DEEL III DEDUCTIE V. EVALUATIE I. OBSERVATIE IV. TOETSING II. INDUCTIE III. DEDUCTIE



Vergelijkbare documenten
Marktanalyse rapport Voorbeeld klanten

Beleidsregels aanbesteding van werken 2005

NOTITIE AANBESTEDINGSBELEID GEMEENTE SON EN BREUGEL. De Europese regelgeving

Aanbestedingen zo zit dat!

NOTA AANBESTEDINGSBELEID. feb. 2005

Aanbesteding. Aanbesteding door enkelvoudige uitnodiging

Inkoop- & Aanbestedingsbeleid. Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting

Inkoop- en Aanbestedingsbeleid Samenwerkingsverband Oost-Achterhoek

Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen op het volgende adres

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING. 2. BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1: Definities

Inkoopbeleid Gemeente Uden 2013

Beleidsregels toepassing Wet BIBOB bij aanbestedingen en omgevingsvergunningen

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT. Werken

Aanbestedingsbeleid Wonen Limburg

Aanbestedingsprotocol Ontwikkelingsmaatschappij Midden-Limburg BV (OML)

Aanbestedingsregeling Bestuurskantoor

Tweede Kamer der Staten-Generaal

'DE ZWAAN' vof. Inhoud. 01 Bouwmanagement. 02 Initiatieffase bij het kopen van een gebouw. 03 Initiatieffase bij bestaande bouw

De gehanteerde bedragen die in de navolgende hoofdstukken zijn genoemd zijn ramingen. De bedragen zijn exclusief eventueel verschuldigde BTW.

Nederland-'s-Gravenhage: Dienstverlening op het gebied van architectuur, bouwkunde, civiele techniek en inspectie 2014/S

Inleiding en algemeen

Door de aanbestedende dienst aan de opdracht gegeven benaming: Communicatie Millenniumdoelen

AFDELING I: AANBESTEDENDE DIENST AFDELING II: VOORWERP VAN DE OPDRACHT II.1 BESCHRIJVING I.1 NAAM, ADRESSEN EN CONTACTPUNT(EN)

Inkoop- en aanbestedingsbeleid CBO Meilân

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT Diensten.

Uitvoering ongeacht met welke middelen in overeenstemming met de door de aanbestedende diensten opgegeven vereisten

Wat vindt u van de wijze waarop de richtlijnen nr. 2004/17/EG en nr. 2004/18/EG in het wetsvoorstel worden geïmplementeerd?

Nota Inkoop- en Aanbestedingsbeleid gemeente Druten

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

Antwoorden op de door de onderzoekers gestelde vragen

de Aanbestedingsrichtlijn gemeente Den Haag te wijzigen conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen.

CHECKLIST AANBESTEDINGSPROCEDURES

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT

Reglement voor aanbestedingen van de gemeente Ferwerderadiel 2010

Innovatie in de bouwketen. Uitslag extra vragen enquête Monitor Bouwketen

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT

INKOOPBELEID. Datum: 1 december /5

Systematiek groslijsten gebiedsontwikkeling De Brabantse Wal

AANBESTEDINGSBELEID Sprengenland Wonen

Annex A) Administratieve Bijlage. Moderniseren van de koelinstallatie in de stockage ruimte van het JRC-IRMM

Aanbestedingswet 2012 (Essentie)

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

Samenwerkingsverbanden en de AVG

Vragenlijsten enquête rechtsbescherming 1. Route brancheorganisatie

Eisen conform artikel 10 inzake aanbesteding en marktconformiteit. Inkoop en aanbesteding. Marktconformiteit

De tweede fase bestaat uit het vervangen van waterbouwkundige onderdelen, zoals de deuren, steigers en remmingwerken en bijkomende werken.

AANBESTEDINGSBELEID NIEUWBOUWPROJECTEN

CPV-classificatie (Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten) II.1.7) Inlichtingen over de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

PERIODIEKE INDICATIEVE AANKONDIGING NUTSSECTOREN

NL-Bunschoten-Spakenburg: Diensten voor speciaal personenvervoer over land 2010/S AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT.

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

Economie groeit met 0,7 procent

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2006

raadgevend ingenieurs

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005

Door de aanbestedende dienst aan de opdracht gegeven benaming: Voorlichtingscampagne Duurzame Vis

Selectieprocedure Onderhandse aanbestedingen/ local sourcing (Uitvoeringsrichtlijn behorende bij het Inkoop- en Aanbestedingsbeleid Wetterskip

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

Raamovereenkomst inzake revisie van Caterpillar motoren en de componenten. Onder voorwaarden ARVODI 2011

Zaaknr : Ontwerpen en oprichten van een Radartoren te Neeltje Jans (SRK Noord) ten behoeve van een radarinstallatie.

jadewerkwijze voor particuliere opdrachtgevers

Een praktisch boek over contracteren en aanbesteden

EMVI. De nieuwe wereld van aanbesteden. Objectum b.v. 1

Nederland-Diemen: Software en informatiesystemen 2014/S Aankondiging van een opdracht. Diensten

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen

Door de aanbestedende dienst aan de opdracht gegeven benaming: Chauffeursdiensten

Selectiebeleid Woonservice projectontwikkeling, nieuwbouw en onderhoud

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT Diensten.

Supplement op het Publicatieblad van de Europese Unie. Officiële benaming: Nationaal identificatienummer: 2

NAAM, ADRESSEN EN CONTACTPUNT(EN) Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden

Verschuiving van grootschalige nieuwbouw in buitengebied naar kleinschalige (her-) bouw in bestaande situatie;

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT. Werken

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT. Werken

Andere: Leveren van diensten op het gebied van bedrijfsvoering (Inkoop, ICT, HRM, salarisadministratie etc.)

Aankondiging van een opdracht. Diensten. Richtlijn 2014/24/EU. Afdeling I: Aanbestedende dienst. I.1) Naam en adressen

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet.

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

Wijzigingen Aw 2012 duurzaamheid & innovatie. door Praktijkgroep Aanbestedingsrecht, Ronald Blom

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal vacatures scherp gedaald

AANBESTEDINGSBELEID. Vastgesteld 28 juni ID Pagina 1 van 7

Richtlijn 4401 Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot informatietechnologie

Aanbestedingsbeleid Openbaar Lichaam Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT)

Door de aanbestedende dienst aan de opdracht gegeven benaming: VIP Taxivervoer binnen Nederland

Lidstaten - Dienstenovereenkomst - Aankondiging van een opdracht - Procedure van gunning via onderhandelingen

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.

Bestek en aanvullende documenten (zoals documenten voor een concurrentiegerichte dialoog en een dynamisch aankoopsysteem) zijn verkrijgbaar op

Transcriptie:

DEEL III DEDUCTIE V. EVALUATIE I. OBSERVATIE IV. TOETSING II. INDUCTIE III. DEDUCTIE

6 6 Empirisch onderzoeksdomein: de Nederlandse bouwnijverheid 6 Doel van dit hoofdstuk is om inzicht te geven in het empirisch onderzoeksdomein, de Nederlandse bouwnijverheid in het algemeen en het hoofdaannemingsbedrijf in het bijzonder. Daartoe wordt een beschrijving gegeven van de onderliggende structuurkenmerken van de bedrijfstak en de netwerkinbedding van het bouwproces. Tot slot wordt ingegaan op de rol en positie van het hoofdaannemingsbedrijf in relatie tot de inkoopfunctie in het bouwproces. Binnen dit proefschrift is de Nederlandse bouwnijverheid geselecteerd als empirisch onderzoeksdomein het speelveld. De keuze voor de Nederlandse bouwnijverheid hangt samen met een combinatie van factoren, die al eerder zijn beschreven in Hoofdstuk 1. Echter, deze keuze is op zichzelf nog onvoldoende, aangezien er binnen deze bedrijfstak en het bouwproces nog vele verschillende actoren actief zijn met elk een eigen rol en positie binnen het bouwproces. Daartoe is er naast een keuze voor de Nederlandse bouwnijverheid als bedrijfstak ook nog eens een specifieke actor inkopende organisatie binnen het bouwproces geselecteerd, van waaruit de samenwerkingsproblemen bij inkooptransacties in het bijzonder worden belicht. Hierbij is gekozen voor een categorie bedrijven die binnen het bouwproces de functionele rol van hoofdaannemer vervullen de speler. 94 Hoewel er naast het hoofdaannemingsbedrijf vanzelfsprekend ook andere spelers in veld betrokken zijn bij de inkoopfunctie in het bouwproces, is de keuze voor het hoofdaannemingsbedrijf in het bijzonder gebaseerd op het macro-economisch gegeven dat meer dan de helft van de jaarlijks in te kopen bouwmaterialen binnen de Nederlandse bouwnijverheid voor rekening van het hoofdaannemingsbedrijf komt (EIB, 1997: p. 11). Indien hierbij ook de inkoop van diensten c.q. uitbesteding aan (gespecialiseerde) onderaannemers in beschouwing wordt genomen, dan wordt het aandeel van het hoofdaannemingsbedrijf zelfs nog groter (EIB, 1997a). Op grond van deze macro-economische gegevens kan worden gesteld dat het hoofdaannemingsbedrijf binnen het bouwproces in belangrijke mate is belast met de feitelijke inkoop bestellen van bouwmaterialen bij leveranciers en het uitbesteden van werkzaamheden aan (gespecialiseerde) onderaannemers. Dit neemt niet weg dat het hoofdaannemingsbedrijf dit doorgaans doet volgens specificaties van derden, zoals opdrachtgevers, ingenieursbureaus en architecten (EIB, 1997). Dit empirisch gegeven wordt verder in dit proefschrift, vanuit het perspectief van het hoofdaannemingsbedrijf, beschouwd als mogelijke netwerkinvloeden. Dit wordt geïllustreerd in Figuur 6.1, welke een bewerking is van Figuur 1.1 uit Hoofdstuk 1. Kortom, het empirisch materiaal waaraan de hypothesen in dit proefschrift worden getoetst, zal bestaan uit een reeks van inkooptransacties van het hoofdaannemingsbedrijf klein-, midden- en grootbedrijf in de Nederlandse bouwnijverheid, waarbij tegelijkertijd ook rekening wordt gehouden met mogelijke invloeden van derden, de netwerkinvloeden. De beschrijving van de Nederlandse bouwnijverheid wordt hier beperkt tot datgene, wat in relatie tot het onderzoeksvraagstuk en de te toetsen hypothesen strikt noodzakelijk wordt geacht. 94 Het begrip hoofdaannemer geeft in juridische termen een functionele plaats aan binnen het bouwproces. De betekenis hiervan zal verder in dit hoofdstuk nog uitvoerig worden beschreven. Dit geldt ook voor het begrip onderaannemer. 147

148 Bouwen op een gemeenschappelijk verleden, aan een succesvolle toekomst Derden Z bouwproces Zand IR XA IR AB IR BY Klant Derden X Onderaannemer/leverancier Hoofdaannemer Derden Y Figuur 6.1 Inkooprelaties van het hoofdaannemingsbedrijf in het bouwproces IR AB in netwerkperspectief De beschrijving van de Nederlandse bouwnijverheid is niet bedoeld om een compleet beeld te schetsen van de reeds bestaande literatuur, maar geeft in beginsel slechts een beknopt overzicht hiervan. Het accent ligt hierbij in eerste instantie op enkele structuurkenmerken van de Nederlandse bouwnijverheid en een verkenning van de rechtseconomische en sociale relatiepatronen in het bouwproces. Deze beschrijving is niet bedoeld om vernieuwend te zijn, immers het dient slechts het enkelvoudige doel om de empirische achtergrond het decor van het onderzoek te beschrijven in relatie tot het centrale onderzoeksvraagstuk in dit proefschrift. Dit neemt niet weg dat de inzichten die voortvloeien uit de toetsing wel degelijk vernieuwend kunnen zijn. De beschrijving van het empirisch onderzoeksdomein binnen dit proefschrift heeft in zekere mate het karakter van een enkelvoudige gevalsstudie een case. Het geeft een kwalitatief inzicht in het krachtenveld waarin het hoofdaannemingsbedrijf opereert en daarmee ook de mogelijke omstandigheden waarin de inkooptransacties plaatsvinden en samenwerkingsproblemen ontstaan en/of bestaan. Hierbij ligt de nadruk niet op mogelijke causale verbanden, maar veeleer op de context waarin de inkooptransacties van het hoofdaannemingsbedrijf zijn ingebed. De beschrijving van het empirisch onderzoeksdomein is achteraf ook van nut bij het interpreteren van de toetsingsresultaten van het onderzoek. Dit hoofdstuk geeft eerst een overzicht van een aantal sociaal-economische structuurkenmerken van de Nederlandse bouwnijverheid, welke niet meer is dan een grove schets (Paragraaf 6.1). 95 Vervolgens wordt de organisatie en beheersing van het bouwproces beschreven vanuit een netwerkperspectief (Paragraaf 6.2). Dit resulteert in een beschrijving van het projectgebonden netwerk, waarmee inzicht wordt verkregen in de sociale en rechtseconomische relatiepatronen in het bouwproces. Vervolgens wordt er ingegaan op het inkoopdomein van het hoofdaannemingsbedrijf in het bouwproces (Paragraaf 6.3). In deze paragraaf staan enkel de inkooprelaties van het hoofdaannemingsbedrijf centraal. Het geeft inzicht in de rol en positie die het hoofdaannemingsbedrijf vervult binnen de inkoopfunctie in het bouwproces. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting en discussie (Paragraaf 6.4.) 95 Dat deze beschrijving binnen dit proefschrift zeer beknopt is, blijkt alleen al uit het gegeven dat de rapportage van de Parlementaire enquête Bouwnijverheid (PEB) een omvangrijke bijlage omvat waarin de economische structuurkenmerken van de bouwnijverheid centraal staan (zie: PEB, 2003a).

Hoofdstuk 6: Empirisch onderzoeksdomein: de Nederlandse bouwnijverheid 149 6.1. Sociaal-economische structuurkenmerken van de Nederlandse bouwnijverheid 96 Hoewel de Nederlandse bouwnijverheid traditioneel wordt geassocieerd met uitvoerende bouwbedrijven, respectievelijk met aannemingsbedrijven, omvat deze hier alle organisaties die deelnemen aan het bouwproces, welke gericht is op de realisatie en instandhouding van bouwwerken. In navolging van Bakens (1988: p. 13) moeten hieronder behalve aannemingsbedrijven: [ ] tevens worden begrepen de ontwerpende en adviserende bedrijven, die direct betrokken zijn bij de technische realisatie en instandhouding van bouwwerken, alsmede de betrokken toeleveringsbedrijven. In deze paragraaf wordt een beknopte beschrijving gegeven van enkele sociaal-economische structuurkenmerken van de Nederlandse bouwnijverheid. Een beschrijving hiervan vloeit voort uit de algemene veronderstelling dat er een zekere samenhang bestaat tussen enerzijds de onderliggende sociaal-economische structuur van een bedrijfstak en anderzijds het (inkoop)gedrag van de bedrijven die in deze bedrijfstak opereren (zie ook Paragraaf 5.1.3). Ter beschrijving van de bouwnijverheid wordt in eerste instantie stilgestaan bij een indeling van de bouwmarkt in verschillende deelmarkten (Paragraaf 6.1.1). Een indeling die vanuit verschillende invalshoeken is te maken. In vervolg hierop wordt een beschrijving gegeven van de omzet, werkgelegenheid en aantallen bedrijven die, gegeven hun hoofdactiviteit, opereren in de Nederlandse bouwnijverheid (Paragraaf 6.1.2). Vervolgens wordt stilgestaan bij de ontmoeting van vraag en aanbod in de Nederlandse bouwmarkt (Paragraaf 6.1.3). Een ontmoeting die in belangrijke mate wordt bepaald door het aanbestedingenstelsel binnen Nederland en de regelgeving hieromtrent. 6.1.1. Indeling van de Nederlandse bouwmarkt en daarmee samenhangende markten De bouwmarkt is een schakel in een keten van vraag en aanbodrelaties, waarop het object van ruil te realiseren, nieuwe bouwwerken, maar ook verbouw, onderhoud en restauratie van bestaande bouwwerken zijn (Ter Hennepe, 1980). Naast de bouwmarkt kunnen er in navolging van Ter Hennepe (1980) nog voorliggende en achterliggende markten worden onderscheiden die van invloed zijn op de vraagaanbodverhoudingen op de Nederlandse bouwmarkt. De voorliggende markten hebben bijvoorbeeld betrekking op de huurmarkt of de markt voor onroerend goed. Als achterliggende markten ziet Ter Hennepe de arbeidsmarkt, de markt van materieel, toelevering en materialen. Verder zijn er volgens Ter Hennepe nog relaties met de kapitaalmarkt, de grondmarkt en markten waarop specialisten mogelijke ontwerpen en advies inbrengen. Ter verduidelijking wordt in Figuur 6.2 de bouwmarkt en de daarmee samenhangende markten schematisch geïllustreerd. Uit Figuur 6.2 komt duidelijk de veelzijdige rol van de overheid naar voren. 97 Deze is niet alleen veelzijdig, maar volgens Van der Woude en Pijpers (1999: pp. 32-34) ook heel dominant. Zo 96 Voor een uitvoerige beschrijving van de economische structuurkenmerken van de bouwnijverheid wordt hier verwezen naar Bijlage 1 van de rapportage van de PEB (PEB, 2003a). Bij het schrijven van deze paragraaf is hier gebruik van gemaakt. 97 Voor een uitvoerige beschrijving van de rol van de overheid in de bouwnijverheid wordt hier verwezen naar Bijlage 5 van de rapportage van de PEB (PEB, 2003b).

150 Bouwen op een gemeenschappelijk verleden, aan een succesvolle toekomst Gewenste verandering voorraad grondmarkt Grond Initiatieven tot bouwen vraag op de bouwmarkt Goedkeuringen en vergunningen Geld en kapitaalmarkt Markt Financiën Ontwerp Ruimtelijke ordening subsidies voorschriften bouwmarkt prijsbeleid Overheid aanbod op de bouwmarkt sectorbeleid markt van onderaanneming arbeidsmarkt markt van materieel markt van materialen markt van toelevering arbeid materieel materiaal toelevering onderaanneming achterliggende markten Figuur 6.2 Schematische voorstelling van de bouwmarkt en daarmee samenhangende markten (Ter Hennepe, 1980: p. 102) legt zij door de technische regelgeving het kwaliteitsniveau van het uiteindelijke bouwwerk vast. Op Nationaal niveau komt dit bijvoorbeeld tot uitdrukking in het Bouwbesluit, de Arbowetgeving, de van kracht verklaarde NNI-normen en NPR-normen en de energie prestatienorm. Op lokaal niveau heeft de overheid invloed door middel van bouw en woningtoezicht en de welstandscommissie. Verder wordt er door de overheid ook heel zorgvuldig omgesprongen met het milieu en de beschikbare ruimte. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de Nota Ruimte en subsidies ter stimulering van het duurzaam bouwen. Verder heeft de overheid een zeer dominante financiële invloed op de bouwmarkt door de financiële regelgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de aftrek van de hypotheekrente en het verstrekken van huursubsidies. Voor wat betreft het functioneren van de bouwmarkt kan de overheid deze beïnvloeden door de mededingingswetgeving, het vestigingsbeleid en niet te vergeten door haar eigen inkoopgedrag c.q. aanbestedingsbeleid. Ten aanzien van het uitbesteden van werkzaamheden aan derden houdt de overheid ook nog een vinger aan de pols door middel van de WKA.

Hoofdstuk 6: Empirisch onderzoeksdomein: de Nederlandse bouwnijverheid 151 Hoewel tot nu toe in algemene termen het begrip bouwmarkt is gebruikt, is er allesbehalve sprake van de of één bouwmarkt. De bouwmarkt kan namelijk op tal van verschillende manieren worden ingedeeld. Zo is er op de eerste plaats een veelgebruikte indeling die gebaseerd is op de functie van de bouwwerken. Deze indeling is bestaat in beginsel uit die naar burgerlijke en utiliteitsbouwwerken en de grond-, weg- en waterbouwwerken en kan verder worden verfijnd door de functie van het bouwwerk in ogenschouw te nemen. Zo kunnen bijvoorbeeld binnen de hoofdgroep burgerlijke en utiliteitsbouwwerken schoolgebouwen, ziekenhuizen, bibliotheken, universiteitsgebouwen, kantoorgebouwen, woonhuizen, etc. worden onderscheiden. Bruggen, wegen, viaducten, dijken en tunnels zijn typisch voorbeelden van grond-, weg- en waterbouwwerken. Een tweede mogelijke indeling van de bouwmarkt hangt samen met de aard van de werkzaamheden. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen nieuwbouw, verbouw, restauratie, renovatie en onderhoud (Van der Woude en Pijpers, 1999: p. 40). Oftewel, de bouwmarkt omvat niet alleen het realiseren van nieuwbouw, maar bestaat ook uit het veranderen en het instandhouden van de gebouwde omgeving. Een derde mogelijke indeling van de bouwmarkt is die in navolging van Hendriks (1957: p. 23) naar het materiaal, waaruit bouwwerken in hoofdzaak zijn vervaardigd, zoals houtconstructies, steenconstructies, betonconstructies, staalconstructies. Enigszins verwant hiermee is een indeling naar de toegepaste bouwmethode, zoals de steigerloze uitbouwmethode, montagebouw, houtskeletbouw, systeembouw, gietbouw, elementenbouw en stapelbouw. Verder kan de bouwmarkt worden ingedeeld naar type opdrachtgever, zoals publiek versus privaat of professioneel versus niet-professioneel. Een professionele opdrachtgever is in dit verband een partij die met een zekere regelmaat bouwopdrachten verstrekt. Een nietprofessionele opdrachtgever verstrekt daarentegen zelden of zelfs maar één keer een bouwopdracht. De bouwmarkt heeft voorts ook een sterk geografisch aspect. Hoewel een aantal bedrijven een landelijk werkterrein heeft, hebben de meeste bedrijven een sterk plaatselijk c.q. regionaal karakter. Dit hangt volgens Hartelust (1986) nauw samen met bepaalde sociale aspecten habitus. Zo blijken opdrachtgevers plaatselijke en andere bindingen te hebben wat volgens Hartelust (1986: p. 17): 98 [ ] tot uiting komt bij bouwopdrachten. Zo zal bijvoorbeeld een niet katholieke aannemer zelden een katholieke school bouwen. Zo zal ook een voetbalvereniging over het algemeen de voorkeur geven aan de sponsoren van de club, indien een nieuw voetbalstadion ge- of verbouwd moet worden. Welke aannemer(s) de grote bekende voetbalstadions in Nederland hebben gebouwd, laat zich over het algemeen raden door de reclameborden langs de voetbalvelden. Niet voor niets wordt de bouwmarkt door Van der Woude en Pijpers (1999: p. 41) omschreven als een relatiemarkt. In dit licht kunnen ook de bevindingen en aanbevelingen van de Parlementaire enquêtecommissie Bouwnijverheid, voor de overheid als opdrachtgever, worden gezien. De commissie stelde vast dat de banden tussen overheid en het bouwbedrijfsleven soms zeer nauw zijn en dat er, wat betreft het smeren en fêteren van ambtenaren, sprake is van een diepgewortelde cultuur. De commissie adviseert dan 98 Dit voorbeeld is enigszins gedateerd. Het is niet bekend in hoeverre dit voorbeeld in de huidige tijdgeest nog steeds van toepassing is.

152 Bouwen op een gemeenschappelijk verleden, aan een succesvolle toekomst ook in de contacten tussen overheid en bouwwereld te streven naar een zakelijk karakter, door haar omschreven als Nieuwe Zakelijkheid (PEB, 2003: p. 305). De noodzaak daartoe blijkt onder andere uit Dohmen en Verlaan (2004: p. 260) die over de contacten tussen de ambtenarij en de bouwwereld het volgende beeld schetsen: 99 Concurrentie was er bij het aanknopen van contacten in politiek en ambtenarij. Wie de beste contacten had, had als eerste informatie en kon achter de schermen druk uitoefenen ten gunste van zijn bedrijf. Kon de opdracht al niet meteen uit de hand gegund worden, dan kon zo n contact wel bespoedigen dat het bedrijf tot de geselecteerde groep behoorde die gevraagd werd om een prijsopgave te doen. De onderhandse aanbestedingen openbare aanbestedingen waren er nauwelijks waren meestel doorgestoken kaart. Dohmen en Verlaan (2004: p. 267) constateren verder dat er uit de zakelijke banden tussen aannemers en opdrachtgevers vaak innige privé-relaties ontstonden. Dat wat ooit ontstond als een zakelijke relatie raakte in een sluipend proces verstrengeld met een gegroeide privé-band. Tot slot bestaat er ook een marktindeling die rekening houdt met de hoofdactiviteit van de op de bouwmarkt opererende bedrijven. Deze indeling hangt samen met de SBI-indeling die door het CBS wordt gebruikt en ligt ook ten grondslag aan de beschrijving van de bedrijfstak, wat betreft aantallen bedrijven, werkgelegenheid en omzet. 6.1.2. Samenstelling van de bedrijfstak: aantallen bedrijven, werkgelegenheid en omzet 100 Het aantal bedrijven dat actief is in de Nederlandse bouwnijverheid en verwante branches is aanzienlijk en bedraagt enkele tientallen duizenden. Een overzicht hiervan wordt gegeven in Tabel 6.1, echter het sociaal-economisch belang hiervan dient enigszins te worden gerelativeerd. Immers, in 2000 bestond de helft uit bedrijven zonder werknemers zelfstandigen zonder personeel terwijl ruim driekwart van de bedrijven minder dan vijf werknemers in dienst had. Een verdeling van het aantal bedrijven naar grootte (in aantal werknemers) wordt weergegeven in Tabel 6.2. De sterke groei van met name het aantal kleine bedrijven hangt in deze periode samen met een economische groei. Uit overzichtcijfers van het EIB blijkt dat in een periode van economische neergang, ook het aantal kleine bedrijven sterk afneemt. Met andere woorden: de conjuncturele golfbeweging van de Nederlandse bouwmarkt hangt in sterke mate samen met het aantal kleine bedrijven en in veel mindere mate met het aantal grote bedrijven. Wat betekent dat de flexibilisering van de productiecapaciteit in de Nederlandse bouwnijverheid in belangrijke mate wordt opgevangen door het kleinbedrijf. In de Nederlandse bouwnijverheid zijn circa 446.000 mensen werkzaam. Dit komt overeen met ongeveer zes procent van de beroepsbevolking. Wat betreft de werkgelegenheid is met name het middenbedrijf van belang, aangezien daar ongeveer de helft van de werknemers werkzaam is. Bij het kleinbedrijf is ongeveer 20% van de mensen werkzaam en bij het grootbedrijf ongeveer 30%. Uit PEB (2003a: p. 21) blijkt dat het aandeel van het middenbedrijf in de werkgelegenheid in geen enkele andere bedrijfstak zo groot is als in de Nederlandse bouwnijverheid. 99 De auteurs zijn journalisten van het NRC Handelsblad en deden uitvoerig onderzoek naar de bouwfraude. Dit is eerst beschreven in het boek Kreukbaar Nederland. Later is deze versie op basis van nieuwe inzichten bewerkt tot De bouwbeerput. De boeken schetsen de bouwwereld achter de schermen, doorgaans onderbouwd met onderzoeksrapporten en informatie afkomstig van het Openbaar Ministerie. Door critici worden de boeken soms afgedaan als suggestieve verdachtmakingen. 100 De statistische gegevens in deze paragraaf zijn ontleend aan PEB (2003a).

Hoofdstuk 6: Empirisch onderzoeksdomein: de Nederlandse bouwnijverheid 153 Tabel 6.1 Bedrijven bouwnijverheid en verwante branches naar bedrijfsactiviteit in het jaar 2000 (PEB, 2003a: pp. 18-19) SBI-code Hoofdactiviteit Aantal bedrijven Grond-, weg- en waterbouw (GWW) (4.800) 45112 Grondverzet 1.465 4512 Proefboren 5 45212 Bouwen van kunstwerken (bruggen, tunnels en dergelijke) 75 45213 Leggen van kabels en buizen 470 45231 Aanleggen van wegen, spoorwegen, luchthavens en sportterreinen 855 45232 Stratenmaken 1.785 4524 Natte waterbouw 145 Burgerlijke- en utiliteitsbouw (B&U) (24.700) 45111 Slopen van bouwwerken 555 45211 Algemene B&U 20.410 4522 Dakdekken en bouwen van dakconstructies 1.495 45253 Metselen en voegen 2.240 Bouwinstallatiebedrijven (10.695) 4531 Elektrotechnische bouwinstallatie 4.110 4532 Isolatiewerkzaamheden 625 45331 Loodgieters, fitterswerk, installatie van sanitair 3.985 45332 Installatie van centrale verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur 1.775 4534 Overige bouwinstallatie 200 Afwerken van gebouwen (19.665) 4541 Stukadoren 1.700 4542 Aftimmeren en stellen 7.090 4543 Afwerken van vloeren en wanden 3.615 4544 Schilderen en glaszetten 6.470 4545 Overige afwerking van gebouwen 780 Overige werkzaamheden bouw (3.530) 45251 Heien en andere funderingswerkzaamheden 160 45252 Vlechten van betonstaal 285 45254 Overige werkzaamheden in de bouw niet eerder genoemd 2.160 455 Verhuur bouw en sloopmachines met bedienend personeel 925 Totaal bouwnijverheid 63.380 Toeleverende industrie (4.855) 1421 Zand en grindwinning 75 201 Houtzagerijen en houtverduurzaming 160 202 Fineer en plaatmaterialenindustrie 20 203 Timmerindustrie 1.055 204 Houten emballage-industrie 155 261 Glas en glasbewerkende industrie 390 263 Keramische tegel en plavuizenindustrie 15 264 Industrie voor keramische bouwmaterialen 45 265 Cement, kalk en gipsindustrie 10 266 Beton, cement en gipsproducentenindustrie 585 267 Natuurzandsteenbewerkingsbedrijven 315 2682 Niet-metaalhoudende mineraalproductie (asfalt en bitumineuze dakbedekkingmateriaal) 70 2811 Constructiewerkplaatsen 1.750 2812 Metalen ramen, deuren en kozijnen 210 Overige (13.745) 1411 Hoveniersbedrijven 4.035 7011 Projectontwikkeling 3.840 74201 Architecten en ingenieursbureaus 5.870 Totaal generaal bouwnijverheid, toeleverende industrie en overige verwante bedrijven 81.980

154 Bouwen op een gemeenschappelijk verleden, aan een succesvolle toekomst Tabel 6.2 Aantal bedrijven in de Nederlandse bouwnijverheid naar omvang in aantal werknemers in de periode 1995 en 2000 (PEB, 2003a: p. 20) Omvang 1995 2000 Groei 1995 2000 Kleinbedrijf (minder dan tien werknemers) 36.860 84% 55.490 87% 50% Middenbedrijf (tien tot honderd werknemers) 6.695 15% 7.455 12% 11% Grootbedrijf (honderd of meer werknemers) 385 1% 435 <1% 13% Totaal 43.940 100% 63.380 100% De gezamenlijke omzet die door binnen de bouwnijverheid opererende bedrijven wordt gerealiseerd bedraagt in 2000 60 miljard inclusief de door onderaannemers in rekening gebrachte bedragen. Exclusief het werk uitgevoerd door onderaannemers bedraagt de netto omzet ongeveer 45 miljard (PEB, 2003a: 22). Het aandeel van de bouwnijverheid in de Nederlandse economie in percentages van het BBP bedraagt in de periode 2001-2004 ongeveer vijf procent (PEB, 2003a: p. 81). Hoewel met name de bouwliteratuur anders wil laten doen geloven, is dit aandeel niet aanzienlijk in vergelijking met de industrie (12 tot 13%), de handel, horeca en reparatiesector (13 tot 14%), vervoer, opslag en communicatie (6 tot 7%), de financiële en zakelijke dienstverlening (23 tot 24%). Tegelijkertijd doet de bouwnijverheid ook niet onder voor sectoren als de landbouw (1,9% tot 2,3%), delfstoffenwinning (2,2% tot 2,5%) en de energie- en waterleidingbedrijven (1,2% tot 1,6%). 101 Wat betreft de verdeling van de omzet over het groot-, midden- en kleinbedrijf kan worden vastgesteld dat het grootbedrijf ongeveer 40% voor haar rekening neemt, het middenbedrijf eveneens 40%, terwijl 20% door het kleinbedrijf wordt gerealiseerd. Gegeven het aandeel van het groot- en middenbedrijf in de werkgelegenheid en omzet, kan worden gesteld dat met name deze bedrijvengroep van sociaal-economisch belang is, ook al zijn er veruit meer kleine bedrijven. Uit rapportages van het EIB blijkt dat de samenstelling van de bedrijfstak, wat betreft groot-, midden- en kleinbedrijf, samenhangt met de omvang van de projecten die op de markt zijn. Zo is bijvoorbeeld het middenbedrijf vooral afhankelijk van middelgrote projecten en hebben opdrachtgevers bij grote projecten duidelijk de voorkeur het grootbedrijf (EIB, 1999: p. 81; EIB, 2001; EIB, 2001a). Het bruto bedrijfsresultaat als percentage van de productiewaarde van de bouwbedrijven laat overigens opvallend grote verschillen zien. Dit wordt geïllustreerd in Tabel 6.3. Zo is de winstmarge bij bedrijven die actief zijn in de B&U-sector groter dan bij de bedrijven die werkzaam zijn in de GWW-sector. Echter, het verschil tussen deze sectoren staat niet in verhouding tot de grote verschillen van winstpercentages bij een indeling naar bedrijfsgrootte (PEB, 2003a: p. 38). Een mogelijke verklaring hiervoor zal wellicht samenhangen met de aard van de projecten die de bedrijven uitvoeren. Tegelijkertijd roept het ook de vraag op in hoeverre grote bouwbedrijven schaalvoordelen hebben ten opzichte van het midden- en kleinbedrijf. Een bouwbedrijf is feitelijk niet meer dan een optelsom van vele verschillende projecten die in het algemeen op basis van een scherpe prijsconcurrentie worden aangenomen. Naarmate de omvang 101 Bron: CBS, Nationale Rekeningen

Hoofdstuk 6: Empirisch onderzoeksdomein: de Nederlandse bouwnijverheid 155 Tabel 6.3 Bruto bedrijfsresultaat als percentage van de omzet in 1999 (PEB, 2003a: p. 38) Totaal Kleinbedrijf Middenbedrijf Grootbedrijf B&U-sector 5,6 13,3 4,7 3,2 GWW-sector 4,3 28,6 3,3 1,8 van een bouwbedrijf toeneemt, zullen naar verwachting ook de indirecte (coördinatie)kosten stijgen. Tegenover deze stijging van indirecte (coördinatie)kosten in de bouw worden deze aangeduid als Algemene Kosten staat vermoedelijk slechts een geringe reductie van de directe productiekosten. Immers, de bouwkraan van het grootbedrijf draait niet sneller dan die van het kleinbedrijf; het verhardingsproces van het beton wordt niet versneld doordat het gestort is door een groot bouwbedrijf in plaats van een klein bouwbedrijf. De structurele omgeving waarin de bedrijven in de Nederlandse bouwnijverheid opereren kan in de terminologie van Porter (1980) worden getypeerd als een gefragmenteerde bedrijfstak. Dat wil zeggen een bedrijfstak, waarin geen enkel bedrijf een belangrijk marktaandeel heeft of de eindsituatie in de bedrijfstak belangrijk kan beïnvloeden (Porter, 1980: p. 193). 102 Hoewel dit gegeven door betrokkenen in de bouwnijverheid doorgaans als bezwaarlijk wordt gezien, is het allerminst uniek voor de bouwnijverheid. Immers, in veel gebieden van een economie worden gefragmenteerde bedrijfstakken aangetroffen. Hoewel er geen fundamentele economische basis is voor fragmentatie zijn er in veel van deze bedrijfstakken, zo ook in de Nederlandse bouwnijverheid onderliggende economische oorzaken aan te wijzen (Porter, 1980: pp. 198-202). Zo hebben gefragmenteerde bedrijfstakken veel gemeenschappelijke kenmerken, die over het algemeen ook gelden voor de Nederlandse bouwnijverheid. Dit zijn voornamelijk: 1. Lage algemene toetredingsdrempel; 2. Ontbreken van schaalvoordelen of learning curve ; 3. Hoge transportkosten; 4. Hoge voorraadkosten of grote schommelingen in de verkoopcijfers; 5. Geen voordelen van omvang in het onderhandelen met leveranciers en kopers; 6. Schaalnadelen op een belangrijk onderdeel; 7. Uiteenlopende marktbehoeften; 8. Uittredingsbarrières; 9. Plaatselijke verordeningen. Volgens Porter (1980: p. 202) is het bestaan van slechts één van deze kenmerken al voldoende om consolidatie van een bedrijfstak te verhinderen. Dit terwijl velen van de hierboven opgesomde kenmerken zijn terug te vinden in de Nederlandse bouwnijverheid. Dat de bouw dus als een gefragmenteerde bedrijfstak kan worden beschouwd, is in het licht van het bovenstaande dan ook niet verwonderlijk. 102 De essentie, waardoor deze bedrijfstakken een unieke concurrentie-omgeving vormen, is de afwezigheid van marktleiders die de macht hebben om de gang van zaken in de bedrijfstak te bepalen. Hoewel er geen eenduidige kwantitatieve definitie bestaat voor een gefragmenteerde bedrijfstak bestaan deze gewoonlijk uit een groot aantal kleine of middelkleine bedrijven, vaak in particuliere handen (Porter, 1990: p. 193).

156 Bouwen op een gemeenschappelijk verleden, aan een succesvolle toekomst Dat de Nederlandse bouwmarkt als geheel misschien gefragmenteerd is betekent overigens allerminst dat er binnen de bouwmarkt geen deelmarkten zouden bestaan die niet gefragmenteerd zijn, maar veeleer het karakter hebben van een (bilateraal) oligopolie. Zo wordt bijvoorbeeld de markt voor het aanlegen van spoorwegen feitelijk gedomineerd door een drietal bedrijven met een zeer beperkt aantal vragers. 103 Ook de productie en transport van betonmortel is binnen Nederland in handen van enkele grote spelers. Deze is te beschouwen als een aanbodoligopolie. Kortom, fragmentatie van de Nederlandse bouwnijverheid als geheel, zegt feitelijk nog niets over de fragmentatie van afzonderlijke deelmarkten. Dat wat niet uit de cijfers van het CBS is te destilleren, is de concentratietendens binnen de Nederlandse bouwnijverheid, terwijl er over de afgelopen jaren vele fusies en overnames zijn geweest. Met name een bedrijf als Heijmans N.V. heeft haar positie over de afgelopen jaren door het zogenaamde kralen rijgen vergroot. De concentratietendens doet zich minder zichtbaar voor: grote concerns nemen weliswaar kleinere bedrijven over, maar laten deze meestal als werkmaatschappij, vaak onder hun eigen naam, voortbestaan. De cijfers van het CBS geven volgens PEB (2003a: p. 23) geen inzicht in dergelijke relaties tussen de bedrijven. 104 6.1.3. De ontmoeting van vraag en aanbod op de bouwmarkt: een regionale aangelegenheid De beschrijving van de bouwmarkt hiervoor (Paragraaf 6.1.1) heeft laten zien dat er sprake is van groot aantal deelmarkten, waarop vraag en aanbod samenkomen. Indien de zogenaamde voorliggende en achterliggende markten buiten beschouwing worden gelaten en de ontmoeting van vraag en aanbod wordt beperkt tot de bouwmarkt in het algemeen, dan kunnen de volgende vraagaanbodverhoudingen worden onderscheiden: 1. Bouwen in eigen beheer klussen ; 2. Bouwen voor de markt projectontwikkeling ; 3. Bouwen in opdracht aannemen. De betekenis van deze begrippen wordt hierna toegelicht, waarbij in het bijzonder wordt stilgestaan bij de laatste: het bouwen in opdracht. Bouwen in eigen beheer Het bouwen in eigen beheer betekent feitelijk dat er voor de bouwwerkzaamheden wel een bouwvergunning moet worden aangevraagd, maar dat de werkzaamheden door de betrokkenen zelf worden uitgevoerd. Het bouwen in eigen beheer valt buiten het bestek van dit onderzoek, omdat vraag en aanbod feitelijk in één (rechts)persoon zijn geïntegreerd. Er kan in dit geval in navolging van Hartelust (1986: p. 7) niet worden gesproken van een feitelijke ontmoeting op de bouwmarkt. Bouwen voor de markt Met het bouwen voor de markt wordt bedoeld dat een partij zelf het initiatief neemt om voor een relatief anonieme markt de anonieme opdrachtgever een bouwwerk te realiseren. Het bouwwerk wordt na gereedkomen of al tijdens de bouw verhuurd of verkocht. Deze vorm van bouwen staat in de praktijk bekend als projectontwikkeling of vastgoedontwikkeling. Het zijn dan ook met name projectontwikkelaars, woningcorporaties en 103 Voor een overzicht van mogelijke marktvormen wordt verwezen naar Van Weele (1997: p. 77). 104 Uit PEB (2003a: p. 25) blijkt dat een onderzoek naar concernvorming in de bouwnijverheid een nog relatief onontgonnen terrein is. De PEB komt dan ook niet verder dan een eerste verkenning, met als voorlopige bevinding dat de bedrijvigheid in de bouwnijverheid een sterk netwerkachtig karakter heeft.

Hoofdstuk 6: Empirisch onderzoeksdomein: de Nederlandse bouwnijverheid 157 ontwikkelende bouwbedrijven die zich aan de aanbodzijde van deze bouwmarkt begeven. Het begrip anonieme markt is relatief, aangezien veel ontwikkelaars eerst starten met de bouw indien een bepaald percentage is verhuurd of verkocht. De VINEX-locaties, de bedrijventerreinen en kantorenwijken zijn een typisch voorbeeld van bouwwerken die over de afgelopen jaren doorgaans op deze manier gerealiseerd. Bouwen in opdracht Kenmerkend voor het bouwen in opdracht is dat de vrager, soms in hoofdlijnen, soms tot in detail de specificaties voor het in zijn opdracht te bouwen object vaststelt en vervolgens één of meer aanbieders (aannemers) uitnodigt, of laat uitnodigen, om een prijsopgave te doen en hierover onderhandelingen voert c.q. laat voeren (Hartelust, 1986: p. 9). Indien meerdere partijen (aanbieders) in de gelegenheid worden gesteld een offerte voor een opdracht uit te brengen is er sprake van een aanbesteding. Het aanbesteden is een vorm van inkopen die door de vragers op de bouwmarkt wordt uitgeoefend. Bij het aanbesteden maakt de inkopende organisatie vooraf op hoofdlijnen of in detail haar specificaties van het te bouwen object bekend aan de aanbieders. Deze specificaties kunnen worden vastgelegd in een technische omschrijving van het bouwwerk of in een bestek en tekening. Potentiële aanbieders brengen in reactie een (schriftelijke) offerte uit op deze technische omschrijving, bestek en tekening. Het uitbrengen van een offerte, het doen van de prijsopgave heet inschrijven. Een inschrijving kan geschieden door meerdere partijen die zich verenigd hebben in een biedingscombinatie die, als het werk wordt gegund, meestal overgaat in een bouwcombinatie (Van Duijn, 1998: p. 80). Het verlenen van de opdracht nadat de prijsaanbieding is aanvaard wordt de gunning genoemd. Het gunnen van een bouwwerk is gebaseerd op vooraf gestelde criteria. Als er geen expliciet gunningscriterium is vermeld, wordt over het algemeen de opdracht verleend aan de inschrijver met de laagste prijs. Als wel gunningscriteria zijn vermeld, bepalen deze criteria meestel welke inschrijving de economisch meest voordelige aanbieding vormt (PEB, 2003a: p. 101). Eventuele geschillen tussen aanbesteder en inschrijvers worden (nog) voor het overgrote deel beslecht door de Raad van Arbitrage voor de bouw. 105 Na de gunning wordt de bouwopdracht door de uitverkoren ondernemer de (hoofd)aannemer uitgevoerd en afgeleverd aan de opdrachtgever. Door het aanbesteden organiseert de vragende partij in feite een markt voor een individuele opdracht. Het tegenovergestelde van aanbesteden is het direct opdragen van een werk, levering of dienst aan een bepaalde leverancier. Deze vorm van gunnen staat in het dagelijkse spraakgebruik ook wel bekend als (1) één-op-één verkeer, (2) een enkelvoudige uitnodiging of (3) als een gunning uit de hand. Bij het aanbesteden van bouwwerken kan een aanbestedingsreglement (bijvoorbeeld: UAR 2001 of ARW 2004) van toepassing worden verklaard, maar het is geen verplichting. Ook niet voor overheidsaanbesteders. Voor de aanbestedende overheidsdiensten gelden in het bijzonder de Europese voorschriften (UAR-EG 1991) voor werken waarvan de geraamde opdrachtsom hoger is dan een vastgestelde drempelwaarde. 106 Het UAR is een uitwerking en invulling van de Europese aanbestedingsregels voor werken. Binnen het UAR (2001) en het UAR-EG (1991) 105 In navolging van de uitkomst van de Parlementaire enquête Bouwnijverheid bestaat de verwachting dat deze geschillen in de toekomst vaker door de civiele rechter worden beslecht. 106 Voor werken, diensten en leveringen bestaan verschillende drempelbedragen.

158 Bouwen op een gemeenschappelijk verleden, aan een succesvolle toekomst worden de volgende aanbestedingsvormen inkoopstrategieën onderscheiden: 107 (a) Openbare aanbesteding of publieke aanbesteding; (b) Openbare aanbesteding met voorafgaande selectie; 108 (c) Onderhandse aanbesteding; (d) Onderhandse aanbesteding na selectie; (e) Onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking; (f) Onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking; (g) Concessieovereenkomst De betekenis van deze aanbestedingsvormen worden hierna, gebruikmakend van de systematiek van het UAR (2001) in het kort toegelicht: 109 Openbare aanbesteding Dit is een aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij eenieder kan inschrijven (UAR, 2001: p. 12). Aanbesteding met voorafgaande selectie Dit is een aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt, waarbij eenieder zich als gegadigde kan aanmelden en waarvoor ten minste één, maar niet meer dan 10 gegadigden tot inschrijving kunnen worden uitgenodigd. Indien het bouwwerk wordt aanbesteed op basis van een RAW-standaardbestek waarin door de aanbesteder de hoeveelheden resultaatsverplichting of de hoeveelheden bouwstoffen zijn vermeld, wordt geen maximum gesteld aan het aantal gegadigden (UAR, 2001: p. 20). Onderhandse aanbesteding Dit is een aanbesteding waarvoor een beperkt aantal van ten minste twee natuurlijke of rechtspersonen tot inschrijving wordt uitgenodigd, op voorwaarde dat het uit te nodigen aantal in den regel niet meer bedraagt dan zes (UAR, 2001: p. 23). Onderhandse aanbesteding na selectie Dit is een aanbesteding waarbij een beperkt aantal van ten minste twee natuurlijke of rechtspersonen in de gelegenheid wordt gesteld deel te nemen aan een selectie, waarna een of meer van hen, maar niet meer dan zes, tot inschrijving kunnen worden uitgenodigd (UAR, 2001: p. 24). Onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking Dit is een aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij eenieder zich als gegadigde kan aanmelden, waarna de aanbesteder met door hem zelf gekozen gegadigden overleg pleegt en via onderhandelingen met een aantal van hen contractuele voorwaarden vaststelt. Dit aantal bedraagt ten minste drie, op voorwaarde dat er voldoende geschikte gegadigden zijn (UAR, 2001: p. 76). Onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking Dit is een aanbesteding, waarbij de aanbesteder met een of meer door hem zelf gekozen gegadigden overleg pleegt en via onderhandelingen met een of meer van hen de contractuele voorwaarden vaststelt (UAR, 2001: p. 81). 107 Voor een overzichtelijke en duidelijke beschrijving van de verschillende aanbestedingsvormen wordt verwezen naar Van Duijn (1998). 108 In de Europese aanbestedingsrichtlijnen ook wel de niet-openbare procedure genoemd. 109 Voor een uitvoerige omschrijving van de verschillende aanbestedingsvormen en de hierbij geldende regels wordt verwezen naar het UAR (2001).

Hoofdstuk 6: Empirisch onderzoeksdomein: de Nederlandse bouwnijverheid 159 Naast de deze aanbestedingsvormen zijn er in de Europese richtlijnen ook nog (1) een procedure voor deelname in bouwteam 110, (2) een uitgifte van een concessie en (3) een prijsvraag voor ontwerpen te onderscheiden (PEB, 2003c: p. 167). Overigens mag slechts in een beperkt aantal specifieke gevallen de opdrachtverlening door gunning via onderhandelingen plaatsvinden. Doordat de aanbestedende overheidsdiensten gebonden zijn aan procedures en regelgeving zijn de structuurkenmerken deels verschillend voor private en publieke opdrachtgevers. Bij private opdrachten zijn er meestal geen standaardprocedures van toepassing, terwijl sommige grote private opdrachtgevers hun eigen aanbestedingsregels hebben. In PEB (2003a: p. 85) wordt de indruk gewekt dat de aanbestedende overheidsdiensten over het algemeen veel nadruk leggen op de laagste prijs, terwijl de private sector een bouwwerk veeleer gunt op basis van een goede prijs-kwaliteit verhouding. Verder zouden private partijen over het algemeen minder bedrijven uitnodigen voor een aanbesteding. Al met al kan de private sector ten aanzien van haar inkoopgedrag, in belangrijke mate haar eigen spelregels bepalen rondom het aanbesteden van bouwwerken. Aangezien de overheid een belangrijke opdrachtgever is in de Nederlandse bouwmarkt, zeker binnen de GWW-sector, kan de ontmoeting van vraag en aanbod op deze markten niet los gezien worden van een streven naar één Europese (bouw)markt en de daarmee samenhangende Europese regelgeving. De Europese regelgeving rond aanbestedingen is nadrukkelijk bedoeld om één Europese (bouw)markt te creëren. Dit neemt niet weg dat er in de praktijk, naast de bestaande (Europese) aanbestedingsregels, ook andere (nog nationale) regelgeving een belangrijke rol kan spelen. Hierbij kan gedacht worden aan regels rond vakdiploma s, welstandsbepalingen, technische eisen aan bouwmachines, de kwaliteit van bouwproducten en het milieu. Deze regelgeving lijkt, als neveneffect, alsnog een gedeeltelijke segmentering van de Europese bouwmarkt in nationale markten te hebben (Atkins, 1994). Deze segmentering in nationale, of regionale markten wordt nog eens versterkt door de neiging van vooral lagere overheden om het eigen bedrijfsleven te bevoordelen (PEB, 2003a: p. 145). Het bevoordelen van bijvoorbeeld bouwbedrijven uit de eigen omgeving eigen bouw eerst wordt in de rapportage van de PEB (2003a: p. 131) onder andere toegeschreven aan de ons-kent-ons cultuur. Een mogelijke verklaring hiervoor kan in dit verband ontleend worden aan Dohmen en Verlaan (2004). Deze journalisten van het NRC Handelsblad schrijven bijvoorbeeld over het aanbestedingsbeleid van de gemeente Hoorn het volgende (Dohmen en Verlaan, 2004: p. 142): 111 De contacten tussen de gemeenteambtenaren en aannemers konden bloeien dankzij het gemeentelijk aanbestedingsbeleid. Hoorn verdeelde opdrachten vooral onder een beperkte groep regionale aannemers. Oud-wegenbouwer X [naam verwijderd, DW] kreeg er nooit werk. X [naam verwijderd, DW]: het is een gesloten gemeente, zoals wij dat noemen. Hoorn hield geen of bijna geen aanbestedingen zonder voorafgaande selectie van de bedrijven. Al die stadsuitbreidingen, honderden miljoenen guldens, zijn doorgaans vergeven aan dezelfde aannemers en wegenbouwers. Andere bedrijven kwamen er niet in. 110 Dit is een variant op de enkelvoudige uitnodiging. 111 De journalisten baseren hun uitspraken naast mede op een onderzoeksrapport van accountant Deloitte & Touche dat in opdracht van de gemeente Hoorn tot stand is gekomen. De naam van de betrokken oud-wegenbouwer die door Dohmen en Verlaan wordt geciteerd, is in dit proefschrift bewust weggelaten. Immers, het heeft in deze context geen inhoudelijke betekenis.

160 Bouwen op een gemeenschappelijk verleden, aan een succesvolle toekomst Kennelijk zijn dergelijke cultuurelementen en lokale belangen voor lagere overheden vaak belangrijker dan de in regelgeving vastgelegde doelen van de Nederlandse en Europese overheid om de concurrentie te bevorderen. Deze locale voorkeur wordt volgens de rapportage van de PEB ook in de omringende Europese landen gevonden. Dit maakt dat de ontmoeting van vraag en aanbod op de bouwmarkt in sterke mate een regionale aangelegenheid is. Niet alleen binnen de grenzen van Nederland, maar ook in een Europees perspectief, indien Nederland als een regio in de Europese bouwmarkt wordt gezien. Door Rip en Vermande (1997) is in opdracht van het Ministerie van VROM een onderzoek uitgevoerd naar de belangstelling van buitenlandse bouwbedrijven voor de Nederlandse bouwmarkt. Een opmerkelijk citaat uit dit rapport betreft het beeld dat buitenlandse bouwbedrijven hadden van de Nederlandse bouwmarkt. Deze werd destijds omschreven als een (Rip en Vermande, 1997: p. 9): [ ] gesloten markt, veel obstakels bij toetreding, boycot door plaatselijke leveranciers, weinig soepele ambtenaren van Bouw & Woningtoezicht. Ook vinden de onderzoekers een gebrek aan openbare aanbesteding door de Nederlandse overheden (met name gemeenten), en in samenhang daarmee: te weinig Europese publicaties. Uit een enquête onder buitenlandse bouwbedrijven die ze hebben gehouden blijkt verder dat het in Nederland gehanteerde systeem van prekwalificatie bij de aanbesteding met voorselectie en de ondoorzichtige selectiecriteria wordt bekritiseerd (Rip en Vermande, 1997: p. 14). Ondanks mogelijke belemmeringen zijn er sinds het openbreken van de Europese (bouw)markt wel degelijk buitenlandse spelers op de Nederlandse bouwmarkt actief en, omgekeerd, zijn Nederlandse bouwbedrijven actief geworden in andere Europese landen. Zo is de bouwexport door de grotere Europese bouwbedrijven naar andere landen binnen de Europese Unie volgens Rip en Vermande (1997: p. 11) vanaf 1988 verdrievoudigd. Wat hierbij opvalt is dat de toetreding tot andere Europese bouwmarkten meestal door een overname van een regionaal bekende speler plaatsvindt, of door in een (tijdelijke) bouwcombinatie met een regionale speler in te schrijven op een aanbesteding. De buitenlandse bouwbedrijven worden soms ook door Nederlandse bouwbedrijven en/of opdrachtgevers actief benaderd om een (tijdelijke) bouwcombinatie te vormen voor een bepaald bouwwerk. De Nederlandse bouwbedrijven doen dit vooral om, gegeven de selectiecriteria van een aanbesteding, in aanmerking te kunnen komen voor een inschrijving. 112 De Nederlandse opdrachtgevers doen dit vooral om de onderlinge concurrentie te stimuleren. 113 Desondanks is er nog stedds geen sprake van één gezamenlijke Europese bouwmarkt. 114 Dit neemt niet weg dat de grotere Europese bouwbedrijven langzamerhand, in het bijzonder door fusies en overnames, zullen streven naar een verdere geografische spreiding binnen de Europese bouwmarkt. In hoeverre hierdoor het aantal spelers 112 Zo had Strukton Betonbouw het Duitse Max Bögl nodig om in aanmerking te kunnen komen voor de aanbesteding van de bouw van de derde lekbrug bij Vianen (zie ook Bouwblok 3.1 in Hoofdstuk 3, Paragraaf 316). 113 De Gemeente Amsterdam heeft bijvoorbeeld buitenlandse bouwbedrijven benaderd om in te schrijven op de bouw van de Noord-Zuidlijn. 114 Dit beeld werd recentelijk nog bevestigd in een kritisch rapport dat in opdracht van de Britse Minister van Financiën, G. Brown, is opgesteld. In dit rapport wordt verschillende landen het verwijt gemaakt dat ze Nationale bedrijven bevoordelen bij Europese aanbestedingen (Cobouw, 17 november, 2004: Britten kraken Europese aanbestedingsmarkt).

Hoofdstuk 6: Empirisch onderzoeksdomein: de Nederlandse bouwnijverheid 161 toeneemt is nog maar de vraag. De eenwording van de Europese bouwmarkt lijkt veeleer een effect te hebben op een verdeling van de bestaande eigendomsverhoudingen. Zoals de grote Nederlandse bouwconcerns van nu een optelsom zijn van overwegend regionaal georiënteerde bouwbedrijven, zo zullen de grote Europese bouwconcerns naar verwachting een optelsom worden van regionaal c.q. nationaal georiënteerde bouwbedrijven, totstandgekomen door fusies en overnames. 6.2. Organisatie en beheersing van het bouwproces in een netwerkperspectief De organisatie en beheersing van het bouwproces stoelt op oude patronen. Door de eeuwen heen is een interessante ontwikkeling te beschrijven over de wijze waarop de fasen van het bouwproces op elkaar waren afgestemd. Echter, indien een periode van circa 6000 jaar bouwen wordt overzien dan zijn zekere basispatronen nauwelijks gewijzigd (Smook (1994: p. 31). 115 Op de eerste plaats springt het tijdelijke projectmatige karakter van het bouwproces in het oog. Een proces dat gericht is op de ontwikkeling van een in beginsel uniek locatiegebonden eindproduct: het bouwwerk. Deze bouwwerken komen in het algemeen tot stand in een tijdelijk interorganisationeel samenwerkingsverband. Echter, het tijdelijke karakter van een dergelijk samenwerkingsverband is slechts ogenschijnlijk. Gegeven de soms langdurige IRs en de wijze van contracteren lijkt het bouwproces te worden beheerst door een netwerk van relaties de Quasifirm. Een netwerk dat enerzijds te typeren is als een gericht netwerk, waarbij het tijdelijke bouwproject dient als een ontmoetingsplaats en anderzijds als een ontmoetingsnetwerk met door het gerichte netwerk geïnduceerde relaties (Uitham, de Vries en Zijlstra, 1978; Kamann, 1999). Gegeven de netwerkinbedding van het bouwproces kunnen samenwerkingsproblemen tussen actoren A en B IR AB voortvloeien uit een relatie die A respectievelijk B heeft met derden X respectievelijk Y, die ook weer onderlinge relaties kunnen hebben. Om binnen dit proefschrift op basis van de hypothesen te kunnen komen tot voorspellingen, ten aanzien van de samenwerkingsproblemen in de Nederlandse bouwnijverheid, is enig inzicht in de netwerkinbedding van het bouwproces dan ook gewenst. Daartoe zal in deze paragraaf de organisatie en beheersing van het bouwproces in een netwerkperspectief worden beschreven. Aangezien ieder netwerk op zichzelf uniek is blijft een beschrijving van de netwerkinbedding van het bouwproces hierna beperkt tot een bepaald basispatroon. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de industriële netwerkbenadering van de IMP groep (zie Hoofdstuk 2, Paragraaf 2.1 en Bijlage A.4.2). Het gebruik van dit model brengt met zich mee dat er achtereenvolgens wordt stilgestaan bij de afzonderlijke activiteiten activities die benodigd zijn om een bouwwerk te realiseren, de daartoe benodigde middelen resources en de actoren actors die beschikken, of controle hebben over deze middelen en tegelijkertijd ook betrokken zijn bij de afzonderlijke activiteiten. Vervolgens worden de actoren, activiteiten en middelen in relatie tot elkaar beschreven. Hierdoor ontstaat in vrij algemene termen inzicht in het netwerk waarin het bouwproces is ingebed: het projectnetwerk. Inzicht dat verderop in dit proefschrift wordt gebruikt bij het meetbaar maken en toetsen van de hypothesen. 115 Voor een beknopte beschrijving van het bouwen door de eeuwen heen wordt verwezen naar Janse (1965), Smook (1994), Van der Woude en Pijpers (1999)

162 Bouwen op een gemeenschappelijk verleden, aan een succesvolle toekomst 6.2.1. Kern en subfasering van het bouwproces volgens NEN 2574 activities 116 Voor het realiseren van een bouwwerk dient, in de terminologie van de IMP groep, een aaneenschakeling, een keten, van activiteiten te worden verricht activity chain. 117 Deels serieel in de tijd en deels parallel. In de bouwnijverheid komt deze aaneenschakeling van activiteiten overeen met de economische voortbrengingsketen: het bouwproces. Het bouwproces ligt tussen het initiatief om te gaan bouwen en het ingebruiknemen van het bouwwerk en omvat daarmee de gehele levenscyclus van een bouwwerk (Twijnstra en Duijs, 1980: p. 12). 118 Door het NNI wordt het bouwproces gedefinieerd als (Van der Woude en Pijpers, 1999: p. 60): [ ] een aaneenschakeling van opeenvolgende activiteiten of deelprocessen, die resulteren in te hanteren uitgangspunten en middelen om resultaten te bereiken, met als einddoelen een bouwwerk gereed te hebben en dit bouwwerk te beheren en te gebruiken, waarna de activiteiten of deelprocessen met het slopen van het bouwwerk eindigen. Bij het bouwproces is inbegrepen het bereiken van niet aan het project gebonden resultaten, zoals op de markt aangeboden bouwproducten die als middelen worden gebruikt voor het realiseren van bouwwerken. Net zoals het inkoopproces in het buyclass model van Robinson en Faris (1967), dat in Hoofdstuk 2 is beschreven, en feitelijk ieder ander proces, is het bouwproces te faseren. Binnen de Nederlandse bouwnijverheid is de fasering van het bouwproces zelfs genormeerd volgens de NEN 2574 (NNI, 1993). Deze genormeerde fasering dient als basis voor de beschrijving van de reeks van activiteiten die binnen het bouwproces in het algemeen worden verricht ter realisering van een bouwwerk. In Figuur 6.3 wordt op basis van Tijhuis (1996) een illustratie gegeven van het gefaseerde bouwproces. In het genormeerde bouwproces worden 11 fasen onderscheiden. Deze fasering van het bouwproces wordt in de literatuur ook wel gegroepeerd tot een kern en subfasering. Om verder niet te verzanden in ieder detail, wordt de fasering van het bouwproces hierna slechts op hoofdlijnen volgens de kernfasering van het bouwproces beschreven. Voor een gedetailleerde beschrijving van de subfasering van het bouwproces en alles wat daarbij komt kijken wordt hier om praktische redenen verwezen naar de verschillende tekstboeken (zie ook Van der Woude en Pijpers, 1999). Ieder bouwwerk is uniek waardoor ieder bouwproces waarschijnlijk weer net even iets anders verloopt. Afhankelijk van de complexiteit, de omvang en aard van het bouwwerk zullen alle of slechts enkele fasen activiteiten van het bouwproces worden doorlopen. 116 Bij het schrijven van deze paragraaf is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de reeds bestaande omschrijving van de fasen in het bouwproces volgens NEN 2574 (NNI, 1993) en Van der Woude en Pijpers (1999: pp. 59-101). De NEN 2574 is, volgens de betreffende normcommissie, ontstaan uit de behoefte om de indeling van gegevens op tekeningen voor bouwwerken zo nauwkeurig en ondubbelzinnig mogelijk te regelen, teneinde te voorkomen dat er misverstanden ontstaan, dat er overbodig tekenwerk wordt gedaan of dat er vertraging ontstaat, omdat essentiële gegevens niet gerekend blijken te zijn. 117 Het begrip activity chain omvat in de terminologie van Porter (1985) niet alleen de activiteiten die binnen een bepaalde onderneming worden verricht value chain of waardeketen maar ook de aaneenschakeling van de verschillende waardeketens value system of waardesysteem. 118 In plaats van het begrip bouwwerk wordt het begrip bouwobject gebruikt gedurende de totstandkoming tot aan het tijdstip van volledige voltooiing van het bouwwerk (Hendriks, 1957: p. 22). Een bouwwerk is dus iets dat gebouwd is.

Hoofdstuk 6: Empirisch onderzoeksdomein: de Nederlandse bouwnijverheid 163 Programma Ontwerp Uitwerking Bouw Initiatief 1 Haalbaarheidsstudie 2 Projectdefinitie 3 Structuurontwerp 4 Voorlopig ontwerp 5 Definitief ontwerp 6 Bestek 7 Prijsvorming Beheer en gebruik 8 Werkvoorbereiding 9 Uitvoering 10 Oplevering 11 Figuur 6.3 Kern en subfasering van het bouwproces volgens NEN 2574 (Tijhuis, 1996) Ondanks de verschillen in bouwwerken, zijn er ook overeenkomsten. Zo is het karakteristiek voor ieder bouwproces dat er gewerkt wordt van grof naar fijn. Gaande het proces vallen voortdurend mogelijke alternatieven af. Net zoals het inkoopproces wordt het bouwproces in de literatuur omschreven als een gefaseerd beslissingsproces, ongeacht het type bouwwerk (Kohnstamm en Regterschot, 1994: p. 61). Dit wordt geïllustreerd in Figuur 6.4. Alternatieve projecten vallen af Alternatieve ontwerpoplossingen vallen af Alternatieve gebruiks en onderhoudsmogelijkheden vallen af Initiatief Definitie Ontwerp Voorbereiding Realisatie Nazorg Alternatieve eisen vallen af Alternatieve realisatie mogelijkheden vallen af Figuur 6.4 Het bouwproces gezien als een gefaseerd beslissingsproces (Twijnstra Gudde, 1987 In: Van der Woude en Pijpers, 1999: p. 61)

164 Bouwen op een gemeenschappelijk verleden, aan een succesvolle toekomst 6.2.2. De benodigde middelen in het bouwproces resources Om te kunnen bouwen zijn er vanzelfsprekend vele middelen resources benodigd. In het netwerkmodel van de IMP groep is het begrip middelen op basis van de Social Exchange literatuur ruim gedefinieerd. Het begrip omvat niet alleen materiële zaken, maar nadrukkelijk ook niet-materiële zaken, zoals kennis. Tegelijkertijd kunnen middelen specifiek betrekking hebben op een relatie tussen bepaalde actoren die waarde toekennen aan deze middelen. Dit brengt met zich mee dat het beschrijven van de benodigde middelen in het algemeen, zo ook in het bouwproces, nogal lastig is. Zo hangen de benodigde middelen in het bouwproces in het algemeen per bouwproject samen met de actor(en) die invloed heeft (hebben) op de specificaties van het bouwwerk en kunnen in dit opzicht in sterke mate projectgebonden zijn. Met dit gegeven in het achterhoofd worden de mogelijkheden om hier een gedetailleerde beschrijving te geven van de benodigde middelen in het bouwproces in sterke mate beperkt. Een gedetailleerde beschrijving zou hoogstwaarschijnlijk verzanden in details die ieder bouwwerk op zichzelf uniek maken. Daartoe heeft de beschrijving van de benodigde middelen in het bouwproces slechts een algemeen karakter. Ter verkrijging van een eerste inzicht in de benodigde middelen in het bouwproces worden de vijf elementaire bouwprocesfuncties hier als uitgangspunt genomen. Deze bestaan uit (Hendriks, 1957: p. 146): 1. Het nemen van het initiatief om een bouwwerk tot stand te brengen; 2. Het beschikbaar stellen van de grond waarop het bouwwerk kan worden opgericht; 3. Het beschikbaar stellen van de voor de realisatie benodigde financiële middelen; 4. Het maken van een ontwerp voor de bouw; 5. De uitvoering van het bouwwerk. De benodigde middelen in het bouwproces laten zich in het verlengde van deze bouwprocesfuncties raden. Zo is er op de eerste plaats behoefte aan een initiatief. Dit is in feite een niet-materieel middel, maar wel benodigd. Daarnaast dient er over het algemeen grond dit kan ook een bestaand bouwwerk zijn beschikbaar te zijn. Verder moeten de benodigde bouwwerkzaamheden worden gefinancierd, waarvoor geld nodig is. Het maken van een ontwerp heeft niet alleen betrekking op de vormgeving van het bouwwerk in een functioneel en/of esthetisch opzicht, maar nadrukkelijk in constructief opzicht. Wat niet alleen betekent dat er eisen worden gesteld aan de sterkte van een constructie, maar onder andere ook aan de stijfheid van de constructie. Afhankelijk van de grond waarop (of waarin) het bouwwerk wordt gerealiseerd zal er in het ontwerp ook speciale aandacht moeten worden besteed aan de fundering van het bouwwerk. Gegeven de functie een bouwwerk krijgt kunnen er speciale ontwerpeisen zijn voor het binnenklimaat (denk aan een museum) of de akoestiek (denk aan een concertgebouw of bioscoop). Met andere woorden: het ontwerp van een bouwwerk kan vanuit vele verschillende gezichtspunten worden belicht. Overeenkomstig deze verschillende gezichtspunten is er voor het maken van een ontwerp soms zeer specialistische ontwerpkennis en ontwerpervaring nodig. Deze (specialistische) kennis en ervaring is overeenkomstig de definitie van het netwerkmodel van de IMP groep te beschouwen als een benodigd (nietmaterieel) middel in het bouwproces. Net zoals het maken van een ontwerp, is het uitvoeren van een bouwwerk een vak, waarvoor vakmanschap c.q. vakkennis en ervaring benodigd zijn. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in relatie tot bijvoorbeeld het restaureren van oude bouwwerken, maar vanzelfsprekend ook daar waar het gaat om het ontwerp en de uitvoering van de grote waterbouwkundige werken die binnen Nederland, binnen het deltaplan, zijn gerealiseerd.