S.M.O.G. ALGEMENE INFORMATIE over SMOG bij jonge kinderen SMOG: I. Wat is het? II. Waarom? III.Iedereen werkt mee IV.Voor welke kinderen? V. Keuze van de woordenschat VI.Richtlijnen bij gebruik Copyright Dienstverleningscentrum 1 Heilig Hart
I. WAT IS SMOG? SMOG is Spreken Met Ondersteuning van Gebaren Het is ontwikkeld voor personen met een verstandelijke beperking, dus voor mensen die moeilijk kunnen spreken en voor hen die daarbij ook moeilijk taal begrijpen. Bij SMOG wordt er gebruik gemaakt van SPRAAK, waarbij men enkel de sleutelwoorden ondersteunt met gebaren. Er wordt aan het spreken iets toegevoegd, het is dus zeker niet de bedoeling het spreken weg te laten of te verminderen. Je hoort niet alleen spreken, maar je ziet ook iets. Dat geeft extra informatie. Als er meerdere kanalen gebruikt worden, is de kans groter dat de kinderen het beter begrijpen. SMOG omvat ongeveer 500 gebaren. Dit is een vrij beperkt aantal. Het gevolg is dat gebaren vaak staan voor overkoepelende begrippen (concepten). Enkele voorbeelden: stoel - zetel (er is maar één gabaar voor alles waar men kan op zitten) saus - mayonaise liedje - zingen Bij SMOG wordt er veel gebruik gemaakt van: 1. gezichtsexpressie. Voorbeeld: bij het woord blij zal men blij kijken bij het woord waar? zal men vragend kijken 2. natuurlijke bewegingen (voorbeeld: eten en drinken) en houdingen (voorbeeld: moe met afhangende schouders) 3. plaats (voorbeeld: zon: gebaar wordt in de lucht uitgevoerd) 4. richting: het gebaar wordt gedaan in de richting van het voorwerp (voorbeeld: ga naar buiten : het gebaar wordt gemaakt in de richting van de deur) 5. beweging (voorbeeld: auto en autorijden) 6. oriëntatie (voorbeeld: op de tafel) Copyright Dienstverleningscentrum 2 Heilig Hart
II. WAAROM SMOG? Door zijn oorsprong zijn de gebaren van SMOG universeler dan de meeste andere gebarenreeksen die er bestaan. Het vertrekpunt van SMOG is het Nederlands met gebaren, het gebarensysteem dat gebaseerd is op de doventaal. Voor SMOG werden hieruit een beperkt aantal gebaren (500) geselecteerd en aangepast voor personen met een verstandelijke beperking. De gebaren zijn geselecteerd op basis van hoge bruikbaarheid en ze zijn gemakkelijk uitvoerbaar. Deze aanpassingen zijn weloverwogen gebeurd door mensen die op het gebied van taal & gebaren gespecialiseerd zijn: Louis Smet, Martine Nijs en Filip Loncke. Door zijn oorsprong hebben we bij SMOG steeds een systeem om op terug te vallen (Nederlands met gebaren) en hebben we, indien dit nodig blijkt, uitbreidingsmogelijkheden. We gaan dus nooit zelf gebaren uitvinden. Copyright Dienstverleningscentrum 3 Heilig Hart
III. HET BELANG VAN MEDEWERKING VAN ANDERE BEGELEIDERS (ouders, opvoedsters, therapeuten, leerkrachten,.) Als eerste stap moet er een onderling akkoord zijn tussen alle begeleiders of er al dan niet met SMOG gestart wordt. Het is totaal zinloos dat een logopediste SMOG leert aan een kind als zijn andere begeleiders (leefgroepbegeleiders, ouders, leerkracht, therapeuten) die niet gebruiken naar dat kind. Wanneer alle begeleiders SMOG gebruiken, dan is dat voor het kind een goed voorbeeld en ook een stimulans om zelf SMOG te gebruiken. Het hebben van een goed voorbeeld is voor elk leren belangrijk (voorbeeld: leren spreken). Alleen dan zal SMOG een ruim communicatiemiddel worden. Ook voor het spraakverstaan is het belangrijk dat ook begeleiders SMOG gebruiken. Veel van de kinderen in onze voorziening begrijpen meer taal als die ondersteund wordt met gebaren. Uiteindelijk is het de bedoeling dat een kind zich leert uitdrukken en anderen leert te begrijpen in het dagelijkse leven. Daarvoor is SMOG een middel. Als er een overgang is van bijvoorbeeld thuis naar de school, is het belangrijk dat het systeem daar ook gekend is. Copyright Dienstverleningscentrum 4 Heilig Hart
IV. DOELGROEP: VOOR WELKE KINDEREN GEBRUIKEN WIJ SMOG? De eerste vraag die moet gesteld worden is: is het kind al aan SMOG toe? Een aantal factoren kunnen ons daarover een idee geven: de motoriek van het kind: in hoeverre kan het zijn handen gebruiken begrijpt het kind een aanwijsgebaar? gebruikt het zelf het aanwijsgebaar of zijn er andere uitingen van communicatie: iemand leiden naar, je hand nemen.? Imiteert het kind wat je doet: muziek maken liedjes met bewegingen klanken: beurtrol gebruikt het kind voorwerpen zinvol: kam, bal, autootje, is hierin samenspel, beurtrol mogelijk? herkent het kind situaties? Als we starten met SMOG is het onze bedoeling dat het kind zich beter leert uitdrukken en de gesproken taal beter leert begrijpen. Het kind zal daardoor greep krijgen op zijn omgeving en op die manier een grotere onafhankelijkheid krijgen. Hoe kan het begrijpen van taal hierdoor positief beïnvloed worden? Gesproken taal is vluchtig en abstract. SMOG geeft een visuele ondersteuning bij dat gesproken woord. Het is een extra informatie voor het kind. Hoe zal het zich uiten door SMOG positief beïnvloed worden? Gebaren kunnen het spreken van de persoon met een verstandelijke beperking verduidelijken of vervangen. Vaak merken we, dat door het gebruik van gebaren, het kind beter en meer begint te spreken. Als blijkt dat het kind zó goed spreekt kan in overleg besloten worden om de gebaren achterwege te laten. Vaak kiezen we ervoor om de gebaren te behouden. Dit doen we ter ondersteuning van abstracte woorden (voorbeeld: kleuren, dagen van de week, ). Copyright Dienstverleningscentrum 5 Heilig Hart
V. KEUZE VAN DE WOORDENSCHAT Eens we beslist hebben om met SMOG te werken bij een kind, moeten we kiezen wat we gaan oefenen. We houden er rekening mee dat we bij jonge kinderen werken aan taalopbouw. In veel gevallen is er immers geen of weinig taal reeds aanwezig. De woorden die we inoefenen kiezen we op basis van: de interesses van het kind routinematige begrippen, dit wil zeggen: dagdagelijkse, veel terugkerende begrippen (voorbeelden: eten, pipi doen, klas, spelen,...) Dit geeft ons veel kans tot herhalen! Die eerste keuze wordt best bepaald met de ouders, klas- en leefgroepbegeleiders. We bieden de gebaren in concrete situaties aan, net vóór de activiteit. We laten kans tot imitatie of eventueel tot samen doen. We werken op het niveau van het kind, startend met één-woordzinnen. Als het kind dit aankan, evolueren we naar twee- en meerwoordzinnen, waarbij we alleen de betekenisdragende woorden ondersteunen. Eens de kinderen de basiswoordenschat kennen, werken we verder met schoolgebonden thema s. Copyright Dienstverleningscentrum 6 Heilig Hart
VI. DIDACTIEK Richtlijnen voor de niet communicatief gehandicapte SMOG-gebruiker 1. Denk er steeds aan dat je je SPREKEN ondersteunt met gebaren. 2. Vraag de SMOG-gebruiker je aan te kijken voor je iets zegt. 3. Pas je taal (woordkeuze/zinsbouw/spreeksnelheid) aan aan het niveau van de SMOGgebruiker. 4. Ondersteun enkel de betekenisdragende woorden. 5. Ondersteun woorden die in eenzelfde betekenissfeer liggen met hetzelfde gebaar (SMOG=concepten). 6. Pas de gebaren aan waar nodig (IN de kast/in de doos). 7. Maak de gebaren op de juiste plaats, met de juiste snelheid en in de juiste richting. 8. Voer de gebaren juist uit en werk ze goed af. Vermijd fladder-gebaren. 9. Laat de gebaren vergezeld gaan van de nodige mimiek. 10.Maak gebruik van pointing =aanwijzen van voorwerpen die in de ruimte aanwezig zijn. 11.Leer enkel ondersteunende gebaren aan voor begrippen die de SMOG-gebruiker begrijpt. 12.Maak geen gebruik van gebaren die boven het begripsniveau van de SMOG-gebruiker liggen. 13.Maak geen gebruik van zelf bedachte gebaren. 14.Hanteer de gulden middenweg om de SMOG-gebruiker tot een herkenbare uitvoering van de gebaren te brengen (strenger tijdens formele sessie, toleranter in spontane situaties). Copyright Dienstverleningscentrum 7 Heilig Hart