Quick scan re-integratiebeleid gemeente Oosterhout Onderzoek naar de huidige re-integratie en adviezen voor de kortere en de langere termijn



Vergelijkbare documenten
Van Martin Heekelaar Datum 30 oktober 2012 Betreft

Puntsgewijze samenvatting van de Hoofdlijnennotitie werken naar vermogen

Werken naar vermogen. Maart 2012

Programma. Wat is de Participatiewet? Hoe kunnen wij u helpen?

Samenvatting van de antwoorden n.a.v. schriftelijke vragen over de Contourenbrief Participatiewet in de Vaste Kamercommissie SZW, dd.

TRANSITIE Wwn w v n / hers r t s ruct c ure r rin i g S W S

Werk, inkomen. sociale zekerheid

De Wet werken naar vermogen, een nieuwe weg in de sociale zekerheid!

Participatiewet / Wsw. Raadsinformatieavond - 3 juli 2013

Afdeling: Beleid Maatschappij Leiderdorp, 30 oktober 2014 Onderwerp: Re-integratieverordening. Aan de raad. Participatiewet

Participatiewet. Wetgeving

Regionale Impact Participatiewet. 1. Participatiewet West-Brabant 2. Gecoördineerde werkgeversbenadering

De Participatiewet. Raad op Zaterdag Den Haag, 21 september Edith van Ruijven

Een nieuwe taak voor gemeenten

Startnotitie Werken naar Vermogen

Strategische beleidskeuzen arbeidsmarktbeleid Zuid Limburg

Voorstel aan de gemeenteraad van Oostzaan

Wet stimulering arbeidsparticipatie

Factsheet. Participatiewet. Informatie voor de werkgever, juli 2014

Eerste ijkmoment Programma 2 Werken en meedoen Inclusief Rapportage voortgang participatiebeleid (oude statusrapport)

Informerende bijeenkomst Participatiewet. voor gemeenteraadsleden West-Friesland. Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014

2513AA22. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Financiële effecten van de Participatiewet

Presentatie Participatiewet & Wijzigingen Wwb. Commissie Samenleving Brielle

Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet?

Invoering Participatiewet. Raadscommissie Samenleving 8 oktober 2014

Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Registratienr.: Z/14/004375/12040

Deelplan Participatiewet Beleidsplan sociaal domein

Toelichting Participatiewet Raadsbijeenkomst

Presentatie. en specifiek

Beleidskader en verordeningen Participatiewet Eddy van der Spek Eva Mercks

Collegevoorstel. Onderwerp. Samenvatting. Voorstel. Registratienr.: BP Transitiearrangement tussen Gemeente en WSD

Transitie Participatiewet: Regionale Stellingen

Beleidsplan Participatiewet. Berkelland

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Beschut werk in Aanleiding

Nadere achtergrondinformatie participatiewet

Participatiewet. 9 september raadscommissie EM - 1 -

Arbeidsparticipatie naar vermogen

Wie ben ik? Turgut Hefti Arbeidsdeskundige en jurist UWV, Achmea DossierMeester

Participatiewet. 1 januari 2015

Scenario Participatiewet Iedereen doet mee, niemand aan de kant

Quick scan re-integratiebeleid. Een oriënterend onderzoek door de rekenkamercommissie

De Wet werken naar vermogen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug

Visie en uitgangspunten (1)

Wet werken naar vermogen. perspectieven voor cliënten en gemeente?

BESCHUT WERK NIEUW AGENDA. De ontwikkeling van de sociale werkvoorziening en het oude beschut werk

We zien in figuur 2 dat het aandeel personen met een migratieachtergrond toeneemt van 46 procent januari 2015 naar 51 procent in juni 2017.

Participatiewet en Quotumheffing White Paper

Doelgroep Voorziening Ondersteunende voorzieningen Loonwaarde 40-80% WML 2 en eventueel aangewezen op een Baanafspraakbaan

Afdeling Samenleving Richtlijn 3.2 WORK FIRST (SPORENMODEL)

Werk, inkomen. sociale zekerheid. versie

Factsheet: Sociaal akkoord en de gevolgen voor de Participatiewet

MIMI. 31 Fysieke kopieën na m De gemeenteraadsled eden. 18 Digitale kopieën naar: College van BenW, Secr, Directie, Griffier, BCA, Concernleden

Sociaal Domein 2016: De Uitdaging Hoe krijgen we mensen aan het werk? Evelien Meester

Verordeningen Participatiewet

1 notitie beleidskeuzes participatiewet, mei Notitie beleidskeuzes participatiewet

Presentatie Participatiewet en dergelijke. Egbert Lichtenberg Algemeen directeur!go voor mensenwerk

Onderweg naar één Werk-Ontwikkelbedrijf. Divosa Masterclass

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Feiten en cijfers Wajong

PARTICIPATIEWET. Dag van de uitvoering 19 juni 2014

Financiële gevolgen van het beëindigen van tijdelijke contracten in de sociale werkvoorziening

Notitie tijdelijke dienstverbanden medewerkers Risse

Participatiewet, Banenafspraken en Quotumwet. Door: Tanja Willemsen Divosa

Kadernota Participatie en Inkomen. Raadsinformatieavond 14 januari 2014

Onderwerp: Impact Sociaal Akkoord voor de Participatiewet

Risicoanalyse en scenariostudie als onderbouwing van de Kadernota. Samenvatting

BIJLAGE 1: BESCHUT WERK

Factsheet Wajong: Informatie over Wajonginstroom in 2010

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Reg.nr.: I-SZ/2011/468. Raadsinformatiebrief WWnV. 14 december 2011

Subwerkgroep Pensioenopbouw & Loondispensatie van de Werkgroep Pensioenen van de Stichting van de Arbeid

Actuele kijk op de Participatiewet in het sociale domein

VISIE BESCHUT WERK (nieuw) REGIO MIDDEN-LIMBURG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet Werk en Bijstand

De Participatiewet. In een politiek krachtenveld. 25 september Twitter mee! hashtag: #VGNparticipatie

Beleidsplan Participatiewet

Het schaakbord van de Participatiewet

BELEIDSKADERNOTITIE PARTICIPATIEWET HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE

MEEDOEN WERKT! PRESENTATIE participatiewet. in opdracht van Min. SZW

Opinienota toekomst uitvoering Participatiewet en Wsw

VISIE BESCHUT WERK (nieuw) REGIO MIDDEN-LIMBURG

Participatiewet en Maatregelen WWB per 1 januari 2015

Financiële vertaling Bestuursakkoord

Bijlage 1 : Beschut werk

M E M O. : de gemeenteraad. : het college van burgemeester en wethouders. Datum : oktober : analyse en maatregelen.

Verzekeringsartsen nu en in de toekomst Gevraagde expertise in de praktijk, 15 december 2011

Par$cipa$ewet. Inhoud. Opzet Effecten en scenario s. Wat is de huidige situa5e? Wat gaat er veranderen? Welke effecten ontstaan?

Naar een stad die werkt Benen op tafel bijeenkomst. 14 juni 2011 Jan Lagendijk Marc Bevers

Robert Capel Tom de Haas Martin Heekelaar Implementatiedag 12 december, Utrecht

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

DE PARTICIPATIE- WET. Wat betekent de Participatiewet voor uw gemeente?

Verbinding beschut werk en dagbesteding

Overzicht Wijzigingen WWB 2012

De Zijl Bedrijven Van sociale werkvoorziening tot Brug naar Werk. Jan-Jaap de Haan Wethouder Leiden

Presentatie over aangekondigde wetswijzigingen per

Advies Uitvoeringspanel

Transcriptie:

Quick scan re-integratiebeleid gemeente Oosterhout Onderzoek naar de huidige re-integratie en adviezen voor de kortere en de langere termijn Martin Heekelaar Astrid Wenneker 25 juli 2011

Quick scan re-integratiebeleid gemeente Oosterhout Onderzoek naar de huidige re-integratie en adviezen voor de kortere en de langere termijn Inhoud Pagina 1. Inleiding 1 1.1 Aanleiding en vraagstelling 1 1.2 Aanpak 2 1.3 Opbouw rapportage 2 2. Situatie gemeente Oosterhout 3 2.1 Problematiek 3 2.2 Genomen maatregelen 3 2.3 Overige veranderingen 4 3. Externe ontwikkelingen 5 3.1 Inleiding 5 3.2 Wet werken naar vermogen 5 3.3 Aanscherpingen WWB en WIJ 7 3.4 Bezuinigingen op de re-integratie en de WSW 7 3.5 Overige decentralisaties in de jeugdzorg, AWBZ en WMO 8 3.6 UWV 9 3.7 Gevolgen voor Oosterhout 9 3.8 Conclusie 12 4. Re-integratiebeleid 14 4.1 Algemeen 14 4.2 Intake 15 4.3 Diagnostiek 16 4.4 Loonwaardebepaling 16 4.5 Re-integratie 17 4.6 Werkgeversdienstverlening 19 4.7 Arbeidsmarktbeleid 20 4.8 WSW 21 4.9 Samenvatting 23

5. Uitvoering 24 5.1 Inleiding 24 5.2 Handhaving en fraudebestrijding 24 5.3 Terugvordering en verhaal 25 5.4 Bezwaar en beroep 25 5.5 Sturing en kwaliteit 26 5.6 Procesgerichte aanpak 27 5.7 Formatieomvang 27 6. Beantwoording van de onderzoeksvragen en vervolgstappen 28 6.1 Onderzoeksvragen 28 6.2 Vervolgstappen 33 Bijlage: deelnemers groepsgesprekken 34

1. Inleiding 1.1 Aanleiding en vraagstelling De gemeente Oosterhout gaat het re-integratiebeleid herijken. Het college wil in het najaar met voorstellen hiervoor naar de gemeenteraad gaan. Het herijken van het beleid is noodzakelijk gezien het tekort op het budget voor de sociale zekerheid. Bij de herijking moet één regeling aan de onderkant, die is voorzien per 1 januari 2013, worden meegenomen als ook de drastische bezuinigingen op zowel de re-integratie- als de uitkeringsgelden. De gemeente wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van één regeling aan de onderkant. Grote veranderingen die zullen worden doorgevoerd met deze regeling zijn: De WSW blijft alleen nog bestaan voor mensen met de indicatie beschutte arbeid. De Wajong blijft voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Voor arbeidsgehandicapten komt er tevens een regeling begeleid werken met loonaanvulling tot maximaal wettelijk minimumloon (WML) en persoonlijke voorzieningen (begeleiding, aanpassing werkplek). De aanleiding voor de quick scan is dat het college wil voorkomen dat in het proces van herijking van het beleid kansen worden gemist. Om dit te bereiken liggen de volgende onderzoeksvragen ten grondslag aan de quick scan: 1. Welke quick wins zijn er mogelijk om de kosten van de uitvoering van de sociale zekerheid, zowel op het terrein van uitkeringsverstrekking als bij re-integratie, te beperken en binnen welke termijn kunnen deze worden gerealiseerd? 2. Op welke wijze kan de gemeente Oosterhout een re-integratiebeleid voeren, waarbij geanticipeerd wordt op toekomstige ontwikkelingen, dat voldoet aan de volgende voorwaarden?: de kosten blijven binnen het beschikbare budget voor re-integratie (W-deel van participatiebudget); het beleid is effectief, dit betekent dus dat dit tot voldoende uitstroom uit de uitkering leidt of tot een beperking van de instroom; externe partijen worden bij (de uitvoering van) het beleid betrokken, waarbij deze partijen hun eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid pakken. 3. Moet het huidige Work First systeem onderdeel blijven van het re-integratiebeleid en zo ja moet de uitvoering hiervan opgedragen worden aan WAVA/!GO of moet gekozen worden om dit via een aanbestedingsprocedure aan een uitvoerder te gunnen? 4a. Welke andere maatregelen moeten we naast het beperken van de instroom en bevorderen van de uitstroom inzetten om de kosten van uitkeringsverstrekking te beperken? Wat kunnen we eventueel nog anders doen ten aanzien van bijvoorbeeld: 1

handhaving terug- en invordering 4b. Kan een indicatie worden gegeven voor de termijn waarop de maatregelen geïmplementeerd kunnen worden? 5. Welke externe partijen moeten we betrekken bij het beleidsvormingsproces en op welke manier kunnen we dit efficiënt en effectief doen? De bovenstaande vragen dienden te worden beantwoord door middel van een quick scan. De kern van de quick scan was het meedenken over beleidsrichtingen en varianten en het ondervangen van eventuele blinde vlekken. 1.2 Aanpak De quick scan is als volgt uitgevoerd. Wij hebben twee groepsgesprekken gevoerd met medewerkers van de gemeente Oosterhout (zie bijlage 1 voor een overzicht van de deelnemers). In het eerste groepsgesprek zijn de feiten over beleid en uitvoering geïnventariseerd. Op basis daarvan heeft Berenschot mede op basis van onze deskundigheid en ervaringen in andere gemeenten een analyse gemaakt en aanbevelingen gedaan. Deze hebben we met elkaar in het tweede groepsgesprek inhoudelijk gecheckt en aangevuld. Vervolgens is de rapportage op hoofdlijnen besproken met de heer A. Gabriels en de heer T. Kortlever en is op basis daarvan en op basis van onze ervaring en deskundigheid de definitieve rapportage geschreven die voor u ligt. Ter voorbereiding op de groepsgesprekken voerden wij een documentenstudie uit op basis van beleidsstukken van de gemeente Oosterhout en overige relevante informatie en een kwantitatieve analyse. 1.3 Opbouw rapportage De rapportage is als volgt opgebouwd. De eerste twee hoofdstukken gaan achtereenvolgens over de huidige situatie van de gemeente Oosterhout (hoofdstuk 2) en de externe ontwikkelingen die op komst zijn (hoofdstuk 3). De huidige situatie en de externe ontwikkelingen de komst van de Wet werken naar vermogen (WWNV), aanscherping van de WWB, bezuinigingen, decentralisaties in aanpalende terreinen van de sociale zekerheid en bezuinigingen bij het UWV vormen de context van hoofdstuk 4. Hierin beschrijven wij het re-integratiebeleid met daarbij aanbevelingen naar aanleiding van de huidige situatie en de externe ontwikkelingen. In hoofdstuk 5 staat de uitvoering centraal van aan het re-integratieproces gelieerde onderwerpen: handhaving en fraudebestrijding, terugvordering en verhaal, bezwaar en beroep, sturing en kwaliteit en formatieomvang. Daarbij geven wij aanbevelingen waar wij ruimte zien voor optimalisatie. Tot slot vindt u in hoofdstuk 6 alle aanbevelingen samengevat als antwoorden op de afzonderlijke onderzoeksvragen en mogelijke vervolgstappen. 2

2. Situatie gemeente Oosterhout 2.1 Problematiek Net als in andere gemeenten liep in Oosterhout het aantal WWB-uitkeringen vanaf eind 2008/begin 2009 op als gevolg van de economische crisis. Het college nam hierop in juni 2009 een aantal crisismaatregelen waaronder de uitbreiding van de doelgroep voor Work First en extra gesubsidieerde arbeidsplaatsen. Met deze maatregelen werd het beoogde effect bereikt: het aantal WWB-uitkeringen daalde. Aan de andere kant steeg het aantal Work First plaatsen. Deze stijging zette als gevolg van de crisis verder door tot in 2010 waardoor de kosten stegen. Work First wordt verloond vanuit de re-integratiemiddelen waardoor met de stijging van de kosten er een tekort ontstond op het re-integratiebudget. Dit tekort werd gedekt vanuit de algemene middelen. Het tekort was niet houdbaar en maakte een herijking van het re-integratiebeleid noodzakelijk. In juli 2010 heeft het college ingestemd met de herijking van het re-integratiebeleid. De daarin genomen maatregelen zijn leidend voor de re-integratieactiviteiten in 2011. Ondanks deze maatregelen dreigt er ook voor 2011 een tekort op het re-integratiebudget. In het beleidsplan sociale zekerheid 2011 staat beschreven (p.13) dat dit aan de ene kant komt doordat de genomen maatregelen vanwege eerder aangegane verplichtingen pas op termijn effect hebben. Aan de andere kant is het re-integratiebudget in 2011 ongeveer 10% lager dan in 2010 als gevolg van de rijksbezuinigingen. 2.2 Genomen maatregelen De herijking van het re-integratiebeleid bestond uit een pakket aan maatregelen die onder andere gericht waren op de beperking van Work First en Loonkostensubsidies. De beperking van Work First heeft vorm gekregen in een maximering van het aantal plaatsen op 75, het verkleinen van de doelgroep, afstemming op de hoogte van de mogelijke uitkering en het terugschroeven van de duur van het traject van 12 naar 9 maanden. Daarnaast voert de gemeente geen actief beleid meer voor het aanbieden van re-integratietrajecten aan ANW-ers en Nuggers en gaat terughoudend om met het aanbieden van activerings- en participatietrajecten. In beginsel worden deze laatste alleen ingezet als dit kan dienen als eerste stap naar werk. Tot slot zet de gemeente in 2011 in op flexibele en minder inkoop van re-integratiediensten. Oosterhout heeft de op 1 april 2011 aflopende contracten met een jaar verlengd. Op dit moment wordt er terughoudend omgegaan met inkoop. Klantmanagers moeten meer dan in het verleden zelf doen. Naast de beleidsmaatregelen om de tekorten terug te dringen op het Werkdeel van het Participatiebudget, voert de gemeente beleid om de gemiddelde uitkeringskosten te verlagen door in 2011: 1. Extra in te zetten op de re-integratie van gehuwden. 3

2. Bij re-integratie meer te kijken naar mogelijkheden deeltijduitstroom en tijdelijke uitstroom. 3. Intensivering van het invorderingsbeleid. 2.3 Overige veranderingen In 2011 heeft zich nog een tweetal veranderingen voorgedaan op het terrein van de sociale zekerheid in Oosterhout. Ten eerste is de participatieladder ingevoerd waarop voor elke klant is aangegeven op welke trede hij/zij staat. Zo kunnen de resultaten van het re-integratiebeleid beter inzichtelijk worden gemaakt. Ten tweede zijn in de uitvoering de functies van inkomensconsulent en werkconsulent samengevoegd in de functie van klantmanager. 4

3. Externe ontwikkelingen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk gaan wij in op de vijf ontwikkelingen die van belang zijn voor het toekomstige reintegratiebeleid. Allereerst beschrijven wij de veranderingen die gepaard gaan met de beoogde invoering van de Wet werken naar vermogen (WWNV). De uitvoering van deze Wet wordt neergelegd bij de gemeenten waarmee zij financieel en beleidsmatig de verantwoordelijkheid krijgen. Het aantal klanten en daarmee de werklast zal door de Wet extra toenemen. Vervolgens gaan wij in paragraaf 3.3 in op de aanscherpingen in de WWB die op voorhand worden doorgevoerd. Het kabinet scherpt de verplichtingen aan voor uitkeringsgerechtigden om op zoek te gaan naar een baan. Ook worden maatregelen genomen om te voorkomen dat de bijstand hoger wordt dan het minimumloon. Ten derde worden er, tegelijkertijd met de nieuwe verantwoordelijkheid voor een grotere groep uitkeringsgerechtigden in het kader van de WWNV, bezuinigingen doorgevoerd op de reintegratiemiddelen en middelen voor de WSW. Deze zetten wij uiteen in paragraaf 3.4. Ten vierde zijn naast de WWNV nog drie grote decentralisaties aangekondigd in de jeugdzorg, de AWBZ en de WMO die belangrijk zijn voor het toekomstig re-integratiebeleid van de gemeente (paragraaf 3.5). In paragraaf 3.6 beschrijven wij de bezuinigingen op en bijbehorende nieuwe werkzaamheden van het UWV. Ook deze ontwikkelingen zijn van belang voor hoe de sociale zekerheid er in de toekomst uit komt te zien. Tot slot beschrijven we de directe gevolgen van met name de WWNV voor Oosterhout. 3.2 Wet werken naar vermogen Het huidige kabinet heeft besloten om een stap verder te zetten in de decentralisatie van het beleid en de uitvoering van Werk en Inkomen. Aangesloten wordt bij de adviezen van de commissie De Vries (Werken naar vermogen). De WWB, WSW en Wajong worden grotendeels samengevoegd in de Wet werken naar vermogen. De invoering is voorzien op 1-1-2013. De systematiek van de Wet werken naar vermogen zal naar verwachting veel overeenkomsten vertonen met de huidige WWBsystematiek. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WWNV wordt neergelegd bij de gemeenten. Er moet rekening mee gehouden worden dat de Wajong een grote verdere groei doormaakt. Bij ongewijzigd beleid is de verwachting dat het aantal Wajongers tot 2040 landelijk zal verdubbelen (van 200.000 nu tot 400.000 in 2040). Gemeenten krijgen daardoor met de invoering van de WWNV een belangrijke opgave om de verdere groei in te dammen. De WSW en de Wajong blijven na de invoering van de WWNV bestaan. De WSW is in de toekomst alleen nog maar bedoeld voor de groep mensen die van het UWV-Werkbedrijf de indicatie WSWbeschut krijgen. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling. Het 5

ministerie van SZW verwacht dat het aantal mensen dat jaarlijks een indicatie WSW krijgt daarmee met 2/3 e zal afnemen. De rechten van het zittende bestand WSW-ers zullen niet worden aangetast. Deze groep blijft dus in de WSW, tenzij ze zelf uit de WSW gaan of doordat het arbeidsverband beëindigd wordt door pensioen. De groep die niet meer van de WSW gebruik zal kunnen maken heeft mogelijk aanspraak op een uitkering op grond van de WWNV. De Wajong blijft alleen nog bestaan voor de groep mensen die van het UWV de indicatie volledig en duurzaam arbeidsongeschikt ontvangen. Het UWV is verantwoordelijk voor de uitvoering. Het ministerie verwacht ook voor deze groep dat de instroom in de regeling daardoor met circa 2/3 e zal dalen. De mensen die niet meer voor Wajong in aanmerking komen, hebben mogelijk aanspraak op een uitkering op grond van de WWNV. Het zittende bestand Wajong, verliest niet het recht op Wajong. Wel zal het huidig zittende bestand met arbeidspotentieel een lagere uitkering krijgen (70% i.p.v. 75% WML). De veranderingen zijn in het onderstaande diagram schematisch weergegeven. In de WWNV komen de huidige mensen in de WIJ, de WWB-ers, de Wajongers met arbeidsvermogen (niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (nvda)), de bovenkant WSW (mensen die nu wel en in de toekomst niet meer een diagnose WSW krijgen) en de nuggers. Verder blijft de WSW bestaan voor de doelgroep beschut en de Wajong voor de Wajongers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (vda) zijn. Het overzicht betreft de langere termijn. Het huidige zittende bestand Wajong en WSW is niet in het overzicht opgenomen. Gemeenten worden financieel en beleidsmatig verantwoordelijk voor de WWNV. De systematiek van het Inkomensdeel (het budget dat gemeenten van het rijk ontvangen voor het betalen van de uitkeringen) zal niet veranderen. De risico s worden echter wel groter, omdat het aantal mensen met een uitkering waarvoor gemeenten verantwoordelijk worden en daarmee de budgetten en de uitgaven - toe zal nemen. Tegelijkertijd wordt, ondanks het toenemend aantal klanten, de komende jaren fors op de re-integratiemiddelen bezuinigd. Het aantal klanten en daarmee de werklast voor gemeenten zal door de invoering van de WWNV extra toenemen. Bovendien zal het profiel van de klanten veranderen. Gemeenten zullen zich meer moeten richten op de re-integratie van mensen met een arbeidshandicap. Mensen met een beperkte verdiencapaciteit kunnen aan de slag met de nieuwe systematiek van loondispensatie. 6

3.3 Aanscherpingen WWB en WIJ Naast de invoering van de WWNV brengt het kabinet op voorhand een aantal aanscherpingen aan in de WWB. Het kabinet scherpt de verplichtingen aan voor uitkeringsgerechtigden om op zoek te gaan naar een baan. Ook worden maatregelen genomen om te voorkomen dat de bijstand hoger wordt dan het minimumloon. Uitgangspunt is dat wie kan werken ook moet werken en dat werk moet lonen. De belangrijkste maatregelen zijn: Minimumloon hoger dan bijstand: Door de afbouw van de dubbele heffingskorting voor kostwinners stijgt de bijstandsuitkering harder dan het netto minimumloon. Dat vindt het kabinet ongewenst en daarom wordt de dubbele heffingskorting voor bijstandsgerechtigden afgeschaft, waardoor de netto uitkering daalt. Baan-zoek-plicht voor jongeren: Jongeren zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het vinden van een baan of opleiding. Het kabinet wil jongeren aan het werk of op school zien. Daarom moeten jongeren tot 27 jaar eerst vier weken zelf actief op zoek gaan naar werk en een opleiding voordat een uitkering of ondersteuning kan worden aangevraagd. Tegenprestatie voor een uitkering: Van mensen die een beroep doen op een uitkering vindt het kabinet dat een tegenprestatie mag worden gevraagd. Gemeenten krijgen ruimere mogelijkheden op dit gebied. Scherpere inkomensnorm voor gezinsbijstand: Bijstand is het laatste vangnet. Iedereen moet zoveel mogelijk zelf in zijn inkomen voorzien. Wanneer dat echt niet kan, is er bijstand mogelijk die aanvult tot het sociaal minimum. De bijstand voor gezinnen wordt aangepast. Ouders en inwonende kinderen moeten straks gezamenlijk één uitkering aanvragen. Er wordt dan niet meer alleen gekeken naar de inkomsten van de ouders onderling, maar ook naar die van inwonende kinderen, het huishoudinkomen. Alleenstaande ouders sneller aan het werk: Alleenstaande bijstandsouders met kinderen onder de vijf jaar kunnen een ontheffing krijgen van de plicht om te solliciteren. Deze ontheffing wordt afgeschaft. Om werken te stimuleren, mogen alleenstaande ouders meer bijverdienen, zonder dat de uitkering gekort wordt. Normering gemeentelijk inkomensbeleid: Het kabinet stelt één centrale inkomensgrens. Alleen aan de hand van individuele omstandigheden hebben gemeenten de mogelijkheid om maatwerk te leveren en extra inkomensondersteuning te geven. Minder lang in het buitenland met behoud bijstand: Mensen moeten in Nederland wonen én verblijven om recht op bijstand te hebben. Besloten is dat mensen met een bijstandsuitkering die tijdelijk geen werk hoeven te zoeken voortaan maximaal vier weken per jaar naar het buitenland mogen. Nu is dat nog dertien weken. Voor mensen van 65 jaar en ouder wordt de termijn teruggebracht van 26 weken per jaar naar maximaal acht weken per jaar. 3.4 Bezuinigingen op de re-integratie en de WSW Er wordt fors op de re-integratie en de WSW bezuinigd. De landelijke bezuinigingen op de WSW staan in het onderstaande overzicht. 7

Het geld dat beschikbaar is voor de WSW gaat om twee redenen omlaag. In de eerste plaats gaat de rijksvergoeding per WSW-plek omlaag. Op dit moment ontvangen gemeenten per WSW-plek per jaar nog 25.750,-. Dat bedrag wordt verlaagd tot 22.050,- per jaar. Dat leidt tot een totale ombuiging van 90 mln. in 2013, oplopend tot 290 mln. in 2015. Daarnaast gaat het bedrag voor de WSW omlaag omdat de WSW in de toekomst alleen nog open staat voor de doelgroep beschut. De instroom gaat daardoor omlaag. Dat leidt tot een dalend totaal aantal WSW-ers. Hierdoor daalt het totale budget met 47 mln. in 2014 en 150 mln. in 2015. Daarnaast wordt er gekort op het re-integratiebudget (onderdeel van het huidige Participatiebudget). Het huidige re-integratiebudget en de mutaties daarop zijn opgenomen in de onderstaande tabel. In 2011 is het re-integratiebudget gelijk aan 1.336 mln. Het bedrag wordt nu al elk jaar lager. Vanaf 2014 is het bedrag in de huidige rijksbegroting gelijk aan 1.083 mln./jr. Daarbovenop komt een extra korting. Vanaf 2012 (!) voert het kabinet een korting door op het re-integratiebudget van 400 mln./jr. Daarnaast loopt het budget enigszins op, doordat er extra middelen worden toegevoegd vanwege de overheveling van een deel van de Wajong naar de WWNV. In de laatste rij is zichtbaar dat het budget reeds vanaf 2012 fors omlaag gaat ten opzichte van voorgaande jaren. 3.5 Overige decentralisaties in de jeugdzorg, AWBZ en WMO In het regeerakkoord zijn drie grote decentralisaties in het sociaal domein aangekondigd. Gemeenten kunnen zodoende zo veel mogelijk taken uitvoeren die dichtbij hen staan en waar ze goed in zijn, zo is de gedachte. De overheid wil met het overdragen van taken in totaal 2 miljard bezuinigen. Dit zijn voor burgers, organisaties en gemeenten zeer ingrijpende ontwikkelingen. Het betreft naast de WWNV de volgende decentralisaties: De extramurale begeleiding (individuele begeleiding en dagbesteding) uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt ondergebracht bij de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Gemeenten worden verantwoordelijk voor de maatschappelijke deelname van mensen die dat nu doen door arbeidsmatige dagbesteding. Het individuele recht op ondersteuning van burgers komt te vervallen. In plaats daarvan krijgen gemeenten conform de WMO een compensatieplicht. 8

Het gaat daarbij om zelfredzaamheid en daaruit voortvloeiend deelname aan de maatschappij (participatie). De uitvoering van de jeugdzorg wordt overgedragen van provincies naar gemeenten. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het totaalplaatje: de zorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. De drie decentralisaties vertonen samenhang en overlap waar het de doelgroepen betreft, de aard van de ondersteuning die nodig is, de organisaties die die ondersteuning op dit moment leveren en de planning. Gemeenten zouden ons inziens de decentralisaties in onderlinge samenhang moeten implementeren, zodanig dat er sprake is van een gedeelde analyse van de vraag- en aanbodkant en dat burgers en organisaties vanuit een gedeelde visie en strategie worden benaderd. 3.6 UWV Het kabinet bezuinigt fors op het UWV. Het aantal vestigingen van UWV Werkbedrijf wordt teruggebracht van 100 naar 30 regiovestigingen. Tussen 2012 en 2015 vervallen tussen de vijf- en zesduizend arbeidsplaatsen bij UWV. De bezuinigingen betreffen verder onder meer het reintegratiebudget voor WW-ers (dit re-integratiebudget verdwijnt volledig), de bemiddeling van werkzoekenden in het algemeen en ICT, huisvesting en staf. Met de concentratie op 30 Werkpleinen wordt feitelijk de integrale samenwerking van UWV en gemeenten op de werkpleinen stopgezet. Het UWV onderzoekt op dit moment de mogelijkheden en wenselijkheden over hoe de samenwerking in de toekomst wordt voortgezet. UWV wil in ieder geval vanuit de 30 werkpleinvestigingen met de gemeenten blijven samenwerken op de werkgeversdienstverlening. Verder tonen verschillende gemeenten interesse in de mogelijkheid om aan te sluiten op de elektronische dienstverlening van het UWV. De verwachting is dat de inname van de bijstandsaanvraag een wettelijke taak blijft van het UWV. Dat zal in de toekomst voortaan elektronisch worden afgehandeld. Mensen die een uitkering aanvragen moeten zich blijven inschrijven als werkzoekende bij het Werkbedrijf. Sinds 1 januari 2011 heeft het UWV-werkbedrijf Oosterhout geen formele status meer en is het onderdeel van het Werkbedrijf Breda. 3.7 Gevolgen voor Oosterhout Hierna gaan we eerst in op de situatie in Oosterhout voor wat betreft het aantal mensen dat in Oosterhout (nu nog) afhankelijk is van een WWB, WSW en Wajong-uitkering. Daarna bespreken we de financiële gevolgen voor de gemeente Oosterhout. 3.7.1 Mensen met een uitkering In het onderstaand overzicht zijn de aantallen uitkeringen WWB (onder de 65 jaar), WSW en Wajong opgenomen. Tevens staan de uitkeringsdichtheden voor respectievelijk Oosterhout en Nederland in de tabel (aantal uitkeringen als percentage van het totaal aantal huishoudens). 9

Uit het overzicht blijkt dat de aantallen WWB, WSW en Wajong onder niveau liggen van het landelijk gemiddelde. Dat geldt met name voor de WWB en de Wajong. Het verschil voor het aantal WSWers is minder groot. We hebben de ontwikkeling van de WWB nader onderzocht. Het blijkt dat de zogenoemde bijstandsdichtheid (WWB als percentage van het aantal huishoudens) in Oosterhout vrijwel op hetzelfde niveau zit als het gemiddelde in vergelijkbare gemeenten 1 (zie onderstaande grafiek). In 2009 zie we dat de dichtheid in de referentiegemeenten stijgt, terwijl die in Oosterhout omlaag gaat. Dit komt doordat in dat jaar de toeloop als gevolg van de crisis werd opgevangen door Workfirst. In 2011 zien we het volume in Oosterhout sterk oplopen. De dichtheid komt uit boven de dichtheid in de referentiegemeenten. Dat is ongewenst, zowel om sociale redenen, maar ook om financiële redenen, omdat de kans op (grote) tekorten op het inkomensdeel daardoor toeneemt. 1 Oosterhout is vergeleken met gemeenten die sociaal-economisch en demografisch vergelijkbaar zijn (de referentiegemeenten) het gaat om: Wijchen, Uden, Velsen, Amstelveen, Oss, Ridderkerk, Huizen, Kampen, Noordoostpolder en Venray. 10

In het diagram hebben we ook de ontwikkeling van de bijstandsdichtheid in het COROP-gebied Noord-West Brabant exclusief Oosterhout opgenomen 2. De bijstandsdichtheid in het COROPgebied ligt hoger dan in Oosterhout. Met name in Breda en in Bergen op Zoom zijn er relatief veel bijstandsgerechtigden. De bijstandsdichtheid in Oosterhout lag altijd onder de bijstandsdichtheid in de rest van het COROP-gebied. Dit jaar komt de bijstandsdichtheid door de relatief sterke stijging van de bijstandsafhankelijkheid in Oosterhout boven de dichtheid in het COROP-gebied uit. We hebben onderzocht of er specifieke groepen zijn aan te wijzen waardoor de sterke toename in Oosterhout van de WWB is te verklaren. Het blijkt dat in Oosterhout in vergelijking met andere gemeenten sprake is van een sterke stijging van de WWB over de hele linie. Er is echter sprake van een opvallende stijging van het aantal jongeren onder de 27 jaar; de groep die dus een beroep doet op de nieuwe regeling WIJ. Het aantal jongeren in de WIJ is op dit moment vier keer zo hoog als aan het begin van 2009, terwijl landelijk sprake is van een stijging van 20%. In de onderstaande grafiek kijken we naar de ontwikkeling van de Wajong. Hieruit blijkt duidelijk een stijgende trend. De verwachting is dat als niet wordt ingegrepen het aantal Wajongers landelijk zal verdubbelen van 200.000 nu naar 400.000 in 2040. Ook in Oosterhout blijkt sprake te zijn van een forse jaarlijkse toename. Ons inziens zit hier één van de belangrijkere opgaven voor gemeenten bij de invoering van de WWNV. Gemeenten zullen zich met name na de invoering van de WWNV moeten inzetten om deze trend van toenemende afhankelijkheid van een uitkering te keren. 3.7.2 Financiën In het onderstaand overzicht staat de raming van het re-integratiebudget van de gemeente Oosterhout voor 2011 en volgende jaren. Er is uitgegaan van het budget Werkdeel, dat thans is ondergebracht in het Participatiebudget en het geld dat de gemeente ontvangt voor de WSW. Onder de WWNV worden deze budgetten samengevoegd in een ongedeeld re-integratiebudget. 2 Het COROP-gebied West Noord-Brabant bestaat uit: Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht, Zundert 11

Het Werkdeel is berekend aan de hand van de landelijk beschikbare budgetten, na doorvoering van de korting door het Rijk. Het WSW-budget is berekend aan de hand van het aantal WSW-ers en het verwachte aantal WSW-ers in de gemeente Oosterhout en de landelijke rijksvergoeding die verstrekt wordt per arbeidsjaar. De vergoeding is nu nog 25.750,- en wordt verlaagd naar 22.050,- per arbeidsjaar. Nu is er in totaal nog 7,9 mln. beschikbaar voor Oosterhout. Dat bedrag daalt tot 5,8 mln. in 2015. De vraag is hoeveel geld er resteert voor re-integratie na aftrek van de kosten voor WSW. We bezien het jaar 2015. We gaan uit van drie scenario s. In het optimistisch scenario bedragen de netto kosten voor WSW-ers in de gemeente Oosterhout 22.050 per WSW-plek. Dat is een optimistisch scenario. De kosten zijn dan gelijk aan de rijksvergoeding. In dat geval is er in 2015 vanuit het re-integratiebudget nog 1,259 mln. beschikbaar voor de re-integratie van de doelgroep WWNV, in tegenstelling tot 2,262 mln. in 2011. In het middenscenario kost een WSW-plek 25.750,-. In dat geval is er per saldo nog 499.637 over voor re-integratie. We gaan er dan vanuit dat het SW-bedrijf in staat is de kosten omlaag te brengen tot de huidige rijksvergoeding. Feitelijk is dat ook een optimistisch scenario. 25.750,- is de huidige rijksvergoeding. De gemeente legt daar thans nog op toe. In het pessimistische scenario zijn de kosten per plek 27.000,-. Dat zijn de gemiddelde kosten zoals gehanteerd door de VNG en door Cedris. VNG en Cedris vinden dat realistische kosten. Als het SW-bedrijf in Oosterhout kosten heeft van deze orde van grootte, resteert in het reintegratiebudget 242.809 voor de groepen die onder de WWNV zitten. Kortom, de beschikbare middelen voor re-integratie gaan fors omlaag. De gemeente blijft verantwoordelijk voor het huidig zittend bestand WSW en de nieuwe instroom WSW-beschut. De kosten hiervan kunnen ten laste van het re-integratiebudget worden gebracht. De resterende middelen voor re-integratie zijn dus afhankelijk van de mate waarin het SW-bedrijf in staat is om de kosten voor de SW omlaag te brengen. Ons advies is om duidelijke taakstellende afspraken te maken met het SW-bedrijf over de toekomstige kosten. 3.8 Conclusie Er staan grote veranderingen op stapel op het terrein van werk en inkomen. Er komt een nieuwe Wet werken naar vermogen waarin de WWB en grotendeels de WSW en Wajong worden 12

samengevoegd. Gemeenten worden financieel en beleidsmatig verantwoordelijk voor een grotere groep werkzoekenden, met vaak complexe problemen. Tegelijkertijd wordt er fors bezuinigd op de re-integratiemiddelen. De WWB wordt met ingang van 2012 op een aantal punten, vooruitlopend op de WWNV al aangescherpt. Verder vinden bezuinigingen plaats op het UWV. Het UWV zal zich concentreren op een beperkt aantal werkpleinen. Oosterhout zal zich op de komst van de WWNV moeten voorbereiden. De gemeente ziet zich voor dezelfde opgave gesteld als andere gemeenten. Op de korte termijn heeft Oosterhout, vooral als gevolg van jongeren onder de 27 jaar, te maken met een fors oplopend bijstandsvolume. Deze ontwikkeling vraagt acuut om aanpassingen in het beleid en de uitvoering. 13

4. Re-integratiebeleid 4.1 Algemeen Ons is gevraagd om een quick scan uit te voeren van het re-integratiebeleid van de gemeente Oosterhout. Tevens is ons gevraagd om een advies te geven over het te voeren re-integratiebeleid waarbij geanticipeerd wordt op de toekomstige ontwikkelingen, met de Wet werken naar vermogen. In het hoofdstuk hiervoor zijn de contouren van de WWNV geschetst. De gevolgen van deze wet voor de gemeenten zijn groot. Wij zullen ons advies formuleren langs de lijnen van het reguliere re-integratieproces. Hierna beelden we het proces af onder de WWNV. Het proces is vrijwel identiek aan het huidige proces. Toelichting: Na de werkintake van klanten (geldt zowel voor mensen met een uitkering als voor nuggers) kan een sociaal medische keuring volgen om de afstand tot de arbeidsmarkt te bepalen en om meer richting te krijgen voor het in te zetten re-integratie-instrumentarium. Daarnaast kan een keuring door het UWV er bij een aanvraag ook toe leiden dat iemand een Wajong-uitkering krijgt of dat een indicatie voor (onder de WWNV) WSW-beschut volgt. Na de (eventuele) sociaal-medische keuring volgt het traject gericht op re-integratie. Klanten worden klaargestoomd om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan. Het gaat hier om de aanbodversterking van mensen. Aan de andere kant werken gemeenten, vaak samen met het UWV en het SW-bedrijf, ook aan het stimuleren van de vraag. Immers, er zijn vacatures en baanopeningen nodig om mensen daadwerkelijk aan de slag te krijgen. Daarenboven voeren gemeenten op regionaal niveau vaak gezamenlijk arbeidsmarktbeleid. Het arbeidsmarktbeleid is erop gericht om vraag en aanbod van arbeid in kwantitatieve en in kwalitatieve zin zoveel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. 14

In onderstaande paragrafen staat achtereenvolgens per onderdeel van het re-integratieproces het advies beschreven voor de toekomstige inrichting. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf over mogelijke quick wins in het huidige beleid. 4.2 Intake 4.2.1 Huidig intakeproces Oosterhout Het intakeproces ziet er als volgt uit. Allereerst moet de klant zijn aanvraag voor bijstand indienen bij het UWV. Een medewerker van het UWV bekijkt of de gegevens compleet zijn en maakt een afspraak in de agenda van de klantmanager van de gemeente. Deze verricht een vooronderzoek op basis van de gegevens van de klant. Vervolgens vindt het intakegesprek plaats tussen klant en klantmanager. Deze intake bestaat vervolgens uit een diagnose, het bepalen van recht op een uitkering, handhaving en het type traject dat ingezet wordt. Hierbij is sprake van veel autonomie voor de klantmanager om te bepalen welke klant in welk traject komt. Met de diagnose bepaalt de klantmanager de afstand tot de arbeidsmarkt. Bij twijfel hierover wordt een onderzoek ingekocht bij Salude. Dit is een private onderneming die arbeids-medisch en psychologisch onderzoek verricht. Op basis van de diagnose wordt een traject ingezet of (tijdelijke) ontheffing verleend. 4.2.2 Aanbevelingen intakeproces Voor een goede werking van het activeringssysteem is het belangrijk dat de poort van de WWB en in de toekomst de WWNV goed dicht zit. Het is vaak gemakkelijker om te voorkomen dat iemand afhankelijk wordt van een uitkering dan om iemand vanuit de uitkering weer aan het werk te krijgen. Het uitgangspunt moet zijn dat mensen zelf op zoek gaan naar werk. Het aanvragen van een uitkering moet zoveel mogelijk worden ontmoedigd, terwijl het zelf zoeken naar mogelijkheden om in het eigen onderhoud te voorzien, moet worden gestimuleerd. De eerste vraag die gesteld zou moeten worden als mensen zich melden aan het loket bij de sociale dienst is wat ze eraan gedaan hebben om zelf in hun onderhoud te voorzien. Langs hoeveel uitzendbureaus zijn ze geweest? Hoeveel werkgevers hebben ze direct benaderd? Hoe vaak hebben ze gesolliciteerd en hoeveel sollicitaties hebben ze lopen? Verder zou de bejegening van klanten bij de sociale dienst ons inziens volledig op werk gericht moeten zijn: het gaat hier niet om uitkeringen; het gaat hier om zo snel mogelijk weer aan de slag komen. Ons inziens zouden bij de sociale dienst allerlei activiteiten aangeboden moeten worden gericht op werk, waaraan de klant deel moet nemen, voordat sprake kan zijn van een uitkeringsaanvraag. Denkbaar is dat er een groepsvoorlichting plaatsvindt, waarbij een workshop wordt gegeven gericht op het vinden van regulier werk. Bij de sociale dienst moet ook een vacaturehaag aanwezig zijn, met alle actuele vacatures waar voor de meeste werkzoekenden wel een baan in is te vinden. Voor de groep arbeidsgehandicapten zouden met name na invoering van de WWNV - vooraan in het proces voorzieningen beschikbaar moeten zijn die het mogelijk maken dat zij snel regulier aan de slag kunnen. Het is aan te bevelen om aan de voorkant van het proces ook private partijen, zoals uitzendbureaus in te zetten. Daarnaast moeten er volgens ons vormen van aanvullende 15

werkgelegenheid, met full time banen beschikbaar zijn voor burgers die niet bereid zijn om op positieve wijze mee te werken aan het zo snel mogelijk vinden van een reguliere baan. Tot slot de jongeren onder de 27 jaar. Uit de analyse in hoofdstuk 2 bleek dat er in Oosterhout relatief veel jongeren de bijstand zijn ingestroomd. Daar zit dus een belangrijk knelpunt. Wij adviseren om voor de jongeren al in de geest van de komende wetswijziging in de WIJ te handelen. Daarin komt een baan-zoek-plicht voor jongeren. Jongeren tot 27 jaar moeten eerst vier weken zelf actief op zoek gaan naar werk en/of een opleiding voordat een uitkering of ondersteuning kan worden aangevraagd. Volgens ons zouden jongeren nu al krachtig gestimuleerd moeten worden om zelf een baan te zoeken of om terug te gaan naar school. 4.3 Diagnostiek Bij de re-integratie maken gemeenten gebruik van diagnose-instrumenten. Als onzekerheid bestaat over de fysieke en/of psychische mogelijkheden van mensen om weer aan de slag te gaan, kan onderzoek worden gedaan naar de belastbaarheid. Oosterhout besteedt het onderzoek, zoals vrijwel alle gemeenten, uit aan externe partijen. Naast medisch en psychologisch onderzoek, bestaat een sociaal-medische keuring vaak ook uit een arbeidsdeskundig onderzoek. De uitkomst geeft een leidraad voor de klantmanagers bij de re-integratie en de in te zetten re-integratieinstrumenten. In sommige gevallen leidt de uitkomst tot (tijdelijke) ontheffing van de arbeidsplicht. 4.3.1 Aanbevelingen diagnostiek Door de WWNV krijgen de gemeenten te maken met een nieuwe groep mensen, die voorheen een indicatie voor de WSW of voor de Wajong kregen. Meer klanten hebben daardoor een lichamelijke,- mentale en/of psychische handicap. Diagnose wordt voor gemeenten steeds belangrijker en zij zullen in de toekomst vaker daarvan gebruik gaan maken. Er ligt een relatie met de toekomstige WSW en Wajong. Het UWV is verantwoordelijk voor de indicatiestelling WSW-beschut en voor de indicatiestelling Wajong. Er is een sterke relatie met de diagnostiek in het kader van de WWB nu en in versterkte mate met de toekomstige WWNV. Om redenen van doelmatigheid en uniformiteit richting klanten en richting werkgevers adviseren wij om op het terrein van de diagnostiek de regionale samenwerking te zoeken en de diagnostiek aan te laten sluiten op de diagnostiek van het UWV. 4.4 Loonwaardebepaling In de WWNV wordt geregeld dat gemeenten loondispensatie kunnen geven voor mensen die als gevolg van een verstandelijke, lichamelijke en/of psychische beperking niet in staat zijn zelfstandig 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen. De werkgever hoeft daardoor niet het gangbare loon te betalen, maar betaalt alleen het deel dat de werknemer arbeidsproductief is (= loonwaarde). De gemeente vult vervolgens (ten laste van het inkomensdeel) het inkomen van mensen met recht op een WWNV-uitkering via een aanvullende uitkering aan tot maximaal 100% van het wettelijk minimumloon (WML). Net zoals nu het geval is bij de Tijdelijke wet pilot loondispensatie moet de gemeente straks bij de WWNV eerst via een toegangstoets - uitgevoerd door een onafhankelijke derde - laten vaststellen of 16

de betrokkene tot de doelgroep loondispensatie behoort. Vervolgens wordt de specifieke loonwaarde met een loonwaardemeting vastgesteld. Dat gaat via een in de wet opgenomen en toegestane methode die de arbeidsprestatie van een werknemer op de werkplek meet. Onder de WWNV kan de gemeente in principe slechts tijdelijk voor iemand loondispensatie geven. Periodiek (in ieder geval na maximaal 2 à 3 jaar) moet een nieuwe loonwaardemeting en toegangstoets plaatsvinden. De argumenten om op dit onderwerp samen te werken en een zelfde systematiek te hanteren komen grotendeels overeen met de argumenten voor de diagnostiek. Ook hier gaat het om doelmatigheid, kwaliteit dienstverlening en uniformiteit, zowel richting de werkzoekende als richting de werkgever. Ons advies luidt daarom om de loonwaardebepaling aan te laten sluiten op de diagnostiek en om toe te werken naar een binnen de regio uniform en gemeenschappelijk systeem. 4.5 Re-integratie 4.5.1 Huidige inzet re-integratie instrumenten Oosterhout De klantmanagers kunnen gebruik maken van verschillende instrumenten: Work First, werkgeverssubsidies, re-integratietrajecten en activeringstrajecten. Voor Work First kan iedereen in aanmerking komen waarvan de verwachting is dat hij/zij tussen de drie en negen maanden kan uitstromen naar een reguliere baan. Een klant die naar Work First gaat ontvangt geen uitkering, maar een arbeidsovereenkomst. Daarnaast wordt Work First ook ingezet als diagnose-instrument. In de eerste maand wordt dan beoordeeld of de cliënt productieve arbeid kan verrichten. Zoals beschreven in hoofdstuk twee is in juli 2010 besloten verschillende werkgeverssubsidies te beperken of af te schaffen. De klantmanagers kunnen nog gebruik maken van de inzet van loonkostensubsidies en de no risk polis, zij het in afgeslankte vorm. De loonkostensubsidie wordt ingezet als stimulans voor werkgevers om een kwetsbare werknemer in dienst te nemen. De no risk polis dekt daarbij het risico van uitval vanwege ziekte gedurende het eerste jaar. De re-integratietrajecten die de klantmanagers kunnen inzetten hebben tot doel uitstroom naar werk. Onderdeel hiervan kan ook scholing zijn. De klantmanagers zijn vrij om een keuze voor inkoop te maken bij de partners van de gemeente. Wanneer deze niet bieden wat de klantmanagers vragen is er de vrijheid om los in te kopen. De klantmanagers kunnen naast individuele re-integratietrajecten, groepstrajecten inzetten. Er zijn al drie groepstrajecten ingekocht bij re-integratiebureaus voor mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. De resultaten hiervan zijn goed doordat de groepsdynamiek cliënten motiveert om aan het werk te komen. 4.5.2 Aanbevelingen re-integratie Door de omvangrijke bezuinigingen van het Rijk gaat de re-integratie de komende jaren drastisch veranderen. De budgetten voor WSW en re-integratie worden samengevoegd. Belangrijk is in hoeverre Oosterhout erin slaagt om de (netto) kosten voor de WSW-ers omlaag te brengen. Dat bepaalt immers hoeveel geld (in het integrale re-integratiebudget) resteert voor de andere ambities 17

op het terrein van re-integratie. Uiteraard zijn gemeenten vrij om vanuit de algemene middelen extra geld in te zetten. Maar wij verwachten dat de mogelijkheden daartoe onder de huidige omstandigheden van algehele financiële krapte beperkt zijn. In het onderstaande diagram hebben we de doelgroep WWNV opgedeeld in een aantal subgroepen. Voor de besteding van de middelen vanuit het nieuwe, ongedeelde re-integratiebudget heeft het huidige kabinet in het bijzonder de doelgroepen WSW-beschut en de Loondispensatie op het oog. Er zou zo min mogelijk re-integratie- en uitvoeringsgeld ingezet moeten worden voor mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Zij zijn immers zelf in staat om snel weer aan de slag te komen. Het gaat om het voorkomen van instroom en het stimuleren van de uitstroom van mensen met een korte afstand. Gedacht kan worden aan groepsbijeenkomsten met nadruk op vacatures en solliciteren. In sommige gemeenten worden voor deze groepen goede ervaringen opgedaan in de samenwerking met uitzendbureaus. Ons advies is om voor deze groepen op zoek te gaan naar de meest kosteneffectieve oplossing en zoveel mogelijk te sturen op eigen verantwoordelijkheid. Een andere groep waarvoor de inzet van schaarse re-integratiemiddelen vanuit het perspectief van snelle plaatsing op de reguliere arbeidsmarkt, niet doelmatig is, is de doelgroep participatie. Het gaat hier om de mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die waarschijnlijk nooit meer regulier aan de slag zullen komen. Gemeenten moeten afwegen of voor deze groep nog reintegratiegeld wordt ingezet. Ons advies is om in deze afweging de beschikbare middelen voor welzijn en zorg en de toekomstige ontwikkelingen in de WMO en de AWBZ te betrekken. Het re-integratiebudget wordt aldus, in lijn met de wens van het huidige kabinet, vooral ingezet op de doelgroep WSW-beschut en voor de doelgroep loondispensatie. Voor de doelgroep WSWbeschut gaat het vooral om het saldo van salaris- en begeleidingskosten en de opbrengsten vanuit productie. Voor de doelgroep loondispensatie is een breed scala aan instrumenten en voorzieningen denkbaar, zoals jobcoaching, werkplekaanpassingen, scholing en trajecten. Uitgangspunt is dat zij op een reguliere arbeidsplek komen en daar ook zoveel mogelijk hun 18

begeleiding ontvangen. De middelen voor de aanvulling op het gedispenseerde loon komen ten laste van het Inkomensdeel (dus niet het re-integratiebudget). Denkbaar is dat voor deze doelgroepen ook banen worden gecreëerd in de publieke sfeer, die elders bij de gemeente leiden tot besparingen (belangrijke voorwaarde!). Een voorbeeld is dat deze mensen worden ingezet voor de boodschappenservice in het kader van de WMO of voor het groenonderhoud van de gemeente. Voorkomen moet worden dat er een nieuw contingent Melkertbanen ontstaat, met mensen die vast komen te zitten in dergelijke banen en regulier niet meer aan de slag komen. Samenvattend adviseren wij om de re-integratiemiddelen te richten op de (toekomstige) doelgroep loondispensatie. Voor de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt (nieuwe instroom en bovenkant zittend bestand) adviseren wij om op zoek te gaan naar de meest kosteneffectieve oplossingen: nadruk op eigen verantwoordelijkheid, strenge handhaving, inzet van private partijen zoals uitzendbureaus en eventueel regionale samenwerking. Voor de doelgroep participatie adviseren wij om zeer terughoudend te zijn met de inzet van re-integratiegeld en met name te kijken naar mogelijkheden in de sfeer van de WMO en de AWBZ. 4.6 Werkgeversdienstverlening 4.6.1 Bestaande werkgeversbenadering Goede contacten met werkgevers zijn van belang om te kunnen profiteren van elkaars vraag (vacatures) en aanbod (uitkeringsgerechtigden). De werkgeversbenadering van de gemeente is vormgegeven in het werkgeversservicepunt WerkLink. WerkLink bestaat bijna twee jaar en ontwikkelt zich nog. In WerkLink werken WAVA/!GO het UWV Werkbedrijf Oosterhout en de gemeenten Oosterhout en Drimmelen samen. Zij leveren allen één of meer accountmanagers die vacatures binnenhalen bij werkgevers. WerkLink is geen jobhunting apparaat dat zoekt naar een specifieke baan voor een cliënt. Het is gericht op het aanleveren van vacatures aan onder andere klantmanagers WWB. Ongeveer 15% van de plaatsingen die via WerkLink worden gerealiseerd zijn cliënten uit het WWB-bestand van de gemeente Oosterhout. In 2011 moeten de deelnemende organisaties afspraken maken over de voortzetting van WerkLink. Onder andere over de locatie. Het UWV Werkbedrijf in Oosterhout wordt opgeheven en de deelnemende organisaties beraden zich nog op de nieuwe locatie. Zeker is dat WerkLink wordt voortgezet tot juli 2013 (daarna wordt opnieuw geëvalueerd) en dat het UWV Werkbedrijf Breda daarin deelneemt. Daarnaast heeft ook de gemeente Geertruidenberg besloten zich aan te sluiten bij WerkLink. 4.6.2 Aanbevelingen werkgeversdienstverlening Het huidige kabinet zet sterk in op het aan de slag helpen van uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten bij reguliere werkgevers. Een goede werkgeversbenadering is daarvoor essentieel. Het systeem van de toekomstige WWNV staat en valt met de bereidheid van werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Een grotere betrokkenheid en beschikbaarstelling van vacatures en baanopeningen voor de doelgroep is een absolute must! Het moet voor werkgevers aantrekkelijker en eenvoudiger worden om mensen met een 19

arbeidsbeperking in dienst te nemen. Om werkgevers over de streep te trekken kunnen gemeenten verschillende instrumenten inzetten (loondispensatie, detachering, ondersteuning, werkplekaanpassingen). Werkgevers voelen er niet voor om met afzonderlijke gemeenten, het UWV en het SW-bedrijf zaken te doen. Gemeenten moeten activiteiten als de werkgeversdienstverlening daarom gemeenschappelijk met UWV en SW-bedrijf op een effectief schaalniveau uitvoeren. In het bestuursakkoord (waarover nog discussie bestaat tussen rijk en gemeenten) is afgesproken dat het Rijk ingrijpt bij gemeenten die niet binnen een jaar na in werking treding een effectieve gezamenlijke werkgeversbenadering hebben georganiseerd. De werkgeversdienstverlening in de regio rond Oosterhout zal in dat licht verder moeten worden doorontwikkeld en gepositioneerd. Dat vraagt om goede afstemming met het UWV en Breda. De huidige organisatie WerkLink biedt een goede basis. 4.6.3 Workfirst Een belangrijk instrument tot nu toe in de gemeente Oosterhout was Workfirst. Het Workfirstinstrument wordt uitgevoerd door her SW-bedrijf WAVA/GO!. Het volume en daarmee de kosten ten laste van het re-integratiebudget liepen sterk op, waardoor het instrument is ingeperkt. De vraag is nu wat er in de toekomst met het instrument moet gebeuren. Ons inziens kan het een nuttig instrument zijn om mensen snel weer aan de slag te helpen. Het is echter ook een duur instrument. In de huidige opzet zal het vanuit de beschikbare re-integratiemiddelen waarschijnlijk niet meer betaalbaar zijn. De vraag is in hoeverre het instrument noodzakelijk is als andere zaken goed zijn geregeld: de poort zit goed dicht, waardoor alleen nog maar mensen die het echt nodig hebben in de bijstand komen, mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt worden met inzet van weinig middelen snel weer aan de slag geholpen en er zijn vanuit de werkgeversbenadering voldoende werkplekken bij reguliere werkgevers beschikbaar waarop mensen vanuit de bijstand geplaatst kunnen worden. Volgens ons is het wel nuttig om Workfirst beschikbaar te hebben voor een beperkte groep mensen die om welke redenen dan ook, onvoldoende meewerken om weer aan de slag te komen. Als aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan en als de uitvoering voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen (zie het hoofdstuk hierna), kan overwogen worden om te stoppen met Workfirst in de huidige vorm. 4.7 Arbeidsmarktbeleid 4.7.1 Bestaand arbeidsmarktbeleid De vraag naar en het aanbod van personeel manifesteert zich bij uitstek op regionaal niveau. Bij het regionaal arbeidsmarktbeleid gaat het om het verbeteren van de aansluiting van de vraag naar en het aanbod van arbeid, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Daarbij zijn de volgende vraagstukken aan de orde. Het opzetten van werk-naar-werk trajecten. Aansluiting onderwijs op de (toekomstige) vraag op de arbeidsmarkt. 20

Scholing en re-integratie van werkzoekenden. Bijscholing werknemers. Het regionaal arbeidsmarktbeleid van Oosterhout vindt plaats via het RPA van West-Brabant en het West-Brabanthuis. Het RPA is het regionale overlegorgaan voor de drie O s (overheid, ondernemers, onderwijs). Hierin worden regionale arbeidsmarktafspraken gemaakt die het kader vormen voor het regionale arbeidsmarktbeleid. Daarnaast maken de gemeenten afspraken met branches voor bijvoorbeeld leerwerkplekken. De gemeenten in West-Brabant werken sinds 1 januari 2011 samen in het West-Brabanthuis. Dit is een samenwerkingsverband waarin verschillende gemeenschappelijke regelingen zijn ondergebracht om afstemming tussen de verschillende onderwerpen te optimaliseren en de samenwerking te intensiveren. Een van de gemeenschappelijke regelingen die in het West- Brabanthuis is ondergebracht is het sociaal economisch samenwerkingsverband (SES). Hierin vindt samenwerking plaats ten behoeve van de regionale economie. 4.7.2 Aanbevelingen Vanwege de verwachte kraptes (a.g.v. gelijktijdige ontgroening en vergrijzing) en het risico van mismatch op de arbeidsmarkt, is het steeds meer van belang dat gemeenten, UWV, werkgevers en onderwijs de handen ineen slaan. Samenwerking in de regio kan bijdragen aan de oplossing van regionale knelpunten, en tegelijkertijd groepen met een achterstand op de arbeidsmarkt een reële kans bieden op betaald werk. De verwachting is niet dat de verwachte krapte op de arbeidsmarkt automatisch een oplossing biedt voor het probleem van werkloosheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Voor deze groepen zal ook in tijden van krapte ondersteuning nodig zijn. Belangrijk is dat het regionaal arbeidsmarktbeleid ook aandacht heeft voor de groepen aan de onderkant. Via het regionaal arbeidsmarktbeleid zal ook een verbinding moeten worden gelegd naar de werkgeversbenadering. 4.8 WSW 4.8.1 Het SW-bedrijf Een belangrijk vraagstuk in het kader van de WWNV is hoe de uitvoeringsstructuur voor werk en inkomen er in de toekomst gaat uitzien. Gemeenten zullen zich moeten buigen over het vraagstuk van de regionale samenwerking. Met welke gemeenten wordt op welke terreinen in welke mate samengewerkt. In dat licht zijn hiervoor op de verschillende onderdelen een aantal contouren geschetst. Maar ook op het terrein van de WSW ligt er voor gemeenten een grote opgave. De WSW blijft naast de WWNV bestaan, voor de indicatie beschut. Daarnaast stroomt een grote groep de WWNV in die vroeger een WSW-indicatie (niet-beschut) kreeg. Vraag is wat in de toekomst de rol wordt van het huidige SW-bedrijf. Binnen het bestek van dit onderzoek voert het te ver om daarover een advies te geven. In de praktijk zien we dat in veel regio s de volgende varianten worden onderzocht. 21