VRIND 2017 PERSVOORSTELLING 6 oktober 2017
VRIND 2017 in een notendop Circa 900 tabellen, grafieken en kaarten 200 medewerkers van binnen en buiten de Vlaamse overheid Wat meten we? Welke ontwikkelingen in externe omgeving zijn belangrijk voor het Vlaamse beleid? Zijn effecten die de Vlaamse overheid nastreeft al zichtbaar? Structuur VRIND Dwarsdoorsnede: overzicht Pact 2020-indicatoren en eerste aanzet om na te gaan waar Vlaanderen staat in opvolging van actieprogramma VN rond duurzame ontwikkeling (SDG-agenda 2030) Algemeen referentiekader: sociaal-cultureel, macro-economisch, demografisch en bestuurlijk 4 clusters met indicatoren voor de diverse beleidsdomeinen rond welvaart, welzijn, cultuur en vrije tijd en omgeving
Invalshoeken presentatie 1. Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen 2. Economische ontwikkelingen 3. Ruimtelijke en ecologische ontwikkelingen
Sociaalmaatschappelijke ontwikkelingen Levenskwaliteit Maatschappelijke participatie Burgerschap Gelijke kansen en opleiding Armoede en sociale uitsluiting
Levenstevredenheid blijft zeer hoog, Europese toppositie (figuren 1.1-1.3). Pessimistisch toekomstperspectief houdt aan (figuur 1.6). Terrorisme en immigratie belangrijkste maatschappelijke problemen (figuur 1.8). De levensverwachting neemt nog jaarlijks toe (bij mannen met een seizoen, bij vrouwen maar met de helft) (figuur 1.72). Vrouwen leven nog wel langer en ook op 65 jaar ligt hun levensverwachting hoger. De vermijdbare sterfte (figuur 3.70) en het aantal verloren potentiële levensjaren nemen wel af (figuur 3.71). Alle belangrijke doodsoorzaken dalen, behalve longkanker bij vrouwen. Levenskwaliteit
Maatschappelijke participatie Meeste mensen hebben heel wat sociale contacten (figuur 1.12). Van de laaggeschoolden, alleenwonenden en stedelingen geeft 10% en meer aan zich van anderen geïsoleerd te voelen en zegt 30% dat hun sociale contacten eerder oppervlakkig zijn. Bij 75-plussers loopt dit op tot 40% (figuur 1.13). Jongeren, stedelingen en alleenstaanden zijn het minst betrokken in hun buurt (figuur 1.16). De buurtintegratie neemt af naarmate er meer niet-belgen wonen. Actieve lidmaatschappen (figuur 4.9) en het vrijwilligerswerk (figuur 1.15) gaan er niet op achteruit: de helft is actief lid; een vijfde vrijwilliger. Jeugdbewegingen bereikten de afgelopen decennia nooit meer kinderen en jongeren (figuur 4.60). De helft van de Vlamingen biedt occasioneel mantelzorg aan, 17% doet dat intensief, vnl. vrouwen en ouderen (figuur 3.29). Zowel de culturele (figuur 4,16 en 4,31) als de sportparticipatie (figuur 4,73) neemt de jongste jaren nog toe. Enkel bibliotheek- en bioscoopbezoek stagneren. Niet alle maatschappelijke groepen participeren even intens (figuur 3.158). De kloof is het grootst voor laaggeschoolden, alleenstaanden en ouderen.
Een kwart is politiek geïnteresseerd, 40% helemaal niet (figuur 1.21). In Vlaamse gezinnen wordt er amper over politiek gediscussieerd (figuur 1.22). Een derde wil meepraten over belangrijke maatschappelijke kwesties. Bij mannen, tussen 55 en 65 jaar (40%) en bij universitair geschoolden (47%) ligt dit hoger (figuur 1.24). De helft van de bevolking vindt referenda een goede zaak, grootste weerstand bij universitair geschoolden (32% tegen). Meer dan de helft van de bevolking zou opkomstplicht behouden, bij hoger geschoolden meer dan 2 op 3 (figuur 1.25). De meesten zouden blijven stemmen, op de lager geschoolden na (figuur 1.26). Burgerschap
Gelijke kansen en diversiteit De loonkloof tussen mannen en vrouwen is sterk gedaald. Loonkloof bij laagste van Europa (figuren 3.124 en 3.125) Globaal stagneert de werkzaamheidsgraad (figuur 2.72). De werkzaamheidskloven blijven overeind (figuur 2.74). Vrouwen zijn ondertussen hoger opgeleid dan mannen (figuur 3.129). Er is nog wel seksesegregatie in het onderwijs (figuren 3.130 en 3.131), naar tewerkstellingssector (figuur 3.132) en in managementfuncties (figuur 3.133). Houding tegenover gendergelijkheid jongste 20 jaar positief geëvolueerd (figuur 3.144). De maatschappelijke en sociaal-economische positie van personen met een handicap blijft minder goed. (figuren 3. 153 en 3. 155). Hetzelfde geldt voor personen van niet EU-herkomst (figuren 3.181-3.186). Houding tegenover vreemdelingen en immigratie globaal positiever (figuren 3.179 en 3.180). Hun maatschappelijke positie daarentegen verbetert niet.
Opleiding en vorming De ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs neemt af. In 2016 verliet nog 7% zonder diploma het onderwijs, een Europees goede score (figuur 2,36) maar nog lang niet de vooropgezette halvering. Het aantal problematische afwezigheden neemt toe (figuur 2.35). Ondertussen beschikt 47% van 30-34-jarigen (41%M/54%V) over een diploma hoger onderwijs (figuur 2.53). Ruim boven de EUnorm (40%). Het aantal starters stagneert vooral deze van jongeren met een laag opgeleide moeder neemt (34% M/50%V) (figuur 2.51). 7% van de Vlamingen participeert aan levenslang leren (figuur 2.39). EU28- gemiddelde: 11%. Het sociaal profiel van de scholen wijzigt vooral door een toename van het aantal gezinnen waar de gezinstaal niet de instructietaal is (LO: 17%VG/71%BHG; SEC: 15VG/63%BHG) (figuren 2.19 en 2.20).
Armoede Europees sterke positie: top 3 beschikbaar inkomen (figuur 3.83), top 2 laagste % inkomen onder armoededrempel (figuur 3.92), top 5 materiële deprivatie en 8 ste plaats subjectieve armoede (figuur 3.99). Iets minder gunstig voor ouderen, huurders, laaggeschoolden en personen geboren buiten EU (figuur 3.93). Daling bij de ouderen maar niet bij de jongeren en werklozen (figuren 3.89 en 3.90). De Gini-coëfficiënt en inkomenskwintielverhouding (figuur 3.96) wijzen niet op een toenemende ongelijkheid in Vlaanderen. Het aantal kinderen dat geboren wordt in een kansarm gezin (12,8% in 2014-2016) blijft stijgen (figuur 3.122).
Economische ontwikkelingen Macro-economische indicatoren Ondernemen en internationale handel Onderzoek en ontwikkeling
Macro-economisch Bbp per inwoner blijft stijgen (figuur 1.44): met 34.800 euro KKP in 2016 (37.200 euro met pendelcorrectie) 20% (28% met pendel) boven EU28-gemiddelde, Middenpositie (9 de op 17) voor bbp per inwoner t.o.v. Europese innovatieve topregio s (figuur 1.45). Topscore voor arbeidsproductiviteit (figuur 1.47) die de jongste jaren stagneert (figuur 1.46) Jobratio (65,3%, 68,8 pendelcorrectie in 2016) blijft onder Europees gemiddelde (69,6%). Relatief hoog beschikbaar inkomen per inwoner. De 9 de plaats vergeleken met andere Europese regio s (figuur 1.49). De loonkost per eenheid product daalt (figuur 1.50). Lager dan in 3 buurlanden vooral door de industrie. Het aandeel van de industrie blijft afnemen zowel voor bruto toegevoegde waarde (16,7%) maar vooral voor werkgelegenheid (12,9%) (figuur 1.51)
Ondernemen en internationale handel Ondernemen zit in de lift: +22.900 ondernemingen in 2016, groeiratio van 4,2% hoogste sinds 2009 (figuur 2.104).. De waardering voor ondernemerschap (10% bevolking) blijft lichtjes stijgen (figuur 2.111). De investeringsratio blijft vrij constant (25,1% bbp in 2016) en ligt hoger dan in de buurlanden. Het investeringsklimaat verbetert nog (figuur 2.113). In 2016 waren er 198 buitenlandse investeringsprojecten, goed voor 1,87 miljard euro investeringen. De uitvoer, goed voor 37% van de toegevoegde waarde, kende in 2016 een lichte groei (1,5%), de invoer daalde voor het 4 de jaar op rij (figuur 2.124). Terwijl het uitvoerbedrag licht toeneemt, stagneert het aantal exporterende bedrijven (figuur 2.125). Het totale wereldmarktaandeel is tot 2015 afgebrokkeld, maar stijgt in 2016 tot 2,11%. Dit geldt ook voor de buurlanden (figuur 2.132). De EU28 is de belangrijkste exportmarkt, en neemt de laatste 3 jaren in belang toe (figuur 2.129).
Onderzoek en ontwikkeling 2,69% van het bbp gaat naar O&O in 2015 (EU28=1,95): 0,8% publieke en 1,89% privaat. Vooral publiek aandeel vrij hoog (figuur 2.143). Meer dan Nederland en Frankrijk en ruim boven EU28 (figuur 2.150). Zowel in de publieke als de private sector blijft het O&O personeel toenemen (figuur 2.150). Vlaamse jongeren scoren internationaal hoog (figuren 2.23 en 2.31) voor wiskunde en wetenschappen, halen slechts 20% een diploma hoger onderwijs in wiskunde, wetenschappen of technologie, een eerder lage score (figuur 2.151). Stijgende en Europees hoge score voor wetenschappelijke publicatieoutput (figuur 2.154).
Ruimtelijke en ecologische ontwikkelingen Ruimte en wonen Milieu en natuur Energie Mobiliteit
Ruimte en wonen De onbebouwde ruimte blijft nog afnemen (index 94,6, 2005=100). Binnen de bebouwde oppervlakte is het de woonfunctie (index 111) die meer ruimte inneemt (figuur 5.1 en 5,2). Het woongebied kent een stijgende dichtheid, geconcentreerd rond de steden en de Vlaamse rand (figuren 5.3-5.5). De totale oppervlakte aan effectief en mogelijk overstromingsgevoelig gebieden komt op respectievelijk 5,6% en 15% van het grondgebied (figuur 5.11). In 2016 is de gemiddelde bewoonbare oppervlakte voor nieuwbouwwoningen gedaald tot 90,2 m² terwijl dit in 2000 nog 125 m² was (figuur 5.16). In 2016 werden meer nieuwbouwvergunningen afgeleverd dan in de voorgaande jaren, wel is er een daling in renovatievergunningen (figuur 5.30). De nieuwbouwwoningen zijn steeds energiezuiniger en beter geïsoleerd (figuur 5.53 en 5.54). Sinds 1996 worden er jaarlijks gemiddeld ongeveer 2.300 nieuwe sociale woningen bijgebouwd, waarvan een vierde koopwoningen. In 2016 nam dit aantal toe tot 1.836 huurwoningen en 752 koopwoningen (figuur 5.44). Toch staan nog circa 140.000 gezinnen op een wachtlijst (figuur 5.47).
Milieu en natuur De meeste milieuparameters zijn losgekoppeld van het aantal huishoudens en van de economische activiteit (figuren 5.62 en 5.63). De verbetering van de waterkwaliteit van de jongste jaren zet zich niet door (figuren 5.66 en 5.67). Dit geldt wel voor de verzurende emissies (figuur 5.71) en de fijnstofconcentraties (figuur 5.97) al liggen de concentraties nog het hoogste in vergelijking met benchmarkregio s (figuur 5.98). De boskwaliteit schommelt over de jaren. In 2016 was 20% bomen beschadigd (figuur 5.81). In 2015 is de totale broeikasgasuitstoot licht gestegen. Wel liggen de emissies in 2015 in lijn met de dalende trend die is ingezet sinds 2005 (figuur 5.73). Tussen 2000 en 2015 daalde de hoeveelheid huishoudelijk restafval met 50kg per inwoner. 66,6% wordt op een of andere manier gerecupereerd (figuren 5.83-5.86). Het primair bedrijfsafval, goed voor 82% van alle afval, stagneert (figuren 5.87-5.88). De materiaalproductiviteit is de jongste jaren niet toegenomen (figuur 5.89).
Energie Sinds 2003 is er een ontkoppeling tussen economische groei en het energiegebruik. De energie-intensiteit ligt in 2015 25% lager dan in 1990 (figuur 5.192). Na Finland toch nog hoogste energie-intensiteit van EU15. Het energieverbruik ligt wel nog 23% hoger dan in 1990 en ook in 2015 hoger dan in 2014 door het koudere weer (+2%). Ook het energieverbruik in industrie nam toe (+4%). 35,6% van de energie wordt in 2015 lokaal geproduceerd (figuur 5,.198). 25% van de elektriciteit werd ingevoerd (figuur 5.199). Totaal aandeel hernieuwbare energie bedraagt 6% in 2015 (figuur 5.204). Een lichte stijging, te danken aan groene stroomproductie (12,7%). In 2016 was er een stijging van de elektriciteitsfactuur vooral voor de huishouden (figuur 5.212). Dit is niet het geval voor aardgas (figuur 5.2014). De energiearmoede nam wel licht toe (figuur 5.208).
Mobiliteit Het voertuigenpark en de afgelegde voertuigkilometers blijven stijgen (figuur 5.134 en 5.135) met toenemende filezwaarte (figuur 5.137), verliesuren (figuur 5.138) en energiegebruik (figuur 5.153) als gevolg. Circa 80% van de verplaatsingen gebeuren nog met de wagen (figuur 5.111). 2,5 ppt lager dan EUgemiddelde. 71% van het woon-werkverkeer gebeurt nog met de wagen, 17% met de fiets (figuur 5.112). Voor goederenvervoer is er een lichte stijging van de binnenvaart vooral door toegenomen containertrafiek (figuur 5.119), de goederentrafiek in de Antwerpse haven piekt (figuur 5.121). Het vervoer via het spoor en de lucht stagneert (figuren 5.118 en 5.124). De verkeersveiligheid gaat er op vooruit (figuur 5.144). In vergelijking met topregio s een slechte score, zeker voor verkeersdoden (figuur 5.198), tevens boven het EU28 gemiddelde (figuren 5.149 en 5.150). Globaal is de milieu-impact van het transport afgenomen (figuur 5.163). Ondertussen liep het groen transport tot 3,8% terug (figuur 5.157).
Ter afsluiting Vlaanderen kan op een aantal terreinen zijn sterke positie behouden of is alvast op weg een sterke positie uit te bouwen. Al bij al dus veelbelovende cijfers maar zeker geen reden tot zelfgenoegzaamheid.
Studiedienst Vlaamse Regering Departement Kanselarij en Bestuur Meer info: www.vlaanderen.be/svr regionalestatistieken.vlaanderen.be Contactpersoon: Luk Bral luc.bral@kb.vlaanderen.be Tel. 02 553 51 39 GSM 0478 58 53 67