mr. S.C. Welschen, jurist afdeling Kennis, tevens advocaat bij Vereniging Eigen Huis Datum: 13 december 2017 Onderwerp: Notitie bewijsvermoeden

Vergelijkbare documenten
Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 26 april 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 13 juni 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 28 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 6 maart 2018

[naam], wonende te Delfzijl, hierna ook te noemen: de eigenaar, eigenaar van de woning aan de [adres] te Delfzijl (hierna het pand).

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 7 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 18 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 27 november 2017

Expertise- Taxaties- Advisering

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 19 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 21 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 17 augustus 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 januari 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 10 november 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 3 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 december 2016

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 december 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 25 januari 2017

Het wonder van het bewijsvermoeden in een bestuursrechtelijke jas. Prof. mr Peter van Buuren 24 april 2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 8 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 17 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 21 februari 2019

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 april 2017

Schadevergoeding bij gaswinning: burgerlijke rechter of bestuursrechter? Mr. G.J. (Gert) Visser 24 april 2019

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 15 maart 2018

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 22 december 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 2 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

Thema s. 1. De procedure. 2. Het bewijsvermoeden. 3. De schade-experts. 4. Aannemersvariant. 5. Oude schades claimen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

1. Rechtvaardig. 1. Uitgangspunten

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 30 november 2016

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

van naar Drie Protocollen

BIJLAGE 3 BIJ SAMENWERKINGSAFSPRAKEN NAM-EZ-NCG REGLEMENT ARBITER BODEMBEWEGING EERSTE AFDELING - ALGEMEEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Artikel 1 - Definities In dit reglement hebben de volgende woorden en uitdrukkingen de volgende betekenis:

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

Wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

ECLI:NL:RBNNE:2015:389

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Notitie gebiedsafbakening

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

[verzoeker], wonend te [woonplaats], en elf anderen,

1 Bent u op de hoogte van de nieuwe berichtgeving over de schadeafhandeling in Groningen?

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST

ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 september 2015 in de zaak tussen

ECLI:NL:RBROT:2016:665

De bodem in beweging: wie betaalt de rekening?

ECLI:NL:RVS:2015:1768

NAM wil nieuwe aanpak in schadeafhandeling Zuidlaren

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:OGEAA:2016:286

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

B., hierna te noemen onderneemster,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum. Nieuw schadeprotocol Groningen. Geachte Voorzitter,

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen.

Vragen en antwoorden Versterkingsprogramma Eemsmond

Geschatte waarde veel hoger dan andere taxaties. Klacht te vroeg ingediend. Nog geen uitvoering rechterlijk vonnis.

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

COMMENTAREN-, KLACHTEN- EN GESCHILLENREGELING

CBE-1142 (030)

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

COMMENTAREN-, KLACHTEN- EN GESCHILLENREGELING

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

Transcriptie:

Van: mr. S.C. Welschen, jurist afdeling Kennis, tevens advocaat bij Vereniging Eigen Huis Inleiding Op 31 december 2016 werd het bewijsvermoeden inzake Groningse gaswinningsschade in het Burgerlijk Wetboek opgenomen. Toegevoegd werd artikel 6:177 a, dat als volgt luidt: 1.Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk. 2. De benadeelde kan zich slechts beroepen op het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, indien hij de exploitant, bedoeld in artikel 177, op diens verzoek de relevante bescheiden betreffende het gebouw of werk ter inzage geeft indien hij daarover beschikt, en de exploitant genoegzaam gelegenheid geeft de schade te onderzoeken. Doel van deze notitie is te onderzoeken of en zo ja op welke wijze het bewijsvermoeden inmiddels wordt toegepast en hoe hierover door arbiters en rechters wordt geoordeeld. Valt hier een bestendige lijn in te ontdekken? Om dat te beoordelen zijn de rechterlijke uitspraken en de uitspraken van de arbiters bodembeweging die in het afgelopen jaar m.b.t. gaswinningsschade zijn gedaan geanalyseerd. Hieronder een verslag. Rechterlijke uitspraken Onder de zoekterm aardbeving zijn op www.rechtspraak.nl voor het jaar 2017 zo n 12 civielrechtelijke uitspraken te vinden, waarvan er ook enkele over waardedaling als gevolg van gaswinningsschade gaan en bijvoorbeeld over het benoemen van een voorlopig deskundige. De uitspraken in kort geding laat ik buiten beschouwing. Een voorbeeld van een zaak die over gaswinningsschade als gevolg van mijnbouwwerkzaamheden gaan, is de volgende: Rechtbank Noord-Nederland 15 november 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4350 (de inmiddels bekende zaak van de heer Zwarberg) NAM voerde hier aan dat het bewijsvermoeden niet zou moeten worden toegepast, omdat de schade zich buiten het aardbevingsgebied heeft voorgedaan. Deze stelling bevreemdt de rechtbank, omdat NAM aan een groot aantal bewoners in de directe omgeving wel schade heeft vergoed, het expertiserapport niet uitsluit dat er in de betreffende omgeving gaswinningsschade kan ontstaan en de woning van eiser boven het Groningenveld ligt. 13 december 2017/notitie bewijsvermoeden Pagina 1 van 7

Hoewel vaststaat dat er sprake is van scheefstand die al tot scheurvorming heeft geleid, blijkt uit niets dat die scheefstand al voor de aardbevingen een gevaar vormde voor de constructieve veiligheid. Het bewijsvermoeden moet dus wel degelijk worden toegepast, aldus de Rechtbank. Dat betekent dat het aan de NAM is tegenbewijs te leveren. Zij dient aannemelijk te maken dat de bodembeweging door gaswinning niet de oorzaak is van de schade. Dat kan de NAM doen door aan te tonen dat de schade een andere oorzaak heeft, aldus de rechtbank. De rechtbank voegt daaraan toe dat een latente kwetsbaarheid van de woning in beginsel het causaal verband tussen de aardbeving en de schade niet doorbreekt. De NAM slaagt niet in het aanleveren van afdoende tegenbewijs. Rechtbank Noord-Nederland, 5 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4402 Hoewel deze uitspraak dateert van voor de invoering van het bewijsvermoeden in de wet, is deze wel relevant in het kader van het (aantonen van) causaal verband tussen mijnbouwactiviteiten en schade. De rechtbank laat hierin namelijk zien dat causaal verband tussen bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten en schade aan woningen snel wordt aangenomen (r.o. 4.16): Verder is van belang dat het bij aansprakelijkheid op grond van artikel 6:177 BW gaat om een vergaande risicoaansprakelijkheid die is ingevoerd in het kader van de verbetering van de (rechts)bescherming van derden. Bij de invoering van de Mbw en de uitbreiding daarbij van artikel 6:177 BW tot aansprakelijkheid voor schade als gevolg van bodembeweging zijn het belang van de burger bij het uitblijven van schade en het belang van de gemeenschap bij mijnbouwactiviteit gewogen: de burger moet vergunde mijnbouwactiviteit gedogen en de exploitant heeft de verplichting om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat schade wordt veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de winning. Niettemin kan schade ontstaan. Die schade moet dan niet voor rekening komen van degene die moet gedogen, maar voor rekening van degene wiens activiteiten aanleiding zijn (geweest) voor het ontstaan ervan en die van deze activiteiten economisch profijt heeft (kamerstukken 26 219, nr. 3, 6.6 en 11.3). Hij moet daarbij de slachtoffers en de aan hen toebehorende onroerende goederen, nemen zoals deze zijn. Dat wil zeggen dat schade die mede voortvloeit uit een bepaalde latente kwetsbaarheid van het slachtoffer en/of het onroerend goed in beginsel het causaal verband tussen de aardbeving en de schade niet doorbreekt en dus door de veroorzaker (volledig) moet worden vergoed. Uitspraken arbiters Sinds de oprichting van de Arbiter Bodembeweging in 2016 zijn in totaal 1.833 zaken aangemeld. Hiervan zijn 478 zaken afgehandeld. Van die 478 hebben de arbiters in 166 zaken uitspraak gedaan. In 169 zaken is het niet tot een schouw en zitting gekomen, maar heeft Centrum Veilig Wonen een schikking getroffen met de eigenaar. In 122 zaken is tijdens de schouw en zitting toch nog overeenstemming bereikt. De overige 22 zaken zijn ingetrokken of niet ontvankelijk voor arbitrage (bron: website NCG). 13 december 2017/notitie bewijsvermoeden Pagina 2 van 7

Er zijn 100 uitspraken van de Arbiters Bodembeweging gepubliceerd. Met de zoekterm 'bewijsvermoeden' komen 72 uitspraken op. In vrijwel al die kwesties wordt door Arbiters het bewijsvermoeden wordt toegepast. Soms voert de NAM nog aan dat dat in het betreffende geval niet zou moeten, maar daarmee zijn arbiters het doorgaans niet eens. Enkele voorbeelden uit 2017: Zaak 17-1151 Groningen, 10 oktober 2017 Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt in gevolge het thans geldende artikel 6:177a lid 1 BW vermoed dat die schade veroorzaakt is door de exploitatie van dat mijnbouwwerk. De aardbevingen in de provincie Groningen veroorzaken veel voorkomende en vaak gelijksoortige schade, zoals scheuren in het metselwerk en de afwerkingen van gevels, binnen wanden en plafonds van woningen. Dit soort schade kan naar het oordeel van de arbiter in ieder geval worden aangemerkt als fysieke schade die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem door gaswinning zou kunnen zijn. De arbiter is van oordeel dat de schades die in geschil zijn, schade betreft die naar haar aard redelijkerwijs het gevolg van bodembeweging door mijnbouwwerkzaamheden ten behoeve van het winnen van gas zou kunnen zijn. Het staat vast dat zich een groot aantal soortgelijke schadegevallen voordoen in het gebied waar zich bodembeweging voordoet als gevolg van gaswinning. Het gaat immers steeds om scheurvorming. Daarnaast heeft de NAM in de ingediende zienswijze bevestigd dat het in onderhavige zaak gaat om scheurvorming welke naar haar aard het gevolg had kunnen zijn van een beving. [ ] De arbiter hanteert dit bewijsvermoeden in elk geval voor de gehele provincie Groningen, omdat voldoende harde criteria voor een andere geografische afbakening ontbreken. Nu de schade(s) zich voordoet in de plaats Groningen, is de arbiter van oordeel dat de schade is ontstaan in het gebied waar zich bodembeweging kan voordoen als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld. Hier vindt het wettelijk bewijsvermoeden dan ook toepassing. Het is dan ook aan de NAM om dit bewijsvermoeden ten aanzien van deze schade te ontzenuwen. [ ] De arbiter overweegt dat het aan de NAM is om aannemelijk te maken dat de schade niet wordt veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van gaswinning. De arbiter overweegt voorts dat het zaaien van twijfel onvoldoende is om de causaliteit te weerleggen. De bedoeling van de wetgever, bij de totstandkoming van art. 6:177a BW is geweest, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis, de positie van de eigenaar in het proces wezenlijk te versterken. De NAM dient als aansprakelijk gestelde partij aannemelijk te maken dat de schade niet valt terug te voeren op aardbeving(en) die door gaswinning is/zijn veroorzaakt. Gelet op de bedoeling van de wetgever bij de totstandkoming van deze wet, worden zware eisen gesteld aan de weerlegging van het bewijsvermoeden, zodanig dat het bewijsvermoeden eerst is weerlegd wanneer de arbiter op grond van de op dat moment voorhanden zijnde stukken tot de overtuiging komt dat uitsluitend die andere oorzaak of oorzaken de schade heeft veroorzaakt. (pagina s 4,5 en 6) 13 december 2017/notitie bewijsvermoeden Pagina 3 van 7

Zaak 17-1196 Groningen, 19 september 2017 De NAM stelt zich in deze zaak op het standpunt dat de benadeelde zich op grond van artikel 6:177 a lid 2 BW slechts kan beroepen op het bewijsvermoeden indien de benadeelde de NAM voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om de schade te onderzoeken. Dat zou in casu niet het geval geweest zijn, aldus de NAM. Arbiter deelt die mening niet: De exploitant is genoegzaam gelegenheid geboden de schade aan het pand te onderzoeken. Dat de NAM zelf op het laatste moment, dat wil zeggen op het moment dat de zaak bij de arbiter is ingepland, wacht met het plannen dan wel verrichten van nader onderzoek, betekent niet dat de NAM daartoe in de gelegenheid gesteld dient te worden omdat de eigenaar anders geen beroep kan doen op het wettelijk bewijsvermoeden. Voorts is deze zaak door de arbiter de NAM nimmer verweer t.a.v. die planning heeft gevoerd. De stelling van de NAM dat deze zaak op te korte termijn door de Arbiter Bodembeweging is ingepland en aldus geen dan wel onvoldoende onderzoek heeft kunnen uitvoeren houdt dan ook geen stand. De arbiter is dientengevolge van oordeel dat de eigenaar zich wel kan beroepen op het bewijsvermoeden van art. 6:177a lid 1 BW. Bij onderstaande bespreking van de schades past de arbiter dan ook het bewijsvermoeden toe. (p.4). Ook hier beroept de NAM er zich weer op dat het voor het weerleggen van het bewijsvermoeden voldoende is als zij aannemelijk maakt dat de schade een andere oorzaak heeft dan een beving en dat geen 100% zekerheid is vereist. En ook hier is de mening van Arbiter weer de volgende: het zaaien van twijfel is onvoldoende om de causaliteit te weerleggen. Zaak 17-1083 Groningen, 18 september 2017 Ook in deze zaak stelt de NAM dat het bewijsvermoeden in de betreffende zaak niet van toepassing is en, indien dat toch wordt gehanteerd, stelt zij dat twijfel zaaien voldoende is om dit vermoeden te weerleggen. Het toepassen van het bewijsvermoeden zoals hierboven beschreven, gebeurt door de Arbiters Bodembeweging in vrijwel elke zaak. Soms slaagt NAM in het tegenbewijs, maar veel vaker niet. Een greep uit de argumenten: Zaak 16/63 Hoogezand, 26 juni 2017 Alles overwegende is de arbiter van oordeel dat uit de stellingen van de eerstelijnsexpert niet de conclusie kan worden getrokken dat de opgetreden schade aan de woning van de eigenaar uitsluitend, danwel hoogst waarschijnlijk een andere oorzaak heeft dan aardbeving. Voorzover de eerstelijnsexpert namens de NAM heeft willen aantonen dat juist de ondeugdelijke (te zwakke) constructie van de fundering de enige oorzaak kan zijn van de zaaknummer: 16/63 6 datum uitspraak: 26 juni 2017 opgetreden schade, gaat de arbiter daar niet in mee. In dat verband wijst de arbiter op de vergaande risicoaansprakelijkheid van de NAM als exploitant van de gaswinning in Groningen. De NAM is aansprakelijk voor de door gaswinning veroorzaakte schade, ook wanneer die schade mede voortvloeit uit een bepaalde latente kwetsbaarheid van de woning. De NAM moet de slachtoffers/gedupeerden en de aan hen toebehorende onroerende goederen nemen zoals deze zijn (zie Rechtbank Noord Nederland, 5 oktober 2016; ECLI:RBNNE:2016:4402). 13 december 2017/notitie bewijsvermoeden Pagina 4 van 7

Zaak 16/204 Slochteren, 25 april 2017 Voor wat betreft de schades op foto s 40 en 42 overweegt de arbiter dat de door de eerstelijnsexpert aangevoerde oorzaak in feite niet meer inhoudt dan een mogelijke oorzaak. De arbiter wijst er daarbij op dat de eerstelijnsexpert een mogelijke oorzaak noemt, zonder dat een bouwkundig onderzoek naar de oorzaak van de schades heeft plaatsgevonden. Het is gebleven bij de stelling dat sprake is van zetting/zakking van de vloer. Deze mogelijke andere oorzaak is niet, althans onvoldoende, onderbouwd. De contra-expert betwist de door de eerstelijnsexpert gestelde oorzaak en stelt dat de schades zijn veroorzaakt dan wel verergerd door aardbeving(en). De arbiter heeft geen handvatten om aan de verklaring van de eerstelijnsexpert meer gewicht toe te kennen dan aan de verklaring van de contra-expert. In deze situatie prevaleert het wettelijk vermoeden dat de schades zijn veroorzaakt dan wel verergerd door aardbeving(en). Zaak 16/152 Leermens, 13 april 2017 De arbiter overweegt dat, nu tussen partijen vaststaat dat de schade niet primair door aardbevingen is veroorzaakt, het voor toepassing van het bewijsvermoeden niet in de weg staat dat de schade bestaat uit een verergering van reeds bestaande schade. Ook bij een verergering is sprake van schade welke is ontstaan door beweging van de bodem als gevolg van de exploitatie van een mijnbouwwerktuig ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld. Immers zou zonder een aardbeving welke het gevolg is van de gaswinning die schade, bestaande uit de verergering, niet zijn ontstaan. [.] Iemand die schade lijdt door toedoen van een ander, heeft er recht op teruggebracht te worden in de situatie zoals deze was voor het schadeveroorzakende feit, een en ander op kosten van die ander. Zaak 16/227 Sauwerd, 1 februari 2017 Anders dan de NAM lijkt te betogen betekent het enkele feit dat de contra-expert in overleg met de eerstelijnsexpert tot het opstellen en ondertekenen van een akte van taxatie is gekomen waarbij alle schades als C-schades zijn vastgesteld, niet dat de NAM daarmee in het tegenbewijs is geslaagd. Voor het daartoe overgaan van de contra-expert zijn vele argumenten denkbaar. Zo valt niet uit te sluiten dat het resultaat van het overleg tussen de schade-expert en de contra-expert zoals dat is neergelegd in de akte van taxatie de uitkomst is van onderhandelingen waarbij over en weer (ook) pragmatisch wordt gedacht. In het onderhavige geval is dat evenwel anders. Advies Commissie Hammerstein Op 13 oktober 2017 heeft een commissie van rechtsgeleerden, bestaande uit A. Hammerstein, W.D.H. Asser en J.E. van de Bunt, een advies over de schadeafwikkeling uitgebracht aan de NCG. In dit advies kwam ook het bewijsvermoeden aan de orde. De commissie stelde hierover onder andere het volgende: De aansprakelijkheid van de NAM op grond van artikel 6:177 lid 1, aanhef en onder b, en lid 4 BW voor de schade als gevolg van beweging van de bodem staat na een lange periode van onzekerheid vast. De grootste obstakels zijn nu de causaliteit en de omvang van de schade. Met betrekking tot de causaliteit is naar de opvatting van de commissie te lang gekozen voor een technische benadering. Deze werkte niet omdat er, volgens de informatie die commissie heeft verkregen, te weinig kennis bestond met 13 december 2017/notitie bewijsvermoeden Pagina 5 van 7

betrekking tot het oorzakelijk verband tussen beweging van de bodem en (bepaalde) fysieke schade aan gebouwen en werken als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld, mede in verband met samenloop van oorzaken. Naar de huidige stand van de wetenschap kan volgens vele informanten met betrekking tot het oorzakelijk verband alleen met een grote marge van onzekerheid worden geoordeeld. In plaats van deze onzekerheid overeenkomstig de bestaande juridische maatstaven voor risico te laten komen van de veroorzaker van de schade, is als gevolg van de praktijk van de schadeafhandeling dit risico grotendeels afgewenteld op degenen die schade hebben gemeld. Voor zover zij werkelijk schade hebben geleden als gevolg van de bevingen zijn ze daarmee tekortgedaan. Door deze werkwijze worden onevenredig hoge kosten gemaakt die in geen verband staan tot de hoogte van de geleden schade. In paragraaf 5.2.3 van het advies wordt de vraag behandeld wanneer het bewijsvermoeden geacht kan worden te zijn ontzenuwd. Terecht wordt stilgestaan bij de bedoeling van het invoeren van het bewijsvermoeden in de wet: D[i]e materieelrechtelijke rechtsbescherming, in het geval van de aardgaswinning de bescherming die met de in art. 6:177 BW neergelegde risicoaansprakelijkheid van de exploitant aan de benadeelde wordt geboden, wordt ten behoeve van de benadeelde in een proces met de exploitant versterkt met het bewijsvermoeden, om te verzekeren dat de benadeelde niet het slachtoffer wordt van een in de praktijk zeer zware bewijslast (=bewijsrisico, [ ]) met betrekking tot het causaal verband tussen de schade en de gaswinning. Een dergelijke bescherming past hier ook bij de aard van de aansprakelijkheid. Wil die bescherming effectief zijn dan moet het wettelijk bewijsvermoeden blijven gelden totdat het tegendeel is gebleken. Dat betekent dat naar het oordeel van de rechter/arbiter voldoende vast moet komen te staan dat de fysieke schade niet veroorzaakt is door de bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Kortom, de Commissie Hammerstein is ook van mening dat het bewijsvermoeden onverkort moet worden toegepast en dat het voor de NAM niet voldoende is om twijfel te zaaien omtrent de oorzaak van de schade. Conclusies - Er gelden zware eisen aan het door de NAM te leveren tegenbewijs. Dit wordt niet snel gehonoreerd. De NAM moet aantonen dat gaswinning niet de oorzaak is van schade; - Gelet op de bedoeling van de wetgever bij de totstandkoming van deze wet zijn de eisen die gesteld worden aan de weerlegging van het bewijsvermoeden zo zwaar, dat het bewijsvermoeden pas is weerlegd wanneer de arbiter tot de overtuiging komt dat uitsluitend die andere oorzaak of oorzaken de schade heeft veroorzaakt; - Het zaaien van twijfel is onvoldoende om de causaliteit te weerleggen; - Door een technische benadering met betrekking tot de causaliteit worden onevenredig hoge kosten gemaakt die in geen verband staan tot de hoogte van de geleden schade; 13 december 2017/notitie bewijsvermoeden Pagina 6 van 7

- De kwetsbaarheid van de woning (bijv. scheefstand) doorbreekt niet het causaal verband tussen de aardbeving en de schade. De schade moet dus door de NAM worden vergoed; - De NAM heeft een vergaande risicoaansprakelijkheid als exploitant van de gaswinning in Groningen; - De NAM is aansprakelijk voor de door gaswinning veroorzaakte schade, ook wanneer die schade mede voortvloeit uit een bepaalde latente kwetsbaarheid van de woning. De NAM moet de slachtoffers/gedupeerden en de aan hen toebehorende onroerende goederen nemen zoals deze zijn ; - Ook bij een verergering is sprake van schade welke is ontstaan door beweging van de bodem als gevolg van gaswinning. Zonder de gaswinning zou deze verergering immers niet zijn ontstaan; - De bewoner heeft er recht op teruggebracht te worden in de situatie zoals deze was voor het schadeveroorzakende feit, op kosten van de NAM; - Omdat de aardbevingen vaak dezelfde soort schade veroorzaken (scheuren) moet dit soort schade in ieder geval worden aangemerkt als schade die redelijkerwijs door gaswinning is veroorzaakt; - Het bewijsvermoeden geldt ook voor schade die zich buiten het aardbevingsgebied heeft voorgedaan. Mede indien de NAM aan bewoners in de omgeving wel schade heeft vergoed; - Het bewijsvermoeden geldt in elk geval voor de gehele provincie Groningen, inclusief de stad Groningen; - Als de NAM de gelegenheid heeft gehad het pand te onderzoeken maar wacht met het inplannen van nader onderzoek tot de zaak bij de arbiter is ingepland dan is dat te laat en geldt het wettelijk bewijsvermoeden; - Als de verschillende experts het met elkaar oneens zijn dan hecht de Arbiter niet aan de ene expert meer gewicht toe dan aan de andere en prevaleert het wettelijk vermoeden dat de schades zijn veroorzaakt dan wel verergerd door aardbeving(en). 13 december 2017/notitie bewijsvermoeden Pagina 7 van 7