Werkplan 2015 Kennisplatform Integratie en Samenleving



Vergelijkbare documenten
Pluriform en Stabiel. Meerjarenprogramma Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) Verwey-Jonker Instituut en Movisie

Multi cultureel samenleven. Themamanager Natascha Mooij

2513AA1XA. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Enquête gemeenten & EU-migranten

Quickscan Radicalisering en Maatschappelijke Spanningen

8301/18 van/pau/sl 1 DG E 1C

Preventie van radicalisering. Aanbod en expertise

multiprobleem gezinnen

Toeleg Meedoen & Samenwerken in Breda

Enquête gemeenten & EU-migranten

INTRODUCTIE TOOLBOX voor GEBRUIKERS. duurzame plaatsing van werknemers met autisme

Een verkenning van de toeleiding van vluchtelingen naar de reguliere zorg Praktijkervaringen uit 5 gemeenten

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Superdiversiteit: wat betekent het voor school, peuter- en kindercentrum?

ZonMw project Tools ter bevordering effectieve samenwerking preventiecuratie

DOEN WE HET GOEDE? EN DOEN WE DAT GOED GENOEG?

Samenvatting ontwikkeling monitor sociaal domein Cranendonck

1. De Vereniging - in - Context- Scan Wijk-enquête De Issue-scan en Stakeholder-Krachtenanalyse Talentontwikkeling...

Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

SOCIALE KRACHT BUNNIK 2017

Acht vragen over de SCP leefsituatie-index voor gemeenten. Onderzoek naar maatschappelijke vraagstukken

Strategische Agenda AWTJ Utrecht december 2017

Thema s voor diversiteitsbeleid. In de maatschappelijke opvang voor dak- en thuislozen

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO

Zelfevaluatie Wmo-raden 2014

Projectplan Monitor bevordering arbeidsparticipatie ( )

Functieprofiel Young Expert

Achtergrondinformatie. Man 2.0. Programma ter bevordering van emancipatie en participatie van sociaal geïsoleerde mannen

Workshop: Coach je kind zet allochtone ouders in hun kracht.

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Opbrengsten van het programma Stop Kindermishandeling van Kinderpostzegels

EFFECTMETING SOCIAAL EDUCATIEVE DIENSTVERLENING

WERKEN MET DE NIEUWE EFFECTENMONITOR

R E L I G I O U S J O U R N A L I S M C O M M U N I T Y O F P R A C T I C E T I L B U R G C O B B E N H A G E N C E N T E R

Managementsamenvatting: Schaduweffecten van EU-arbeidsmigratie in Rotterdam

Strategische Personeelsplanning. Basisdocument

Visie en werkwijze participatie van ouderen in het Ben Sajetcentrum

omgeving wereld regie vanuit de jongere Jongeren leren organiseren

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Onderzoek naar de samenwerking tussen huisartsen, jeugdartsen en wijkteams in Gelderland-Midden: een samenvatting september 2015

Plan van Aanpak. Haalbaarheidsstudie invoering methode Baas In Eigen Buurt in de gemeente Brummen

Ontwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers ,

Kenniswerkplaats Tienplus

De Nieuwe Overheid: nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

Dagbesteding in ontwikkeling: hoe de vernieuwing doorzet

FIT-traject onderwijsvernieuwing met ICT en sociale media. draagvlak inspiratie motivatie vernieuwing 21st century skills borging

GIDS-gemeenten die de JOGGaanpak & GIDS combineren

AWTJF: In dialoog naar een sterker opvoedklimaat, effectieve preventie en doelmatige zorg voor jeugd. ZonMw site-visit 9 april 2018

Enquête gemeenten & EU-migranten

Verslag van de bijeenkomst Eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen: de inzet van vrijwilligers, 8 april 2014.

Agendapunt BO GGDRU Vergadering Datum Onderwerp Bijlage Doel agendering Toelichting

Voorstel voor een Maatschappelijke Verkenning naar de beleving van het begrip Veiligheid door de inwoners van Maassluis

Tweede Kamer der Staten-Generaal

13640/15 nes/ass/fb 1 DG E - 1C

Publieke gezondheid en de toekomst van de GGD

Eén. contract. Eén. opdracht. Eén. missie. Meer dan 100 partners Meer dan 1000 professionals

Vrijwillige inzet is de basis

Programma van Emcemo/ Meldpunt Islamofobie en Discriminatie e

Onderzoeksagenda. Autisme. Onderzoeksplatform Disability studies Inclusie & Belonging 20 december 2018

Jaarplan PvdA zichtbaar in de wijk In samenwerking met de volksvertegenwoordigende stadsdeelcommissieleden

Werkplan. Versie 30 september 2015

Synthese onderzoek onder gemeenten en onderzoek EU-migranten

Kwaliteitsvol. jeugdwerk. In vogelvlucht. Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016

Werkplan Arbeidsmarkt. De arbeidsmarktsituatie in de regio Rotterdam wordt de komende jaren door de volgende knelpunten gekenmerkt:

Leren en Ontwikkelen VISIE. voor medewerkers met een laag opleidingsniveau. Handreiking bij vertaling Visiekaart

Wijkgerichte Aanpak Kindveiligheid

Managementsamenvatting adviesrapport

ons kenmerk DIR/EUI/U Lbr. 14/037

Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014

NOTA het secretariaat-generaal van de Raad de delegaties Gezamenlijke conclusies van de Jeugdconferentie van de EU (Dublin, maart 2013)

Kwetsbare burgers in beeld? Workshop Symposium 10 februari 2014 Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Brabant

12 RICHTLIJNEN VOOR INTERRELIGIEUZE DIALOOG OP LOKAAL NIVEAU

Een academische omgeving voor het basisonderwijs NRO-Congres 4 november 2015

Tussenstand kwalitatieve monitoring m.b.v. narratieven in Hilversum

ONDERZOEK GEBIEDSGERICHT WERKEN

De krachtgerichte methodiek

Effectmeting van. hulp- en dienstverlening

Stimuleringsprogramma lokale aanpak gezondheidsachterstanden

Integraal en ontschot werken; kan het? Divosacongres 17 november 2016

kinderen toch blijven ondersteunen. Het maakt niet uit wat (Surinaamse vader, 3 kinderen)

13617/16 van/ons/sv 1 DG E 1C

eflectietool Reflectietool Reflectietool Reflectietool Test jezelf op professioneel ondersteunen

Titel Communities online en offline: casus Roots2Share

Samenvatting Rapport Nudging in de praktijk

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 mei 2017 (OR. en) het secretariaat-generaal van de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad

Strategisch plan

Voorlichting Dialoogtafelmethodiek. Korte versie voor de deelnemende aan de dialoogtafel professionals

Samenvatting. Adviesaanvraag

Beïnvloeding Samen sta je sterker

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak

Dialoog veehouderij Venray

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa

Verslag Consultatiebijeenkomst beleidsplan sociaal domein Donderdag 24 maart 2016

Secretaris. Don van Sambeek. Zorgcoöperatie Voorzitter

De zomerschool als campus. Inleiding

De burgemeester, Mr. J.H.C. van Zanen

Diversiteitgevoelig en Positief jeugdbeleid: gezamenlijke agenda

Transcriptie:

Werkplan 2015 Kennisplatform Integratie en Samenleving Verwey-Jonker Instituut en Movisie Financier: Directie Integratie en Samenleving Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 29 november 2014 1

Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Coördinatie van het programma... 4 3. De functies van het programma... 5 3.1 Portaalfunctie... 5 3.2 Signalerings- en agenderingsfunctie... 6 3.3 Publieksfunctie... 7 3.4 Onderzoeks- en analysefunctie... 7 3.5 Praktijk- en implementatiefunctie... 8 4. Thema s en projecten... 9 4.1 Thema 1 Nieuwe Migratie... 9 4.2 Thema 2 Sociale Stabiliteit... 16 4.3 Thema 3 Inclusie & Toegankelijkheid... 24 4.4 Thema 4 Participatie... 35 2

1. Inleiding In de voorbereiding van dit eerste werkprogramma van het Kennisplatform Integratie en Samenleving realiseerden we ons de breedheid van het begrip integratie. Het is van toepassing op alle mogelijke beleidsterreinen en omvat een scala aan doelstellingen. In de zeer diverse 21 e -eeuwse Nederlandse samenleving neemt integratie de betekenis aan van samen leven. Nederland heeft inwoners met talloze etnische achtergronden, met vele religies en allerlei culturele kleuren. Hoe vormen we een coherente samenleving die gebaseerd is op verschillen? Nederlanders zijn er in soorten, maten en kleuren. Dat is de nieuwe realiteit die in een aantal decennia gegroeid is. Samen leven in diversiteit (etnisch, cultureel en religieus) gaat niet zonder problemen. Het doet ons genoegen dat wij de gelegenheid hebben gekregen bij te dragen aan een optimale vormgeving daarvan. We maakten een programma dat verschillen wil respecteren, de dialoog daartussen bevorderen en vooral wil voorzien in objectiverende informatie over de problemen en de kansen. Zoals we in het meerjarenprogramma formuleerden: Uitgangspunt van onderhavig programma is dat het wil bijdragen aan de rationalisering van het beleid [op basis van] de pijlers van de Nederlandse rechtsstaat. Het meerjarenprogramma onderscheidde vier grote thema s: nieuwe migratie; sociale stabiliteit; inclusie en toegankelijkheid; participatie. Voor elk thema werden drie centrale vraagstukken benoemd. Onderhavig programma voor 2015 is hiervan afgeleid, waarbij we prioriteiten stellen en keuzes maken. Ieder hoofdstuk opent met een korte schets van het thema, de drie centrale vraagstukken, en introduceert vervolgens de keuze voor de projecten. De projecten staan stuk voor stuk kort beschreven; hun aantal telt op tot 27. Daarbij zij aangetekend dat het programma enige ruimte biedt voor nieuwe projecten. De uitvoering van het programma krijgt een levendig karakter. Kennisontwikkeling willen we nadrukkelijk gepaard doen gaan aan dialoog, signalering, implementatie, benutting, debat en ontwikkeling. De samenleving moet er daadwerkelijk wat beter op worden, dat is de simpele, maar ambitieuze doelstelling achter dit programma. Om die reden is de inhoud van het programma gekoppeld aan een portaalfunctie tussen enerzijds het programma en anderzijds belanghebbenden (gemeenten, migrantenorganisaties, instellingen en professionals). Via een zogenoemde publieksfunctie willen we bijdragen aan dialoog en debat. Het programma voorziet ten slotte in een signalerings- en agenderingsfunctie. Welke nieuwe vraagstukken doen zich voor? Welke onderwerpen verdienen meer aandacht in de beleidsagenda s van het rijk, gemeenten en instellingen? Waarover zou het maatschappelijk debat moeten gaan? Tegen die achtergrond nemen we ons voor de belanghebbenden en belangstellenden op te zoeken, te bevragen en beluisteren. In het inhoudelijke programma zijn de voornoemde functies verdisconteerd. We lichten aan het begin van het programma de opzet van deze functie nog kort toe. 3

2. Coördinatie van het programma Voor de coördinatie van het programma denken we in termen van een zogenoemde kennisnetwerkstructuur. Deze moet het mogelijk maken om aan samenhangende kennisontwikkeling voor het veld te doen, in wisselende samenstellingen en vanuit verschillende perspectieven. Vragen vanuit zowel de praktijk als het beleid moeten gekoppeld kunnen worden aan wetenschappelijke en toegepaste kennis. Een kennisnetwerkstructuur biedt enkele voordelen: het vraagstuk staat centraal en niet de instituties zelf, en er is geen sprake van centrale ontwikkeling met decentrale implementatie. We kiezen ervoor om dicht op de problemen en in nauwe samenspraak met het veld (gemeenten en organisaties) te werken aan lerende praktijken en inhoudelijke innovatie. In een kennisnetwerkstructuur worden praktijkontwikkeling, toegepast onderzoek en fundamenteel onderzoek aan elkaar gekoppeld en toegankelijk gemaakt voor de brede praktijk van overheid, instellingen en burger(initiatieven). Ten behoeve van een brede kennisfunctie maken we onderscheid tussen wetenschappelijke productie, geaggregeerde vraagstukken en praktijkvragen. Door samenwerking tussen het Verwey-Jonker instituut, Movisie en een derde partij wordt flexibiliteit geboden in de expertise. Daarnaast is er de samenwerking met SCP en CBS, universiteiten en andere spelers, zoals maatschappelijke organisaties, zelforganisaties en gemeenten op het terrein. Uitgangspunt in de kennisproductie dient de kennisbehoefte te zijn. Dit vraagt om maatwerk waarin vanuit een vaste functie wordt gewerkt met een flexibele schil. Deze organisatievorm vraagt ook om een sterke coördinatie. Het Verwey-Jonker Instituut zal deze rol vervullen met Movisie als vaste partner en de expertise-unit Sociale Stabiliteit als samenwerkingspartner wat betreft de praktische ondersteuning aan gemeenten in de aanpak van radicalisering. Met elkaar moet een samenhangend programma rond migratie en integratie worden gerealiseerd. Om de coördinatie te laten werken is een aantal overlegmomenten noodzakelijk. Deze zijn beschreven in het document: Afspraken samenwerking i.h.k.v. Meerjarenprogramma kennisfunctie Integratie. 4

3. De functies van het programma Het Ministerie van SZW heeft het Verwey-Jonker Instituut gevraagd om gezamenlijk met Movisie een kennisfunctie op het terrein van integratie te vervullen. Gekozen is voor het realiseren van een Kennisplatform Integratie en Sameleving, waarin een breed palet van functies en projecten wordt geleverd. Voor het realiseren van een flexibele kennisfunctie gaan we binnen het programma actief op zoek naar de kennisbehoefte in het veld. Bij overheden, maatschappelijke organisaties, politiek en burgers bestaat behoefte aan kennis op het terrein van migratie en integratie, en over de vraagstukken die daaruit voortkomen. Om deze uiteenlopende belanghebbende partijen te bedienen, zijn aan het programma verschillende functies toegekend. Hierin onderscheiden we de functie van onderzoek en analyse, een portaalfunctie, signalering en agendering, een praktijk- en implementatiefunctie en een publieksfunctie. In dit hoofdstuk beschrijven we de verschillende functies en welke instrumenten worden opgezet. 3.1 Portaalfunctie Om de diverse partijen en sectoren in de samenleving (gemeenten, professionals, politici en (zelf)organisaties) op maat, inhoudelijk en integrerend te kunnen bedienen, moet de kennisinfrastructuur anders worden ingericht. Een portaalfunctie biedt de mogelijkheid om te kunnen bemiddelen tussen de kennisvragers en de kennisleveranciers. Het gaat hierbij om een website (www.kis.nl), maar ook om het onderhouden van relaties met relevante partijen. In het portaal moet verticaal geschakeld kunnen worden tussen vragen, vraagstukken en academische programma s. Ten aanzien van sociale spanningen in de wijk er is bijvoorbeeld behoefte aan informatie over de concrete problemen in wijken, aan een overzicht van best practices, inzicht in hun rendement en effectiviteit, maar ook in de betekenis ervan in het kader van de democratische rechtsstaat. Het portaal Kennisplatform Integratie en Samenleving heeft de volgende functies: 1. Het voorziet in objectiverende informatie ten behoeve van diagnose van de problematiek en mogelijke behandeling (toegepaste onderzoeksfunctie). 2. Kwalitatief biedt het zicht op nieuwe vormen en ontwikkelingen rond sociaaleconomische integratie en sociaal-culturele integratie. 3. Kwantitatief biedt het cijfers in een context, bijvoorbeeld over het aantal nieuwe migranten in vergelijking met andere gemeenten of met andere groepen ten aanzien van onderwijs, ouderbetrokkenheid en huisvesting. 4. Het portaal ondersteunt vraagarticulatie en kan voorzien in opschaling van een kennisvraag tot onderzoeksvraagstuk (en terug). 5. Het portaal volgt wat er gebeurt (beschrijving en analyse) en bevordert dat door terugkoppeling op maat het goede gebeurt (systeemverantwoordelijkheid departement). Binnen de portaalfunctie is de vraag vanuit het veld (gemeenten, politiek, (zelf)organisaties) leidend. Daartoe worden een vraagbaakfunctie, een databank lessons learned en een interactief platform ingericht voor werkers om hun kennis te delen. Het portaal zal starten door middel van een website (zie werkplan 2014). Deze moet toegankelijk zijn voor het veld om hun kennis- en informatievragen te kunnen stellen. De ervaring leert dat door de eigen netwerken te gebruiken een redelijk bereik van het veld mogelijk is. Daarnaast zullen we vraag- 5

verkenningen doen onder mogelijke afnemers van de portaalfunctie (gemeenten, professionals of instellingen, zelforganisaties of bepaalde groeperingen in de samenleving). De behandeling van deze vragen gaat via een intake en is gericht op maatwerk. Afhankelijk van de vraag wordt een voorstel gemaakt om gewenste kennis te leveren. Indien nodig moet er zeer snel gehandeld kunnen worden (bijvoorbeeld in geval van Kamervragen). Benadrukt zij dat het hier gaat om een ondersteunende functie; zij kan niet in de plaats komen van het werk van gemeenten en organisaties zelf. Concrete producten in de portaalfunctie zijn: Het portaal wordt gestart door middel van een website (zie werkplan 2014). Deze moet toegankelijk zijn voor het veld om hun kennis- en informatievragen te kunnen stellen. De ervaring leert dat door de eigen netwerken te gebruiken een redelijk bereik van het veld mogelijk is. Daarnaast zullen we een vraagverkenning doen onder mogelijke afnemers van de portaalfunctie (gemeenten, professionals of instellingen, zelforganisaties of bepaalde groeperingen in de samenleving). Binnen de begroting van het werkplan 2014 zullen we een interactief platform ontwikkelen. We stellen een communicatiemedewerker aan die gaat reageren op de discussies die op deze website gevoerd worden. Vraagbaakfunctie: Het bieden van objectiverende informatie ten behoeve van vragen die er leven bij de stakeholders. De behandeling van deze vragen gaat via een intake en is gericht op maatwerk. Afhankelijk van de vraag wordt een voorstel gemaakt om gewenste kennis te leveren, al dan niet in samenwerking met externe partijen. Realisatie van de databank lessons learned: De ervaringen en kennis die is opgedaan in het portaal zal weer toegankelijk gemaakt worden via de website. Een team van deskundigen zal de portaalfunctie vorm en inhoud geven. Met name voor dit onderdeel geldt dat we willen uitgaan van de kracht van samenwerking. Hiervoor zullen we een team samenstellen uit medewerkers van beide instituten. Vanuit het Verwey-Jonker instituut wordt een portaalcoördinator aangesteld die de functie van informatiemakelaar gaat vervullen. Daarnaast zal de aan te stellen communicatieadviseur hier een belangrijke rol gaan vervullen, aangevuld met een communicatiemedewerker en projectassistent. Vanuit Movisie wordt er een webredacteur aangesteld die zich vooral bezig gaat houden met de redactie en inhoud van de website. 3.2 Signalerings- en agenderingsfunctie De werkwijze van het Verwey-Jonker Instituut en Movisie zal zo zijn dat de organisaties in contact staan met diverse partijen en sectoren in de samenleving, om alert te kunnen zijn op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat erom alert te kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen en open te staan voor signalen van buiten; in de jaarlijkse werkplannen zullen we ruimte reserveren voor nieuwe onderwerpen. Voor een accurate werkwijze koppelen we deze signalerings- en agenderingsfunctie aan de coördinatiefunctie. Onder andere vanuit het portaal maar ook vanuit andere functies - worden relevante contacten onderhouden en ontwikkelingen gespot, die tot nadere verdieping aanleiding geven. Het kan hierbij ook gaan om het proactief ophalen van problemen die niet via het portaal zichtbaar worden. De analyse van big data is een mogelijk bron van signalering. Daartoe moet er ruimte binnen het programma 6

zijn, zodat we snel en alert kunnen reageren (flexibele schil). We kunnen signalen via een kennisnetwerk uitzetten en onderzoeken. Dit kan, afhankelijk van het onderwerp, de drie partijen binnen de kennisfunctie zelf betreffen, maar ook andere kennisorganisaties. Daarnaast is er een signalerende functie met betrekking tot de grotere kennisvragen. Concrete producten in de portaalfunctie zijn: Jaarbericht: jaarlijks zal een essay geschreven worden op basis van de gezamenlijke informatie die uit de verschillende functies naar voren komt. In overleg met de gezamenlijke instellingen zullen we jaarlijks een thema vaststellen op basis van trends in de data, signalen uit het veld (gemeenten, instellingen, maatschappelijke organisatie). Dit essay heeft een duidelijke agendazettende functie. Dataverzameling en -ontsluiting: de bestaande data (big data)van SCP en CBS zal beschikbaar worden gesteld op een gebruikersvriendelijke wijze. Het produceren van korte, informatieve en toegankelijke webartikelen, opiniestukken, blogs en columns, en verspreiding via de website, social media, landelijke media e.a. Daarnaast het onderhouden van contacten met het veld, verzorgen van presentaties en leveren van input in debatten. 3.3 Publieksfunctie Het programma dient eerst en vooral veranderingen in de samenleving teweeg te brengen. Via concrete praktijken, interventies en strategieën dienen daadwerkelijk verbeteringen voor de doelgroep(en) te worden gerealiseerd. De functie is onderdeel van het kennislemniscaat en beoogt het samen met de praktijk ontwikkelen en versterken van interventies. De precieze invulling van deze functie vindt plaats gedurende het jaar. In ieder geval zullen we in 2015 een aantal kennisateliers organiseren. Kennisateliers: deze kennisateliers hebben een tweeledige functie. Enerzijds kennis overdragen naar het veld en anderzijds kennis bij het veld te verzamelen ten behoeve van de kennisnetwerkstructuur. We zullen jaarlijks verschillende kennisateliers organiseren voor de verschillende groepen en thema s. Rond deze ateliers zullen persberichten, interviews en artikelen worden geproduceerd, en waar wenselijk en mogelijk zullen we de pers benaderen voor extra media-aandacht. We zullen de thema s voor de kennisateliers begin 2015 vaststellen. 3.4 Onderzoeks- en analysefunctie De onderzoek- en analysefunctie biedt de wetenschappelijke onderbouwing van het integrale kennisprogramma. Het onderzoek zal met name gericht zijn op de vraag welke kennis evidence-based en practice-based is die de basis kan vormen voor het nemen van initiatieven of het 7

ontwikkelen van (integratie)beleid. Daarnaast vormt onderzoek een informatiebron voor de maatschappelijke ontwikkelingen en ondersteunt het als zodanig de innovatie in beleid en uitvoering. Onderbouwing en innovatie ondersteunen een integraal kennisproces. Daarbij zij aangetekend dat de uitvoering van de projecten veelal plaatsvindt in nauwe samenspraak met betrokken partijen. In hoofdstuk vier staan de onderzoeksprojecten beschreven voor de vier hoofdthema s. 3.5 Praktijk- en implementatiefunctie Het programma dient eerst en vooral veranderingen in de samenleving teweeg te brengen. Via concrete praktijken, interventies en strategieën dienen daadwerkelijk verbeteringen voor de doelgroep(en) te worden gerealiseerd. De functie is onderdeel van het kennislemniscaat en beoogt het samen met de praktijk ontwikkelen en versterken van interventies, door middel van handreikingen, toolkits, best practices of anderszins. Deze functie krijgt nadere invulling in hoofdstuk 4 van dit werkplan. 8

4. Thema s en projecten 4.1 Thema 1 Nieuwe Migratie De term nieuwe migratie verwijst naar groepen mensen die in het recente verleden naar Nederland zijn gekomen om zich al dan niet tijdelijk te vestigen. Het gaat daarbij om vluchtelingen (bijvoorbeeld uit Syrië) en om arbeidsmigranten (met name uit Oost-Europa). Het aantal migranten afkomstig uit de lidstaten van de Europese Unie nam de afgelopen vijf jaar toe met 153.000 tot bijna 600.000 (Migrantenmonitor CBS 2013). Hoewel de term nieuwe migranten betrekking heeft op een bredere groep van nieuwkomers, richten we ons in het werkplan 2015 specifiek op de EU-migranten. Vrij werknemersverkeer is een van de belangrijkste pijlers van de EU. Eén Europa met open grenzen is belangrijk voor Nederland. Nederland kent immers van oudsher een open, internationaal georiënteerde economie. In het algemeen leveren arbeidsmigranten uit andere EU-landen een positieve bijdrage aan onze economie. Daarnaast zijn er echter ook problemen ten aanzien van huisvesting en de registratie van arbeidsmigratie, en zijn er signalen dat arbeidsmigranten en hun kinderen onvoldoende aansluiting met de Nederlandse samenleving vinden. Er is echter nog weinig bekend over de gezinnen achter de migranten. Migratie lijkt te leiden tot nieuwe vormen van ongelijkheid en sociale problemen die zich vooral op lokaal niveau afspelen. Lokale overheden moeten op zoek naar geschikte instrumenten om de integratie van de nieuwe arbeidsmigranten in goede banen te leiden. Dat heeft ertoe geleid dat in het meerjarenprogramma de volgende drie programmalijnen centraal staan: Kerngegevens over de nieuwe migranten (arbeidsmigranten en vluchtelingen). De positie van nieuwe EU-migranten en hun kinderen. Geschikte instrumenten van gemeenten voor de integratie van nieuwe migranten. Ten aanzien van de eerste vraag focussen we in het werkprogramma 2015 op de vraag welke informatiebehoefte er is bij gemeenten als het gaat om de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe migranten in hun gemeenten. We gaan inventariseren of de gemeenten op de hoogte zijn van het aantal en de achtergrond van de aanwezige migranten. Hebben gemeenten meer behoefte aan kennis over de nieuwe (arbeids)migratiestromen, de vestigingspatronen van migranten en het aantal niet geregistreerde migranten? Hoe monitoren zij de leefsituatie van nieuwe migranten? Door middel van een Quickscan onder gemeenten zullen we nagaan welk beleid de gemeenten voeren ten aanzien van de nieuwe migranten en welke instrumenten ze inzetten om knelpunten aan te pakken. Ten aanzien van de tweede vraag zullen we een onderzoeksproject starten naar de leefsituatie van migranten. Dit onderzoek gaat na in hoeverre recente arbeidsmigratie geleid heeft tot problemen op het gebied van leefbaarheid en integratie. Welke instrumenten worden ingezet om deze problemen te voorkomen en tegen te gaan en wat is het effect van de inzet van deze instrumenten? Wat ervaart de doelgroep zelf als belangrijke en werkzame elementen van beleid of ondersteuning? Tevens kijkt het onderzoek specifiek naar de situatie van de kinderen van arbeidsmigranten. Wat leren we van de ervaringen van de oudere migranten om de leefsituatie van de kinderen van recente migranten te verbeteren? Ten derde zullen we op basis van deze inventarisaties een dialoog starten tussen gemeenten, zelforganisaties van arbeidsmigranten en betrokken professionals over hoe het integratiebeleid beter kan aansluiten bij de behoefte van migranten. Welke lessen kunnen we hieruit trekken? 9

4.1.1 Quickscan gemeenten nieuwe migranten (Verwey-Jonker Instituut) 1 De gemeenten spelen een belangrijke rol in de integratie van vluchtelingen en arbeidsmigranten in de Nederlandse samenleving. Veel knelpunten rondom bijvoorbeeld hun arbeidspositie, huisvesting en gezinssituatie vragen om een specifiek immigratiebeleid op lokaal niveau. Als het gaat om de aantallen nieuwe migranten en het gemeentelijke beleid zijn de verschillen tussen de gemeenten in Nederland groot. Daarom stellen we een Quickscan voor waarin voor een aantal thema s geïnventariseerd wordt wat de stand van zaken is binnen de gemeenten. Welk beleid voeren zij en welke kennisbehoefte is er? Doelstelling Doelstelling van de Quickscan nieuwe migranten is om meer informatie te krijgen over de stand van zaken met betrekking tot nieuwe migranten in gemeenten en eventuele knelpunten daarin. Aan de hand van een vragenlijst, uitgezet onder alle Nederlandse gemeenten, worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord: Zijn gemeenten op de hoogte van het aantal en de achtergrond van de aanwezige migranten? Hebben gemeenten meer behoefte aan kennis over de nieuwe (arbeids)migratiestromen, de vestigingspatronen van migranten en het aantal niet geregistreerde migranten? Welk beleid voeren de gemeenten ten aanzien van de nieuwe migranten, op welke terreinen? Welke middelen en preventiestrategieën zetten zij in om hun integratie in goede banen te leiden? Op welke wijze wordt de leefsituatie van (nieuwe) migranten gemonitord? Welke behoefte is er aan kennis op het terrein van onderwijs, huisvesting, arbeid & inkomen, taal & inburgering, gezondheid, maatschappelijke participatie, criminaliteit en discriminatie? Onder alle gemeenten in Nederland zal een internetvragenlijst worden uitgezet, teneinde een representatief beeld te krijgen van het beleid dat gemeenten voeren en van de ervaren knelpunten. Het Verwey-Jonker Instituut heeft ervaring met een dergelijke grootschalige aanpak rondom armoede en kindermishandeling (bereik van ruim de helft van de 403 gemeenten). Voor een goede respons is het van belang dat er een telefonische belronde plaatsvindt met de gemeenten die niet gereageerd hebben op het emailverzoek om de vragenlijst in te vullen. Het kennis- en informatiecentrum Europese migranten Lize gaat in 2015 een onderzoek uitvoeren naar het netwerk van EU-migranten. Daarvoor willen zij ook gemeenten benaderen. In de Quickscan zullen een aantal vragen toegevoegd worden die betrekking hebben op de initiatieven die gemeenten hebben genomen ten aanzien van het ondersteunen en initiëren van netwerken van EU-migranten. Resultaten Deze Quickscan vormt de basis voor een aantal vervolgtrajecten op dit thema. 6. Ten eerste een overzicht van de informatiebehoefte die gemeenten hebben. Welke informatie (data) op gemeentelijk en wijkniveau zijn wenselijk in de vorm van een toegankelijke monitor (zie ook voorstel in thema 4, centraal vraagstuk b ). 7. Inzicht in welke gemeenten een actief gemeentelijk beleid voeren en op welke terrein dat gericht is. Deze informatie vormt de basis voor een vervolgtraject waarin diepgaander 1 Achter de naam van elk project wordt de hoofduitvoerder genoemd. 10

onderzocht wordt wat de goede voorbeelden zijn van integratiebeleid en wat de oplossingen zijn voor mogelijke knelpunten (zie voorstel 4.1.2). 8. Rapportage over de stand van zaken van het integratiebeleid van gemeenten. Samenwerkingspartners: Het project zal in samenwerking met Lize en de VNG worden uitgevoerd. Looptijd: Januari tot en met april 2015. 4.1.2 Verdiepende studie naar de aard van de specifieke problemen die spelen bij nieuwe arbeidsmigratie (Verwey-Jonker Instituut) 2 Er zal een verdiepende studie verricht worden onder EU-migranten naar wat de behoefte aan ondersteuning is van nieuwe EU-migranten vanuit de gemeenten en instellingen. De studie zal nagaan met welke problemen migranten geconfronteerd worden bij de integratie in de Nederlandse samenleving en welke oplossingen nodig zijn. In principe zijn deze migranten hier tijdelijk, maar de vraag is of dit voor iedereen opgaat en hoe tijdelijk tijdelijk is. In onderzoek van het SCP (2011) geeft iets meer dan de helft van de ondervraagde arbeidsmigranten aan dat zij verwachten over een jaar nog in Nederland te zijn. Hoe kunnen gemeenten het beste inspelen op de wensen en behoeften van deze al dan niet tijdelijke arbeidsmigranten? Lize zal in 2015 de netwerken van EU-migranten in kaart brengen. Op basis van deze inventarisatie zullen EU-migranten geworven worden om mee te werken aan deze verdiepende studie. Doelstelling Doel van deze verdiepende studie is om meer inzicht te krijgen in de mate waarin recente arbeidsmigratie geleid heeft tot problemen op het gebied van leefbaarheid en integratie. Welke instrumenten worden ingezet om deze problemen te voorkomen en tegen te gaan en wat is het effect van de inzet van deze instrumenten? Wat ervaart de doelgroep zelf als belangrijke en werkzame elementen van beleid of ondersteuning? Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken? Ten eerste zullen we een literatuurstudie verrichten naar wat er al bekend is over de verschillende groepen van migranten (Polen, Roemenen, Bulgaren, Grieken, Italianen, Spanjaarden en Portugezen). Aanvullend daarop zullen de onderzoekers met de groepen waarover bepaalde kennis ontbreekt interviews houden. Daarna gaan we met een aantal zelforganisaties of netwerken van arbeidsmigranten en migranten in focusgroepen in gesprek over welke problemen en knelpunten zij signaleren als het gaat om integratie en leefbaarheid. We zullen de arbeidsmigranten ook vragen welke oplossingen zij zien: mogelijke oplossingen binnen hun eigen familie, gemeenschap, de buurt waar ze wonen en dergelijke, en oplossingen die zij van de Nederlandse instanties, buren en dergelijke verwachten. 2 In 2015 focussen wij ons op de relatief nieuwe groep arbeidsmigranten, na 2015 (ook) op andere groepen nieuwe migranten, zoals de recente Syrische vluchtelingen. 11

De keuze van de doelgroepen die geïnterviewd worden en deelnemen aan de focusgroepen zal mede bepaald worden op basis van de netwerkverkenning van Lize. De afspraak is dat Lize tijdens deze verkenning aan de (netwerken van) EU-migranten zal vragen of zij mee willen werken aan deze verdiepende studie. Resultaten Het project zal een rapportage opleveren die vooral gericht is op mogelijke oplossingen vanuit het perspectief van EU-migranten: Welke problemen ervaren EU-migranten in het integratieproces in de Nederlandse samenleving? Welke instrumenten worden ingezet om deze problemen te voorkomen? Wat ervaart de doelgroep zelf als belangrijke werkzame elementen van beleid of ondersteuning? Op welke wijze kunnen de gemeenten het beste inspelen op de behoeften en mogelijkheden van de nieuwe EU-migranten? Samenwerkingspartners Het project zal in samenwerking met Lize en de VNG worden uitgevoerd. Looptijd: Maart tot en met oktober 2015. 4.1.3 Dialoog en belangenbehartiging (Movisie) Voorgaande studies (project 1.1 en 1.2) zijn opgezet vanuit het perspectief van gemeenten, netwerkorganisaties van migranten en EU-migranten zelf. Daarbij komen verschillende vragen aan bod: 1. Gemeenten: wat is het staand beleid en welke instrumenten zetten zij in om de integratie van arbeidsmigranten te bevorderen? 2. Netwerkorganisaties van migranten: welke rol spelen zij in de brugfunctie naar informatie, voorzieningen voor EU-migranten? En wat hebben zij nodig om hun functie van intermediair goed te kunnen vervullen? 3. EU-migranten zelf: welke problemen ervaren zij en wat hebben zij nodig? In dit project vergelijken en analyseren de onderzoekers de resultaten van deze studies. De centrale vraag daarbij is in hoeverre het integratiebeleid van de gemeenten aansluit op de behoefte van de migranten. De resultaten vormen de inzet van een dialoog met de betrokken partijen rondom het integratiebeleid. Doel Het signaleren en agenderen van zorgpunten en problemen in de leefsituatie van arbeidsmigranten bij beleidsmakers, professionals en migranten zelf. Een vertaalslag maken naar de praktijk van gemeenten, professionals en organisaties. Op welke domeinen sluiten het huidige integratiebeleid en de daarbij behorende initiatieven aan bij de behoefte van EU-migranten? Waar is verbetering mogelijk ten behoeve van de integratie van de migranten? Welke rol spelen de zelforganisaties, sleutelpersonen en intermediairs? Ter gelegenheid van het EU-voorzitterschap van Nederland in 2016: het agenderen van het thema wegtrekkende en inkomende migranten binnen de Europese Unie. 12

Vergelijking en analyse van de Quickscan onder gemeenten, de netwerkstudie van Lize en de behoefteninventarisatie onder migranten). Drie dialoogbijeenkomsten met EU-migranten (deelnemers van de netwerken/zelforganisaties), vertegenwoordigers van de lokale overheden en maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met EU-arbeidsmigratie, op basis van de resultaten. Formulering van aandachtspunten voor beleidsmakers en professionals. Daarmee leggen de onderzoekers de basis om in co-creatie verdere acties voor te bereiden, gericht op de verbetering van de leefsituatie van migranten aan de hand van thema s die zij zelf hebben geformuleerd. Dit resulteert in een gezamenlijke toekomstagenda. We zullen de vorm van de dialoog nog nader bepalen in samenwerking met de netwerkorganisaties van migranten en in afstemming met Lize. We sluiten in ieder geval aan bij de geplande thematische bijeenkomsten die Lize gaat organiseren eind 2015. Daarnaast stellen we in overleg met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de agenda van het thema wegtrekkende en inkomende migranten binnen de Europese Unie op. Resultaat Bewustwording bij arbeidsmigranten, professionals en beleidsmakers over hun leefsituatie en mogelijkheden om deze te verbeteren. Agenda voor de toekomst (voor professionals, beleidsmakers en zelforganisaties van arbeidsmigranten). Agendering van het thema wegtrekkende en inkomende migranten binnen de Europese Unie. Samenwerkingspartners Lize, de VNG, het Verwey Jonker Instituut, werk- en zelforganisaties van EU-migranten. Looptijd: September tot en met december 2015. 4.1.4 Instrumenten voor het integratiebeleid (Verwey-Jonker Instituut) Een vergelijkende studie naar een aantal vooroplopende gemeenten als het gaat om gemeentelijk beleid ten aanzien van arbeidsmigranten op lokaal niveau. Doel van het project is dat gemeenten vooral van elkaar leren wat goede voorbeelden van integratiebeleid zijn. In vijf gemeenten vindt er een verdiepende studie plaats naar wat daadwerkelijk het integratiebeleid van de gemeenten en instellingen is. Welke initiatieven, projecten en methoden zetten organisaties in om de integratie van nieuwe arbeidsmigranten te bevorderen? De studie vergelijkt vijf gemeenten onderling om te leren hoe in andere steden succesvol lokaal beleid gevoerd wordt ten aanzien van de integratie van nieuwe migranten. Het project sluit af met een manifestatie waarin de resultaten van het gehele project gepresenteerd worden en de gemeenten en betrokken zelf presenteren wat in hun opinie geschikte instrumenten zijn of geschikt beleid is. 13

Doel Het ontwikkelen van een stappenplan voor gemeenten om succesvolle voorbeelden van gemeentelijk integratiebeleid toe te passen. Op basis van de Quickscan en de vergelijkende studie selecteren we vijf steden die een actief integratiebeleid voeren. In deze vijf steden we een systematische beleidsanalyse van wat er binnen de gemeenten gebeurt op het terrein van integratie. Welke organisaties zijn actief, en welk aanbod bieden ze als het gaat om het bevorderen van de integratie van nieuwe migranten? Hoe verhoudt het lokale aanbod en beleid zich tot de landelijke ontwikkelingen, zoals de participatieverklaring of de arbeidsmarktmodule? Van deze steden maken we een rapportage die het mogelijk maakt om de steden met elkaar te vergelijken. In de rapportages geven wij een beeld van de rijkdom aan activiteiten die in de desbetreffende gemeente ontplooid worden en van de publieke en private, professionele en vrijwilligersorganisaties die bij de beleidsvorming betrokken (kunnen) worden. Op basis van de conclusies bieden wij een beleidsadvies op maat. Het Verwey-Jonker Instituut brengt door middel van documentanalyse, interviews, enquêtes en bijeenkomsten het integratiebeleid voor de afzonderlijke steden in kaart: De beschikbare kerngegevens over de nieuwe migranten in de gemeente. De visie en uitgangspunten van de desbetreffende gemeente op integratiebeleid. De inhoud van het gemeentelijk integratiebeleid. Concrete projecten over integratiebeleid in de gemeente. De visie van de migranten en hun zelforganisaties op het gemeentelijke integratiebeleid. De inzet van het lokale maatschappelijke middenveld (maatschappelijke organisaties, professionele organisaties en civil society) op het gebied van integratie. Partijen die samenwerken op dat gebied, het verloop van de samenwerking en mogelijke verbeterpunten voor de samenwerking. Daarna organiseren we een aantal thema-ateliers waarin we concreet met publieke en private partijen aan de slag gaan om belemmeringen bij arbeidsmigratie weg te nemen. Bij de selectie van de stakeholders houden we rekening met het type arbeidsmigranten. Mogelijk zijn parallelle thema-ateliers nodig als de betrokken stakeholders sterk verschillen. Resultaten Beschrijvingen van het integratiebeleid van de gemeenten en aanbevelingen ten aanzien van mogelijke verbeteringen van het beleid. De overkoepelende resultaten publiceren we in een slotrapport. Daarin maakt het instituut de balans op over het geheel, gaan we nader in op de overeenkomsten en verschillen en geven we de gemeenten de gelegenheid om van elkaar te leren. Een manifestatie. De lokale thema-ateliers zijn gericht op het identificeren van werkzame elementen (voor de betreffende gemeente) en overdraagbare elementen. We maken tot slot op basis van de uitkomsten een stappenplan voor andere gemeenten. Samenwerkingspartners De VNG en gemeenten. Looptijd: September 2015- september 2016. 14

4.1.5 Jonge kinderen van nieuwe migranten (Verwey-Jonker Instituut) Dit project is een voorbeeld van snelle dienstverlening aan gemeenten en praktijkinstellingen op basis van een beknopte inventarisatie. Uit recent verkennend onderzoek naar de gezondheid en leefsituatie van kinderen van nieuwe migranten van het SCP (2014) komt naar voren dat veel jonge kinderen zonder toezicht van volwassenen thuis zijn, vanwege de lange werkuren van (laagopgeleide) ouders, met alle (ontwikkelings)risico s van dien. Nadere inventarisatie is nodig van de opvangproblemen en van mogelijkheden om deze te ondervangen. Daarbij kunnen we leren van de ervaringen met oudere migrantengroepen waar zich soortgelijke problemen hebben voorgedaan, zoals de Chinezen (bijvoorbeeld met betrekking tot conflicten met gastgezinnen en de tijdelijke terugkeer van kinderen naar familie in China). Doel Doel van het project is om bij te dragen aan de verbetering van de opvang van kinderen in situaties, waarin ouders en hun directe informele kring onvoldoende oplossingen vinden. Dit door middel van een factsheet met aandachtspunten voor beleid en praktijk, mede in te zetten voor lokale dialoog. Onderdelen van dit project zijn: 1. Literatuurstudie (o.a. voortbouwend op de recente SCP-studie). 2. Gesprekken en focusgroepen met (ervarings)deskundigen en ouders uit de betrokken gemeenschappen: wat speelt er, in welke omvang, welke oplossingen vindt men, welke voorzieningen gebruikt men/zou men willen gebruiken, wat zijn de knelpunten? 3. Het maken van een factsheet, inclusief aandachtspunten voor beleid en praktijk, voor beleidsmakers, professionals en belangenbehartigers die met opvangproblemen worden geconfronteerd, ook als instrument voor een lokale dialoog binnen gemeenschappen. Resultaten Een factsheet over opvangproblematiek en mogelijkheden om deze te ondervangen. Samenwerkingspartners Sleutelfiguren/zelforganisaties van nieuwe migranten. Looptijd Januari juli 2015. 15

4.2 Thema 2 Sociale Stabiliteit Er zijn signalen dat er steeds meer parallelliteit ontstaat in de samenleving. Groepen migranten richten eigen voorzieningen op of trekken zich terug in eigen kring. Parallelliteit is potentieel een onwenselijke of zelfs gevaarlijke situatie. Er zijn echter voorbeelden waarbij sprake is van een constructieve ontwikkeling, bijvoorbeeld bij het doorbreken van isolement of het verbeteren van de aansluiting tussen migrantengroepen en reguliere ondersteuning (denk aan opvoedingsondersteuning). Het ontstaan van parallelle voorzieningen kan in bepaalde opzichten ook worden beschouwd als een teken van emancipatie. Een ander vraagstuk binnen het thema sociale stabiliteit is dat van (religieuze) intolerantie. Religieuze intolerantie heeft verschillende kanten, maar staat op zichzelf los van radicalisering. In de kern gaat het om de spanning die er ligt tussen de democratische rechtsstaat, die volop ruimte geeft aan de eigen cultuur, religie en identiteit en stromingen die intolerant zijn ten opzichte van andersdenkenden. Orthodoxie als zodanig is niet het vraagpunt, maar wel of het belemmerend of bevorderend werkt. In de samenleving gaat terecht veel aandacht uit naar radicalisering. Daarbij ligt een grote nadruk op het moment dat het al zover is. Beleidsmatig is er echter ook veel behoefte aan kennis rond preventie en vroegsignalering. Het ministerie wil weten waar potentiele radicalisering zich voordoet en wie de kwetsbare jongeren zijn. Binnen het thema sociale stabiliteit onderscheiden we overeenkomstig het Meerjarenprogramma 2015-2018 - drie programmalijnen: Waardeontwikkeling binnen parallelle samenlevingen in relatie tot democratisch burgerschap. Verschijningsvormen van (religieuze) intolerantie. Radicaliseringsprocessen. In het werkprogramma 2015 focussen we allereerst op de parallelle samenleving binnen het veld van opvoeding, opvang, educatie en ontwikkeling van kinderen. In de volgende jaren zullen we de focus verbreden naar andere velden. Ten aanzien van religieuze intolerantie ligt de focus in het werkplan 2015 op de identiteitsontwikkeling van moslimjongeren. Gezien de ontwikkelingen rondom radicalisering en jihadisme is dit thans een zeer actueel thema. Een ander onderwerp is de gevoelstemperatuur van migrantenjongeren. Voelen ze zich thuis in Nederland, worden ze gezien? Hoe ervaren zij de subtiele vormen van discriminatie en racisme? Verder zullen we een bijdrage leveren aan het debat over samenleven en wederzijdse tolerantie in de rechtsstaat, daar waar in de multiculturele samenleving een conflict kan ontstaan over fundamentele waarden en opvattingen over vrijheden. Gezien de actualiteit rondom het thema radicalisering zijn in het werkplan 2015 meerdere projecten opgenomen gericht op het verbeteren van de aanpak rond radicalisering. Hierbij zullen we afstemmen met de ontwikkelingen en initiatieven rond het nieuw op te richten Expertisecentrum. Projecten in het werkplan 2015 zijn vroegsignalering van radicaliseringsprocessen op wijk- en gemeenteniveau, op basis van het combineren van kwantitatieve en kwalitatieve (wijk)informatie; het ontsluiten van informatie ten behoeve van het voorkomen van spanningen op lokaal niveau voor gemeenten; de inventarisatie/beschrijving/methodiekarticulatie/versterking/disseminatie van interventies gericht op het voorkomen van radicalisering. 16

4.2.1 Parallelle pedagogische civil society van migranten (Verwey-Jonker Instituut) Migranten richten in toenemende mate eigen voorzieningen op. Vooral in de Turkse gemeenschap springt deze beweging in het oog, maar er zijn tekenen dat ook andere groepen zich meer gaan manifesteren in het middenveld. Dit geldt zeker ook voor het veld van opvoeding, opvang, educatie en zorg voor de jeugd. Parallelliteit kan risico s omvatten voor de opvoeding en ontwikkeling van kinderen (minder kansen op het opbouwen van cultureel en sociaal kapitaal t.b.v. aansluiting op de samenleving, de socialisatie van wantrouwen, polarisatie). Het kan echter ook kansen in zich dragen (een aanvulling op bestaand aanbod, het doorbreken van isolement, betere aansluiting tussen migrantengroepen en reguliere voorzieningen). Instellingen werken met de transformatie in het sociale domein steeds meer op wijkniveau. Welk formele en informele aanbod ontwikkelt zich op dit niveau, waar liggen kansen en risico s? Hoe kunnen we voorkomen dat parallelliteit negatief uitpakt, en bevorderen dat deze constructief is, bijvoorbeeld door verbindingen met formele mainstream voorzieningen? Doel Onderzoek naar parallelle pedagogische voorzieningen (opvoedondersteuning, opvang, onderwijs, buitenschoolse educatie, jeugdwerk, zorg voor jeugd en gezin) onder verschillende minderheidsgroepen, met als doel de ontwikkeling van handvatten voor preventie van risico s en de bevordering van constructieve werkwijzen. Het voorgestelde project kent de volgende onderdelen: 1. Verkenning van de (internationale) literatuur over parallelle voorzieningen in het jeugddomein, daaraan verbonden risico s en kansen en mogelijkheden om deze te voorkomen, respectievelijk bevorderen. 2. Individuele- en groepsgesprekken met sleutelfiguren en initiators van eigen voorzieningen. 3. Nader kwalitatief onderzoek in enkele wijken die gekenmerkt worden door spanningen of juist constructieve werkwijzen, bijvoorbeeld samenwerking met mainstream voorzieningen. 4. PM (vervolg in 2016). Op basis van de resultaten van 1, 2 en 3: het opstellen van een handreiking voor professionals en beleidsambtenaren ten behoeve van de inschatting en preventie van risico s en het bevorderen van constructieve werkwijzen. 5. PM (2016). Focusgroepen met sleutelfiguren, professionals en beleidsambtenaren ten behoeve van feedback op de handreiking. 6. PM (2016). Samenstelling van een definitieve versie van de handreiking. 7. Debatreeks in gemeenten in samenwerking met vertegenwoordigers van eigen voorzieningen. Resultaten Een handreiking voor professionals en beleidsambtenaren in het jeugddomein ten behoeve van de preventie van risico s en de bevordering van constructieve werkwijzen ten aanzien van eigen parallelle voorzieningen en de verbinding met mainstream voorzieningen. Een debatreeks voor het uitdragen van en een uitwisseling over de resultaten. Samenwerkingspartners We zullen samenwerken met sleutelfiguren/migrantenorganisaties uit het netwerk van de onderzoekers. 17

Looptijd April 2015 tot juni 2016. 4.2.2 Voorkomen van sociale spanningen (Verwey-Jonker Instituut) Het domein waar sociale spanningen tussen bevolkingsgroepen het vaakst plaatsvinden is de publieke en semipublieke ruimte in multiculturele wijken: in de buurt, op straat en in/nabij het woonblok. Dit zijn de plekken waar bevolkingsgroepen elkaar tegenkomen, waar ze overbruggende contacten opdoen, waar begrip en wederzijdse beeldvorming (positief of negatief) ontstaan maar ook overlast of conflicten tussen bevolkingsgroepen ontstaan. Het Verwey- Jonker Instituut heeft veel onderzoek verricht naar oorzaken en oplossingsrichtingen voor sociale spanningen in buurten. Er bestaat veel behoefte aan kennisdeling. Hoe kom je daar waar preventie van spanningen mogelijk is? Hoe benut je optimaal de kracht van burgers die zich (willen) inzetten voor binding met de samenleving en positief samenleven tussen bevolkingsgroepen? Belangrijk is ook: hoe vergroot je de weerbaarheid van bewoners? Belangrijk bij het ontstaan van spanningen is namelijk het gevoel van machteloosheid bij burgers om effectief iets aan ongewenste situaties in de buurt te kunnen veranderen, kortom, een gebrek aan weerbaarheid. Er is behoefte aan kennis over weerbaarheid van wijken en burgers, evenals de mogelijkheden om deze te vergroten, te ontsluiten, te dissemineren en toepasbaar te maken voor de praktijk. Bij de aanpak van spanningen in veeleer een acupuncturele aanpak vereist (precieze interventies op straat- en blokniveau) dan een wijkbrede aanpak, omdat conflicten en spanningen vaak ook plaatsvinden en/of een oorzaak hebben op straat- en blokniveau. Forum heeft enkele jaren geleden een handleiding Bouwstenen voor sociale stabiliteit ontwikkeld. We bouwen voort op deze handleiding door de toevoeging van praktische informatie voor gemeenten over het vroegsignaleren (een combinatie van kwantitatieve data en kwalitatieve data), voorkomen (aanpakken) en de-escaleren van sociale spanningen tussen bevolkingsgroepen op lokaal niveau. Doel Doel van het project is een makkelijk bruikbare, up-to-date handleiding met praktische informatie voor gemeenten over het vroegsignaleren (een combinatie van kwantitatieve data en kwalitatieve data), voorkomen (aanpakken) en de-escaleren van sociale spanningen tussen bevolkingsgroepen op lokaal niveau. Het voorgestelde project kent de volgende onderdelen: Een literatuur- en documentenstudie. Gesprekken met wijkprofessionals en experts. Onderzoek onder bewoners. Het opstellen van een handleiding. Resultaat Het project resulteert in een makkelijk bruikbare, up-to-date handleiding met praktische informatie voor gemeenten over het vroegsignaleren (een combinatie van kwantitatieve data en kwalitatieve data), voorkomen (aanpakken) en de-escaleren van sociale spanningen tussen bevolkingsgroepen op lokaal niveau. Looptijd Januari tot en met december 2015. 18

4.2.3 Identiteitsontwikkeling van jongeren uit verschillende etnische en religieuze groepen (Movisie) Religie en etniciteit spelen een belangrijke rol in de identiteitsontwikkeling van jongeren. Veel jongeren worstelen met hun identiteit in de Nederlandse samenleving. Door gevoelens van uitsluiting en ervaren discriminatie, bijvoorbeeld bij het vinden van een stageplek, bestaat het risico dat zij zich gaan afzetten tegen de samenleving en zich terugtrekken in hun eigen groep. Hiermee komen zij op gespannen voet te staan met de samenleving. Ook onderlinge verschillen tussen jongeren uit verschillende religieuze en etnische groepen dreigen sociale spanningen in de hand te werken. De inzet van dit project is positief. We willen jongeren ondersteunen om met elkaar en de omringende samenleving in gesprek te gaan over vragen die zij zelf hebben rondom religie, afkomst en identiteit in de context van de Nederlandse samenleving. Daarnaast zetten wij in op een brede agendering en debat. Dit project loopt door in 2016 en 2017. Doel Ruimte bieden aan jongeren om hun eigen identiteit te versterken zonder dat er een mismatch ontstaat met heersende normen en waarden in de Nederlandse samenleving. Religie en afkomst inzetten als middel voor participatie, integratie en burgerschap van deze jongeren. Jongeren weerbaar maken en leren omgaan met ervaren discriminatie. De preventie van sociale spanningen tussen groepen jongeren. Een brede agendering van het thema religie, etniciteit, identiteit in de Nederlandse samenleving, gericht op het creëren van begrip voor de problemen waar jongeren mee worstelen. In de aanpak is zowel in landelijke als lokale activiteiten voorzien. We zullen aansluiten bij de resultaten van een eerder door het Verwey-Jonker Instituut uitgevoerd onderzoek rond jongeren en islam. Ook zullen we onderzoeken welke kennis en informatie van Forum en andere organisaties, zoals Islam en burgerschap en CMO s, actueel en bruikbaar is. We gaan uit van een meerjarige en campagne-achtige aanpak. Als voorbeeld nemen we de werkwijze van de Campagne We Can Young, over seksuele en relationele weerbaarheid van jongeren. Deze gaat uit van de participatie en activering van jongeren en werkt met individuele, zogenoemde changemakers en organisaties (coalitiepartners) zoals gemeenten, scholen, jongerencentra, buurt- en clubhuizen en andere maatschappelijke organisaties. Individuele changemakers ondernemen in hun vriendenkring, in de buurt, op school of op het werk acties om een positieve houding ten opzichte van het thema te stimuleren. De coalitiepartners doen hetzelfde binnen hun eigen organisatie. De aftrap krijgt de vorm van een conferentie, waar wij jongeren uit verschillende religieuze en etnische groepen zullen ondersteunen en faciliteren om antwoorden te geven op hun vragen rondom religie, etniciteit, identiteit en omgaan met ervaren discriminatie in de Nederlandse samenleving. Tegelijkertijd starten we met de campagne, waarbij we een (digitaal) netwerk creëren waarin jongeren met elkaar in gesprek blijven en elkaar kunnen inspireren. Ook zetten we stevig in op het stimuleren van lokale initiatieven door organisaties (coalitiepartners) en jongeren zelf (changemakers) om de dialoog verder vorm te geven. 19

We zetten vijf lokale pilots op waarin we jongeren faciliteren en ondersteunen om zelf activiteiten te ontwikkelen en uit te voeren. Deze zijn gericht op jongeren, professionals en maatschappelijke organisaties. De pilots lopen door in 2016. Op basis van de pilotervaringen rollen we de lokale activiteiten in 2016 verder uit. Ook gaan we dan door met de campagne, en creëren we een publiek debat via artikelen in kranten, social media, radio en tv. De door deze activiteiten verzamelde kennis zullen we in 2016 en 2017 borgen en omzetten in aanpakken, toolkits en methodieken. Resultaten Het thema (religie, etniciteit en identiteit in de Nederlandse samenleving) zal zijn geagendeerd onder jongeren van verschillende etnische en religieuze groepen en breed in de Nederlandse samenleving; jongeren en organisaties zullen op hun eigen manier met elkaar en met hun omgeving in gesprek zijn. Landelijk en lokaal zal het debat zijn gevoerd en zullen lokale initiatieven zijn ontstaan om over dit thema verder te discussiëren. De jongeren zullen meer zelfvertrouwen, inspiratie en concrete handvatten hebben om hun religie in de context van de Nederlandse samenleving vorm te geven en zullen een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij. Jongeren zijn weerbaarder en weten beter hoe zij met ervaren discriminatie kunnen omgaan. Samenwerkingspartners Universiteiten (Religie & Samenleving, Islamstudies), de Hogeschool Utrecht, VMBO- en Mboscholen, Studentenverenigingen (bijvoorbeeld IQRA, Erasmus Rotterdam), Islamitische zelforganisaties (landelijk en lokaal), moskeeën, politie, gemeenten, Marokko.nl, Habamam.nl, Indian Feelings, maatschappelijke (jongeren)organisaties, jeugdinrichtingen, de campagne We Can Young. Looptijd Januari tot en met december 2015. Het project loopt door in 2016. 4.2.4 Vroegsignalering van radicalisering (Verwey-Jonker Instituut) Op grond van onderzoek is bekend welke factoren en voedingsbodems een rol spelen bij het ontstaan van radicaliseringsprocessen. Over veel van deze factoren is enerzijds kwantitatieve informatie bekend uit statistische registraties (zoals (jeugd)werkloosheid, vroegtijdige schooluitval) en uit monitoringonderzoek (zoals ervaren discriminatie, ervaren ongelijkheid, sociale spanningen). Ook is actuele (kwalitatieve) informatie beschikbaar via sleutelpersonen, zoals wijkprofessionals en sleutelpersonen binnen relevante netwerken (een stad als Amsterdam heeft een netwerk van honderden relevante actoren). We kunnen bestaande data op een slimme manier combineren ten behoeve van een vroegsignaleringsinstrument (of thermometer) radicalisering, dat inzicht geeft in prevalentie en trends van factoren en voedingsbodems op wijk- en stadsniveau. Toepassing is ook mogelijk op landelijk niveau. Een dergelijk instrument verenigt meerdere wensen: vroegsignalering, gebruik kunnen maken van big data, en trendanalyse. Aangezien voedingsbodems deels lokaal bepaald zijn, heeft het meerwaarde om het instrument ook op lokaal niveau in te zetten. We stellen voor om een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren in 2015 in de gemeente Amsterdam (in samenwerking met O&S). Indien haalbaar, kunnen we het vroegsignaleringsinstrument toepassen in Amsterdam en kan uitrol 20