de cellen. Mens heeft dus een dubbele bloedsomloop: bloed stroomt 2x door het hart. http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/bloedsomlooponderb.html Hart bestaat uit boezems en kamers; Tussen boezem en kamer bevinden zich hartkleppen (verhinderen terugstromen bloed naar boezems). Tussen longslagader/rechterkamer en aorta/linkerkamer bevinden zich halvemaanvormige kleppen (verhinderen terugstromen bloed in de kamers). 5

Linker en rechter harthelft gescheiden door de harttussenwand. Bloedvaten: Slagaders, Haarvaten, aders http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/bloedvateneenv.html Let op: - Longslagader en navelstrengslagader vervoeren zuurstofarm bloed; longader en navelstrengader vervoeren zuurstofrijk bloed. - Poortader bevat na een maaltijd veel voedingsstoffen. Weefselvocht: Vocht met zuurstof en voedingsstoffen verlaat haarvat o.i.v. de bloeddruk; zo ontstaat weefselvocht buiten de haarvaten / tussen de cellen Weefselvocht wordt via 2 routes afgevoerd: - Terug in de haarvaten - Via de lymfevaten (lymfe: water met opgeloste stoffen en witte bloedcellen) Het lymfestelsel bevat ook lymfeknopen (lymfeklieren): zuiveren de lymfe van ziekteverwekkers Uitscheiding : afvalstoffen worden uit het bloed gehaald en uit het lichaam verwijderd Uitscheiding gaat o.a. via de longen, huid en nieren Zenuwstelsel en Beweging Prikkel: invloed uit de omgeving Zintuig: orgaan dat een prikkel kan opvangen d.m.v. zintuigcellen en een prikkel kan omzetten in impulsen (huid, oog, oor, neus, tong) Impuls: elektrisch signaaltje Zenuwstelsel: zenuwen, ruggenmerg en hersenen Zintuig vangt prikkel op en maakt impuls Impuls gaat via zenuwen/ruggenmerg naar de hersenen Impuls komt aan in hersenen: er kan bewustwording van prikkel optreden,die al of niet kan leiden tot een reactie. Impuls om spier te bewegen gaat van hersenen naar zenuwen/ruggenmerg Impuls komt aan in spier: spier trekt zich samen http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/zenuweneenv.html Voor bouw van het oog en oor zie onderstaande animaties: http://www.bioplek.org/animaties/oog/oogonderbouw.html http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/ooreenvoudig.html Via het zenuwstelsel kan het lichaam snel reageren op veranderingen in het in- en uitwendige milieu d.mv. impulsen die door zenuwen worden geleid. Via het hormoonstelsel kunnen ook boodschappen worden doorgegeven via chemische stofjes (hormonen), die afgegeven worden aan het bloed en vervoerd worden naar organen, die gevoelig zijn voor die hormonen: zogenoemde doelwitorganen. Stevigheid en beweging Functies van het skelet: Stevigheid, Vorm, Bescherming (van organen), Bewegen (spieren zitten aan botten vast) en(maken van bloedcellen in beenmerg). Beenweefsel bestaat uit: Beencellen 6

Tussencelstof met veel kalk en weinig lijmstof Hard en stevig Kraakbeenweefsel bestaat uit: Kraakbeencellen Tussencelstof met weinig kalk en veel lijmstof Buigzaam (O.a. in tussenwervelschijven, in gewrichten, tussen rib en borstbeen, oorschelp) Botten zijn verbonden via een: Naadverbinding (schedel): onbeweeglijk Kraakbeen (o.a. rib borstbeen): beetje beweeglijk Vergroeid (o.a. heiligbeen en staartbeen): onbeweeglijk Gewricht: beweeglijk Type gewrichten: Kogelgewricht Scharniergewricht Rolgewricht (spaakbeen rolt om ellepijp) (Zadelgewricht (duim)) Onderstaande animaties geveneen goed overzicht van skelet, spieren en gewrichten. http://www.bioplek.org/animaties/spieren_botten/botten.html http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/spiereneenvoudig.html http://www.bioplek.org/animaties/spieren_botten/gewrichten.html http://www.bioplek.org/animaties/spieren_botten/pijpbeenderen.html Hormoonstelsel Hormoon: Stof die werking van een bepaald orgaan regelt: Vervoert via bloed Alleen werkzaam in weefsel/orgaan dat er gevoelig voor is Regelen langzame, langdurige processen Belangrijke hormoonklieren: hypofyse, schildklier, eilandjes van Langerhans, bijnieren, eierstok en teelbal Alvleesklier bevat groepjes met cellen, de eilandjes van Langerhans; deze produceren de hormonen: Insuline: zet glucose om in glycogeen (opslag in lever en spieren) Glucagon: zet glycogeen om in glucose Regelen samen je bloedsuikerspiegel, zodat deze constant blijft Afweer Het lichaam moet zich voortdurend beschermen tegen ziekteverwekkers: zoals virussen, bacterien, schimmels en dieren (bv insecten). Infectie = binnendringen van een ziekteverwekker in het lichaam. Ziekteverwekkers bevatten lichaamsvreemde eiwitten ( = antigenen), die door het lichaam worden herkend en een systeem (afweer) in werking zet om de ziekteverwekkers te vernietigen. - Sommige witte bloedcellen maken bacteriën onschadelijk door ze in te sluiten (fagocytose). - Sommige witte bloedcellen maken antistoffen om ziekteverwekkers aan te vallen. 7

Antistoffen hechten zich aan antigenen van de ziekteverwekker; hierdoor wordt ziekteverwekker onschadelijk gemaakt. Een antistof reageert maar met 1 soort antigeen. Natuurlijke immuniteit: lichaam maakt zelf antistoffen aan tegen een ziekte die je oploopt. Deel van witte bloedcellen zijn geheugencellen die onthouden hoe antistof gemaakt moet worden. Bij nieuwe infectie met dezelfde ziekteverwekker worden heel snel antistoffen gemaakt: je bent immuun. Kunstmatige immuniteit: door inenting/vaccinatie wordt een dode of verzwakte ziekteverwekker ingespoten :er worden wel antistoffen aangemaakt en geheugencellen: je bent immuun. Ecologie en Evolutie Ecologie is de tak van de biologie waarin de relaties tussen organismen en hun milieu worden bestudeerd. Factoren, die hierbij een rol spelen: Biotische factoren: afkomstig van organismen: bv :hoeveelheid voedsel, aantal natuurlijke vijanden, ziekteverwekkers Abiotische factoren: invloeden uit de levenloze natuur: bv licht, water, bodem, lucht. Organisatieniveaus van ecologie: Individu: 1 organisme Populatie: groep individuen van zelfde soort die zich onderling voortplanten Levensgemeenschap: populaties van verschillende soorten die in een bepaald gebied samenleven Ecosysteem: bepaald gebied waarin biotische en abiotische factoren een eenheid vormen Biotoop: gezamenlijke abiotische factoren van een ecosysteem Voedselketen: Is een reeks soorten, waarbij elke soort de voedselbron is voor de volgende soort. Eerste schakel is altijd een plant (Fotosynthese: water + koolstofdioxide + licht --> glucose + zuurstof). Voedselnet / voedselweb: In natuur lopen voedselketens door elkaar heen Dieren zijn planteneters, vleeseters of alleseters In een voedselkringloop tref je aan: Producenten: groene planten Altijd 1e schakel voedselketen produceert glucose en andere voedingsstoffen (fotosynthese) Consumenten: Dieren, die leven van andere organismen (van 1e orde, 2e orde etc.) Afvaleters zijn dieren die dode resten van planten en dieren eten Reducenten : bacteriën en schimmels: Breken organisch afval af tot voedingszouten (mineralen), die weer opgenomen kunnen worden door producenten http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/fotosyntheseonderb/voedselketen.html Piramide van aantallen: Geeft aan hoeveel individuen elke schakel van een voedselketen heeft. In een voedselketen wordt het aantal individuen in elke schakel meestal kleiner (behalve als voedselketen met een boom begint) Piramide van biomassa: Biomassa = totale gewicht van alle energierijke stoffen in een organisme. Energierijke stoffen zijn: eiwitten, vetten en koolhydraten 8

In een voedselketen/voedselpiramide van biomassa wordt de biomassa in elke schakel kleiner waarbij koolstofdioxide vrijkomt bij de verbranding Optimale omstandigheden voor populatie is wanneer de biotische en abiotische factoren de meest gunstige waarden hebben Biologische evenwicht = populatiegrootte schommelt om een bepaalde evenwichtswaarde Successie : opeenvolging van planten en dierensoorten in een gebied, van een pionieersecosysteem naar een climaxecosysteem Pioniersecosysteem Beginstadium successie Weinig verschillende soorten planten en dieren / aanwezige soorten wel in grote aantallen Eenvoudig voedselweb Sterk schommelende abiotische factoren Climaxecosysteem Eindstadium successie Erg soortenrijk Ingewikkeld voedselweb Humus: laagje in bodem met mengsel van voedingsstoffen die uit resten van organismen vrijkomen, samen met de reducenten Evolutie: ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen. Evolutietheorie gaat uit van: Veranderingen in het genotype Veel variatie binnen een soort door geslachtelijke voortplanting en mutaties Natuurlijke selectie Organismen met gunstigste genen hebben grootste overlevingskans. Zij krijgen meer en betere nakomelingen. Ontstaan van nieuwe soorten door isolatie Populatie van dieren wordt door natuurlijke oorzaak in twee groepen gesplitst In beide gebieden treedt natuurlijke selectie op waardoor de twee populaties zich aanpassen aan de daar heersende omstandigheden Na verloop van tijd zijn twee populaties zo van elkaar gaan verschillen dat ze geen vruchtbare nakomelingen meer kunnen krijgen Argumenten voor de evolutietheorie: Fossielen: versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten Overeenkomsten in bouw: bestudering fossielen toont aan dat veel organismen zijn ontstaan uit dezelfde grondvorm en zich hebben aangepast aan verschillende milieus Rudimentaire organen: organen die in loop van de evolutie functie verliezen en verdwijnen. Bijv. staartbeen, blinde darm, heupbeen walvis. Overeenkomst in embryonale ontwikkeling: in begin van de ontwikkeling lijken embryo s sterk op elkaar, waardoor het aannemelijk is dat gewervelden een gemeenschappelijke voorouder hebben. Overeenkomst in volgorde DNA, bouw van eiwitten 9

Ontstaan fossielen: Dier sterft en rot niet weg, maar wordt bedekt met laagje sedimenten Bacteriën en schimmels krijgen geen kans organisme snel af te breken Sedimentenlaag wordt steeds dikker en drukt op fossiel Onder juiste omstandigheden fossiliseren de resten van het organisme (worden omgezet in steen) Voor het goed kunnen volgen van de cursus biologie is het raadzaam ook de voorkennis van de cursus scheikunde te bestuderen. 10