Handleiding registratie geriatrische revalidatie



Vergelijkbare documenten
DBC-productstructuur geriatrische revalidatiezorg. Overzicht wijzigingen 2014

Grz productstructuur Gebruikersbijeenkomst DBC-Onderhoud 12 april Mariette Kraayvanger. I. Grz-productstructuur 2013

Aanvullingen handleiding DBC-productstructuur geriatrische revalidatiezorg 2013 d.d. 26 juni 2012

Substitutie? Geriatrische revalidatie van AWBZ naar Zvw

GRZ. Doelgroep geriatrische revalidatiezorg. GRZ, Ontwikkelingen & verwachtingen. - Vivium helpt u verder. Onderdeel langdurige zorg.

revalidatie Toelichting op de grz-productstructuur en spelregels voor de DBC-registratie 2013 Versie 0.3

Logopedie in de DBC systematiek

Voorlichting Handleiding registratiemodules MSRZ 2015

Vragen n.a.v. landelijke bijeenkomst GRZ 15/11/ update 1/3/2013. Pagina 1 van 8

Geriatrische revalidatie

Rapportage GRZ-opbrengstverrekening 2013 DBC Informatie Systeem

Op weg naar verbeterde kostprijzen grz

Handleiding RZ15b. Versie

Met ingang van 1 januari 2013 is de Geriatrische Revalidatie Zorg (GRZ) overgeheveld van de AWBZ naar

BELEIDSREGEL BR/CU Verrichtingenlijst ten behoeve van DBC s

Gebruikersbijeenkomst grz 12 april Even voorstellen..

Handleiding registratie geriatrische revalidatie

Voorgenomen beleid in verband met overheveling geriatrische revalidatiezorg 12 juni 2012

Gelet op artikel 37 Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de volgende regeling vast.

Proeftuinen GRZ. Antoinette Bolscher Hannie Fonk procesbegeleiders proeftuinen GRZ. 8 september 2011

Addendum bij Handboek DOT Controleregels release 2

Specialismespecifieke toelichting op de Registratieregels Klinische Geriatrie. Versie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 27 juni 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Samenwerking en betaalbaarheid palliatieve zorg op maat

Beleidsregel declaratiebepalingen DBC-bedragen en overige bedragen medisch specialistische zorg door of vanwege de zorginstelling

Behandeld door adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Cure CI/12/77c Directie Zorgmarkten Care

Bijlage nadere regel medischspecialistisch. Toelichting regels afleiding

Toelichting op het koppelalgoritme. Versie

Geen. (Potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven

Instructie DBC-registratie Klinische genetica v ingangsdatum instructie 1 januari 2012

Declaratiebepalingen DBC-bedragen en overige bedragen medisch specialistische zorg door of vanwege de zorginstelling

Overzicht bekostiging van behandeling bij Wlz-cliënten in 2016

Revalidatie Friesland Standaard prijslijst DBC-zorgproducten 2019 *

Platform geriatrische revalidatiezorg Amsterdam / Diemen / Amstelveen; een kennisplatform in SIGRA-verband

Tijdelijk verblijf in een instelling, ter vervanging van de bestaande thuissituatie.

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Cure CI/14/3c

Registratieregels RZ15a

0316 Kindergeneeskunde

Veelgestelde vragen over DOT

Handleiding Geriatrische Revalidatiezorg. PlanCare Dossier elektronisch cliënten dossier

Bespreking Actiz 8 maart 2009 Bauke Versteeg, DBC-Onderhoud

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Reumatologie. Versie

Zorgpad Geriatrische Revalidatiezorg

Voorlichting Handleiding registratiemodules MSRZ 2015

Handleiding registratie revalidatiegeneeskunde Versie v

Beleidsregel declaratiebepalingen DBC-bedragen en overige bedragen medisch specialistische zorg door of vanwege de zorginstelling

BELEIDSREGEL CU Invoering DBC s in de geestelijke gezondheidszorg. 1. Algemeen

Wijzigingen in de verpleegkundige zorg thuis naar aanleiding van intrekken beleidsregel MSVT per 2018

Zorgpad Geriatrische Revalidatiezorg

Eerstelijnsverblijf 2017 Regulering in de zorgverzekeringswet NZa-congres van beleid naar praktijk, 22 september Thesra Hilte-olde Scheper

Proeftuinen Naarderheem: Een mooi boeket

Inventariserend onderzoek geriatrische revalidatiezorg

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Inkoopbeleid Geriatrische Revalidatiezorg 2017

BELEIDSREGEL AL/BR-0021

Breder perspectief op herstelzorg

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Gynaecologie

Proeftuinen Geriatrische Revalidatiezorg

Functionele ICT-ondersteuning registratie behandelmodules

Gelet op artikel 37 Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de volgende regeling vast.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Van Telefoonnummer adres Kenmerk I.M. Vermeulen / J.J.Janse. invoering jeugd GGZ: gevolgen voor prestaties en tarieven april 2014

Kostprijsberekening geriatrische revalidatiezorg

CIZ. Wet langdurige zorg door CIZ

Registratieregels. Versie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 10 februari 2009 Betreft Overheveling zorg AWBZ naar Zvw

Zorg uit de Zvw. Wijkverpleging, ELV, GRZ. Judith den Boer

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Administratie- en declaratievoorschriften ZZP-meerzorg Wlz

Wijzigingen in de verpleegkundige zorg thuis naar aanleiding van intrekken beleidsregel MSVT per 2018

EerstelijnsVerblijf en Geriatrische Revalidatiezorg

Inhoudsopgave Wet langdurige zorg... 2 De huisarts en de WLZ... 6

Verduidelijking registratie en declaratie bij overloop-dbc's. Versie 2.0

Zorg na een ziekenhuisopname

Beleidsregel Verpleging in de thuissituatie, noodzakelijk in verband met medisch specialistische zorg

Zorgen over de voorgenomen overheveling van het kortdurend eerstelijnsverblijf naar de Zvw per 2017.

Zorginkoopbeleid 2019

BELEIDSREGEL AL/BR-0040

REGELING GG/NR

Zorg in verzorgings- of verpleeghuis na ziekenhuisopname

3.1 Zorgaanbieder De zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder c van de Wmg.

Eerstelijnsverblijf (ELV) Geriatrische revalidatiezorg (GRZ) Bijeenkomst Wijkverpleging. Eliane Schuurman - v/d Berg Productexpert ELV/GRZ

Doel: Kortdurend Verblijf Hoe aanvragen? Welke locatie in mijn gemeente? Wmo-kortdurend verblijf Ontlasten mantelzorg en

Transferbureau. zorg na ontslag uit het Waterlandziekenhuis

Veranderingen in de GGZ 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Administratie- en declaratievoorschriften ZZP-meerzorg Wlz

Hashcode Samenstelling Grouper

Instructie Intensive Care v (ingangsdatum instructie )

Nedap healthcare Het openen en sluiten van een DBC-(sub)traject

Herziening zorgstelsel. Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Aan: Zorgaanbieders DB(B)C Afzender: Projectorganisatie DB(B)C

Proeftuin revalidatie en herstel bij kwetsbare ouderen. Rob Tips CZ Eefje Perlot - ZZG

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Reglement Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

Zorg na een ziekenhuisopname

Toelichting op de Afsluitreden tabel. Versie

3.3 ZZP-meerzorg tarief Het bedrag per dag dat in rekening gebracht kan worden ter vergoeding van de door de zorgaanbieder geboden ZZP-meerzorg.

JEUGD-GGZ NAAR GEMEENTEN: AFSLUITING DBC S GGZ

ZORG NA ZIEKENHUISOPNAME

Samenvatting voor huisartsen van het beleid Eerstelijns verblijf (ELV) van Menzis

Deze regeling is van toepassing op zorgaanbieders die generalistische basis geestelijke gezondheidszorg (hierna Basis GGZ) leveren.

Transcriptie:

Handleiding registratie geriatrische revalidatie Toelichting op de grz-productstructuur en spelregels voor de DBC-registratie 2014 Versie 1.0 v20131114

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 5 2 Inhoud en afbakening geriatrische revalidatiezorg... 6 2.1 Definitie geriatrische revalidatiezorg... 6 2.2 Beschrijving patiënten doelgroep... 7 2.3 Beschrijving zorgaanbod... 8 2.3.1 Zorg die wel onder DBC-systematiek voor de grz valt... 8 2.3.2 Zorg die niet onder DBC-systematiek voor de grz valt... 9 2.4 Afbakening geriatrische revalidatie en medische specialistische revalidatie... 10 2.5 Ziekenhuisverplaatste zorg... 11 3 De DBC-systematiek voor de grz... 12 3.1 Het kader: de DBC-systematiek... 12 3.2 Positionering van de grz binnen de zorgketen... 12 3.3 Overzicht soorten prestaties voor de grz... 13 3.3.1 Algemeen... 13 3.3.2 Specifiek voor de grz... 13 3.4 De te registreren gegevens in kader van DBC-systematiek... 14 3.4.1 Zorgtraject... 14 3.4.2 Subtraject... 15 3.4.3 Zorgactiviteiten... 16 3.5 Gewenste toekomstige aanpassingen DBC-registratiegegevens... 16 3.5.1 Vastlegging zorgvraag... 16 3.5.2 Vastlegging verwijsgegevens zorgtraject verwijzend specialisme... 16 3.5.3 Vastlegging nevendiagnosen... 17 4 De grz-productstructuur... 18 4.1 Gehanteerde uitgangspunten voor de aanpassing van de productstructuur 2014... 18 4.2 Inhoudelijke uitwerking ambulante vervolgbehandeling... 19 4.2.1 Gehanteerde algemene uitgangspunten... 19 4.2.2 Voorbeeld voor inhoudelijke uitwerking ambulante vervolgbehandeling CVA... 19 4.2.3 Voorbeeld voor inhoudelijke uitwerking ambulante vervolgbehandeling Overige diagnosen... 20 4.3 Aanpassing van de productstructuur... 21 4.4 Overzicht van de zorgproducten... 22 4.5 Profielinformatie... 24 4.6 Nadere toelichting vergoeding kosten geneesmiddelen, hulpmiddelen en vervoer... 25 4.6.1 Geneesmiddelen... 25 DBC-Onderhoud 2 50

4.6.2 Hulpmiddelen... 25 4.6.3 Vervoer... 26 5 Openen en sluiten van zorg- en subtrajecten... 27 5.1 Overzicht zorgtypen... 27 5.1.1 Algemeen... 27 5.1.2 Specifieke toelichting voor de grz... 27 5.2 Het openen van een DBC-zorgtraject... 28 5.2.1 Algemene regels... 28 5.2.2 Specifieke toelichting voor de grz... 28 5.3 Het openen van een subtraject... 29 5.4 Het sluiten van een subtraject... 30 5.4.1 Algemene regels... 30 5.4.2 Specifieke toelichting voor de grz... 30 5.5 Het sluiten van een zorgtraject... 30 6 De vast te leggen zorgtypering... 31 6.1 Algemeen... 31 6.2 De diagnosetypering... 31 6.3 Koppeling ICD9-DE-REV... 32 7 De vast te leggen zorgactiviteiten... 33 7.1 Algemeen... 33 7.2 Verpleegdagen, ambulante behandeldagen en huisbezoeken... 33 7.2.1 Behandelvormen... 33 7.2.2 Te hanteren definities... 34 7.3 Registratie patiëntgebonden behandeltijd... 35 7.4 Overzicht vast te leggen tijdsbesteding per behandelaar... 37 7.4.1 Specialist ouderengeneeskunde... 37 7.4.2 Klinische verpleegkundigen... 37 7.4.3 Overige para(peri)medische behandeldisciplines... 39 7.4.4 Transmurale begeleiding... 40 7.4.5 Inzet praktijkverpleegkundige... 40 8 Vastlegging onderlinge dienstverlening... 41 8.1 Definitie onderlinge dienstverlening... 41 8.2 Registratie en declaratie onderlinge dienstverlening... 41 8.3 Toelichting registratie onderlinge dienstverlening... 42 8.3.1 Triage... 42 8.3.2 Ziekenhuisverplaatste zorg... 42 9 Overgang van 2013 naar 2014... 43 DBC-Onderhoud 3 50

9.1 Beëindiging transitieregeling... 43 9.2 Invoering nieuwe productstructuur, registratieregels en zorgactiviteiten 2014... 43 Bijlage 1: Definities van DBC-begrippen... 44 Bijlage 2: DBC-typeringslijst... 47 Bijlage 3: Zorgactiviteiten grz... 49 DBC-Onderhoud 4 50

1 Inleiding Dit document is een toelichting op de DBC-zorgproductstructuur en registratieregels die per 1 januari 2014 van toepassing zijn voor registratie en declaratie van de geriatrische revalidatiezorg. De handleiding is gebaseerd op de door de NZa vastgestelde beleidsregels en nadere regels over de declaratie en op het document Registratieregels van DBC-Onderhoud dat per 1 januari 2014 voor de ziekenhuiszorg en daarmee de geriatrische revalidatiezorg geldt. Bij het opstellen van de handleiding is waar mogelijk aansluiting gezocht bij al eerder gecommuniceerde informatie van andere betrokken partijen. Voor de aanspraak is dit informatie van VWS en het CVZ, en voor de bekostiging van de NZa. Zie ook de website van het CVZ (www.cvz.nl), de NZa (www.nza.nl) en voor casuïstiek (www.dbcgrz.nl ). Ten opzichte van 2013 zijn voor 2014 de volgende belangrijke aanpassingen in de handleiding verwerkt: Toelichting grz-productstructuur voor 2014. Aanpassing registratie afwezigheidsdag. Wijziging zorgactiviteiten voor vastlegging ambulante behandelsetting. Uitzondering op afsluitregel voor 2e zorgvraag binnen 6 maanden. Wijziging regeling medicatie, hulpmiddelen en vervoer. Beëindiging transitiemodel en invoering bekostiging op basis van DBC s. Dit document is bedoeld als handleiding voor behandelaren en anderen die betrokken zijn bij de DBCregistratie en -declaratie binnen uw zorginstelling. Het onderliggende DBC-model (het zogeheten RSAD-model) en de bijbehorende ICT-eisen voor de DBC-systematiek zijn niet in dit document opgenomen. Hiervoor zijn aparte documenten beschikbaar op de website van DBC-Onderhoud. DBC-Onderhoud 5 50

2 Inhoud en afbakening geriatrische revalidatiezorg 2.1 Definitie geriatrische revalidatiezorg VWS heeft de formulering van de aanspraak voor de grz zoals gaat gelden met ingang van 2013 in juli 2012 formeel vastgesteld. Bij de formulering in het besluit zorgverzekering onder artikel 2.5c is een toelichting verstrekt. De formulering van de aanspraak en de toelichting staan hieronder. VWS besluit aanspraak grz 1. Geriatrische revalidatie omvat integrale en multidisciplinaire revalidatiezorg zoals specialisten ouderengeneeskunde die plegen te bieden in verband met kwetsbaarheid, complexe multimorbiditeit en afgenomen leer- en trainbaarheid, gericht op het dusdanig verminderen van de functionele beperkingen van de verzekerde dat terugkeer naar de thuissituatie mogelijk is. 2. De geriatrische revalidatie valt slechts onder de zorg, bedoeld in het eerste lid, indien: a. de zorg aansluit op verblijf als bedoeld in artikel 2.10 in verband met geneeskundige zorg zoals medischspecialisten die plegen te bieden, waarbij dat verblijf niet vooraf is gegaan aan verblijf als bedoeld in artikel 9 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ gepaard gaande met behandeling als bedoeld in artikel 8 van dat besluit in dezelfde instelling, en b. de zorg bij aanvang gepaard gaat met verblijf als bedoeld in artikel 2.10. 3. De duur van de geriatrische revalidatie, bedoeld in het tweede lid, bedraagt maximaal zes maanden. In bijzondere gevallen kan de zorgverzekeraar een langere periode toestaan. Achtergrond van de overheveling In de Tweede Kamerbrief van mei 2011 staat in bijlage 1 welke zorg is overgeheveld. Ook is aangegeven dat er sprake is van macroneutrale overheveling van zorg. De verwachting is dat de zorg binnen de Zvw efficiënter geboden wordt, waardoor vanaf 2015 een structurele besparing van 50 miljoen wordt gerealiseerd. Ad 1. Kwetsbaarheid en complexe multimorbiditeit zijn omschreven in de Toelichting bij het Besluit van houdende wijziging van onder meer het Besluit zorgverzekering, en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met maatregelen 2013 in het zorgpakket (Stb. 2012, 512). Omschrijving kwetsbaarheid: er is sprake van kwetsbaarheid als er een gelijktijdige afname is op meer gebieden van het vermogen om weerstand te bieden aan fysieke belasting en bedreigingen door omgevingsinvloeden, waarbij sprake is van verlies aan vitaliteit, zowel lichamelijk als geestelijk. Omschrijving complexe multimorbiditeit: er is sprake van complexe multimorbiditeit als de aanwezigheid van ziekten, stoornissen, beperkingen en handicaps leidt tot het verlies van welbevinden, waarbij de oorzaken van de problemen moeilijk te ontrafelen zijn en de effecten van de behandeling van de afzonderlijke ziekten anders kunnen zijn dan verwacht. Ad. 2a Er bestaat aanspraak op grz als voorafgaand aan de (acute) ziekenhuisopname geen verblijf in combinatie met behandeling in een verpleeghuis plaatsvond. DBC-Onderhoud 6 50

Deze voorwaarde is opgenomen omdat grz is gericht op revalidatie van cliënten die kunnen terugkeren naar de thuissituatie (dat kan ook een verzorgingshuis zijn). Van cliënten die voorafgaand aan de (acute) ziekenhuisopname al verblijf en behandeling in een verpleeghuis kregen, wordt niet verwacht dat ze na de revalidatiefase naar de thuissituatie (zijnde zelfstandig wonen of een verzorgingshuis) zullen terugkeren. Als een cliënt voor de ziekenhuisopname al verblijf en behandeling in een verpleeghuis ontvangt, dan bestaat er dus geen aanspraak op grz. Deze cliënten gaan na de acute ziekenhuisopname terug naar de AWBZ-instelling. Cliënten met een ZZP 1 t/m 4 die thuis of in een verzorgingshuis wonen en waarbij terugkeer naar die thuissituatie mogelijk is, hebben wel aanspraak op grz. Ad. 2b Er bestaat alleen aanspraak op grz als een verzekerde redelijkerwijs is aangewezen op multidisciplinaire geriatrische revalidatiebehandeling die in aanvang gecombineerd gaat met verblijf. Cliënten die geen multidisciplinaire zorg nodig hebben, hebben aanspraak op extramurale eerstelijns medische en paramedische zorg. Op dit moment is er nog geen onafhankelijk instrument dat inzichtelijk maakt wie aangewezen is op extramurale grz-zorg, wat deze zorg inhoudt en in hoeverre deze afwijkt van de bestaande eerstelijns medische en paramedische zorg. Het hiervoor bedoelde triage-instrument is nog onvoldoende ontwikkeld en niet gevalideerd met onderzoek. Efficiency en vernieuwing van de zorg vindt plaats doordat specifieke dagbehandeling in aansluiting op de intramurale opname beschikbaar komt. Snellere overgang naar de thuissituatie kan bijdragen aan een succesvolle terugkeer naar zelfstandigheid en maatschappelijke participatie. De huidige dagbehandeling binnen de AWBZ voldeed niet voor deze groep. In de toelichting op de AMVB staat dat de bepaling 2b op termijn mogelijk kan vervallen als de zorg op basis van cliëntkenmerken en zorgpaden geleverd kan worden. Ad. 3 De aanspraak op grz bedraagt maximaal zes maanden. Dit sluit aan bij de indicatiestelling in 2012 in de AWBZ (indicatiestelling van drie maanden die verlengd kan worden met nogmaals drie maanden). De gemiddelde grz-behandeling duurt momenteel 42 dagen. Als terugkeer naar de thuissituatie in zes maanden niet is bereikt, is de kans klein dat dit na de zes maanden wel lukt. In bijzondere gevallen kan de verzekeraar een langere periode toestaan. Er is geen limitatieve lijst van uitzonderingsgevallen omdat er onvoldoende zicht is op de mogelijke uitzondering. 2.2 Beschrijving patiënten doelgroep De grz richt zich op de groep van kwetsbare patiënten met complexe multi-morbiditeit waarbij de leeren trainbaarheid is afgenomen, die na ontslag uit het ziekenhuis in aanmerking komt voor revalidatiebehandeling. De revalidatiebehandeling is gericht op het verminderen van functionele beperkingen waardoor terugkeer naar de thuissituatie mogelijk is. Van terugkeer naar de thuissituatie is sprake als de patiënt terugkeert naar de oude thuissituatie zoals deze was voorafgaand aan de opname in het ziekenhuis (eigen woonsituatie of verblijf in verzorgingshuis) maar ook als sprake is van een nieuwe thuissituatie (nieuwe woning of plaatsing in een verzorgingshuis). DBC-Onderhoud 7 50

De patiënten worden verwezen vanuit het ziekenhuis 1 met behulp van het triage-instrument. In de geriatrische revalidatie worden vijf hoofdpatiëntengroepen onderscheiden: 1. CVA. 2. Electieve orthopedie (geplande knie- /heup- en schouderoperaties). 3. Trauma. 4. Amputaties. 5. Overige aandoeningen (waaronder longziekten, hartziekten, neurologische aandoeningen e.d.). Bovenstaande patiëntengroepen vormen de basis voor de vast te leggen DBC-diagnosen. Voor de uitwerking van de diagnosetypering verwijzen wij u naar hoofdstuk 6. 2.3 Beschrijving zorgaanbod Ter afbakening van de zorg die valt onder de DBC-systematiek wordt het volgende uitgangspunt gehanteerd: De zorg die voldoet aan de aanspraakformulering voor de grz en wordt verstrekt onder verantwoordelijkheid van de specialist ouderengeneeskunde. Deze zorg kan worden aangeboden in een zorginstelling met een toelating voor verblijf met behandeling. Deze paragraaf is onderverdeeld in twee subparagrafen waarbij aangegeven wordt welke zorg wel en welke niet onder de aanspraak en daarmee DBC-systematiek valt. 2.3.1 Zorg die wel onder DBC-systematiek voor de grz valt De volgende zorg wordt binnen de DBC-systematiek voor de grz vastgelegd: Het zorgaanbod bestaat uit intramurale behandeling en ambulante behandeling waarbij de ambulante behandeling alleen onder de grz- aanspraak valt als deze voldoet aan de grz definitie en volgt op de intramurale behandeling. De maximale duur voor de revalidatiebehandeling in het kader van de grz aanspraak bedraagt in principe zes maanden. Als bij de patiënt na de initiële triage tijdens de grz-behandeling sprake is van een verandering in de situatie kan een wijziging van de behandelsituatie optreden. Als de revalidatiebehandeling wordt voortgezet maar de patiënt niet meer kan terugkeren naar de thuissituatie blijft de revalidatiebehandeling onder de grz aanspraak vallen en daarmee onder de DBC-systematiek. Zodra de revalidatiebehandeling is beëindigd, wordt het DBC-zorgtraject afgesloten en gaat de patiënt over naar de AWBZ. 1 Een klein aantal patiënten wordt verwezen vanuit een revalidatiecentrum. Dit kan voorkomen als na initiële triage van de patiënt de situatie van de patiënt wijzigt waardoor de specifieke zorgzwaarte (in verband met de frailty, trainbaarheid e.d. van de patiënt) de mogelijkheden van het revalidatiecentrum overstijgt of de belastbaarheid van de patiënt zodanig is dat deze het tempo en de intensiteit niet aankan. DBC-Onderhoud 8 50

Patiënt die niet direct belastbaar of minder belastbaar is Als de patiënt is getrieerd voor de grz, de medisch specialistische behandeling is afgerond (er is geen indicatie meer voor verblijf in verband met medisch-specialistische zorg) en de patiënt is overgedragen aan de specialist ouderengeneeskunde, valt de behandeling van de patiënt onder het DBC-zorgproduct voor de grz. De patiënt kan nog wel onder controle van de medisch-specialist zijn en het DBC-zorgproduct voor de ziekenhuiszorg hoeft dus nog niet te zijn afgesloten. Wel is de behandeling voor de aandoening waarvoor geriatrische revalidatie is aangewezen aan de specialist ouderengeneeskunde overgedragen. In de praktijk kan door de (zeer) geringe belastbaarheid van de patiënt meteen na de opname dikwijls nog geen echte revalidatiebehandeling plaatsvinden, maar deze zorg valt na de opname wel onder het DBC-zorgproduct voor de grz. Als de medisch specialistische behandeling nog niet is afgerond, dan valt de behandeling in het ziekenhuis onder verantwoordelijkheid van de medisch-specialist en valt deze zorg onder het DBC-zorgproduct voor de ziekenhuiszorg. Transfer van verpleeghuis naar thuissituatie Het verpleeghuis is verantwoordelijk voor de transfer van de patiënt naar huis en overdracht naar de eerste lijn; deze zorg valt binnen de het DBC-zorgproduct voor de grz. Behandeling in thuissituatie bij proefverlof Als een grz-patient met proefverlof gaat, valt de benodigde behandeling in de thuissituatie tijdens het verlof onder de verantwoordelijkheid van de specialist ouderengeneeskunde. De voor het proefverlof noodzakelijke behandeling in de thuissituatie valt onder het DBC-zorgproduct voor de grz. 2.3.2 Zorg die niet onder DBC-systematiek voor de grz valt De volgende zorg valt niet onder de DBC-systematiek voor de geriatrische revalidatiezorg: De revalidatiebehandeling van patiënten die vóór de medisch-specialistische interventie al langdurige behandeling met verblijf ontvingen of de patiënten waarbij bij opname in het verpleeghuis duidelijk is dat verblijf in een eigen woonsituatie of een verzorgingshuis niet haalbaar is. Deze zorg valt onder de prestatie VV9b. Op 12 december 2012 is de formulering voor de prestatie VV9b door VWS vastgesteld als bijlage bij de Regeling Zorgaanspraken voor 2012. Voor de inhoud hiervan wordt verwezen naar de publicatie in de Staatcourant. Een patiënt herstelt aansluitend aan een ziekenhuisopname in het verpleeghuis zonder dat sprake is van kwetsbaarheid en multi-morbiditeit en/of integrale en multidisciplinaire behandeling (waarbij behandeling zich bijvoorbeeld beperkt tot alleen fysiotherapie). In dat geval is geen sprake van de beoogde doelgroep en/of een integrale en multidisciplinaire aanpak waardoor deze zorg niet voldoet aan de grz aanspraak. Deze zorg valt onder een van de overige VV prestaties in het kader van de AWBZ. De extramurale behandeling van patiënten onder verantwoordelijkheid van de huisarts en de extramurale thuiszorg. Deze zorg valt onder de eerstelijnszorg of de thuiszorg in het kader van de WMO. Consult van een ander specialisme / revalidatiearts op verzoek van de specialist ouderengeneeskunde. Dit consult wordt door de medisch specialist vastgelegd binnen het al lopende ziekenhuis DBC-traject van de desbetreffende medisch specialist of als intercollegiaal consult (mits wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden). In beide gevallen maakt het consult onderdeel uit van de ziekenhuis-dbc. DBC-Onderhoud 9 50

Als een specialist oudergeneeskunde op verzoek van de huisarts een consult verleent. Dit consult valt onder de hiervoor beschikbare prestatie in het kader van de AWBZ en maakt geen onderdeel uit van de grz aanspraak. Als de grz revalidatiebehandeling is beëindigd en de patiënt in afwachting van terugkeer naar de thuissituatie nog in het verpleeghuis verblijft bestaat voor dit verblijf ( verkeerd bed problematiek) geen Zvw aanspraak meer. Deze (verkeerd bed) dagen maken geen onderdeel uit van de grz DBC-zorg en worden niet in het kader van de DBC-systematiek vastgelegd. Triage De triage is geen onderdeel van het DBC-zorgproduct voor de grz. De behandelend medisch specialist is verantwoordelijk voor de doorverwijzing van de patiënt, waardoor de triage onder het DBC-zorgproduct voor de ziekenhuiszorg valt. Dit geldt ook voor de transfer van de patiënt van het ziekenhuis naar het verpleeghuis; deze is onderdeel van de verwijzing en valt onder de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis en hiermee onder het DBC-zorgproduct voor de ziekenhuiszorg. Indien de SO / het verpleeghuis op verzoek van het ziekenhuis hieraan een bijdrage levert, valt dit onder onderlinge dienstverlening en worden de kosten onderling verrekend op basis van de hierover gemaakte afspraken met het ziekenhuis (voor de toelichting op de onderlinge dienstverlening wordt verwezen naar hoofdstuk 8). Grz die niet direct aansluitend op ziekenhuisopname plaatsvindt Als er sprake is van een indicatie voor grz, maar de patiënt zelf besluit om naar huis te gaan, dan vervalt de aanspraak op grz. Dit betekent in principe dat voor deze patiënt geen DBC-zorgproduct voor de grz geopend mag worden. Het komt soms voor dat een patiënt met een indicatie voor grz ondanks goede voorlichting vanuit het ziekenhuis toch naar huis is gegaan. Als deze patiënt alsnog - bijvoorbeeld na een paar dagen - opgenomen moet worden, kan de verzekerde contact opnemen met de zorgverzekeraar om mogelijke oplossingen te vinden. Patiënt die niet in aanmerking komt voor grz, maar vanwege zijn thuissituatie niet direct vanuit ziekenhuis terug naar huis kan Deze zorg valt niet onder het DBC-zorgproduct voor de grz. Als er noodzaak is voor verpleging of verzorging, dient hiervoor een indicatie voor de AWBZ aangevraagd te worden. 2.4 Afbakening geriatrische revalidatie en medische specialistische revalidatie De geriatrische revalidatie en de medisch specialistische revalidatie richten zich ieder op eigen doelgroepen met een andere zorginhoud waardoor in de praktijk weinig sprake is van overlap. De geriatrische revalidatie richt zich op de (veelal) oudere patiënt en diens zorgsysteem. De revalidant wordt gekenmerkt door kwetsbaarheid, complexe multi-morbiditeit en verminderde leer- en trainbaarheid. Dit alles betekent een andere complexiteit van de behandel/hersteluitgangssituatie van de patiënt. Mede als gevolg hiervan is sprake van een ander behandeldoel. Het doel van de grz behandeling is het dusdanig verminderen van de beperkingen dat terugkeer naar de thuissituatie mogelijk is. DBC-Onderhoud 10 50

De behandelmethodiek binnen de geriatrische en medisch specialistische revalidatie komt wel grotendeels overeen. 2.5 Ziekenhuisverplaatste zorg Soms worden grz-patiënten die medisch specialistisch nog niet zijn uitbehandeld overgeplaatst naar het verpleeghuis om aan te sterken. Deze herstelzorg maakt geen onderdeel uit van het DBCzorgproduct voor de grz. Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de zorg voor de patiënt totdat er geen indicatie meer is voor verblijf in verband met de medisch specialistische zorg en de overdracht naar de SO heeft plaats gevonden. Deze zorg valt onder het DBC-zorgproduct voor de ziekenhuiszorg. Als deze zorg op verzoek van het ziekenhuis plaats vindt in het verpleeghuis, is er sprake van onderlinge dienstverlening conform de NZa-regelgeving voor de medisch specialistische zorg. Voor de registratie van onderlinge dienstverlening wordt verwezen naar hoofdstuk 8. DBC-Onderhoud 11 50

3 De DBC-systematiek voor de grz 3.1 Het kader: de DBC-systematiek Een DBC-zorgproduct in de grz kent twee componenten: 1. De typering van de zorgvraag en 2. De behandeling die wordt ingezet. De zorgvraag wordt door de specialist ouderengeneeskunde getypeerd met behulp van de zogenaamde typeringslijst en betreft het zorgtype en de diagnose. De behandeling van de patiënt wordt vastgelegd in de vorm van uitgevoerde zorgactiviteiten. Dit zijn zorgactiviteiten voor de behandelsetting (verpleegdag, ambulante behandeldag en huisbezoek) en voor de patiëntgebonden tijd per behandeldiscipline. Het DBC-zorgproduct wordt afgeleid uit de combinatie van de diagnose en de geregistreerde zorgactiviteiten. Na beëindiging van de behandeling wordt het subtraject afgesloten op basis van de geldende afsluitregels en wordt het subtraject aangeboden aan de grouper. De grouper leidt op basis van de beslisregels voor de productstructuur het bijbehorende zorgproduct af. Dit zorgproduct wordt voorzien van een tarief gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Hiernaast wordt deze informatie aangeleverd aan het landelijke DBC Informatie Systeem (DIS). Meer informatie over het DBC-model (RSAD model) en de bijbehorende ICT-specificaties voor de DBC-systematiek kunt u vinden op de website van DBC-Onderhoud. 3.2 Positionering van de grz binnen de zorgketen De grz maakt onderdeel uit van een zorgketen die is onder te verdelen in een viertal fasen: 1. Voorbereidende fase. 2. Acute/operatiefase. 3. Revalidatiefase. 4. Behandeling, zorg en ondersteuning thuis. Binnen deze zorgketen is sprake van ziekenhuiszorg, grz en eerstelijnszorg/extramurale thuiszorg die ieder apart bekostigd worden. De DBC-zorg in het kader van de grz betreft de navolgende activiteiten. Fase Onderdelen Waarvan grz DBC-activiteiten 1. Voorbereidende fase 2. Acute / operatiefase Behandeling ziekenhuis Triage/doorverwijzing 3. Revalidatiefase Revalidatie behandeling Assessment / opstellen behandelplan Intramurale behandeling Aansluitende vervolg ambulante behandeling 4. Behandeling, zorg en ondersteuning thuis Thuiszorg 1e lijnszorg DBC-Onderhoud 12 50

De voorbereidende fase valt niet onder de grz aanspraak. Deze zorg vindt plaats vanuit de eerste lijn onder verantwoordelijkheid van de huisarts (eerstelijnszorg) of de behandelend medisch specialist van het ziekenhuis (DBC ziekenhuis). Opgemerkt wordt dat de prevalidatie zoals als term geïntroduceerd is binnen de proeftuinen, geen onderdeel uitmaakt van de grz-aanspraak. De medisch specialist opent voor de ziekenhuisbehandeling een DBC-zorgproduct voor de ziekenhuiszorg. De behandelend medisch specialist is tevens verantwoordelijk voor triage en doorverwijzing van de patiënt; dit is onderdeel van het DBC-zorgproduct van de betreffende medisch specialist. Indien sprake is van een grz-aanspraak voor de patiënt, opent de specialist ouderengeneeskunde bij de eerste activiteit in het kader van de grz-behandeling een DBC-zorgtraject voor de patiënt. Binnen dit DBC-zorgtraject worden alle zorgactiviteiten vastgelegd die onder verantwoordelijkheid van de specialist ouderengeneeskunde in het kader van de grz-behandeling worden verricht. Dit betreft onder meer het assessment, het opstellen van het behandelplan, het voorbereiden van het ontslag van de patiënt naar de thuissituatie, de intramurale revalidatiebehandeling en indien van toepassing de hierop volgende ambulante revalidatiebehandeling. De eventueel hierop volgende monodisciplinaire behandeling / thuiszorg vindt plaats vanuit de eerste lijn onder verantwoordelijkheid van de huisarts of in het kader van de WMO. 3.3 Overzicht soorten prestaties voor de grz 3.3.1 Algemeen De DBC-systematiek voor de ziekenhuiszorg kent DBC-zorgproducten en overige zorgproducten. De overige zorgproducten zijn onderverdeeld naar vier groepen: Supplementaire producten Eerstelijnsdiagnostiek (ELD) Paramedische behandeling en onderzoek en Overige verrichtingen De grz kent geen overige zorgproducten waardoor voor de grz uitsluitend de DBC-zorgproducten van toepassing zijn. 3.3.2 Specifiek voor de grz Voor de grz zijn vanaf 2013 in principe alleen de DBC-zorgproducten als prestatie in het kader van de specialistische zorg die onder de Zvw valt relevant. Dit betreft de DBC-zorgproducten conform de vastgestelde productstructuur voor de grz zoals opgenomen in zorgproductgroep 998415 voor de Geriatrische revalidatie. DBC-Onderhoud 13 50

Prestaties die niet van toepassing zijn voor de grz Voor de grz gelden geen OZP s. Indien een specialist ouderengeneeskunde een consult op verzoek van de huisarts verricht, valt dit onder de hiervoor beschikbare AWBZ-prestatie. Deze is te vinden in de NZa beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven extramurale zorg. In het kader van de Zvw is binnen de grz geen sprake van een verkeerd-beddag. Indien voor de grz-patiënt de revalidatiebehandeling is beëindigd, stopt de zorgaanspraak in het kader van de Zvw. 3.4 De te registreren gegevens in kader van DBC-systematiek Met de invoering van de DBC-systematiek per 1 januari 2013 dienen per patiënt de navolgende gegevens vastgelegd te worden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar zorgtraject, subtraject en de zorgactiviteiten. Een zorgtraject bevat een of meer subtrajecten. Aan de subtrajecten worden de zorgactiviteiten gekoppeld. In onderstaand schema wordt de relatie tussen de begrippen zorgtraject, subtraject en zorgproduct en het DBC-proces in beeld gebracht. Registreren Zorgtraject = zorgactiviteit Subtraject 1 Subtraject 2 Samenvatten + Diagnose + Diagnose Afleiden Grouper Grouper ZP Zorgproduct ZP Zorgproduct Declareren Declaratiesysteem zorginstelling Figuur 1: Samenhang tussen de begrippen uit de registratie en de relatie met het DBC-proces. Voor de nadere toelichting wordt verwezen naar het document Registratieregels zoals te vinden is op de website van DBC-Onderhoud. 3.4.1 Zorgtraject Bij een zorgtraject dienen de volgende gegevens te worden vastgelegd: 1. Patiëntnummer 2. Geslacht 3. Leeftijd DBC-Onderhoud 14 50

4. Zorgtrajectnummer Een uniek nummer waarmee het zorgtraject binnen de instelling wordt geïdentificeerd. Dit nummer kan automatisch worden gegenereerd door het registratiesysteem. 5. Verwijsgegevens Gegevens over de verwijzing van de patiënt naar het specialisme dat het zorgtraject opent. 6. Behandelend specialisme AGB-specialismecode van het specialisme dat het zorgtraject opent. 7. Begindatum De begindatum waarop de eerste activiteit plaatsvindt naar aanleiding van de zorgvraag van de patiënt. Dit kan de datum van de opname of het eerste onderzoek/activiteit zijn. 8. Einddatum Dit is de datum waarop het zorgtraject wordt afgesloten. In de meeste gevallen kan het ICTsysteem de einddatum automatisch invullen op basis van de vaste afsluitregels. 3.4.2 Subtraject Het subtraject is het resultaat van een geautomatiseerd samenvattingsproces binnen de zorginstelling. Dit proces levert de volgende gegevens op: 1. Subtrajectnummer Een uniek nummer waarmee het subtraject binnen de instelling wordt geïdentificeerd. Dit nummer kan automatisch worden gegenereerd door het registratiesysteem. 2. Begindatum De begindatum van een subtraject is: de datum waarop de eerste activiteit plaatsvindt bij het openen van het zorgtraject. Bij een subtraject met zorgtype 11 kan dit de datum van de opname of het eerste onderzoek/activiteit zijn; of bij een subtraject zorgtype 21 de dag na het afsluiten van het vorige subtraject. 3. Einddatum Dit is de datum waarop het subtraject wordt afgesloten. In voorkomende gevallen kan het ICTsysteem op basis van de afsluitregels de einddatum automatisch invullen. 4. Zorgtype De code van het zorgtype. 5. Specialismecode AGB-code van het specialisme dat deze behandeling uitvoert. 6. (Typerende) Zorgvraag Nog niet van toepassing voor de grz. De vastlegging van dit veld is afhankelijk van de nog vast te stellen uitwerking voor de zorgvraagzwaarteclassificatie. 7. (Typerende) Diagnose De typerende diagnose is de diagnose waarmee de geleverde zorg over de te declareren periode ( is het subtraject) het best kan worden getypeerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de diagnosecode uit de typeringslijst. 8. Afsluitreden subtraject De afsluitreden wordt gecodeerd vastgelegd. De lokale instellingsapplicaties kunnen de afsluitredenen volledig automatisch afleiden. DBC-Onderhoud 15 50

3.4.3 Zorgactiviteiten Zorgactiviteiten dienen gekoppeld te worden aan een zorgtraject. Het koppelen kan gebeuren: direct bij het registreren van de zorgactiviteit, of via het zogenaamde koppelmechanisme van het ICT-systeem. Het koppelen dient te gebeuren voordat de uiteindelijke declaratiedataset naar de grouper wordt gestuurd. Bij de zorgactiviteiten dienen de volgende gegevens vastgelegd te worden. 1. Zorgactiviteitnummer Een uniek nummer waarmee de zorgactiviteit binnen de instelling wordt geïdentificeerd. Dit nummer kan automatisch worden gegenereerd door het registratiesysteem. 2. Zorgactiviteit De code van de zorgactiviteit uit de Zorgactiviteitentabel. Het is toegestaan om bij registratie gebruik te maken van een eigen codestelsel. Bij het versturen van de zorgactiviteiten naar de grouper, het DIS of voor facturatie dienen deze codes echter wel te worden omgezet naar de bijbehorende codes uit de Zorgactiviteitentabel. 3. Datum van uitvoering zorgactiviteit Datum dat de zorgactiviteit is uitgevoerd. 4. Specialisme aanvrager AGB-code van het specialisme dat de zorgactiviteit heeft aangevraagd. 5. Specialisme uitvoerder AGB-code van het specialisme dat de zorgactiviteit heeft uitgevoerd. 6. Uitvoerende instelling Dit is de AGB-code van de instelling waar de zorgactiviteit is uitgevoerd in geval van uitbestede activiteiten (WDS). 7. Aantal Het aantal uitgevoerde zorgactiviteiten. Bij de geriatrische revalidatie is het mogelijk om bij het gebruik van zorgactiviteiten die een aantal minuten vertegenwoordigen een waarde tussen 1 en 999 op te geven. 3.5 Gewenste toekomstige aanpassingen DBC-registratiegegevens In het kader van verdere doorontwikkeling van de grz-productstructuur worden de volgende wijzigingen/ aanpassingen onderzocht. De onderstaand genoemde ontwikkelingen zijn dus nog niet van toepassing per 1 januari 2014. 3.5.1 Vastlegging zorgvraag Op dit moment vindt binnen een expertgroep de uitwerking van een zorgvraagzwaarteclassificatie plaats. Uitgaande van de planning dient eind 2013 de inhoudelijke uitwerking van de zorgvraagzwaarte beschikbaar te zijn met als doel de zorgvraagzwaarte medio 2014 te gaan registreren. 3.5.2 Vastlegging verwijsgegevens zorgtraject verwijzend specialisme Om inzicht te krijgen in de zorgketen is het wenselijk om naast de verwijzende instelling en het verwijzende specialisme ook het DBC-zorgtrajectnummer van het verwijzende specialisme vast te leggen. Voor 2014 is dit nog niet verplicht in afwachting van de landelijke ontwikkelingen op dit gebied. DBC-Onderhoud 16 50

3.5.3 Vastlegging nevendiagnosen Binnen de grz is veelvuldig sprake van multimorbiditeit die van invloed is op het behandelproces. Daarom wordt bekeken in hoeverre het wenselijk is om in de toekomst ook nevendiagnosen vast te leggen. Dit is mede afhankelijk van de uitwerking van de zorgvraagzwaarteclassificatie waarin mogelijk nevendiagnosen een rol spelen. In het huidige DBC-registratiemodel kunnen maximaal zeven nevendiagnosen worden vastgelegd. DBC-Onderhoud 17 50

4 De grz-productstructuur Per 1 januari 2013 is de geriatrische revalidatiezorg (grz) overgeheveld van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de zorgverzekeringswet (ZVW) en vindt de declaratie plaats op basis van DBC-zorgproducten. Met ingang van 1 januari 2014 vervalt het transitiemodel en dient de DBC-productstructuur, naast de declaratie, ook ter bekostiging van de grz. De productstructuur voor 2013 betrof een overgangsstructuur die in de komende jaren nog verder doorontwikkeld wordt richting het gewenste eindmodel. Naast de beoogde meer fundamentele doorontwikkeling richting het eindmodel, heeft voor 2014 een herijking van de productstructuur 2013 plaats gevonden. De belangrijkste reden hiervoor is dat de grz-productstructuur voor 2013 is gebaseerd op de aangeleverde DBC-gegevens van voorloperinstellingen over 2011 waarin de ambulante behandeling nog nagenoeg niet is verdisconteerd. Om de verdere inhoudelijke invulling en innovatie van de ambulante grz-vervolgzorg mogelijk te maken zijn voor 2014 nieuwe zorgproducten aan de grz-productstructuur toegevoegd. Deze aanpassing wordt in dit hoofdstuk nader toegelicht. Hiernaast is voor 2014 een wijziging in de DBC-registratie doorgevoerd die betrekking heeft op de vastlegging van de ambulante behandeling en de afwezigheidsdag. De hiervoor doorgevoerde wijzigingen in de zorgactiviteiten worden toegelicht in hoofdstuk 7. 4.1 Gehanteerde uitgangspunten voor de aanpassing van de productstructuur 2014 Bij de uitwerking van de aanpassingen voor de productstructuur 2014 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: De opzet van de productstructuur voor 2013 vormt het uitgangspunt voor de productstructuur 2014. Binnen de grz is sprake van integrale DBC-zorgproducten die zowel de intramurale grzbehandeling als de eventueel hierop volgende ambulante grz-behandeling voor de betreffende patiënt omvatten. Voor 2014 zijn geen nieuwe DBC-gegevens en kostprijzen uitgevraagd; de over 2011 aangeleverde DBC-data van de voorloperinstellingen en de over 2010 aangeleverde kostprijzen dienen als basis voor de zorgproductprofielen en tarieven 2014. De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de vastgestelde prijsindexcijfers. Door het ontbreken van data met betrekking tot de ambulante behandeling is voor de inhoudelijke uitwerking van de ambulante vervolgbehandeling gebruik gemaakt van de expertbenadering. Voor de nieuwe zorgproducten worden experttarieven bepaald op basis van de opgestelde expertprofielen voor de ambulante vervolgbehandeling en de bestaande kostprijzen. DBC-Onderhoud 18 50

4.2 Inhoudelijke uitwerking ambulante vervolgbehandeling 4.2.1 Gehanteerde algemene uitgangspunten Met behulp van een expertgroep, bestaande uit inhoudelijke deskundigen vanuit het veld, is de ambulante grz-vervolgbehandeling inhoudelijk uitgewerkt. De expertgroep heeft de volgende algemene uitgangspunten ten aanzien van de inhoudelijke invulling van de ambulante behandeling geformuleerd: Betreft kortdurende op herstel gerichte revalidatiebehandeling die voldoet aan de aanspraakformulering. De gemiddelde behandelduur van de ambulante vervolgbehandeling bedraagt 6 weken met eventueel verlenging naar 12 weken. Behandeling vindt plaats op meerdere dagen per week. Hantering vooraf vastgestelde streefontslagdatum. Als stimulans voor de substitutie van klinisch naar ambulant is de ambulante vervolgbehandeling wenselijk voor alle diagnosegroepen. Op basis van verschil qua behandelintensiteit wordt onderscheid gemaakt naar de groep van CVA en de groep van overige diagnosen. Ambulante behandeling kan zowel in dagbehandeling, poliklinisch als thuis plaatsvinden. De ambulante vervolgbehandeling is inclusief de eventueel noodzakelijke dagbestedings- /verblijfsfaciliteiten. De afleiding naar zorgproduct vindt plaats op basis van het aantal uren; het aantal behandeldagen voor de ambulante vervolgbehandeling speelt geen rol in de afleiding. De am,bualnate behandeldag maakt wel onderdeel uit van het zorgprofiel dat als basis dient voor de tariefberekening voor het DBC-zorgproduct. Gegeven bovenstaande uitgangspunten heeft de expertgroep op basis van de huidige inzichten en praktijkervaring de volgende inhoudelijke uitwerking voor de ambulante vervolgbehandeling voor de CVA en de groep van Overige diagnosen gedefinieerd. 4.2.2 Voorbeeld voor inhoudelijke uitwerking ambulante vervolgbehandeling CVA Opgemerkt wordt dat onderstaande uitwerking, die als basis is gehanteerd voor de bepaling van de uurgrenzen binnen de productstructuur, slechts dient als voorbeeld voor de invulling van deze zorg. Afhankelijk van de zorgvraag bepaald de specialist oudergeneeskunde welke zorg daadwerkelijk wordt ingezet waarbij het totaal aantal gerealiseerde behandeluren uiteindelijk bepaalt welk zorgproduct wordt afgeleid. Gemiddeld 5 individuele behandelingen van ieder een half uur per week (bijvoorbeeld fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, psycholoog) en; gemiddeld 3 groepsbehandelingen (van elk 1 uur en groepsgrootte 4-6 personen) per week (bijvoorbeeld oefen-, cognitie- en afasiegroep) en; gemiddeld 130 minuten voor de intake en consulten specialist ouderengeneeskunde (130 minuten) uitgaande van een behandelduur van 6 weken en; gemiddeld 2 maal MDO en 2 maal zorgplanbespreking uitgaande van een behandelduur van 6 weken en; administratie en rapportage (opslag 30%). DBC-Onderhoud 19 50

Berekening van het gemiddeld aantal patiëntgebonden uren voor een CVA patiënt Uitgaande van bovenstaande invulling krijgt de gemiddelde CVA patiënt 5,5 uur revalidatiebehandeling per week (5 individuele behandelingen van een half uur en 3 groepsbehandelingen van ieder een uur). Dit betreft omgerekend gemiddeld 5,3 patiëntgebonden uren per week (na toepassing groepsfactor en opslag indirecte tijd). Bij een ambulante vervolgbehandeling van 6 weken bedraagt het gemiddeld aantal patiëntgebonden uren 32 en bij 12 weken 64 uur. Dit aantal patiëntgebonden uren zoals gebruikt wordt voor de afleiding binnen de grz-productstructuur is als volgt bepaald. Individuele behandeling: uitgangspunt 5 individuele behandelingen per week van elk een half uur. Dit betreft 150 minuten directe patiëntgebonden tijd per patiënt per week en 900 minuten directe patiëntgebonden tijd per 6 weken. Groepsbehandeling: uitgangspunt 3 groepsbehandelingen per week van ieder 1 uur. Uitgaande van de inzet hierbij van in totaal 4 behandelaren en een gemiddelde groepsgrootte van 5 patiënten betreft dit per patiënt 48 minuten (240 minuten behandeltijd / 5 patiënten) directe patiëntgebonden tijd per week en 288 minuten directe patiëntgebonden tijd per 6 weken. Tijdsbesteding specialist ouderengeneeskunde: uitgangspunt 130 minuten directe patiëntgebonden tijd per 6 weken. MDO en/of zorgplan bespreking (ZPB): uitgangspunt 2 MDO s en 2 ZPB s per patiënt per 6 weken. Uitgaande van 10 minuten per MDO waarbij 4 behandeldisciplines aanwezig zijn betreft dit per patiënt 80 minuten indirecte patiëntgebonden tijd per 6 weken. Uitgaande van 30 minuten per ZPB betreft dit per patiënt 60 minuten directe patiëntgebonden tijd per 6 weken. Administratie en rapportage: uitgangspunt 30% opslag. Op basis van bovenstaande uitgangspunten bedraagt de patiëntgebonden tijd per 6 weken 1458 minuten (900+288+130+80+60). Uitgaande van een opslag van 30% bedraagt de totale patiëntgebonden tijd 1895 minuten per 6 weken. Afgerond bedraagt dit gemiddeld per patiënt 32 uur patiëntgebonden tijd bij een behandelperiode van 6 weken en 64 uur bij een behandelperiode van 12 weken. 4.2.3 Voorbeeld voor inhoudelijke uitwerking ambulante vervolgbehandeling Overige diagnosen Opgemerkt wordt dat onderstaande uitwerking, die als basis is gehanteerd voor de bepaling van de uurgrenzen binnen de productstructuur, slechts dient als voorbeeld voor de invulling van deze zorg. Afhankelijk van de zorgvraag bepaalt de specialist oudergeneeskunde welke zorg daadwerkelijk wordt ingezet, waarbij het totaal aantal gerealiseerde behandeluren uiteindelijk bepaalt welk zorgproduct wordt afgeleid. Gemiddeld 4 individuele behandelingen van ieder een half uur per week (bijvoorbeeld fysiotherapie, ergotherapie) en; gemiddeld 1 groepsbehandeling (1 uur en groepsgrootte 4-6 personen) per week (bijvoorbeeld oefengroep) en; gemiddeld 130 minuten voor de intake en consulten specialist ouderengeneeskunde (130 minuten) uitgaande van een behandelduur van 6 weken en; DBC-Onderhoud 20 50

gemiddeld 2 maal MDO en 2 maal zorgplanbespreking uitgaande van een behandelduur van 6 weken en; administratie en rapportage (opslag 30%). Berekening van het gemiddeld aantal patiëntgebonden uren voor een niet-cva patiënt Uitgaande van bovenstaande invulling krijgt de gemiddelde niet-cva patiënt 3 uur revalidatiebehandeling per week (4 individuele behandelingen van een half uur en 1 groepsbehandeling van een uur). Dit betreft omgerekend gemiddeld 3,8 patiëntgebonden uren per week(na toepassing groepsfactor en opslag indirecte tijd). Bij een ambulante vervolgbehandeling van 6 weken bedraagt het gemiddeld aantal patiëntgebonden uren 23 en bij 12 weken 46 uur. Dit aantal patiëntgebonden uren zoals gebruikt wordt voor de afleiding binnen de grz-productstructuur is als volgt bepaald. Individuele behandeling: uitgangspunt 4 individuele behandelingen per week van elk een half uur. Dit betreft 120 minuten directe patiëntgebonden tijd per patiënt per week en 720 minuten directe patiëntgebonden tijd per 6 weken. Groepsbehandeling: uitgangspunt 1 groepsbehandeling per week van 1 uur. Uitgaande van de inzet hierbij van 1 behandelaar en een gemiddelde groepsgrootte van 5 patiënten betreft dit per patiënt 12 minuten (60 minuten behandeltijd / 5 patiënten) directe patiëntgebonden tijd per week en 72 minuten directe patiëntgebonden tijd per 6 weken. Tijdsbesteding specialist ouderengeneeskunde: uitgangspunt 130 minuten directe patiëntgebonden tijd per 6 weken. MDO en zorgplanbespreking (ZPB): uitgangspunt 2 MDO s en 2 ZPB s per patiënt per 6 weken. Uitgaande van 10 minuten per MDO waarbij 3 behandeldisciplines aanwezig zijn betreft dit per patiënt 60 minuten indirecte patiëntgebonden tijd per 6 weken. Uitgaande van 30 minuten per ZPB betreft dit per patiënt 60 minuten directe patiëntgebonden tijd per 6 weken. Administratie en rapportage: uitgangspunt 30% opslag. Op basis van bovenstaande uitgangspunten bedraagt de patiëntgebonden tijd per 6 weken 1042 minuten (720+72+130+60+60). Uitgaande van een opslag van 30% bedraagt de totale patiëntgebonden tijd 1355 minuten per 6 weken. Afgerond bedraagt dit gemiddeld per patiënt 23 uur patiëntgebonden tijd bij een behandelperiode van 6 weken en 46 uur bij een behandelperiode van 12 weken. 4.3 Aanpassing van de productstructuur Om invulling te geven aan de ambulante vervolgbehandeling zijn op basis van bovenstaand expertprofiel de bestaande zorgproducten nader gedifferentieerd door toevoeging van het aantal ambulante behandeluren. Bij de invulling van de ambulante vervolgbehandeling is op basis van het verschil qua behandelintensiteit onderscheid gemaakt in de groep van CVA-producten en de zorgproducten voor de overige diagnosen. Op basis van de huidige inzichten en praktijkervaring bedraagt de duur van de gemiddelde ambulante vervolgbehandeling gemiddeld circa zes weken waarbij de behandelduur eventueel verlengd kan worden tot twaalf weken. Uitgaande van de in de aanspraak vastgestelde maximale duur van de grz-behandeling van zes maanden zijn aan de huidige productstructuur DBC-Onderhoud 21 50

achttien (18) extra producten toegevoegd bestaande uit het (klinisch) aantal behandeluren opgehoogd met het aantal uren voor de ambulante vervolgbehandeling van respectievelijk 6 weken en 12 weken. Om tot een juiste afleiding te kunnen komen zijn de bestaande (klinische)producten die nog geen bovengrens kenden, voorzien van een bovengrens (maximaal aantal behandeluren) waardoor het gemiddelde profiel van deze zorgproducten licht wijzigt. Deze bovengrens is gebaseerd op de maximale behandelduur voor het desbetreffende zorgproduct en de gehanteerde norm ten aanzien van het aantal behandeluren per week. Voor de productstructuur 2014 zijn de volgende grenzen voor de verschillende zorgproducten vastgesteld. Tabel 1: Overzicht grenzen aantal behandeluren zorgproducten Bestaande producten Nieuwe producten Gehanteerde grens voor de behandeluren Regulier Intensief Klin met ambulant vervolg regulier Klin met ambulant vervolg lang CVA + 32 uren +64 uren Klinisch meer dan 19 weken N.v.t. N.v.t. N.v.t. Klinisch 13-19 weken t/m 110 uren >110 uren N.v.t. Klinisch 8-13 weken t/m 75 uren >75 t/m107 uren >107 uren Klinisch 4-8 weken 6,5 uren/week <= 39 uren >39 t/m 52 uren >52 t/m 84 uren >84 uren Klinisch 2-4 weken 6,5 uren/week <= 20 uren >20 t/m 26 uren >26 t/m 58 uren >58 uren Klinisch t/m 2 weken 6,5 uren/week <= 7 uren >7 t/m 13 uren >13 t/m 45 uren >45 uren Overige diagnosen +23 uren +46 uren Klinisch meer dan 19 weken N.v.t. N.v.t. N.v.t. Klinisch 13-19 weken t/m 76 uren >76 uren N.v.t. Klinisch 8-13 weken t/m 52 uren >52 t/m 75 uren >75 uren Klinisch 4-8 weken 4,5 uren/week <= 27 uren >27 t/m36 uren >36 t/m 59 uren >59 uren Klinisch 2-4 weken 4,5 uren/week <= 14 uren >14 t/m 18 uren >18 t/m 41 uren >41 uren Klinisch t/m 2 weken 4,5 uren/week <= 5 uren >5 t/m 9 uren >9 t/m 32 uren >32 uren 4.4 Overzicht van de zorgproducten In de productstructuur 2014 zijn ten opzichte van 2013 een aantal bestaande producten van een bovengrens voorzien, dit ter onderscheid van de nieuwe zorgproducten. Dit betreft de volgende zorgproducten. Overzicht gewijzigde zorgproducten per 01-01-2014 998418039 92 tot maximaal 133 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 110 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg DBC-Onderhoud 22 50

998418043 57 tot maximaal 91 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 75 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418047 29 tot maximaal 56 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 39 uren tot maximaal 52 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418022 29 tot maximaal 56 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 39 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418050 15 tot maximaal 28 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 20 uren tot maximaal 26 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418029 15 tot maximaal 28 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 20 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418053 Maximaal 14 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 7 uren tot maximaal 13 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418034 Maximaal 14 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 7 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418054 Meer dan 133 verpleegligdagen bij Geriatrische revalidatiezorg 998418056 92 tot maximaal 133 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 76 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418060 57 tot maximaal 91 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 52 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418064 29 tot maximaal 56 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 27 uren tot maximaal 36 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418026 29 tot maximaal 56 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 27 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418067 15 tot maximaal 28 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 14 uren tot maximaal 18 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418032 15 tot maximaal 28 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 14 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418070 Maximaal 14 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 5 uren tot maximaal 9 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418036 Maximaal 14 verpleegligdagen (behandeling tot maximaal 5 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg Hierna zijn voor 2014 de volgende nieuwe zorgproducten toegevoegd. Overzicht nieuwe zorgproducten per 01-01-2014 998418038 92 tot maximaal 133 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 110 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418041 57 tot maximaal 91 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 107 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg DBC-Onderhoud 23 50

998418042 57 tot maximaal 91 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 75 uren tot maximaal 107 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418045 29 tot maximaal 56 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 84 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418046 29 tot maximaal 56 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 52 uren tot maximaal 84 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418048 15 tot maximaal 28 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 58 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418049 15 tot maximaal 28 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 26 uren tot maximaal 58 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418051 Maximaal 14 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 45 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418052 Maximaal 14 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 13 uren tot maximaal 45 uren) na Beroerte bij Geriatrische revalidatiezorg 998418055 92 tot maximaal 133 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 76 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418058 57 tot maximaal 91 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 75 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418059 57 tot maximaal 91 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 52 uren tot maximaal 75 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418062 29 tot maximaal 56 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 59 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418063 29 tot maximaal 56 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 36 uren tot maximaal 59 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418065 15 tot maximaal 28 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 41 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418066 15 tot maximaal 28 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 18 uren tot maximaal 41 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418068 Maximaal 14 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 32 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 998418069 Maximaal 14 verpleegligdagen (behandeling van meer dan 9 uren tot maximaal 32 uren) bij Geriatrische revalidatiezorg 4.5 Profielinformatie Per zorgproduct wordt een landelijk gemiddeld zorgprofiel bepaald op basis van de onderliggende data. De grz- zorgproductprofielen zijn gebaseerd op de door de instellingen aangeleverde en hierna door DBC-Onderhoud geschoonde DBC-gegevens over 2011. Deze dataset bevat 7.219 afgesloten DBC-zorgtrajecten aangeleverd vanuit 32 zorginstellingen. De gemiddelde zorgprofielen geven aan in welke mate de verschillende zorgactiviteiten voorkomen binnen de voor grz-ontwikkelde zorgproducten. DBC-Onderhoud 24 50