Lesbrief 41. Verhuizen



Vergelijkbare documenten
Thema In en om het huis.

Lesbrief 40. Een nieuwe woning zoeken

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Beginnerslessen. Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Les 35. Een nieuw paspoort

Thema Op zoek naar werk

Thema Informatie vragen bij een instelling

Les 4. Naar de apotheek.

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

Les 33. Zwangerschap

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Thema In en om het huis

Thema Kinderen en school

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema Op zoek naar werk. Les 7. Naar het uitzendbureau.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Informatie vragen bij een instelling

Les 1. Bij de huisarts

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Gezondheid. Les 3. De huisarts

Thema Gezondheid. Les 2. De wachtkamer

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De huisarts

Thema Op het werk. Les 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema In en om het huis

Les 5. In het ziekenhuis.

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Lesbrief 8. Een taxi bellen

Lesbrief 37. Aangifte doen bij politie

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis

Lesbrief 39. Vrije tijd en vakantie

Thema In en om het huis

Lesbrief 1. Bij de huisarts

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De huisarts

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema In en om het huis.

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Lesbrief 6. Gezondheid

Thema In en om het huis

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Pluslessen. Les 42. Contact met elkaar. Wat leert u in deze les? Succes! 0 Een praatje beginnen met onbekenden.

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Lesbrief 7. Leren & werken

Thema Gezondheid Beginnerslessen

Actielessen. Lesbrief 3. Leren in de bibliotheek. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel

Pluslessen. Lesbrief 38. Het werkoverleg. Wat leert u in deze les? Succes!

Herhalingsles van het thema Op zoek naar werk

Les 4. De fysiotherapeut.

Lesbrief 38. Aangifte doen van geboorte

Actielessen. Les 5. Feest in de buurt! Wat leert u in deze les? Veel succes!

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op het werk. Les 13. Hoe werkt de machine?

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Thema Informatie vragen bij een instelling

Les 6. Herhaling thema.

Les 4. Eten en drinken, boodschappen doen

Les 5. Tijd & het weer

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. Bij de specialist.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Informatie vragen bij een instelling

Opstartlessen. Lesbrief 9. Muziek. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Lesbrief 4. Naar de apotheek.

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Transcriptie:

http://www.edusom.nl Beginnerslessen Lesbrief 41. Verhuizen Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over verhuizen. Zinnen maken met: als dan. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam

HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. Let op. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 1 Ahmed en Asha gaan verhuizen. Hun huurwoning is te klein geworden voor hun gezin met drie kinderen. Daarom gaan ze volgende maand verhuizen naar een grotere woning. Voor die tijd hebben ze nog veel te doen. Asha: Volgende maand gaan we al verhuizen. Maar we hebben nog veel te doen voor die tijd. Ahmed: Zeg dat wel. Wat moet er allemaal nog geregeld worden? Zullen we t even op een rijtje zetten? Asha: Ja, laten we dat doen. Dan kunnen we ook meteen afspreken wie wat doet. Ahmed: Goed. Bij de verhuizing hebben we hulp nodig: mensen die komen helpen met inpakken, schoonmaken en uitpakken. Want dat kunnen we niet allemaal met z n tweeën doen. Asha: Nee, dat gaat echt niet, zeker niet met de kinderen erbij. Zullen we deze week allebei een paar mensen vragen? Ahmed: Ja, oké. Dan de overdracht van deze woning: Wanneer moeten we de sleutel precies inleveren? Asha: Ik denk vóór de eerste van de maand. Ik pak de brief van de woningbouwvereniging wel even. Ahmed: En? Heb je het gevonden? Asha: Ja, hier staat het: De inspectie van de woning vindt plaats op 29 november 2010 om kwart over twee. Bij de inspectie moet de woning leeg en schoon zijn. Na de inspectie dient u al uw sleutels van de woning over te dragen aan de inspecteur. Ahmed: Hm. Even kijken in mijn agenda kijken. Ik probeer er dan wel te zijn. Dat zal wel lukken. Asha: Ooh, dat is fijn, want ik moet die middag werken. 2

DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet. regelen Als je iets regelt, zorg je dat iets gebeurt. Bijvoorbeeld: Ik regel de adreswijzigingen. Regel jij de verhuiswagen en de dozen? de hulp Een hulp is iemand die je helpt met je werk. Bijvoorbeeld: Asha en Ahmed hebben hulp nodig bij hun verhuizing. Er is zoveel te doen. En daarom vragen ze of een paar vrienden willen komen helpen. overdragen Overdragen is iets op een officiële manier aan iemand geven. Bijvoorbeeld: De sleutels van ons nieuwe huis worden morgen aan ons overgedragen. de overdracht Een overdracht is het moment dat iets wordt overgedragen. Bijvoorbeeld: Bij de overdracht van ons oude huis moeten we de sleutels aan de woningbouwvereniging teruggeven. de inspectie Als je een inspectie van een huis doet, dan kijk je of alles goed is. Bijvoorbeeld: Morgen is de inspectie van ons oude huis. Het huis moet dan helemaal leeg en schoon zijn. de inspecteur Een inspecteur is iemand die kijkt of alles in orde is. Bijvoorbeeld: De inspecteur komt morgenochtend om half acht. Daarom moeten we vanavond het huis nog schoonmaken. plaatsvinden Als er iets plaatsvindt, gebeurt er iets. Plaatsvinden betekent dus gebeuren. Bijvoorbeeld: De inspectie van ons oude huis heeft gisteren plaatsgevonden. Dat is dus gebeurd. dienen Als iets dient te gebeuren, moet er iets gebeuren. Dienen betekent dus moeten. Bijvoorbeeld: In de brief staat dat we het huis leeg en schoon dienen achter te laten. Wat vervelend, we moeten het huis dus ook nog schoonmaken. 3

VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Zet een kruisje voor het goede antwoord. 1. Wanneer gaan Asha en Ahmed verhuizen? Volgende week. Volgende maand. Over twee maanden. 2. Waarvoor hebben ze hulp nodig? Voor het inpakken, schoonmaken en uitpakken. Voor de kinderen. Voor de overdracht van de sleutel. 3. Wie gaat mensen vragen om te komen helpen? Alleen Asha. Alleen Ahmed. Asha en Ahmed allebei. 4. Waar staat wanneer de sleutel ingeleverd moet worden? In de brief van de woningbouwvereniging. In het krantje van de woningbouwvereniging. In de agenda van Ahmed.. 5. Bij wie moeten Asha en Ahmed de sleutels inleveren? Bij de inspecteur. Bij de woningbouwvereniging. Bij de buren. Bekijk de antwoorden op p. 24. 4

HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. Let op! U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 2 Ahmed en Asha gaan volgende week verhuizen. Ze hebben nog veel te doen. Ahmed: Asha: Ahmed: Asha: Ahmed: Asha: Ahmed: Asha: Ahmed: Asha: Ahmed: Asha: Ahmed: Wat moeten we nog meer regelen voor de verhuizing? Nou, nog heel veel! De adreswijzigingen naar familie en vrienden en naar alle instanties en bedrijven, en we moeten dozen halen of bestellen, een vrachtwagen reserveren, afspreken wanneer de kinderen op de nieuwe school beginnen, en ga zo maar door. Pfff. Ja, er komt veel bij kijken. Als ik nou de dozen en de vrachtwagen regel, kun jij dan de adreswijzigingen in orde maken? Nou, vooruit dan maar. Ik vind het wel een vervelende klus hoor, die adreswijzigingen. Alleen al het bedenken wie er allemaal een adreswijziging moet krijgen, daar ben ik al een avond mee bezig Nee, dat valt best mee. Via de website van TNT-post kun je alle bedrijven die ons nieuwe adres moeten krijgen, een adreswijziging sturen. Dan ben je in één keer klaar. Ik help je anders wel even. Graag! Dan doe ik de rest wel alleen. Oké. Dan de nieuwe school. We hebben toch al laten weten dat de kinderen per 1 december komen? Nou, ja, we hebben gezegd begin december maar niet precies welke dag. Ik zal wel even bellen en alles precies afspreken. Wat moest er nou nog meer gebeuren? Pff. Ik weet het niet meer. Ik ben moe. Ik ga zo naar bed. O, ik dacht dat we nu zouden beginnen. Nou, ga jij dan maar vast dozen bestellen. Ik ga lekker slapen. Welterusten! Slaap lekker. En niet van de verhuizing dromen, hè! 5

DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet. de adreswijziging Een adreswijziging is een kaart met je nieuwe adres die je rondstuurt. Voorbeeld: Ik heb al onze familie, vrienden en kennissen een adreswijziging gestuurd. Iedereen heeft nu ons nieuwe adres. de instantie Een instantie is een organisatie van de overheid, bijvoorbeeld de politie. Voorbeeld: Ahmed heeft een nieuwe baan bij een instantie die hoort bij de Landelijke Politie. Wat hij daar precies doet, weet ik eigenlijk niet. het bedrijf Een bedrijf is een organisatie die iets verkoopt en daarmee geld probeert te verdienen. Voorbeeld: Asha werkt bij een bedrijf dat computers maakt en verkoopt. bestellen Als je iets bestelt, laat je iets komen en betaal je daarvoor. Voorbeeld: Ik heb een leesboek besteld. Ik hoop dat het boek snel komt. de vrachtwagen Een vrachtwagen is een grote auto waarin je veel spullen mee kunt nemen. Voorbeeld: Ze verhuizen met een grote vrachtwagen. reserveren Als je een auto reserveert, dan zeg je dat je de auto op een bepaalde dag graag wilt gaan gebruiken. Voorbeeld: Ik wil graag een vrachtwagen reserveren voor mijn verhuizing op 30 november. dromen Als je droomt, krijg je een verhaal in je hoofd terwijl je slaapt. Voorbeeld: Ik heb vannacht zo vreemd gedroomd. Ik droomde dat we naar Amerika gingen verhuizen. 6

VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. 1. Wat moeten Asha en Ahmed nog allemaal regelen? 2. Wat gaat Ahmed regelen? 3. Wat gaat Asha regelen? 4. Op welke dag gaan de kinderen naar hun nieuwe school? 5. Wat bedoelt Ahmed met: O, ik dacht dat we nú zouden beginnen? Bekijk de antwoorden op p. 24. 7

Samenvatting Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op! 1 2 3 4 5 Bekijk de antwoorden op p. 24. 8

OEFENING Opdracht 7. Verhuisbericht! Als u verhuist, dan kunt u een verhuisbericht sturen. U laat dan aan vrienden weten dat u verhuisd bent. En wat uw nieuwe adres is. U geeft een adreswijziging door. Meestal stuurt u dan een kaart. Hieronder ziet u een aantal kaartjes. Lees de verhuisberichten, beantwoord daarna de vragen. 1. Wie zijn er verhuisd? 2. Naar welke stad zijn ze verhuisd? 3. Hoe heet de kat? 9

4. Wie zijn er verhuisd? 5. Naar welke straat zijn ze verhuisd? 6. Welk telefoonnummer kan je bellen om ze te feliciteren met hun nieuwe huis? 10

7. Wie zijn er verhuisd? 8. Wat is hun nieuwe adres? 9. Kan je ze bellen of e-mailen? Bekijk de antwoorden op p. 24. 11

SCHRIJVEN Opdracht 8. Dromen Waarover dromen de kinderen? Schrijf op waarover ze dromen. Schrijf uw antwoorden op de volgende pagina! 12

Bekijk de antwoorden op p. 25. 13

SPREKEN Opdracht 9. Wat kunt u zeggen? Zinnen maken met als dan. Kijk goed naar de voorbeelden: Als je gaat verhuizen, dan moet je van alles regelen. Als je gaat verhuizen, dan is er zoveel te doen. Als je gaat verhuizen, dan heb je het verschrikkelijk druk. Zeg de zinnen na Als ik ga verhuizen, dan heb ik veel dozen nodig. Als ik ga verhuizen, dan stuur ik iedereen een kaart. Als ik een nieuw huis wil, dan ga ik op zoek. Als ik een nieuw huis wil, dan kijk ik in de huizenkrant. Als ik een nieuw huis heb, dan ga ik verhuizen. Nu u! Geef antwoord op de vragen. Spreek hardop voor uzelf. Als ik ga verhuizen, dan Als ik een nieuw huis wil, dan Als ik een nieuw huis wil, dan Als ik een nieuw huis heb, dan 14

SCHRIJVEN Opdracht 10. Zoek de woorden in de woordzoeker. Let op ze staan van links naar rechts, van boven naar beneden en schuin! regelen hulp overdragen overdracht inspectie inspecteur plaatsvinden dienen adreswijziging instantie bedrijf bestellen vrachtwagen reserveren dromen Bekijk de antwoorden op p. 25. 15

OEFENING Opdracht 11. U heeft bij opdracht 9 geoefend met zinnen maken met als en dan. Probeer het nu voor de woorden van deze les. Tip: kijk naar de woordenlijst bij gesprek deel 1. 1. Als u iets regelt, dan 2. Als u iets overdraagt, dan 3. Als u iets inspecteert, dan 4. Als iets plaatsvindt, dan 5. Als u iets reserveert, dan 6. Als u droomt, dan Bekijk de antwoorden op p. 25. 16

OEFENING Opdracht 12. Wie doet wat? Kappers knippen! Wat doen de anderen? Hieronder ziet u een aantal beroepen staan die iets te maken hebben met het inrichten van een nieuw huis. Wat doen de mensen bij dat werk? Schrijf het goede woord op de. Kies uit: behangen inspecteren rijden schilderen verhuizen metselen installeren timmeren 1. Inspecteurs 2. Vrachtwagenchauffeurs 3. Verhuizers 4. Metselaars 5. Timmermannen 6. Behangers 7. Schilders 8. Elektriciens Bekijk de antwoorden op p. 25. 17

SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B. Opdracht 13. Lees samen met uw taalvriend. A: Als je een woning zoekt, wat doe je dan? A: Als je een woning zoekt, wat doe je dan? B: Dan ga je naar de woningbouwvereniging. B: Dan ga je naar de woningbouwvereniging. B: Dat doe je als je een woning zoekt! B: Dat doe je als je een woning zoekt! A: Als je op de wachtlijst staat, wat doe je dan? A: Als je op de wachtlijst staat, wat doe je dan? B: Dan wacht je en zoekt in de huizenkrant. B: Dan wacht je en zoekt in de huizenkrant. B: Dat doe je als je op de wachtlijst staat! B: Dat doe je als je op de wachtlijst staat! A: Als je een woning ziet, wat doe je dan? A: Als je een woning ziet, wat doe je dan? B: Dan maak je een afspraak met de eigenaar. B: Dan maak je een afspraak met de eigenaar. B: Dat doe je als je een woning ziet! 18

B: Dat doe je als je een woning ziet! A: Als je het mooi vindt, wat zeg je dan? A: Als je het mooi vindt, wat zeg je dan? B: Dan zeg je ja, ik neem het huis. B: Dan zeg je ja, ik neem het huis. B: Dat doe je als je het huis hebben wilt. B: Dat doe je als je het huis hebben wilt. A: En als je het hebt, wat doe je dan? A: En als je het hebt, wat doe je dan? B: Alles in dozen, verhuizen maar! B: Alles in dozen, verhuizen maar! 19

LEZEN Opdracht 14. Lees. DE INFORMATIE. Verhuizen Een verhuizing kun je op allerlei manieren regelen. Je kunt alles zelf doen, je kunt hulp van familie en vrienden vragen of je laat een verhuisbedrijf komen. De meeste Nederlanders verhuizen zelf, maar wel met hulp van familie en vrienden. Veel mensen onderschatten een verhuizing. Dat wil zeggen: ze denken dat verhuizen niet zo moeilijk is, dat het niet veel werk is. In de praktijk blijkt dat wel anders! Er moet rond een verhuizing erg veel gebeuren. En als je verhuisd bent, ben je nog niet klaar. Sommigen zeggen zelfs: Dan begint het pas. Voordat een nieuw huis helemaal is ingericht, is er vaak een jaar voorbij. Op internet vind je allerlei websites over verhuizen. Dat is erg handig. Kijk maar eens op www.verhuis.startpagina.nl. Via die website vind je verhuisbedrijven in elke provincie, maar ook sites om verhuiskaarten te maken, om verhuisdozen te bestellen en je vindt er de verhuisservice van TNT-post. Belangrijk voor een goede en snelle verhuizing zijn tijd en geld. Als je tijd hebt, kun je zelf veel doen. En als je genoeg geld hebt, kun je hulp inhuren. Bijvoorbeeld een verhuisbedrijf dat al je spullen inpakt, verhuist en als je dat wilt, ook weer uitpakt. Maar daar hangt natuurlijk wel een prijskaartje aan?? VRAAG VAN DE LES?? Wat moet je allemaal regelen als je gaat verhuizen? 20

TIP VAN DE WEEK 1 Er zijn een paar manieren om te zeggen dat je gaat verhuizen. Je kunt zeggen: - Ik ga verhuizen. - Ik ga ergens anders wonen. - Ik heb een nieuw huis gevonden. TIP VAN DE WEEK 2 Op internet vind je allerlei websites over verhuizen. Dat is erg handig. Kijk maar eens op www.verhuis.startpagina.nl. Via die website vind je verhuisbedrijven in elke provincie. Ook zie je sites om verhuiskaarten te maken, om verhuisdozen te bestellen. En je vindt er de verhuisservice van TNT-post. TIP VAN DE WEEK 3 Op www.etv.nl kunt u nog meer informatie vinden over verhuizen en huizen. Bekijk de aflevering Wat een mooi huis van het programma De Taalklas. 21

PRAKTIJK Opdracht 15. Kijk in de praktijk. PRAKTIJKOPDRACHT De opdracht bij deze les is: Praten over je woning - Praat met een vriend of vriendin over zijn of haar huis. - Is hij of zij tevreden met het huis? - Wat zou hij of zij willen veranderen aan het huis? - Zou hij of zij groter willen wonen? - Zou hij of zij op een andere plaats willen wonen? - Bedenk ook hoe het bij u is: bent u tevreden, wat zou u anders willen als dat kon? GRAP VAN DE WEEK Verhuizen Een Belgische man loopt in Nederland door een straat. Daar ziet hij een Nederlander, die bezig is om met veel moeite de verf van zijn huis af te krabbelen. De Belg vraagt aan de Nederlander: "Ga je soms verhuizen en neem je de verf mee?" 22

HOE GAAT HET? Opdracht 16. Kent u de woorden? Kruis aan. Regelen De hulp Overdragen De overdracht De inspectie De inspecteur Plaatsvinden Dienen De adreswijziging De instantie Het bedrijf Bestellen De vrachtwagen Reserveren Dromen Kunt u ook een zin met de woorden maken? Opdracht 17. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over verhuizen. U heeft geleerd om een gesprek te voeren over verhuizen. U heeft ook geleerd om zinnen te maken met als, dan. En u? Kunt u nu zinnen maken met als en dan? En kunt u nu een gesprek voeren over verhuizen? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje. Goed Gaat wel Niet zo goed... Ik kan een gesprek voeren over verhuizen. Ik kan zinnen maken met als, dan 23

ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Volgende maand. 2. Voor het inpakken, schoonmaken en uitpakken. 3. Asha en Ahmed. 4. In de brief van de woningbouwvereniging. 5. Bij de inspecteur. Opdracht 6. 1. De adreswijzigingen naar familie en vrienden en naar alle instanties en bedrijven, en dozen halen of bestellen, een vrachtwagen reserveren, afspreken wanneer de kinderen op de nieuwe school beginnen. 2. Ahmed regelt de dozen en de vrachtwagen. 3. Asha gaat de nieuwe school bellen en de adreswijzigingen regelen. 4. Op 1 december. 5. Hij bedoelt dat hij snapt dat ze niet nú direct beginnen. Hij maakt een grapje Samenvatting Let op! Dit is een samenvatting. Hierin staan de belangrijkste dingen. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn. Ahmed en Asha gaan verhuizen. Ze moeten nog veel doen en veel regelen. Ze besluiten om allebei deze week een paar mensen te vragen om te komen helpen. Asha en Ahmed moeten op 19 oktober klaar zijn, dan komt de inspectie. Na de inspectie moeten ze ook hun sleutels inleveren. Asha en Ahmed praten verder over wat er nog allemaal geregeld moet worden voor de verhuizing. Ze spreken af dat Ahmed de dozen en de vrachtwagen regelt. Asha regelt de adreswijzigingen met hulp van Ahmed. Asha geeft ook door wanneer de kinderen beginnen op hun nieuwe school. Maar eerst gaan ze slapen. Opdracht 7. 1. Ton en Mieke van Rooijen. 2. Amsterdam. 3. Kareltje. 4. Tom, Sanne, Sjors en Lissette van Rijzen. 5. De vaart (21) 6. 047-5268987. 7. Jacques en Frederique de Bui. 8. Westlandgracht 76, 2 hoog. 1082 TA Amsterdam. 9. Nee. 24

Opdracht 8. 1. De jongen droomt over een lekkere hamburger. Misschien wil hij de hamburger zelf maken of misschien wil hij hem opeten. 2. De jongen droomt van een voetballer. Hij wil later misschien zelf wel een hele goede voetballer worden. 3. De jongen droomt van zijn bed. Hij wil misschien slapen omdat hij zo moe is. 4. Het meisje droomt van een mooie jurk. Een echte prinsessenjurk. Misschien wil ze de jurk zelf aan doen en vindt ze hem heel mooi. Opdracht 10. Opdracht 11. 1. Als je iets regelt, dan zorg je dat iets gebeurt. 2. Als je iets overdraagt, dan draag je i op een officiële manier iets over. 3. Als je iets inspecteert, dan kijk je of alles goed is. 4. Als iets plaatsvindt, dan gebeurt er iets. 5. Als je iets reserveert, dan bestel je iets. Je laat iets komen. 6. Als je droomt, dan is er een verhaal terwijl je slaapt. Opdracht 12. 1. Inspecteurs inspecteren. 2. Vrachtwagenchauffeurs rijden. 3. Verhuizers verhuizen. 4. Metselaars metselen. 5. Timmermannen timmeren. 6. Behangers behangen. 7. Schilders schilderen. 8. Elektriciens installeren. Vraag van de les: Adreswijzingen, dozen, vervoer, eventuele hulp, de overdracht, de school van de kinderen, enz. 25

EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN Deze les past in thema 3 Wonen van KNS van het Inburgeringsexamen. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl en / of via www.stationnederlands.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6 en maak de oefeningen van Station Nederlands. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 9,11 en 13 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3 en 6 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdracht. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 6 (de samenvatting), en 8 uit deze les met uw taalvriend. Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen. 26

Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier! 27

Meer oefenen? Kijk naar films van ETV en doe de extra opdracht. Op de website ETV.nl vindt u films die gaan over verhuizen. http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&flm=&pid=6&aid=312 Opdracht 1. Bekijk de film over wat een mooi huis! van De taalklas! op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&flm=&pid=75&aid=51 Opdracht 2. Kijk nog een keer en geef antwoord op de vragen. 1. Is er een tuin bij het huis? 2. Voor wie is de rustige slaapkamer aan de achterkant van het huis? 28

ANTWOORDEN EXTRA OEFENEN Opdracht 2. 1. Ja. 2. Voor Oscar. 29