Afzonderlijke reacties op gebiedsanalyses per provincie en gebied



Vergelijkbare documenten
Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Holtingerveld

Gebiedswijzer Wierdense Veld

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied

PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee?

Gebiedswijzer De Bruuk

Het Natura 2000 beheerplan Drentsche Aa-gebied: wat houdt het in, wat gaat er gebeuren? Programma

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

Weerribben. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 34

Loonse en Drunense Duinen en Leemkuilen

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Herinrichting beekdal Oude Strijper Aa Beknopte toelichting op de plannen en procedure

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Brabantse Wal

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Monitoring Wat doen we ermee? Het gebruik van gegevens in de praktijk

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f

André Jansen NecoV N-symposium Antwerpen, 26 april 2016 Beheer op standplaatsniveau: een pas op de plaats.

Brabantse Wal. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr PAS-bureau

Is herstel hoogvenen succesvol? Bart van Tooren. Bjørn van den Boom, Senior beleidsmedewerker Natuurbeheer

Zienswijzen heer Liebregts Zienswijze d.d. 8 december 2011, gesprekken d.d. 26 januari jl. en 23 februari jl.

Toepassing van instrumenten uit handboek op NATURA2000-gebied Boetelerveld

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen

Verzoek wijziging bestemmingsplan

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Programmatische Aanpak Stikstof. Rottige Meenthe en Brandemeer

Natte natuurparels: ook uw zorg? Brabantse waterschappen en Provincie Noord-Brabant pakken verdroging natte natuurparels aan.

Oplegnotitie. 1 Aanleiding

Kampina & Oisterwijkse Vennen

Systeemanalyse Volther-Agelerbroek

Bestemmingsplan Ulvenhout, Hertespoor

Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS)

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

Gelet op artikel 1.3 van de Verordening Subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma , hierna te noemen de Verordening;

Empese en Tondense Heide

Overlegorgaan 18 maart agendapunt 5

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

De Wieden. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 35

Stikstofdepositie en Natura 2000: een PASsend antwoord. Dick Bal (ministerie EZ / Natura 2000)

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

PAS gebiedsanalyse 061 Korenburgerveen

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Memo *12UT015727* Aanleiding. Zaaknr. : 12IT Kenmerk : 12UT Barcode : : Waterschap Brabantse Delta

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

Inspraakwijzer beheerplannen Natura 2000 Drenthe

Biesbosch. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 112

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

BESCHIKKING D.D. 1 OKTOBER ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Welkom bij de Informatieavond Engbertsdijksvenen. Donderdag 30 november 2017

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Hatertse en Overasseltse Vennen

Regelingen in water: (vloei)stof tot denken

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle

Kennemerland-Zuid. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 88. PAS-bureau

Bijlage: Detailopmerkingen op waterhuishoudingsplan Pagina Opmerking Voorstel

Antwoordnota bij zienswijzen op ontwerp peilbesluit Sint Philipsland Documentnummer: Datum:

Verslag Natura 2000 Stuurgroep Salland

Natura 2000 De Wieden en Weerribben. Wat betekent dit voor u?

Waterschap Hunze en Aa s

Voorstel waterhuishoudkundige afstemming Hanenplas - agrarische omgeving

Natte Natuurparel Nemerlaer

Motivatie wijzigingsplan

Op weg naar een levend hoogveen Samenvatting van het beheerplan Fochteloërveen Concept

Herstel van de hydrologie in natuurgebieden HANHART CONSULT

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

30 sept OU

Natura 2000 in De Wieden en Weerribben. Wat betekent dit voor u?

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart

BESCHIKKING D.D. 27 FEBRUARI ZAAKNUMMER VAN GEDEPU- TEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

BESCHIKKING D.D. 7 MEI ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Provinciale Staten van Overijssel Provincie Overijssel Postbus GB Zwolle

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Hoogveenherstel in de Groote Peel

Natura 2000 Zouweboezem Presentatie gemeenteraad Zederik 2 sept Laurens van Ruijven Miriam de Boer Afdeling Water en Groen

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

VAN OORDT S MERSKEN. Concept Ontwerp Beheerplan Natura 2000

Programma Aanpak Stikstof (PAS) Provincie Noord-Brabant

Gebiedsavond Bergvennen & Brecklenkampse Veld 13 juni 2017

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Uitleg titel en projectacroniem LIFE Going up a level

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Transcriptie:

Afzonderlijke reacties op gebiedsanalyses per provincie en gebied Deze zienswijzen van Natuurmonumenten op de gebiedsanalyses vormen een onlosmakelijk onderdeel van de algemene zienswijze op de PAS en herstelmaatregelen. Provincie Drenthe Voor de natuurgebieden in Drenthe is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten: Erik Bethlehem 0655825195 E.Bethlehem@Natuurmonumenten Ik het kader van de Realisatiestrategie wil de provincie Drenthe komen tot een programmering van de totale Drentse natuuropgave. In het afgelopen jaar heeft Natuurmonumenten samen met alle andere betrokkenen ter voorbereiding op deze programmering een intensief traject doorlopen. Een onderdeel van dit traject waren de zogenaamde PAS-verfijningssessies. Tijdens deze besprekingen zijn alle PAS maatregelen per N2000 gebied besproken en op detailniveau verfijnd. De uitkomt van deze sessies zijn verwerkt in de verschillende maatregeltabellen per N2000 gebied. De met Natuurmonumenten gemaakte inhoudelijke afspraken zijn door de provincie vastgelegd in een aan Natuurmonumenten verzonden schrijven van 11 februari (kenmerk 7/PO/2015000876). Wij stemmen in met de inhoud van deze brief. De Realisatiestrategie omvat alle N2000 gebieden die in Drenthe gelegen zijn. Waarbij twee N2000 gebieden te weten; het Drents-Friese Wold (27) en het Fochteloërveen (23) voor een deel ook in de provincie Friesland zijn gelegen. PAS Gebiedsanalyse Mantingerbos (31) In de gebiedsanalyse van het Mantingerbos wordt in de eerste periode uitsluitend ecohydrologisch onderzoek als herstelmaatregel opgevoerd. Natuurmonumenten is van mening dat alleen het uitvoeren van een dergelijk onderzoek in de eerste periode onvoldoende is om de staat van instandhouding niet verder achteruit te laten gaan bij de huidige lokale stikstofdepositiewaarden. De gestage achteruitgang als gevolg van verzuring en vermesting is recentelijk gedocumenteerd in Beusekom, C.F. van, en E. Hennipman, 2011; Kwaliteitsverlies van het Mantingerbos: analyse van tachtig jaar vegetatieopnamen. Wij zijn van mening dat het gebied dat nu betrekking heeft op het ecohydrologisch onderzoek te beperkt is begrensd (zie figuur 1 PAS Gebiedsanalyse).Naar onze mening dienen ook de omliggende inzijggebieden rondom het beekdal binnen de begrenzing van het onderzoek meegenomen te worden omdat herstel van de kwel in het beekdal in belangrijke mate kan bijdragen aan het herstel van de bossen (zie Everts, F.H., P.R. Nienhuis en N.P.J. de Vries. 2005. Herstelplan Mantingerbos en weiden en de PAS Gebiedsanalyse Mantingerbos). Maatregelen die het herstel kunnen bevorderen en de effecten van de stikstofdepositie kunnen mitigeren zijn voldoende bekend: Natuurmonumenten werkt al jaren aan het hydrologisch 1

herstel van het bovenloopsysteem van het Oude diep, waar beide begrensde bossen deel van uit maken. Noodzakelijke maatregelen voor het herstel, die de hoogste prioriteit zouden moeten krijgen, zijn grondverwerving en inrichting/herstel van het beeksysteem als geheel. Herstel van de bossen is daarvan afhankelijk, zoals in de Gebiedsanalyse beschreven wordt. Een dergelijk herstelplan, opgesteld met het Waterschap ligt klaar en te wachten op uitvoering. We vragen u om de om noodzakelijke financiële middelen beschikbaar te stellen in de eerste periode van uitvoering. Wij voorzien wel degelijk achteruitgang van het in stand te houden habitattype wanneer bovengenoemde maatregelen niet in de eerste periode worden uitgevoerd. 2

Provincie Fryslân Voor de natuurgebieden in Fryslân is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten: Erik Bethlehem 0655825195 E.Bethlehem@Natuurmonumenten PAS Gebiedsanalyse Duinen van Schiermonnikoog. De duinen van Schiermonnikoog vormen een uniek stukje natuur in Nederland met een bijzondere flora en fauna die zijn weerga niet kent. De depositie van stikstof vormt hier één van de belangrijkste bedreigingen om de Europese natuurdoelen te kunnen halen. Wij onderstrepen dan ook de nut en noodzaak van de door u genoemde maatregelen in de PAS gebiedsanalyse. Hierbij worden een aantal herstelmaatregelen benoemd die in het gebied zelf worden genomen en die tot doel hebben de effecten van de huidige depositie te mitigeren. Wij juichen toe dat er ook buiten de begrenzing van het natuurgebied gekeken gaat worden naar oplossingen om de effecten van de veel te hoge stikstofdepositie te verminderen. We zijn blij dat de landbouw op het eiland op korte termijn een stikstofreductieplan gaat opstellen. We hopen dat dit zal zorgen voor een duurzame oplossing voor het stikstofprobleem in het N2000- gebied. Ook de verwerving en inrichting van een bufferzone van 32 ha kan in onze ogen onderdeel uitmaken van een duurzame oplossing. We hopen dat er samen met de landbouw een transitie plaats kan vinden naar duurzamere vormen van agrarisch ondernemen die enerzijds minder intensief en daarom minder belastend voor het aangrenzende natuurgebied is en anderzijds de eilander boeren een duurzaam toekomstperspectief bieden. 3

Provincie Overijssel Voor de natuurgebieden in Overijssel is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl Er staat in het beheerplan van de Sallandse Heuvelrug op pagina 3: Er wordt niet meer gedaan dan minimaal noodzakelijk is voor het zeker stellen van de Natura 2000-doelen en om maximaal ruimte te kunnen bieden aan economische ontwikkelingen. In andere gebiedsanalyses staat een zin die net iets minder uitgesproken is: Er wordt gedaan wat noodzakelijk is voor het zeker stellen van de Natura 2000 doelen, om maximaal ruimte te kunnen bieden aan economische ontwikkelingen. Wat ons betreft is zeker de formulering bij de Sallandse Heuvelrug erg exemplarisch voor de hele PAS. Daarbij is uitgangspunt dat in de 1 e periode tegengaan van verslechtering centraal staat. Dat kunnen wij ons voorstellen, gezien de huidige stikstoflast. Pas in de 2 e en 3 e periode is sprake van kwaliteitsverbetering. Hiervoor moet naar onze mening de stikstof last meer dalen. De actuele kwaliteit van habitats en staat van instandhouding is niet altijd opgenomen in de beoordeling van de PAS-maatregelen in relatie tot het beoordelen van de ontwikkelruimte. Er wordt in veel plannen gesproken van een expert judgement. Nergens wordt aangegeven hoe dat tot stand is gekomen. Dus graag aangeven wie die expert(s) was (of waren). In de Rijntakken was de regio-ecoloog bij het expert judgement betrokken en deze is maar half overgenomen. De zorg over de kwaliteit van de oude stroomdalgraslanden bijvoorbeeld is ten onrechte weggelaten. Hoe zit het met de stikstofgevoelige habitats die wel voorkomen in een gebied, maar waarvoor een gebied niet is aangewezen. Deze zijn in de Aerius-analyse niet meegenomen. Is dat terecht? De tabellen van maatregelen zoals in elke gebiedsanalyse zijn opgenomen bevatten met grote regelmaat maatregelen die door de titel anders lijken dan de beschrijvende tekst weergeeft. Hierdoor ontstaan misverstanden. Uiteraard lijkt ons de (uitgebreide) tekst zelf leiden, maar wij stellen voor de maatregelentabel preciezer samen te stellen waardoor de titels daadwerkelijk de lading dekken. De uitgifte van ontwikkelruimte is gerelateerd aan het uitvoeren van de herstelmaatregelen. In Overijssel zijn dit vaak maatregelen die niet obstakelvrij omdat gronden niet beschikbaar zijn. Hoewel de uitvoering van deze maatregelen officieel geborgd is doordat de provincie zich hieraan heeft verbonden, is nu al te voorzien dat de uitvoering in de 1 e periode heel moeilijk of onmogelijk zal zijn. Monitoring van maatregelen en het direct koppelen daarvan van de uitgifte van ontwikkelruimte is dus van groot belang. PAS Gebiedsanalyse Wieden (35) Algemeen 4

De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl Defosfatering Het gebied Wieden en Weerribben is een sense of urgency-gebied voor waterkwaliteit. Zonder een goede waterkwaliteit is duurzame instandhouding van enkele habitattypen vrijwel uitgesloten. Dus er moeten concrete maatregelen opgenomen worden ter verbetering van de waterkwaliteit. Op pagina 70 van de gebiedsanalyse staat de huidige stand van zaken goed beschreven met betrekking tot de discussie omtrent defosfatering. Daaruit blijkt dat meer onderzoek niet nodig is maar wel besluitvorming. Voorstel: Vervangen M1 Onderzoek defosfatering vervangen door M1 Gedurende de eerste beheerplanperiode vindt besluitvorming over de gewenste defosfatering plaats en deze wordt ook uitgevoerd. Flexibel peilbeheer Bij alle partijen is overeenstemming dat het uitzakken in de zomer (bij grote droogte wordt aangevuld tot het laagste peil) kan leiden tot irreversibele schade aan semi terrestrische vegetaties, zoals Overgangs- en trilvenen. In eerste beheerplan als maatregel opnemen dat in dat gedurende droge zomers het peil niet meer te ver mag uitzakken, door eerder water in te laten. Voorstel: Nieuwe maatregel M: Het nemen van een peilbesluit met als doel het voorkomen van het te ver uitzakken van het zomerpeil. Maatvoering van de maatregelen onduidelijk. De maatvoering van verschillende maatregelen is in de tekst en de tabellen vaak onduidelijk. Wij zien de volgende maatvoering voor ons en stellen voor de tekst en de tabellen hierop gelijk te trekken c.q. te verduidelijken. - Maatregel M3 graven petgaten: De gebiedsanalyse gaat uit van 15 ha per jaar voor De Wieden (voor alle habitattypen samen). Dit blijkt niet goed uit de tabellen. Wij stellen voor om op dit punt de tabellen te verduidelijken. - Bij maatregel M12 wordt voorgesteld om zowel 8,3 ha bos te rooien t.b.v. veenmosrietland als t.b.v. trilvenen. Ook hierin zijn de tabellen onduidelijk. - Bij maatregel M14 selectief schrapen rietland veenmosrietland wordt voorgesteld om in totaal 20 ha te schrapen gedurende de 1 e beheerplan periode. Het gaat hierbij dus om veenmosrietland dat verdwenen is als gevolg van verdroging, verzuring en vermesting en waar na schrapen weer veenmosrietland kan ontstaan en niet om alle veenmosrietlanden. Voorstel: verduidelijken tekst en tabellen op maatvoering maatregelen. Vernatten landbouwpercelen Zuidzijde De Wieden Ten noordoosten van Zwartsluis zijn in kader van PAS enkele percelen onterecht niet opgenomen in de maatregelen om verdroging van habitattypen tegen te gaan. Op bijgaand kaartje gaat het om de gearceerde percelen. De omringende grond (groen) is in beheer als natuurgebied, verreweg het grootste deel is eigendom van Natuurmonumenten. 5

Voorstel: nieuwe maatregel: MX Vernatten landbouwpercelen zuidzijde De Wieden binnen N2000 begrenzing, verwerven en inrichten. Toelichting: Zuidzijde De Wieden, gronden aan de Zomerdijk ten oosten van Beukers De aangrenzende N2000 habitattypen, waaronder top-trilveen met belangrijke aantallen groenknolorchis (De Vlakte), heeft veel last van verdroging. Dit is onder meer zichtbaar aan de sterke opkomst van haarmos. Vernatting van deze kleine landbouwenclave is van groot belang om deze verdrogingsgevoelige natuur in de directe omgeving op orde te krijgen. Naast de vegetatie gaat het hier ook om vogels, vlinders en andere insecten (soorten als grote vuurvlinder en zeggekorfslak) waarvoor belangrijke N2000 doelen gelden. Zuidzijde De Wieden, ten westen van Beukers Ook deze laatste percelen landbouwgrond hebben een sterk ongewenst effect i.v.m. vermesting en verdroging. In de directe omgeving is 10 hectare bos verwijderd om bijzondere hooilanden te ontwikkelen (N2000 doelen als veenmosrietland, trilveen, blauwgrasland. Schraalland in veengebieden is trilveen (vergraven) of blauwgrasland (onvergraven). Deze ontwikkeling is nog gaande. Geconstateerd wordt het verlandingsproces door verdroging niet optimaal verloopt; de trilveen fase wordt overgeslagen en er ontstaat te snel veenmosrietland. Een hydrologisch goed ingericht gebied is dus zeer belangrijk. Overige opmerkingen De habitatkaart van De Wieden klopt niet. Er staat te veel hoogveenbos op. Het habitattype Ruigten en Zomen (H6430A) wordt aankomende zomer gekarteerd. 6

Het belang van een goede habitat kaart is voor De Wieden groot. Als de kaart niet klopt leidt dat tot onnodige discussie tijdens de vergunning aanvragen voor de verschillende herstelmaatregelen. Op pagina 53 bovenaan staat dat stikstof geen knelpunt is bij het op gang brengen van de successie. Vooral voor nieuwvorming van Overgangs- en trilvenen, trilvenen is stikstof zeker een probleem Voorstel: Deze zin schrappen. PAS Gebiedsanalyse Sallandse heuvelrug (42) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl Categorie-indeling Verreweg de grootste oppervlakte van N2000 habitattypes bestaat uit droge heide. Dit habitattype wordt ernstig bedreigd door N-depositie. De zuurgraad is extreem, entomo-fauna sterk negatief beïnvloed. De insectenetende tapuit is 5 jaar geleden uitgestorven. Het Korhoen en de wulp zijn eigenlijk ook al uitgestorven. Dit staat in schril contrast met de (onterechte) opmerking o.a. in H9 dat de kwaliteit van het habitattype stabiel is. Ook is te zien op pagina 8 dat de Staat van instandhouding slecht is en dat er zowel m.b.t. kwaliteit als kwantiteit een verbetering nodig is. Hierdoor is het logisch om dit gebied in categorie 1a te plaatsen en dus vanaf de eerste periode te werken aan verbetering van kwaliteit en vergroting van het oppervlak. Dit heeft uiteraard consequenties die door het hele rapport heenlopen m.b.t. planning van maatregelen (zie ook Korhoen en Overgangszones natte heide). Voorstel: Het plaatsen van de Sallandse Heuvelrug in categorie 1a en daarmee het eerder in de tijd nemen van maatregelen m.b.t. kwaliteit en kwantiteit. Omvang van de maatregelen De maatregel 3a (plaggen) beslaat 2 ha per jaar. Voor de totale Sallandse Heuvelrug is dit te weinig. Voor Natuurmonumenten (1/3 eigendom) is 2 ha per jaar alleen al nodig. Daarbij moet de maatregel worden aangevuld met maaien. Naast het bekalken van de ha s onderdeel van maatregel 3a is het noodzakelijk om ook extra ha s (30 ha eigendom Natuurmonumenten) te bekalken. Deze maatregel ontbreekt nog op de lijst. De maatregel schapenbegrazing (3c en 4b) zijn in de omvang te gering voor de gehele Sallandse Heuvelrug. Wij denken op dit moment aan 70 graasdagen per jaar voor ons eigendom. Bij de meeste maatregelen is het onduidelijk of de omvang slaat op het totaal of de omvang per jaar. Voor maatregel 3c/5b/5 e gaan wij uit voor r het eigendom van Natuurmonumenten van 3-5 ha per jaar. Voorstel: ophogen omvang van de maatregel 3a, toevoegen maatregel bekalken en ophogen maatregel schapenbegrazing. Korhoen 7

Voor de duurzame instandhouding van het korhoen is het essentieel dat er een compleet pakket aan maatregelen wordt uitgevoerd (Jansman et al, 2014). Dit is terecht ook zo verwoord in het concept beheerplan. De PAS analyse voorziet hier nu niet in. Een van de essentiële zaken in dit pakket aan maatregelen is dat er uitzicht is op robuuste verbindingen van de Sallandse heuvelrug met de omliggende natuurgebieden, zoals De Borkeld en het Wierdense veld. Het inrichten van delen van de Zunasche heide, zoals genoemd in de PAS analyse, is slechts een klein onderdeel van het herstel van het leefgebied van het korhoen. De in paragraaf 8.4 (p92) gemaakte opmerking dat met de maatregelen het behoud en herstel van het leefgebied voor het korhoen zeker is, achten wij in het licht van het huidige pakket aan voorgestelde maatregelen, dan ook niet juist. Het bijplaatsen van korhoenders zien wij als overbruggingsmaartregel. Zonder uitzicht op een voldoende groot en kwalitatief goed leefgebied achten wij deze maatregel niet zinvol. Voorstel: De teksten en maatregelen zo aanpassen dat de complete set aan maatregelen welke essentieel zijn voor een duurzame instandhouding van de korhoen zijn opgenomen. Overgangszones natte heide. Terecht wordt in de analyse geconstateerd dat er als gevolg van ontginningen voor de landbouw er een gebrek is ontstaan aan overgangen van droog naar nat en van voedselarm naar voedselrijk. Met betrekking tot de westkant van het Natura 2000 gebied zijn hiervoor dan ook terecht maatregelen opgenomen. Dit heeft vooral betrekking op habitat Vochtige heide (categorie 1a). Bij Maatregel 2b is het verwijderen van bos (incl. bekalken en strooisel) alleen aan de orde als aanvulling op 2c. Dit betekent dat eerst 2c moet worden uitgevoerd en dan bekeken moet worden of en in hoeverre het verwijderen van bos nog nodig is. De rest van deze maatregel is akkoord. Bij maatregel 2c is het van belang om de gewenste grondwaterstand in de 1 e beheerplanperiode te realiseren. Voorstel: Van maatregel 2b wordt de wenselijkheid van de boskap bekeken na uitvoering van maatregel 2c. De uitvoering van 2c wordt reeds de 1 e beheerplanperiode gestart. Zure vennen - Eendenplas Wij steunen het maken van een venherstelplan maar gaan niet bij voorbaat akkoord met het verwijderen van oud baggermateriaal en het dichten van de bodem. Er zit een lokale kernpopulatie heikikkers die wij niet op het spel willen zetten voor een maatregel met een onzeker effect. De oevers (natte heide) kunnen in het kader van een venherstelplan wel geplagd worden.de betreding wordt reeds tegengegaan door een raster. Pas als na verdere vernatting van de westflank de populatie heikikkers duurzaam uitgebreid is, kan het baggeren van de Eendenplas overwogen worden. Voorstel: schrappen baggeren Eendenplas (in maatregel 1c) Overige opmerkingen Maatregelen 6 at/m c zijn in feite 1 inrichtingsplan/projecten moeten tegelijk uitgevoerd worden. 8

PAS Gebiedsanalyse Vecht- en Beneden Reggegebied (39) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl De laatste inzichten verwerken Voor de gebiedsdelen Landgoed Eerde (deels) en Eerder Achterbroek is geen gebruik gemaakt van de meest recente kennis (Bell &Van t Hullenaar, 2013). Natuurmonumenten stelt voor om op basis van dit onderzoek in overleg met de provincie en eventueel nader onderzoek de huidige lijst van maatregelen nader te beschouwen en bij te stellen, zodat recht wordt gedaan de recente inzichten waarbij ook de cultuurhistorische waarden meegenomen worden. Daarbij gaat het om het nader uitwerken van de maatregelen m.b.t. locatie en intensiteit in relatie tot het realiseren van de N2000 doelstellingen. Voorstel: opnemen maatregel hydrologisch onderzoek naar nut, noodzaak en maatvoering van maatregelen M1 en M3. *Overige opmerkingen: - Maatregel M4a (zomerbed Regge verontdiepen en kades verwijderen) is reeds uitgevoerd. 9

PAS Gebiedsanalyse Landgoederen Oldenzaal (50) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl Eiken-haagbeukenbos Er is gelegenheid om ook al in de eerste termijn al aan de slag te gaan met de uitbreiding van het Eiken-haagbeukenbos, conform het aanwijzingsbesluit. Daartoe bieden de maatregelen (verwerven en herinrichten) alle kans. Deze moeten daarom niet per definitie uitgesteld worden naar de 2 e periode. Stakenbeek Maatregel 2: Voor zowel de gronden binnen als buiten de N2000-begrenzing is verwerving en inrichting noodzakelijk. Dit is in de tekst onduidelijk opgeschreven. Dus voor beide deelgebieden geld verondiepen beek, geen bemesting, dempen sloten en greppels, verminderen toestroom nutriënten. Snoeyinksbeek Enkele percelen waarop de PAS maatregelen van toepassing zijn langs de Snoeyinksbeek ontbreken. Deze percelen zijn nodig voor het realiseren van deze PAS maatregelen. Op onderstaand kaartje zijn deze percelen aangegeven (nummer 1 en 2). Dit heeft betrekking op de volgende maatregelen 1. Maatregel M1a Herinrichting Snoeyinksbeek. Verwerven gronden westflank buiten Natura 2000. Geen bemesting en dempen sloten/greppels. 2. Maatregel M1c Herinrichting Snoeyinksbeek. Verwerven gronden oostflank buiten Natura 2000. Geen bemesting en dempen/verondiepen sloten en greppels. Betreft brongebied zijbeek Snoeyinksbeek. 10

PAS Gebiedsanalyse Springendal en Dal van de Mosbeek (45) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl Aanpassing Erf Hazelbekke Het aanpassen van het Erf Hazelbekke is, zoals wordt voorgesteld in maatregel 38, is hard nodig. Een agrowadi om de eutrofiëring van de beek te stoppen is daarvoor volstrekt onvoldoende. Het grote knelpunt is hier de betonplaat middenin het beekdal. Deze zal verwijderd moeten worden. Het gaat hier niet alleen om verhogen beekprofiel, maar ook om herstel van het beekdal in zijn geheel. Voorstel: maatregel 38 omzetten in herstel beekdal door o.a. verwijderen betonplaat uit beekdal en verhogen beekprofiel. Niet alleen hoeveelheid maar ook waterkwaliteit Bij maatregel M40 wordt gezorgd voor de vermindering van pieken door het aanleggen van retentiebekkens. Dat is een goede maatregel. Deze moet echter aangevuld worden met maatregelen die ook de waterkwaliteit verbeteren c.q. de invloed van bemesting doen afnemen. Voorstel: aanvullen M40 met verbeteren waterkwaliteit. Functieverandering noodzakelijk 11

Voor het deelgebied Hazelbekke staan maatregelen beschreven die op de maatregelenkaart ook genoemd worden onder verwerven en inrichten. In de tekst bij de beschrijving (p 57) komen deze termen (of functieverandering) niet meer terug, terwijl dat wel nodig is. Voorstel: graag de termen verwerven/functieverandering en inrichting toevoegen aan de beschrijving van de maatregelen in het deelgebied Hazelbekke.. PAS Gebiedsanalyse Buurserzand en Haaksbergerveen (53) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl Maatregelen tegen verdroging. Voor de maatregelen M1+M2op gebiedsniveau is op pag. 43 voor scenario 4 gekozen: omdat dit minder landbouwgrond vernat dan het voor de natuur optimale scenario 1. Monitoring zal moeten uitwijzen of dit scenario met minder sterke ophoging van de Biesheuvelleiding en Hagmolenbeek inderdaad voldoende effect heeft en een gunstige waterhuishouding voor de aangewezen habitattypen oplevert. Deze hydrologische monitoring ontbreekt. Voorstel: toevoegen hydrologische monitoring van de maatregelen M1 en M2. Kleinschalig plaggen Er wordt gesproken van kleinschalig plaggen bij Maatregel 14 in zes verschillende habitats. De opgenomen oppervlakte bij de maatregel (pag.53/54) is gezien de omvang echter grootschalig. Dat is vanuit behoud biodiversiteit gezien onmogelijk en ongewenst veel. Bij deze maatregel Kleinschalig plaggen M14 moet het areaal drastisch worden verlaagd voor het gebiedsdeel Buurserzand naar in totaal 2 ha. plaggen per jaar, verdeeld over de betreffende habitats en in kleine stukken. Aan elke maatregel M14 Kleinschalig plaggen moet worden toegevoegd: in combinatie met bekalken. Ook voor bekalken moet geld gereserveerd worden. Voorstel: In maatregel 14 verlaging ha s plaggen per jaar en het toevoegen van bekalken. Kleinschalig maaien Er wordt gesproken over maaien van verschillende habitattypes. De omvang van het maaien kan en mag voor de verschillende habitats bij elkaar 3 ha zijn. Voorstel: verlaging van het aantal ha s maaien per jaar tot maximaal 3 ha totaal voor alle habitats. Niet overal plaggen Voor de habitats Jeneverbesstruweel en Kalkmoeras dient de maatregel M14 plaggen te worden geschrapt. Een jeneverbesstruweel kan niet worden geplagd zonder het habitattype te verwijderen, en het kalkmoeras (Meujenboersven) ligt op een al geplagde plek. Voorstel: schrappen M14 voor de habitattypen Jeneverbesstruweel en Kalkmoeras. Overige opmerkingen 12

Maatregel M8 (onderzoek naar effect greppel en stuw Meujenboersven is overbodig en dient geschrapt (zie ook p. 47). De stuw staat er, zodat de waterhuishouding beter kan worden ingesteld. Dit levert goede resultaten (zie plan Herstel omgeving Moyenboersven 2009 t Hullenaar). Voorstel: schrappen Maatregel 8 Verwerving en inrichting is genoemd in de tabel herstelmaatregelen (Tabel 4.1) bij alle deelmaatregelen van M6. Maar in de samenvattende tabel 4.3 bij maatregel M6d Landbouwpercelen De Knoef ontbreekt verwerving/functieverandering en herinrichting en dient daar toegevoegd te worden. Voorstel: toevoegen verwerving/functieverandering en inrichting in tabel 4.3. PAS Gebiedsanalyse Dinkelland (49) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl Habitattypekaart onvolledig Er is onduidelijk welk habitattype naast de Snoeyinksbeek voorkomt. Staat nu als mogelijk pioniersvegetaties-h000 op de kaart. In eerste beheerplanperiode duidelijkheid hieromtrent verkrijgen. Maatregelen Snoeyinksbeek (zie ook Landgoederen Oldenzaal) Enkele percelen waarop de PASmaatregelen van toepassing zijn langs de Snoeyinksbeek ontbreken. Deze percelen zijn nodig voor het realiseren van deze PAS maatregelen. Op onderstaand kaartje zijn deze percelen aangegeven (zie op kaartje nummer 3). Dit heeft betrekking op de maatregel M6c. Voor deze maatregel geldt dat de percelen verworven moeten worden (en niet eventueel); functiewijziging is essentieel. Voorstel: toevoegen enkele percelen bij maatregel M6c en schrappen van het woord eventueel in de tabel. Ontbrekende maatregel De maatregel M6b ontbreekt op de maatregelenkaart. 13

PAS Gebiedsanalyse Witte Veen (54) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl Maatregelen M1 en M2 Bij de hydrologische herstelmaatregelen buiten de eigendommen van Natuurmonumenten is verwerven en inrichten nodig. Dit staat wel in de tekst maar dient te worden toegevoegd aan de maatregeltabellen 4.2. en 4.3 Maatregel M22 nader onderzoek. Herstel van de hydrologie is noodzakelijk voor het behoud van diverse habitats, zoals zure en gebufferde vennen. Het onderzoek zoals beschreven op p. 44 is daarvoor van groot belang. De onderzoeksopdracht moet naar onze mening aangescherpt worden omdat zaken ter discussie worden gesteld die al lang duidelijk zijn en daarmee zorgen voor onnodige uitstel. Het is van belang op het onderzoek toe te spitsten op de vraag of herstel van de waterhuishouding in de omgeving van de kern met hoogveen, genoeg bijdraagt aan het ontwikkelen van een gevarieerde randzone van het hoogveen met de andere habitats zoals (zwak) gebufferde vennen en een goed functionerende lagg-zone met uittredend grondwater. De genoemde ecohydrologische systeemanalyse moet zich met name richten op de omgeving van het N2000 gebied en hoeft zich niet te richten op de effectiviteit van de zuidelijke damwand en de percelen Jannink en maatregel M2a. De resultaten daarvan zijn al bekend. Voorstel: aanpassen in tekst en tabel dat M22 alleen betrekking heeft op M1b en niet mag leiden tot vertraging m.b.t. de geformuleerde maatregelen. 14

Herstelplan kwetsbare vennen Een herstelplan voor de vennen is gewenst met maatwerk op basis van hydrologie, standplaats en natuurwaarden per ven. Dit moet leidend zijn voor de uitvoering van de nu globaal benoemde ven-herstelmaatregelen: uitbaggeren M13, oevers kleinschalig plaggen M14 (niet volledig plaggen zoals nu uit tabel 4.3 blijkt), opslag verwijderen M16, maaien M17 en bekalken inzijggebied M21. Ook beide grensoverschrijdende vennen dienen opgenomen te worden in het ven-herstelplan. Het Nederlandse deel van het zuidelijk grensven ontbreekt nu ten onrechte op de habitattypenkaart. Dat stuk is thans een zuur ven (H3160). Voorstel: toevoegen als onderdeel van M13, 14, 15, 16 en 21 maken van een herstelplan vennen. Reeds gerealiseerd Maatregel M5, de aanleg van damwanden, kan verwijderd. Beide dammen zijn al jaren geleden aangelegd in nauwe afstemming met de Commissie van Deskundigen, zie ook paragraaf 4.1.1. Wat nodig is, is voortzetting van de monitoring of de damwanden en geleidelijke peilverhoging op zich voldoende effect hebben op hoogveenherstel. De eerste ontwikkelingen in de compartimenten zijn positief te noemen Overige opmerkingen De enclave Jannink (M2) is nog niet geheel verworven (zie p. 43) Figuur 4.1 suggereert ten onrechte dat alle herstelplan maatregelen van 2004 zijn uitgevoerd. Dat klopt niet. Natuurmonumenten heeft van dit herstelplan van Hullenaar (2004) allen de interne maatregelen in de hoogveen-kern kunnen uitvoeren. De externe hydrologische maatregelen moeten allemaal nog, via de PAS. PAS Gebiedsanalyse Rijntakken (38) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139 p.ket@natuurmonumenten.nl Belang van de Rijntakken en toevoegen PASmaatregel Voor het habitattype H6120 Stroomdalgrasland is de Rijntakken van essentieel belang voor het voorkomen van dit type in Nederland. De status van de verschillende maatregelen om zowel de oppervlakte als de kwaliteit te behouden en te versterken zijn onduidelijk. Er is nog steeds een sterk negatieve trend in de oppervlakte en kwaliteit van dit habitattype en daarmee zijn ook maatregelen voor uitbreiding noodzakelijk. Voor de maatregelen wordt verwezen naar tabel 2. De in die tabel genoemde maatregelen zijn niet bestempeld als PAS-maatregelen maar wel noodzakelijk voor het behoud van de kwaliteit. Daarom is het van belang deze maatregelen onderdeel te laten uitmaken van de set aan PASmaatregelen. Voor de Vreugderijkerwaard betreft dit de realisatie van de EHS in Overijssel (ook voor Glanshaverhooilanden) in de kerngebieden van de stroomdalgraslanden. Naar onze mening is deze uitbreiding van essentieel belang voor het behoud van de kwaliteit en daarmee een PAS-maatregel die 15

genomen moet worden in de 1 e periode. Deze ha s vormen naar onze mening de ondergrens en noodzakelijk om het genoemde landelijke minimum te kunnen halen. Voorstel: realisatie EHS in Overijssel in de kerngebieden stroomdalgrasland toevoegen als PAS-maatregel. Oude reservaten De oude reservaten als Vreugderijkerwaard zijn voor de bronpopulaties van de typische soorten van groot belang voor het behoud ervan. Maatregelen ter behoud hiervan ontbreken terwijl de kwaliteit enorm onder druk staat (zie ook boven). Voorstel:: toevoegen maatregel: een overlevingsplan typische soorten van de verschillende bronpopulaties in oude reservaten. Overige opmerkingen Een maatregelen in Vreugderijkerwaard, is ongewenst, dus schrappen van de kaart 24, blz 7,: uitkappen struweel t.b.v. bosrand. Natuurmonumenten wil het struweel behouden vanwege de gewenste structuur in de uiterwaard. Voor dit gebied is geen habitattypekaart aanwezig. 16

Provincie Gelderland Voor de gebiedsanalyses in Gelderland is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten: Robert Ketelaar 06-52525664 R.Ketelaar@Natuurmonumenten.nl PAS Gebiedsanalyse Bekendelle De analyse van knelpunten en maatregelen van Bekendelle dan Natuurmonumenten in algemene zin onderschrijven. Het is van belang te werken aan een natuurlijke afvoerverloop van Bekendelle, het terugdringen van vermestende invloeden, het verhogen van de grondwaterstand en het vergroten van het areaal met een beheer gericht op natuurwaarden. De voorgestelde maatregelen zijn echter niet voorzien van concrete doelen: welke verbetering moet aan het eind van de eerste beheerplanperiode gerealiseerd zijn? Omdat deze concrete doelen ontbreken is het ook niet mogelijk te onderbouwen dat de maatregelen zullen leiden tot behoud van de kwaliteit van de habitattypen. Wij vragen daarom om concrete doelen op te nemen op het gebied van: 1. Waterkwaliteit (N, P, S-last van het oppervlaktewater) 2. Grondwaterstanden (GXG-waarden) 3. Afvoerdynamiek (spreiding afvoerpiek, demping afvoerpiek) 4. Bosbeheer (aantal hectare met omvorming uitheems naar inheems, structuur van het bos) Op het punt van monitoring en trendanalyse verwijzen we naar de mogelijkheden om langjarige vegetatieopnamereeksen te gebruiken, en te beoordelen of gegevens die zijn verzameld in het kader van het bosreservatenonderzoek kunnen worden gebruikt. Onterecht wordt in de analyse gesteld (p21) dat er weinig gegevens over het gebied voorhanden. Ons inziens is er van de afgelopen tientallen jaren voldoende informatie beschikbaar om een langjarige inschatting te maken van de ontwikkelingen in het gebied. Deze informatie kan worden gebruikt om de ontwikkelingen in de afgelopen jaren te kunnen schatten, aangezien verwacht mag worden dat in de afgelopen geen opzienbarende trendbreuk zal zijn opgetreden. In de tabel op p.30 kloppen de opgegeven hectaren voor H91E0C niet. PAS Gebiedsanalyse Korenburgerveen De analyse en het maatregelenpakket zijn goed onderbouwd en uitvoering zal leiden tot uitbreiding en/of kwaliteitsverbetering van vrijwel alle habitattypen. Een belangrijk punt betreft echter de ontwikkeling in de kwaliteit van Actief Hoogveen. De maatregelen die reeds zijn uitgevoerd (met name de maatregelen die aan het begin van deze eeuw zijn getroffen) hebben positief uitgepakt, in de zin dat veenvormende veenmossen (met name Hoogveenveenmos en Wrattig veenmos) zich hebben uitgebreid, evenals enkele karakteristieke soorten van dit habitattype (Kleine veenbes, Lavendelhei). Eventuele uitbreiding in de toekomst is voorzien, maar het zal naar verwachting meer van hetzelfde zijn. Korstmosrijke hoogveenvegetaties, die in het verleden in Nederland niet ongewoon waren, 17

zullen niet tot ontwikkeling komen zonder een sterke teruggang van stikstofdepositie. Langetermijn effecten van stikstofdepositie op het hoogveenecosysteem kunnen dus niet meer worden gecompenseerd, noch gemitigeerd met hydrologische maatregelen of beheermaatregelen. Dat betekent dat het voorkomen van verdere achteruitgang in het Korenburgerveen alleen kan worden voorkomen met maatregelen ter reductie van de stikstofdepositie. In deze PAS analyse wordt hieraan voorbij gegaan en kan dus derhalve ook niet worden onderbouwd dat er ontwikkelruimte is. Ook het voorkomen van kwaliteitsverlies van Alluviaal bos (H91E0C) is niet voldoende gegarandeerd met het voorgestelde pakket aan maatregelen. De kwaliteit van dit habitattype gaat achteruit (pag. 40) en onduidelijk is waarop de uitbreiding in oppervlakte (pag 40, overgenomen uit analyses van de provincie) op is gebaseerd. Het grootste areaal H91E0C is te vinden in het benedenstroomse deel van de overgangsslenk aan de oostkant van het gebied (waardoorheen de Schaarsbeek en Parallelsloot zijn gegraven). In tegenstelling tot H7110A kunnen hydrologische maatregelen wel zorgen voor stabilisering van de kwaliteit. De hydrologische maatregelen die hier worden voorgesteld zijn echter in de tweede planperiode voorgesteld. Het is evident dat verder kwaliteitsverlies in de eerste beheerplanperiode dan niet kan worden voorkomen. Deze maatregel M1B2 moet dus in de eerste planperiode worden uitgevoerd. Zeer waarschijnlijk is bovenstaande ook van toepassing op Galigaanmoeras. Een recent knelpunt in het gebied betreft het optreden van ongewenst invasieve exoten als Watercrassula. Op tientallen plekken heeft deze exotische plant zich gevestigd. Het vormt een acute bedreiging voor de kwaliteit van de habitattypen H3130, H6410 (natte kant), H7140A, H7210 en de Kamsalamander H1166. Er zijn momenteel geen geschikte bestrijdingsmethoden beschikbaar om verdere uitbreiding te voorkomen. Wel kunnen de volgende algemene maatregelen worden genomen: 1. Onderzoek naar mogelijke bestrijdingsmaatregelen (aansluitend op lopende experimenten onder begeleiding van de NVWA). 2. Verbod op de handel in deze invasieve exoot. In de PAS-analyse wordt verondersteld dat de doelstellingen voor het gebied voor Actief Hoogveen behoud van kwaliteit en oppervlakte zal zijn (p5 en 6). Het ligt ons inziens meer voor de hand dat uitbreiding van oppervlakte en verbetering van de kwaliteit doel zal worden. Op pagina 34 staat terecht genoemd dat de monitoring van macrofauna een belangrijk onderdeel moet vormen om de kwaliteit van het gebied (en daarmee de effectiviteit van de PASmaatregelen) te beoordelen. Deze monitoring is echter nog niet opgenomen in de monitoringparagraaf, graag hier duidelijk vermelden. Enkele kleinere opmerkingen: blz. 5, toelichting en blz. 6 tabel: voor de typen H6230, H7110A en H7140A de doelstellingen eventueel in overeenstemming brengen met definitief aanwijzingsbesluit. blz. 12, 2e alinea: hier ontbreken Meddose- en Corlese Veen. blz. 20, laatste alinea: eerste tijdvak moet waarschijnlijk zijn 2014-2020. Zie ook blz. 24 en verderop in de rapporten. blz. 31, 2e aandachtsstreepje: KDW: 1071 (i.p.v. 10710). 18

blz. 34, 4.6.A, 2e alinea: als Vragenderveen en Meddose Veen genoemd worden, dan ook Corlese Veen en Korenburgerveen s.s. noemen. Eventueel kaartje met toponiemen opnemen, het is nu niet altijd duidelijk om welk deel van het veengebied wordt gesproken. Op pagina 34 staat terecht genoemd dat de monitoring van macrofauna een belangrijk onderdeel moet vormen om de kwaliteit van het gebied (en daarmee de effectiviteit van de PASmaatregelen) te beoordelen. Deze monitoring is echter nog niet opgenomen in de monitoringparagraaf, graag hier duidelijk vermelden. blz. 35, 2e alinea: Sprinkhaanzanger (i.p.v. sprinkhaanrietzanger). blz. 40, 1e en 2e alinea: H91E0C; 29 of 31 ha?? blz. 50, M1E: onze voorkeur gaat uit naar ringdrain om 2 woningen (aan oostzijde van weg). Op maatregelenkaart staat ook om de gebouwen aan de westzijde van de weg een ringdrain getekend. Dat is contraproductief: beter is het om het westelijk deel helemaal toe te voegen aan het hydrologisch systeem van het Korenburgerveen. blz. 52, M2C: afkoppelingssloot blijft ook bij ophogen nodig om toestroom van voedselrijk water naar het natuurgebied te voorkomen. Als alternatief kunnen beperkingen gesteld worden aan het landgebruik van dit perceel, maar dit zal vermoedelijk duurder uitpakken. blz. 59, monitoring: De jaarlijkse gebiedsrapportage goed laten aansluiten bij de monitoringsystematiek. Nu is niet duidelijk of het zin heeft deze jaarlijks op te stellen. blz. 60, M10: De tekst is onduidelijk over de verantwoordelijkheden. Het provinciaal meetnet beoogt twee peilbuizen, wat onvoldoende is voor de beoordeling van het gebied. Het bestaande meetnet van Natuurmonumenten zal dus moeten worden opgenomen in de PASmonitoring en in onderling overleg geoptimaliseerd. blz. 62, tabel 5.5: hier zou opgenomen moeten worden welke maatregelen reeds uitgevoerd zijn. blz. 71, tabel: idem; zie vorige opmerking. blz. 71, tabel, legenda: responstijd: kort wordt niet uitgelegd in legenda. blz. 72, tabel 8.4: Mate van bewijs is v? blz. 74, laatste zin van 3e alinea: Hier wordt gesteld dat tijdelijke toename niet leidt tot ecologische verslechtering. Ten eerste wordt deze conclusie nergens onderbouwd: in het algemeen kan juist worden gesteld dat elke verhoging van depositie leidt tot vermindering van de kwaliteit. Zie ook hoofdopmerkingen eerder. PAS Gebiedsanalyse Landgoederen Brummen Natuurmonumenten kan zich in grote lijnen vinden in de PAS-analyse. Ons grootste bezwaar is het ontbreken van maatregelen voor de vochtige alluviale bossen, terwijl er voldoende reden is deze wel in de eerste beheerplanperiode te treffen. 19

Categorie-indeling De vochtige alluviale bossen zijn ingedeeld in categorie 1b. Verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte kan in de gevallen waarin dit een doelstelling is in het tweede of derde tijdvak aanvangen. Het N2000 gebied als geheel valt daarmee ook in de categorie 1b. De verwachte ontwikkeling 3einde 1e beheerplanperiode t.o.v. 2014 staat voor dit habitattype op gelijk. Dit is onterecht. In de afgelopen periode was er sprake van een negatieve trend als gevolg van verdroging. Aangegeven (p.52) wordt dat in een aantal gebieden (Empese heide en Voorstonden noord) door de beschreven maatregelen de hydrologische condities voor de daar aanwezige alluviale bossen verbeteren en dat daarmee het behoud van het habitattype voor de eerste beheerplanperiode kan worden gegarandeerd. Dit is onterecht, aangezien in de aangegeven gebieden nauwelijks tot geen kwalificerend habitat alluviaal bos voorkomt. Daarmee is de verwachting dat in de eerste beheerplanperiode als gevolg van verdroging de negatieve trend zal voortzetten. De huidige negatieve trend kan goed worden afgeleid uit de recente kartering van Berglinde (in opdracht van de provincie Gelderland) en een vergelijk met oudere gegevens. Hieruit blijkt dat er sprake is van onverminderde achteruitgang van kenmerkende soorten van alluviale bossen zoals Zwartblauwe rapunzel en Dotterbloem. Dit betekent dat in de eerste beheerplanperiode maatregelen moeten worden getroffen om kwaliteitsbehoud te garanderen. Voorstel: Het plaatsen Landgoederen Brummen in categorie 1a en daarmee het eerder in de tijd nemen van maatregelen m.b.t. hydrologische condities. Gebiedsanalyse p.9 Uit vroegere vegetatiegegevens blijkt echter dat er vroeger meer karakteristieke soorten voorkwamen dan nu nog aanwezig zijn. Een voorbeeld vormt de Beenbreek. Deze soort is in 2014 opnieuw in het gebied aangetroffen, in het gedeelte waar geen inrichtingsmaatregelen hebben plaatsgevonden. Mogelijk is de soort al jaren over het hoofd gezien. Knelpunten Te diepe ontwatering (K1): Binnen het N2000 gebied komen soms waterlopen voor die sterk drainerend werken. Dan worden voor Leusveld en Voorstonden twee beken genoemd uit de studie van Bell Hullenaar die een sterk drainerende werking hebben op het N2000 gebied, namelijk de sloot langs de Kaniestraat en de Nieuwe Haarsloot. Uit de GGOR-studie (Vermulst & Jansen 2009) blijkt dat ook de Rhiederensche beek en de Oekense beek een sterk drainerende werking hebben op Leusveld en Voorstonden. In de PAS zal dus, gelet op de huidige achteruitgang van de vochtige bossen, ruimte moeten worden gemaakt om een deel van deze maatregelen op korte termijn uit te voeren. Te diepe ontwatering (K1): op de Empese en Tondense heide zijn al veel van de hydrologische maatregelen uitgevoerd. In H4 worden deze maatregelen consequent beschreven alsof deze nog uitgevoerd moeten worden. Te diepe ontwatering (K1): voor de vochtige alluviale bossen ontbreken de belangrijkste drainerende waterlopen in de tekst, namelijk Oekense beek en Rhienderensche beek. Onderzoek naar het ecohydrologisch functioneren, zal worden uitgevoerd in de eerste beheerplanperiode, eventueel aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen zullen voor de volgende beheerplanperiode worden gepland. Het risico bestaat dat de achteruitgang in 20

kwaliteit dan zo groot is dat herstel niet of minder goed mogelijk is. Voorstel: uitvoering hydrologische maatregelen waar mogelijk reeds in de tweede helft van de eerste beheerplanperiode uitvoeren. Dumpen tuinafval (K5): het probleem van invasieve soorten is veel groter dan hier genoemd. De habitattypen worden tevens bedreigd door soorten als Japanse duizendknoop, watercrassula en aster. Naast bedreiging van het habitattype alluviaal bos worden ook de blauwgraslanden en zwak gebufferde vennen door invasieve soorten bedreigd. Dit ontbreekt op diverse plekken in het rapport. Voorstel: integrale bestrijding van ongewenste exoten mogelijk maken in de eerste beheerplanperiode. De kwaliteit van de alluviale bossen wordt tevens bedreigd door het oprukken van de ziekte essentaksterfte. Dit knelpunt wordt in de analyse niet genoemd. H9120: bij de omvorming naar parkbos is op veel plekken voedselrijke grond toegepast, dit heeft een nadelige invloed op de ontwikkeling van gewenste bosondergroeisoorten uit dit habitattype. Stikstofdepositie (K7, K8): de stikstofdepositie is wordt in de huidige situatie voor alle stikstofgevoelige habitattypen (fors) overschreden. De verwachting is dat ook in 2030 op de Empese en Tondense heide sprake zal zijn van een sterke overbelasting, voor de overige gebieden geldt een matige overbelasting. In het grootste deel van de Empese en Tondense heide zijn de PAS-maatregelen al uitgevoerd, het is voor dit gebied noodzakelijk om de stikstofbelasting verder terug te dringen om een verbetering van de kwaliteit van de stikstofgevoelige habitattypen te bereiken. Maatregelen De beschrijving van de maatregelen in 5.2 komt niet overal overeen met het overzicht in tabel 5.1 E&T heide: M1a/M1c het noordelijk deel van de Veldbeek zal in de eerste beheerplanperiode worden verlegd, waarna de oorspronkelijke loop zal worden gedempt. Maatregelen aan Zilvensche broekbeek en Oude Voorsterbeek zijn reeds uitgevoerd. E&T heide: M9 kleinschalig plaggen t.b.v. pioniervegetaties (0,5 ha). Deze maatregel is in de eerste beheerplanperiode niet noodzakelijk, gelet op de uitgebreide aanwezigheid van pioniermilieus na de recente inrichting. E&T heide: maatregel bestrijding invasieve exoten moet toegevoegd worden (v.b. Watercrassula). Voorstonden: M1a beschrijving Haarsloot vs Nieuwe Haarsloot is verwarrend Voorstonden: M1c, onduidelijk is welke percelen bedoeld worden Voorstonden: M2, deze maatregel is deels uitgevoerd. Bovengrond verwijderen ter weerszijden van de Haarsloot; onduidelijk welk deel bedoeld wordt. Voorstonden: M8. Hier wordt uit gegaan van een kwalificatie van het parkbos als H9120. Dit stuk is onderdeel van een sieraanleg rondom het landhuis en het beheer richt zich daar ook op. Er zijn overigens in de afgelopen veel beuken weg gehaald en soorten als es en linde terug 21

geplaatst ten behoeve van de cultuurhistorie en voorjaarsflora. Er is hier geen aanleiding om PAS-maatregelen te nemen aangezien het beheer zich hier richt op het H91E0C: op p.43 wordt een broekbosje op de Empese heide genoemd, dit bosje is echter niet kwalificerend voor het habitattype en is terecht op de laatste versie van de habitattypekaart geschrapt. Daarmee is er echter ook geen voorkomen van verslechtering op korte termijn te verwachten, en is het behoud dus niet verzekerd! De kwalificerende bossen liggen met name in het westelijk deel van Voorstonden en in Leusveld. Om verslechtering op korte termijn te voorkomen is het noodzakelijk om reeds in de beheerplanperiode hydrologische maatregelen uit te voeren. Drijvende waterweegbree: genoemd wordt (p.43) dat het merendeel van de nieuw gegraven poelen en vennen in voormalige landbouwgebieden op termijn minder geschikt worden voor drijvende waterweegbree als gevolg van verzuring en verarming. Ons inziens is dit meer afhankelijk van het beheer: het is een soort met een sterk pionierkarakter. Lichte vertrapping door vee of beschadiging van de oever zal positief uitwerken, er zal naar verwachting geen verdere verzuring van de vennen en poelen plaats vinden. PAS Gebiedsanalyse Rijntakken De analyse van knelpunten en noodzakelijke maatregelen klopt in grote lijnen. Terecht wordt gesteld dat voor alle stikstofgevoelige habitattypen en soorten maatregelen nodig zijn om kwaliteitsverlies in de komende 6 jaar te voorkomen. De gebiedsanalyse stelt echter onterecht dat de maatregelen die voorgesteld zijn in het beheerplan voldoende borgen dat in de eerste periode dit kwaliteitsverlies wordt voorkomen, en dat daardoor geen PAS-maatregelen nodig zijn. Dit is een omkering van het principe van de PAS. De maatregelen die worden voorgesteld in het beheerplan dienen opgenomen te worden als PAS-maatregelen: dit is de enige weg om te borgen dat ze ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Veel maatregelen zijn niet voorzien van concrete doelen, mede ook omdat de gebiedsanalyse terug grijpt op het concept-beheerplan. Dit concept-beheerplan is door ons niet in te zien, en daarom valt ook niet te controleren of deze voldoende concreet zijn. Ons voorstel is om de maatregelen (die ons inziens dus PAS-maatregelen zijn) ook voldoende te voorzien van concrete doelen, zoals de lengte van het verwijderen van stortsteen, de uitbreiding in hectaren van habitattypen per kerngebied, het aantal hectaren met aangepast cq. verbeterd beheer etc. PAS Gebiedsanalyse Stelkampsveld Natuurmonumenten kan zich in grote lijnen vinden in de gebiedsanalyse voor het Stelkampsveld. Met name het treffen van hydrologische maatregelen, al dan niet in combinatie met uitbreiding van de bestaande natuur is een belangrijke sleutel bij het voorkomen van verdere achteruitgang in het gebied. De voorgestelde PAS-maatregel is echter niet volledig. Uit de GGOR-studies blijkt dat ook een deel ten noorden van de Borculoseweg vernat moet worden om voldoende hydrologisch herstel binnen het N2000-gebied te realiseren. Het gaat 22