1 Kerngegevens, Profiel en Personalia 4. 1.1 Kerngegevens 5 1.2 Profiel 9 1.3 Personalia 13. 2 Verslag College van Beheer 16

Vergelijkbare documenten
Philips Pensioenfonds

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015.

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2016

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni Samenvatting:

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

1 Kerngegevens, Profiel en Personalia Kerngegevens Profiel Personalia Verslag College van Beheer 16

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 EERSTE KWARTAAL 2017

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 DERDE KWARTAAL 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds VIERDE KWARTAAL In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Eerste kwartaal januari 2013 t/m 31 maart 2013

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting:

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

1 Kerngegevens, Profiel en Personalia Kerngegevens Profiel Personalia Verslag College van Beheer 18

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2015 t/m 31 maart 2015

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2014 t/m 30 september 2014

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Beleggen in het Werknemers Pensioen

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Derde kwartaal juli 2013 t/m 30 september 2013

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september 2015

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen

Kwartaalbericht 2e kwartaal 2009

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2014 t/m 31 maart Samenvatting: stijgende aandelen

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2018

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2014 t/m 30 juni Samenvatting: dalende rente

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Kwartaalbericht Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM 1. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Leiden, 3 september 2012

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

KWARTAALVERSLAG. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2018

Stichting Pensioenfonds SABIC

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Terugblik 2011 in cijfers

1 Kerngegevens, Profiel en Personalia Kerngegevens Profiel Personalia Verslag Algemeen Bestuur 18

De gegevens van Hewitt Associates zijn: Hewitt Associates Outsourcing B.V. Beukenlaan 143 Postbus JP Eindhoven

Jaarverslag. Stichting Philips Pensioenfonds. Terug naar inhoudsopgave

Kwartaalbericht 4e kwartaal 2008

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Deelnemersvergadering

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

Kwartaalbericht 1e kwartaal 2009

2e kwartaal 2016 Den Haag, juli 2016

Informatie over beleggingen in de prepensioneringsregeling

Jaarverslag. Stichting Philips Pensioenfonds

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal januari 2015 t/m 31 maart 2015

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

Welkom bij het webinar over de beleggingsresultaten van de Life Cycle Fondsen van Aegon PPI in het derde kwartaal van 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Kwartaalbericht Samenvatting ING CDC Pensioenfonds communiceert over de resultaten van Q3. Kwartaalbericht 3e kwartaal

VERKORT JAARVERSLAG 2017

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

Persbijeenkomst ABP Jaarverslag 2010

Persbericht ABP, eerste halfjaar 2008

Jaarverslag. Stichting Philips Pensioenfonds

Jaarlijks gemiddeld Cumulatief vanaf Q Q Q Q Q Dekkingsgraad (kwartaalultimo) 143% 137% 148% 153% 153%

B E L E G G I 2N G S V 0E R S L A 0G. P r e p e n s i o n e r i n g s r e g e l i n g. P r e p e n s i o n e r i n g s r e g e l i n g

NN First Class Balanced Return Fund

4e kwartaal 2016 Den Haag, januari 2017

Transcriptie:

Inhoud 83 e verslagjaar 1 Kerngegevens, Profiel en Personalia 4 1.1 Kerngegevens 5 1.2 Profiel 9 1.3 Personalia 13 2 Verslag College van Beheer 16 Voorwoord 17 2.1 Financiële positie 18 2.2 Beleggingen 21 2.3 Pensioenen 32 2.4 Goed pensioenfondsbestuur 38 2.5 Risicomanagement 41 2.6 Vastgoedfraude 43 2.7 Kosten 45 2.8 Verwachtingen 2012 50 3 Verantwoording & Intern toezicht 51 3.1 Oordeel Verantwoordingsorgaan 52 3.2 Samenvatting rapport Visitatiecommissie 55 4 Philips Pensioenfonds in cijfers 57 4.1 Kerncijfers: vijfjarenvergelijking 58 4.2 Ontwikkelingen deelnemers 61 4.3 Pensioenregelingen Philips 62 5 Jaarrekening 64 5.1 Balans per 31 december 65 5.2 Staat van baten en lasten 66 5.3 Kasstroomoverzicht 67 5.4 Toelichting behorende tot de jaarrekening 68 5.5 Toelichting op de balans 74 5.6 Toelichting op de staat van baten en lasten 86 5.7 Risicobeheer en derivaten 92 Inhoud

6 Overige gegevens 103 6.1 Gebeurtenissen na balansdatum 104 6.2 Financiering en uitvoering 105 6.3 Actuariële verklaring 107 6.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 109 7 English Summary 111 7.1 Key Data 112 Colofon 116 Inhoud

1 Kerngegevens, Profiel en Personalia

1.1 Kerngegevens 1 Bedragen in miljoenen euro s 1.1.1 Financiële positie Eind Eind 2010 Pensioenvermogen 13.946 13.605 Voorziening pensioenverplichtingen 13.547 12.436 Dekkingsgraad 103% 109% Vereiste dekkingsgraad 108% 108% Minimaal vereiste dekkingsgraad 104% 104% Reële dekkingsgraad 70% 81% Ontwikkeling dekkingsgraad 115% 5% 110% 4% 105% 3% Dekkingsgraad 5 100% 2% Gemiddelde marktrente 95% 1% 90% Eind dec Eind jan Eind feb Eind mrt Eind apr Eind mei Eind jun Eind jul Eind aug Eind sep Eind okt Eind nov Eind dec 0% De dekkingsgraad daalde in het afgelopen jaar van 109% naar 103%. De belangrijkste reden voor de daling van de dekkingsgraad was een stijging van de voorziening pensioenverplichtingen in als gevolg van een forse daling van de rente. Dit heeft ondanks het matchingbeleid een aanzienlijke invloed gehad op de dekkingsgraad. In paragraaf 2.2.2 Beleggingsbeleid algemeen en resultaten wordt hier een toelichting op gegeven. Herstelplan De dekkingsgraad van Philips Pensioenfonds ligt sinds september onder de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104%. Er is dus sprake van een dekkingstekort. Het Pensioenfonds heeft daarom eind november bij De Nederlandsche Bank (DNB: de toezichthouder) een herstelplan ingediend om ervoor te zorgen dat de financiële positie weer op orde komt. DNB heeft het plan in januari 2012 goedgekeurd. Meer informatie over het herstelplan is te lezen in paragraaf 2.1 Financiële positie. 1 Voor een samenvatting van de kerncijfers van 2007 tot en met, zie paragraaf 4.1 Kerncijfers: vijfjarenvergelijking Kerngegevens, Profiel en Personalia

1.1.2 Beleggingen Verdeling belegd vermogen 2 Eind Eind 2010 Liability matching portefeuille 9.963 9.566 Return portefeuille 3.979 4.044 Totaal 13.942 13.610 Resultaten beleggingen (resultaat benchmark) 3 2010 Liability matching portefeuille 10,2% (12,1%) 4,3% (5,4%) Return portefeuille 1,4% ( 3,1%) 11,2% (8,2%) Totaalrendement 6,7% 6,1% Een toelichting op de hierboven gegeven rendementen wordt gegeven in paragraaf 2.2.2 Beleggingsbeleid algemeen en resultaten. Beleggingsbeleid in het kort Om de beleggingsresultaten van het Fonds te beoordelen, moeten deze in samenhang worden bezien met de ontwikkeling van de pensioenverplichtingen. Zowel de waarde van de beleggingen als de waarde van de pensioenverplichtingen zijn namelijk voortdurend in beweging, omdat beide worden vastgesteld op basis van de actuele marktwaarde. De dekkingsgraad van het Fonds geeft deze samenhang weer. Het beleid van Philips Pensioenfonds is gericht op enerzijds het beheersen van risico s en anderzijds het creëren van middelen om te kunnen indexeren. 6 De liability matching portefeuille is bedoeld om een bepaald percentage van de nominale pensioenverplichtingen 4, verhoogd met een inflatieverwachting op lange termijn van 2%, te financieren. Op dit moment is dat percentage 64%. Het doel van de return portefeuille is om voldoende rendement te behalen om het overige deel van de verplichtingen te kunnen financieren en om buffers te creëren om onverwacht hogere inflatie (hoger dan 2%) te financieren. Maar ook voor bijvoorbeeld langlevenrisico en de kosten van het Fonds. 2 3 4 Hier is het belegd vermogen vermeld exclusief beleggingen in het beschikbare premiedeel van het Philips Executives Pension Plan en van het Philips flex pensioen (prepensioneringsregeling). Hier zijn de resultaten van de liability matching portefeuille en de return portefeuille weergegeven. Tussen haakjes is het rendement van de desbetreffende benchmarks vermeld. De waarde van deze nominale pensioenverplichtingen is, voor de berekening van het matchingpercentage, vastgesteld op basis van de rentecurve voor euro staatsobligaties (GOV-rentecurve). In het financieringsbeleid van het Fonds wordt deze rentecurve gehanteerd. Kerngegevens, Profiel en Personalia

1.1.3 Pensioenen Aantal deelnemers Eind Eind 2010 Pensioenopbouwers - Philips flex pensioen - Philips eindloonregeling - Philips Executives Pension Plan Pensioenontvangers - Ouderdomspensioen - Nabestaandenpensioen - Wezenpensioen - Arbeidsongeschiktheidspensioen 15.969 14.553 1.091 325 59.886 39.578 18.667 373 1.268 16.467 14.787 1.361 319 60.131 39.652 18.694 415 1.370 Houders premievrije polissen 32.520 33.018 Totaal 108.375 109.616 Ontwikkelingen deelnemersbestand en overige gegevens Het aantal medewerkers dat pensioen opbouwt bij Philips Pensioenfonds is in afgenomen: van 14.271 eind 2010 naar 14.213 eind. Het totaal aantal pensioenopbouwers van het Fonds bedroeg eind 15.969. Tot de categorie pensioenopbouwers behoren ook ex-philipsmedewerkers die vanwege arbeidsongeschiktheid of een vertrekregeling recht hebben op voortzetting van hun pensioenopbouw. De arbeidsongeschikten zijn naast pensioenopbouwer ook pensioenontvanger; zij ontvangen immers een arbeidsongeschiktheidspensioen van het Fonds. In onderstaande tabel is de uitsplitsing van de pensioenopbouwers weergegeven. 7 Aantal pensioenopbouwers Philips Pensioenfonds Eind Eind 2010 Philips-medewerkers 14.213 14.271 Ex-Philips-medewerkers met een vertrekregeling 486 826 Ex-Philips-medewerkers die arbeidsongeschikt zijn 1.270 1.370 Totaal 15.969 16.467 Premies 2010 Werkgever 196 167 Werkgever koopsommen 1 3 Werknemers pensioenregeling Werknemers vrijwillige verzekeringen 1 1 Totaal 198 171 Kerngegevens, Profiel en Personalia

Uitkeringen 2010 Pensioenuitkeringen 722 728 Afkopen 1 0 Waardeoverdrachten individueel 3 3 Waardeoverdrachten collectief Totaal 726 731 Indexaties 2010 Pensioenopbouwers 0,00% 1,00% Pensioenontvangers en houders premievrije polissen 0,00% 0,68% 8 Kerngegevens, Profiel en Personalia

1.2 Profiel 1.2.1 Doelstelling Stichting Philips Pensioenfonds is belast met de uitvoering van de pensioenregelingen die gelden voor Philips-werknemers in Nederland. Dit houdt in: het administreren van pensioenrechten en -aanspraken en uitbetalen van pensioenen en het op solide wijze beleggen en beheren van de betaalde pensioenpremies en het overige vermogen van het Fonds. 1.2.2 Structuur 9 Op de website van Philips Pensioenfonds (www.philipspensioenfonds.nl/organisatiestructuur) is meer informatie te vinden over de structuur van het Fonds. Hier vindt u bijvoorbeeld een beschrijving van de diverse betrokken partijen bij het Fonds en de personalia van het College van Beheer. Tevens kunt u de volledige statuten van Philips Pensioenfonds downloaden onder het kopje Handige downloads. Kerngegevens, Profiel en Personalia

College van Beheer Philips Pensioenfonds wordt bestuurd door het College van Beheer. Het College is verantwoordelijk voor het beleid van het Fonds en de uitvoering ervan. Samenstelling en besluitvorming Het College van Beheer bestaat uit twaalf leden: vier leden van werkgeverszijde (leden A), benoemd door Koninklijke Philips Electronics N.V., vier leden van werknemerszijde (leden B) en vier leden uit de kring van gepensioneerden (leden C). Het College van Beheer vergadert ten minste viermaal per jaar. In deze vergaderingen hebben werkgeversleden ieder twee stemmen zodat zij in totaal evenveel stemmen kunnen uitbrengen als de niet-werkgeversleden. Geldige besluiten kunnen alleen worden genomen met een meerderheid van ten minste drievierde van het totaal aantal stemmen dat in een vergadering van het College van Beheer kan worden uitgebracht. In aanvulling daarop is vereist, dat ten minste twee leden A, twee leden B en twee leden C voor het desbetreffende voorstel hebben gestemd. Adviseur Het College van Beheer laat zich bij de uitvoering van zijn taken bijstaan door een juridisch adviseur. Commissies De beleidsvoorbereiding vindt voor een belangrijk deel plaats binnen de zes statutaire commissies van Philips Pensioenfonds. Deze commissies zijn samengesteld uit leden van het College van Beheer aangevuld met één of meer externe deskundigen (met uitzondering van de Klachtencommissie en de Governancecommissie). Daarnaast worden de commissies aangevuld met adviseurs vanuit het Directiebureau. Deze adviseurs bestaan uit de directeur van het Fonds en/of een (namens de directeur afgevaardigd) lid van het management team en eventueel betrokken medewerkers van het Directiebureau. De commissies hebben de volgende taken: 10 - De Beleggingscommissie adviseert het College over het strategische beleggingsbeleid, alsmede over de uitbestedingspartners voor het vermogensbeheer. - De Pensioencommissie is belast met de strategische advisering van het College van Beheer op pensioengebied. - De Klachtencommissie neemt namens het College van Beheer besluiten over schriftelijke bezwaren van belanghebbenden tegen beslissingen van het Fonds in het kader van de uitvoering van de pensioenreglementen. - De Communicatiecommissie is belast met het ontwikkelen en implementeren van het strategisch communicatieplan en het in hoofdlijnen begeleiden van een aantal communicatiemiddelen (o.a. jaarverslag, Generaties, brochures en website). - De Auditcommissie oordeelt en adviseert over de opzet en werking van de risico- en controlesystemen waarmee het College van Beheer werkt voor de financiële verantwoording en rapportage, alsook de controle ervan. Ook adviseert de Auditcommissie het Fonds over het budget en het jaarverslag. - De Governancecommissie is belast met het adviseren over en waar nodig het doen van voorstellen omtrent (aanpassingen in) de pension fund governance (goed pensioenfondsbestuur) van het College van Beheer met inbegrip van het ingaan op vragen rond de taakafbakening van verschillende organen, commissies en adviseurs, informatiestromen en rapportagelijnen en de beheersbaarheid en praktische uitvoerbaarheid van een en ander. Kerngegevens, Profiel en Personalia

Naast de zes statutaire commissies was er in een ad-hoc commissie actief: het zogenoemde Special Committee. - Het Special Committee is ingesteld om de besluitvorming van het College van Beheer rond de vastgoedfraude voor te bereiden. Dit betekent onder meer dat de commissie is belast met het begeleiden van de periodieke rapportages aan het College. Directie/Directiebureau Het College van Beheer laat zich in de uitoefening van zijn taken bijstaan door het Directiebureau onder leiding van een directeur. De directeur wordt benoemd door het College van Beheer. Behalve met de leiding van het Directiebureau is de directeur belast met de externe vertegenwoordiging van het Fonds. Het Directiebureau heeft de volgende hoofdtaken: - de beleidsvoorbereiding ten behoeve van het College van Beheer en zijn commissies; - de operationele uitvoering van het beleid; - de uitbesteding van werkzaamheden aan derden en het toezicht daarop; - het beheersen van de risico s van het Fonds. Met het Directiebureau heeft het College van Beheer de beschikking over een eigen, onafhankelijke staf van 27 medewerkers. Dit is de stand per eind. De directeur en de medewerkers van het Directiebureau zijn in dienst van het Fonds. Verantwoording & Intern toezicht Verantwoordingsorgaan Het College van Beheer legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het Verantwoordingsorgaan is bevoegd daarover een oordeel te geven. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden: twee werkgeversleden, twee werknemersleden en twee gepensioneerdenleden. Gedurende het verslagjaar is de samenstelling van het Verantwoordingsorgaan gewijzigd. Dit vanwege het terugtreden van verschillende leden en het overlijden van de heer Ruizendaal op 1 december 2010 (voor personalia, zie paragraaf 1.3). In de statuten van Philips Pensioenfonds, en in het reglement van het Verantwoordingsorgaan, zijn de taken en bevoegdheden van het Verantwoordingsorgaan beschreven. De statuten van het Fonds zijn via www.philipspensioenfonds.nl/downloads in te zien. 11 Vergadering van Aangeslotenen Het College doet in de jaarlijkse Vergadering van Aangeslotenen verslag van de gang van zaken in het afgelopen boekjaar en legt het jaarverslag ter goedkeuring voor. Het Verantwoordingsorgaan geeft tijdens de Vergadering van Aangeslotenen een toelichting op het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. Intern toezicht Waar het Verantwoordingsorgaan een oordeel geeft over de beleidskeuzes en de uitvoering van het beleid, is het intern toezicht gericht op het beoordelen van procedures en processen, de wijze van aansturing van het Fonds en het beheersen van risico s op de langere termijn. Philips Pensioenfonds heeft gekozen voor een visitatiecommissie als vorm van intern toezicht. Op grond van de wet is bepaald dat minimaal eens per drie jaar visitatie moet plaatsvinden. De Visitatiecommissie bestaat uit minimaal drie onafhankelijke deskundigen. Over de samenstelling van de Visitatiecommissie wordt steeds besloten voorafgaande aan het verlenen van de visitatieopdracht. Voor personalia van de leden van de Visitatiecommissie, zie paragraaf 1.3 Personalia. Kerngegevens, Profiel en Personalia

De Visitatiecommissie heeft over de periode januari 2010 tot eind een rapport uitgebracht. Een samenvatting van dit rapport, en de reactie van het College hierop, is opgenomen in paragraaf 3.2 Samenvatting rapport Visitatiecommissie van dit verslag. Accountant/Actuaris Philips Pensioenfonds heeft Ernst & Young Accountants LLP als externe accountant aangesteld en Towers Watson als externe actuaris. Uitbesteding De uitvoerende werkzaamheden voor het pensioen- en vermogensbeheer zijn uitbesteed. - Aon Hewitt (voorheen Hewitt Associates Outsourcing B.V.) geeft uitvoering aan het pensioenbeheer. - BlackRock (Netherlands) B.V. (kortweg BlackRock ) draagt zorg voor de uitvoering van het vermogensbeheer, met uitzondering van de beleggingen in onroerend goed. - Aviva Investors Global Services Limited (kortweg Aviva ) beheert de indirecte nietbeursgenoteerde onroerendgoedportefeuille. De direct onroerendgoedportefeuille wordt door het Fonds zelf beheerd. In het contract met de pensioenbeheerder Aon Hewitt is een Service Level Agreement (SLA) opgenomen. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de te leveren prestaties bij een groot aantal processen dat Aon Hewitt uitvoert voor Philips Pensioenfonds. Het Fonds wordt periodiek geïnformeerd over de realisatie van de SLA-afspraken. Daarnaast vindt er frequent overleg plaats over allerlei lopende zaken. 12 De door de vermogensbeheerder BlackRock gerealiseerde beleggingsrendementen worden vergeleken met een benchmark. Het Fonds wordt periodiek door de vermogensbeheerder geïnformeerd over de gerealiseerde beleggingsresultaten. Daarnaast vindt er frequent overleg plaats over allerlei lopende zaken. De werkzaamheden en resultaten van de verschillende uitbestedingspartners van Philips Pensioenfonds worden periodiek geëvalueerd. Koepelorganisatie Philips Pensioenfonds is aangesloten bij de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF). Stichting OPF is een koepelorganisatie die opkomt voor de belangen van ondernemingspensioenfondsen in Nederland en Europa. De directeur van het Fonds is lid van het algemeen bestuur van Stichting OPF. Indirect is Philips Pensioenfonds ook aangesloten bij de Pensioenfederatie. De Pensioenfederatie wordt namelijk gevormd door de koepels voor bedrijfstak- (VB), beroeps- (UvB) en ondernemingspensioenfondsen (OPF). De directeur van het Fonds is als afgevaardigde van Stichting OPF lid van het bestuur van de Pensioenfederatie. Kerngegevens, Profiel en Personalia

1.3 Personalia Beleggingscommissie Pensioencommissie Klachtencommissie Communicatiecommissie Auditcommissie Governancecommissie College van Beheer Philips Pensioenfonds Leden benoemd door Koninklijke Philips Electronics N.V. (leden A) Drs. H.J.G. Hendriks Voorzitter Mr. E.P. Coutinho Vice-voorzitter V V V Drs. P.J.W.M. Warmerdam Penningmeester V Ir. J.A.M. van Leeuwen RC L V Leden benoemd door de aangeslotenen (leden B) Ing. P. Breimer Secretaris L L L A.W.P. Louws L 13 E.J.H.M. Spijkers BSc. MM V L Drs. E.M.M. Thoolen L L Gepensioneerdenleden (leden C) P.J.M. Ekelschot L L A.P.A. van Geloven L L Ir. M. van Herk L L Drs. ing. J.H. Scholing L L Leden Verantwoordingsorgaan Werkgeversleden Drs. R.M. Dierick Drs. P. van der Steen MFE Werknemersleden R.J. Doves MSc RA Drs. R.J.V.M. Poulssen RC Kerngegevens, Profiel en Personalia

Beleggingscommissie Pensioencommissie Klachtencommissie Communicatiecommissie Auditcommissie Governancecommissie Gepensioneerdenleden Drs. P.E.J. Boost Mr. drs. W.F. van Rappard Directeur Philips Pensioenfonds Mr. J.B.J. Kemme A A A A Directiebureau Philips Pensioenfonds M.J. Dogge RA Hoofd Accounting & Reporting A J.A. Kuijsten AAG Hoofd Pensioenen A A A Mr. drs. R.J. Schreur Hoofd Beleggingen A J.L. van Herwaarden Pensioencommunicatie A 14 S.J.M.A. Scheepers Pensioencommunicatie A Juridisch adviseur Prof. dr. A.F. Verdam A Actuaris Towers Watson Accountant Ernst & Young Accountants LLP Visitatiecommissie Netwerk Visitatiecommissie Pensioenfondsen, Akkermans & Partners Groep A.M.J.de Bekker AAG M.G. Leenstra Mr. A.J.E.M. Vollenbroek Kerngegevens, Profiel en Personalia

Beleggingscommissie Pensioencommissie Klachtencommissie Communicatiecommissie Auditcommissie Governancecommissie Vertegenwoordiging commissies namens werkgeversleden Drs. H.G. van Diepen AAG (1) A Externe deskundigen Drs. F.A.M. ten Brink (2) Drs. G.W. Euverman (3) A A Drs. H. Kapteijn RA (4) A A.J.M. Kool MCC (5) A (1) adviseur pensioenzaken Philips Electronics Nederland B.V. (2) voormalig directeur beleggingen Pensioenfonds Provisum (C&A Nederland) (3) voormalig lid maatschap Watson Wyatt Brans & Co. (4) zelfstandig gevestigd adviseur (5) communicatiestrateeg Towers Watson Nederland 15 De deelname aan commissies zoals hier weergegeven, is de indeling op 31 december. Op de website van Philips Pensioenfonds (www.philipspensioenfonds.nl/organisatiestructuur) vindt u de actuele indeling en is meer informatie opgenomen over de leden van het College van Beheer. Hier zijn onder andere de toetredingsdatum en de benoemingstermijn vermeld. Kerngegevens, Profiel en Personalia

2 Verslag College van Beheer

Voorwoord Het jaar was voor Philips Pensioenfonds een bewogen jaar, waarin veel werk is verzet door het College van Beheer, het Directiebureau en de uitbestedingspartners van het Fonds. Alle inspanningen ten spijt, hebben wij in maart van het verslagjaar helaas moeten besluiten de pensioenen niet te indexeren. Wij realiseren ons terdege dat niet-indexeren koopkrachtverlies betekent voor onze aangeslotenen. Maar gezien de financiële positie van het Fonds vonden wij indexeren niet verantwoord. Doordat Philips Pensioenfonds door velen werd gezien als een bastion van zekerheid, kwam dit besluit voor velen als een schok. was ook het jaar waarin het nieuwe Philips flex pensioen werd geïntroduceerd. Deze nieuwe pensioenregeling is per 1 april van kracht geworden. Voor deelnemers die met deze wijziging te maken hadden, heeft een uitgebreid communicatietraject plaatsgevonden. Deelnemers hebben zo inzicht gekregen in wat de wijzigingen voor hun persoonlijke situatie betekenen. Daarnaast is de gehele website vernieuwd en is een serie boekjes samengesteld met informatie over het Philips flex pensioen. Het College van Beheer wil tot slot een woord van dank uitspreken aan iedereen die zich in het afgelopen jaar voor Philips Pensioenfonds heeft ingezet. Wij hebben grote waardering voor de inzet en toewijding van alle betrokkenen. 17 Verslag College van Beheer

2.1 Financiële positie Eind Eind 2010 Pensioenvermogen 13.946 13.605 Voorziening pensioenverplichtingen 13.547 12.436 Dekkingsgraad 103% 109% Vereiste dekkingsgraad 108% 108% Minimaal vereiste dekkingsgraad 104% 104% Reële dekkingsgraad 70% 81% De dekkingsgraad daalde in het afgelopen jaar van 109% naar 103%. De belangrijkste reden voor de daling van de dekkingsgraad was een stijging van de voorziening pensioenverplichtingen in als gevolg van een forse daling van de rente. De tabel hieronder laat zien welke aspecten invloed hebben gehad op de dekkingsgraad en de mate waarin (uitgedrukt in dekkingsgraadpunten). Dekkingsgraadanalyse 5 Dekkingsgraad per eind 2010 109,4% Liability matching portefeuille 7,4% 18 Return portefeuille 0,6% Benodigde rentetoevoeging 1,4% Wijziging rentecurve 12,8% Salaris-/indexatieontwikkeling 0,0% Gehanteerde kanssystemen 0,6% Premie 0,1% Kosten 0,0% Aanpassing levensverwachting Overig 0,2% Dekkingsgraad per eind 102,9% Reële dekkingsgraad De dekkingsgraad waarbij alleen rekening wordt gehouden met de opgebouwde pensioenuitkeringen, noemen we de nominale dekkingsgraad. Het is ook mogelijk om de dekkingsgraad te berekenen waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de pensioenen in de toekomst worden verhoogd met de stijging van de prijzen. Philips Pensioenfonds berekent ook deze dekkingsgraad, omdat het Fonds ernaar streeft om de pensioenen jaarlijks te verhogen indien er sprake is van een stijging in de consumentenprijzen. We spreken dan over de reële dekkingsgraad. 5 Percentages zijn afgerond op 1-decimaal nauwkeurig. Verslag College van Beheer

Om de reële dekkingsgraad te bepalen, moet een inschatting worden gemaakt van de toekomstige prijsstijgingen, de inflatie. Hiervoor wordt het percentage gebruikt dat uitgaat van de marktverwachtingen voor de Europese inflatie. Dit percentage wordt ook wel de break-even inflatie genoemd. Deze marktverwachtingen komen voort uit vraag en aanbod op de beurs. De reële dekkingsgraad op basis van de break-even inflatie, bedroeg eind 70% (eind 2010: 81%). De reële dekkingsgraad is sneller gedaald dan de nominale dekkingsgraad. De verklaring hiervoor is dat de marktverwachtingen voor de Europese inflatie gestegen zijn. Aangezien het vermogen niet evenredig is toegenomen, is de dekkingsgraad door deze stijging van de verplichtingen gedaald. Herstelplan Voor de dekkingsgraad van Philips Pensioenfonds gelden twee wettelijk voorgeschreven grenzen: - De vereiste dekkingsgraad is voor Philips Pensioenfonds 108%. Als de dekkingsgraad van het Fonds onder dit niveau ligt, spreekt men van een reservetekort. Het Fonds heeft daarom een langetermijnherstelplan gemaakt. De hoogte van de vereiste dekkingsgraad verschilt per pensioenfonds en is vooral afhankelijk van het beleggingsbeleid. - De minimaal vereiste dekkingsgraad is voor Philips Pensioenfonds 104%. Als de dekkingsgraad van het Fonds ook onder dit niveau ligt, is sprake van een dekkingstekort. Het Fonds heeft daarom ook een kortetermijnherstelplan gemaakt. De dekkingsgraad van Philips Pensioenfonds ligt sinds september onder de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104%. Er is dus sprake van een dekkingstekort. Eind 2009 en 2010 heeft het Fonds, net als andere pensioenfondsen, de stijgende levensverwachting mee moeten nemen in de berekening van de verplichtingen. Dit heeft een sterk negatieve invloed gehad op de financiële positie van het Fonds. De hoogte van de pensioenverplichtingen van het Fonds (alle nu en in de toekomst uit te keren pensioenen) is hierdoor in korte tijd met bijna 1 miljard toegenomen. De dekkingsgraad daalde hierdoor in 2009 met circa 3 procentpunten en in 2010 met circa 5 procentpunten. Ook ontwikkelingen in de rente hadden in 2010 een negatieve invloed op de dekkingsgraad. Welke factoren invloed hebben gehad op de dekkingsgraad in is aan het begin van deze paragraaf toegelicht. Vanwege het dekkingstekort per september heeft het Pensioenfonds eind november bij De Nederlandsche Bank (DNB: de toezichthouder) een herstelplan ingediend om ervoor te zorgen dat de financiële positie weer op orde komt. DNB heeft het plan in januari 2012 goedgekeurd. 19 Inhoud herstelplan De kern van het herstelplan is dat Philips Pensioenfonds door voortzetting van het huidige beleid de financiële positie van het Pensioenfonds in principe moet kunnen verbeteren. Wel is duidelijk dat het indexeren (verhogen) van pensioenen de financiële herstelkracht van het Pensioenfonds sterk vermindert. Het College van Beheer heeft daarom besloten het indexatiebeleid van het Pensioenfonds uit te breiden met een aanvullende maatregel. Deze maatregel houdt in dat indexatie pas kan plaatsvinden als de dekkingsgraad zich boven het niveau van de vereiste dekkingsgraad bevindt (eind december: 108%). Tot nu toe hanteerde het Fonds hiervoor de grens van 105%. Mocht de financiële situatie van het Pensioenfonds verder verslechteren of onvoldoende herstellen, dan zal het College van Beheer andere maatregelen moeten overwegen. Denk daarbij aan verhoging van de premie (indien de onderneming daarmee instemt) of zelfs het verlagen van de pensioenen. Verslag College van Beheer

Evaluatie herstelplan op 31 december De toezichthouder stelt pensioenfondsen verplicht om jaarlijks, met de stand van 31 december, te toetsen hoe de ontwikkeling van de dekkingsgraad verloopt in vergelijking met het zogenoemde herstelpad dat in het herstelplan is gedefinieerd. De dekkingsgraad van Philips Pensioenfonds per 31 december lag met 103% boven het herstelpad (102%). Meer informatie over het herstelplan Op de website van Philips Pensioenfonds wordt meer informatie gegeven over het herstelplan. Deze informatie is te vinden op www.philipspensioenfonds.nl/financielepositie. Op deze website is ook het volledige herstelplan te downloaden. 20 Verslag College van Beheer

2.2 Beleggingen 2.2.1 Algemene ontwikkelingen op beleggingsgebied Algemene economische ontwikkelingen hebben directe invloed op de beleggingen van Philips Pensioenfonds. Daarom wordt hier eerst een beeld geschetst van de algemene ontwikkelingen op beleggingsgebied in het jaar. Aanhoudende onzekerheid en volatiliteit was vanuit macro-economisch, financieel en beleggingsoogpunt een moeilijk jaar met een overvloed aan ontwikkelingen en aanhoudende onzekerheid. Net als in 2010 was de Europese schuldencrisis in het overheersende thema. Daarnaast werd de onzekerheid op de financiële markten in gevoed door verschillende (geo)politieke ontwikkelingen zoals de protesten in de Arabische wereld en de politieke strijd tussen Democraten en Republikeinen in de Verenigde Staten. De Japanse tsunami en nucleaire ramp drukten de wereldwijde economische groei. Wijzigingen in economische groei- en inflatieverwachtingen volgden elkaar over het gehele jaar snel op en ook de verschillen in economische groeivooruitzichten tussen landen en regio s namen toe. Bij centrale banken leidde dit soms tot snelle omschakelingen in het gevoerde monetaire beleid. Meer fundamenteel stond de economische groei in onder druk door het streven van Westerse overheden om hun begroting op orde te brengen en door terughoudende Europese consumenten. Robuuste bedrijfsresultaten boden in veel sectoren een lichtpunt. Door onzekerheid over de economie vertaalde dit zich niet in bedrijfsinvesteringen. Al deze ontwikkelingen resulteerden in een verhoogde maar ook sterk wijzigende volatiliteit op de financiële markten. 21 Impact op financiële markten Het grote verschil met 2010 was dat de Europese schuldencrisis, vooral vanaf de tweede helft van, niet werd gecompenseerd door economische groei en stimuleringsmaatregelen van overheden en centrale banken. Ook verschillende schokken en de sterk gestegen olieprijs hadden een negatief effect op het vertrouwen van financiële markten. Lichtpunt was de Amerikaanse economie waar zich gedurende geleidelijk aan een herstel begon af te tekenen. Ook nam aan het einde van het jaar het vertrouwen in een goed einde van de Europese schuldencrisis voorzichtig toe. Aandelen Aandelenmarkten begonnen het jaar goed gestemd onder invloed van een redelijk macroeconomisch klimaat en robuuste bedrijfsresultaten. De tsunami in Japan zette de Aziatische aandelenmarkten vanaf maart onder druk. Opvallend was dat de opkomende markten ook de eerste helft van het jaar slecht presteerden vanwege de angst voor oplopende inflatie en de directe gevolgen van de tsunami in Japan en de overstromingen in Thailand. Door de escalatie van de Europese schuldencrisis en angst voor een wereldwijde economische recessie nam de risico-aversie vanaf de zomer wereldwijd sterk toe. De aandelenmarkten in Europa en de opkomende landen hadden hiervan het meest te lijden terwijl traditionele veilige havens als Japan en de Verenigde Staten zich relatief goed hielden. Vanaf september hervonden beleggers enig vertrouwen in een goede oplossing van de Europese schuldencrisis en waren er vooral in de Verenigde Staten toenemende tekenen van economisch herstel. Gesteund door aantrekkelijke waarderingen vond er wereldwijd een sterke rally plaats op de aandelenmarkten. De Amerikaanse aandelenmarkt uitgezonderd, was dit herstel echter onvoldoende om de verliezen voor het hele jaar goed te maken. Verslag College van Beheer

Staatsobligaties Aanwijzingen voor een economisch herstel en oplopende inflatiedruk leidden ertoe dat de kapitaalmarktrentes van de belangrijkste kernlanden van de Europese Unie (Duitsland, Frankrijk en Nederland) begin vanaf een laag niveau verder opliepen. Deze trend werd gekeerd toen vanaf het einde van het tweede kwartaal de risico-aversie bij obligatiebeleggers toenam en het wereldwijde economische beeld verslechterde. Dit leidde tot een daling van vooral het korter lopende eind van de Nederlandse en Duitse kapitaalmarktcurve. Het renteverschil met staatsleningen van zwakke landen uit de periferie van Europa nam door het uitblijven van een oplossing voor de Europese schuldencrisis intussen steeds verder toe. De downgrade in de zomer door rating bureau Moody s van Griekse staatsleningen tot junk status vormde de aanleiding voor een sterke toename van de risicoaversie bij obligatiehouders. Angst voor besmetting zette een vlucht van Spaanse en Italiaanse staatsleningen naar veilig geachte Duitse en Amerikaanse staatsleningen op gang. In dit klimaat daalde de twintigjaars rente op Duitse staatsleningen tot 2% en liep de Italiaanse tienjaars rente op tot boven de 7%. Het laatste kwartaal zag een beperkte afname van de risico-aversie en een bescheiden stap richting normalisatie van de renteniveaus. Een lichte verbetering van de vooruitzichten voor de wereldwijde economische groei, het aantreden van de regering Monti in Italië en de zeer ruime kredietfaciliteit voor banken ter beschikking gesteld door de Europese Centrale Bank waren hiervoor de belangrijkste aanwijsbare oorzaken. Grondstoffen De volatiliteit op de grondstoffenmarkten was hoog. De Europese schuldencrisis en de zorgen over het wereldwijde economische herstel maakten beleggers risico-avers. Hierdoor daalden de prijzen en namen de correlaties met de aandelenmarkten toe. Na de scherpe dalingen van de grondstoffenmarkten in het tweede en derde kwartaal, volgde licht herstel aan het eind van het jaar. 22 Overige beleggingen Bedrijfsobligaties waren in, vergeleken met aandelen en staatsobligaties, een relatief stabiele beleggingscategorie. Binnen de categorie bedrijfsobligaties liepen de rendementen weliswaar sterk uiteen. Maar de diversificatie tussen sectoren beperkte de volatiliteit. Obligaties in opkomende markten fungeerden tevens als meer stabiele categorie en lieten per saldo een positief verloop zien. Valuta De Euro begon het jaar sterk ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Ondanks de Europese schuldencrisis lag de focus van beleggers op de toegenomen waarschijnlijkheid van een renteverhoging door de Europese Centrale Bank. Ook in het tweede kwartaal was het belangrijkste thema de appreciatie van de euro. Echter, vanaf de zomer begon de euro scherp in waarde te dalen ten opzichte van de Amerikaanse dollar en Japanse yen. Valuta van opkomende markten bleven redelijk stabiel in juli en augustus, maar in september daalden ze scherp ten opzichte van de Amerikaanse dollar, gedreven door de toegenomen risico-aversie van beleggers. De euro verzwakte verder aan het eind van het jaar, terwijl de valuta van opkomende markten enigszins stabiliseerden. Verslag College van Beheer

2.2.2 Beleggingsbeleid algemeen en resultaten De beleggingen van Philips Pensioenfonds zijn onderverdeeld in de liability matching portefeuille en de return portefeuille. Deze verdeling heeft als doel enerzijds het beheersen van risico s en anderzijds het creëren van middelen voor een zo goed mogelijk indexatiebeleid. Liability matching portefeuille De liability matching portefeuille is bedoeld om een bepaald percentage van de nominale pensioenverplichtingen 6, verhoogd met een inflatieverwachting op lange termijn van 2%, te financieren. De strategische omvang van de liability matching portefeuille is afhankelijk van de waarde van de geïndexeerde verplichtingen. Dit zijn de nominale verplichtingen, opgehoogd met de periodiek vast te stellen langetermijninflatieverwachting (voor : 2%), waarbij waardering plaatsvindt op basis van een rentetermijnstructuur voor euro staatsobligaties. Op lange termijn streeft het Fonds naar een matchingpercentage van 70%. Door de aanpassingen in de sterftegrondslagen per ultimo 2009 en 2010 is het daadwerkelijke matchingpercentage gedaald naar ongeveer 64%. Op dit moment acht het College van Beheer het niet wenselijk om het matchingpercentage op te hogen. Dit zou namelijk ten koste gaan van de return portefeuille, met als gevolg dat de kansen op toekomstige indexatie en herstel van de dekkingsgraad kleiner worden. Minimaal jaarlijks en eveneens bij grote veranderingen van de dekkingsgraad, wordt via een ALM-analyse bekeken of het strategisch matchingpercentage kan worden opgehoogd richting 70%. Bij de start (in 2004) heeft het Fonds ervoor gekozen in de liability matching portefeuille met name te beleggen in staatsobligaties. Op dat moment werden ook de pensioenverplichtingen nog vastgesteld op basis van een rentecurve voor staatsobligaties. De beleggingen en de verplichtingen werden met een vergelijkbare rentecurve gewaardeerd. Dit betekende dat bij een daling van de rente, de stijging van de verplichtingen die daarvan het gevolg is, gecompenseerd zou worden door eenzelfde stijging van de waarde van de beleggingen en andersom (uitgaande van een dekkingsgraad van 100%). Vandaar de naam: matching portefeuille. 23 Toen in 2006 in het FTK ervoor werd gekozen de pensioenverplichtingen te waarderen op basis van een swapcurve en niet op basis van een curve voor staatsobligaties, had het Fonds ervoor kunnen kiezen het beleggingsbeleid aan te passen door veel meer in swaps te gaan beleggen. Op die manier zou worden vastgehouden aan het tot dan toe geldende uitgangspunt, dat in het kader van de waardering aan beide zijden van de balans een vergelijkbare curve werd gehanteerd. Daarvoor is niet gekozen, omdat de waardering van de beleggingen op basis van de curve voor staatsobligaties prudenter was. De staatscurve lag op dat moment immers onder de swapcurve. Na verloop van tijd is echter de situatie ontstaan, dat de swapcurve onder de staatscurve is beland. De afgelopen twee jaar is de swapcurve steeds verder onder de staatscurve komen te liggen. Desondanks heeft het Fonds er vooralsnog niet voor gekozen substantieel meer in swaps te gaan beleggen. Hierdoor werd en wordt het risico gelopen, dat de swaprente en rente op staatsobligaties zich niet of niet in gelijke mate in dezelfde richting bewegen, waardoor de verplichtingen harder kunnen stijgen dan de waarde van de beleggingen (het zogenaamde swapspread -risico). Dit heeft zich in het afgelopen jaar voorgedaan en heeft geleid tot een aanzienlijke daling van de dekkingsgraad. 6 De waarde van deze nominale pensioenverplichtingen is vastgesteld op basis van de rentecurve voor euro staatsobligaties (GOVrentecurve). In het financieringsbeleid van het Fonds wordt deze rentecurve gehanteerd. Verslag College van Beheer

De reden waarom het College van Beheer er tot nu toe niet voor heeft gekozen dit risico te mitigeren door veel meer in swaps te gaan beleggen, is dat dit nieuwe risico s zou hebben geïntroduceerd, die vooralsnog niet acceptabel worden geacht. Hieronder wordt toegelicht om welke risico s het gaat. Ten eerste heeft het Fonds als beleidsuitgangspunt dat, indien belegd wordt in renteswaps, er ook liquiditeiten moeten worden aangehouden ter grootte van de nominale waarde van de swapposities. Hoe groter de swapportefeuille, hoe meer liquiditeiten moeten worden aangehouden. Deze liquiditeiten dienen dan een rendement, Libor geheten, te genereren om de verplichtingen van het Fonds uit hoofde van de aangegane swaps te voldoen. Hiertoe dienen deze liquiditeiten belegd te worden in zogenaamde cashproducten en kortlopende staatsobligaties. Aan het beleggen in deze producten kleven risico s, zoals duidelijk is gebleken in de financiële crisis in 2008. Ten tweede zijn swaps zogeheten Over The Counter-producten die buiten de beurs om worden verhandeld. Dit betekent dat het Fonds risico s loopt bij een eventueel faillissement van een wederpartij. Weliswaar kunnen deze risico s voor een deel worden weggenomen door onderpand (zogenaamd collateral) te vragen, maar er blijven aanzienlijke restrisico s bestaan. Tot deze risico s behoort het risico dat het Fonds niet of slechts tegen veel slechtere voorwaarden de swappositie, die is weggevallen door het faillissement, weer met een andere wederpartij aan kan gaan. Uiteraard zal het College van Beheer de marktontwikkelingen kritisch blijven volgen en het beleid aanpassen indien het daartoe aanleiding ziet. 24 Return portefeuille Het doel van de return portefeuille is om voldoende rendement te behalen om het overige deel van de verplichtingen te kunnen financieren en om buffers te creëren om onverwacht hogere inflatie (hoger dan 2%) te financieren. Maar ook voor bijvoorbeeld langlevenrisico en de kosten van het Fonds. Het vermogen dat nodig is om 64% van de geïndexeerde verplichtingen te matchen, maakt deel uit van de liability matching portefeuille. Het overige vermogen wordt belegd in de return portefeuille. Het beleggingsbeleid van het Fonds is dus dynamisch, in die zin dat er geen sprake is van een vaste allocatie naar vastrentende en zakelijke waarden, maar van een strategie waarin een matchingpercentage wordt nagestreefd. Het matchingpercentage bepaalt de omvang van de liability matching portefuille en de return portefeuille. Hierdoor neemt het beleggingsrisico toe of af naarmate de financiële positie sterker respectievelijk zwakker is. Deze dynamiek wil het Fonds voortzetten. Effect beleggingsbeleid op dekkingsgraad In het verleden bewogen de rentes van de verschillende eurolanden en de FTK (swap)rente doorgaans in dezelfde richting. Onder invloed van de schuldencrisis in Europa die sinds begin 2009 heerst, zijn de verschillende rentes echter steeds verder uit elkaar gaan lopen. De grafiek op de volgende pagina laat dit zien. Hierdoor beweegt de waarde van de beleggingen in staatsobligaties steeds minder mee met de voorziening pensioenverplichtingen. De keuze van het Fonds om verplichtingen zoveel mogelijk zeker te stellen door te beleggen in staatsobligaties Verslag College van Beheer

in plaats van in swaps heeft ertoe geleid dat de verplichtingen harder zijn gestegen dan het pensioenvermogen. De pensioenverplichtingen worden namelijk volledig op basis van de FTK (swap)rente vastgesteld en de swaprente is sneller gedaald dan de rente op de staatsobligaties in onze portefeuille. Immers: hoe lager de rente, hoe hoger de verplichtingen. Het rendement van de return portefeuille heeft de stijging van de marktwaarde van de verplichtingen door de daling van de swaprente niet kunnen opvangen. Een gevolg van het feit dat de pensioenverplichtingen harder zijn gestegen dan het pensioenvermogen, is dat de dekkingsgraad is gedaald. Renteontwikkeling 10-jaars staatsrente en swaprente 6.0% 5.0% 4.0% 3.0% 2.0% GOV-curve FTK-curve 1.0% 0.0% dec 2007 feb 2008 apr 2008 jun 2008 aug 2008 okt 2008 dec 2008 feb 2009 apr 2009 jun 2009 aug 2009 okt 2009 dec 2009 feb 2010 apr 2010 jun 2010 aug 2010 okt 2010 dec 2010 feb apr jun aug okt dec 25 Portefeuilleverdeling 29% Liability matching portefeuille (71%) Return portefeuille (29%) 71% Verslag College van Beheer

Portefeuilleverdeling liability matching portefeuille 6% 16% Renteswap-portefeuille (6%) 7% Inflatieprotectie-portefeuille (16%) Core matching portefeuille - Zuid- Europese staatsobligaties (7%) 71% Core matching portefeuille - overige beleggingen (71%) Verdeling return portefeuille 5% 1% 3% Aandelen (53%) 10% Onroerend goed (17%) Obligaties in opkomende markten (11%) 11% 53% Hoogrenderende obligaties (10%) Grondstoffen (5%) Private equity (1%) 26 Hedgefondsen (3%) 17% Cash (0%) Overig (0%) Strategische verdeling return portefeuille 5% 5% 10% Aandelen (55%) Onroerend goed (15%) 10% 55% Obligaties in opkomende markten (10%) Hoogrenderende obligaties (10%) Grondstoffen (5%) 15% Private equity (5%) Verslag College van Beheer

Rendementen Philips Pensioenfonds heeft over een totaalrendement behaald van 6,7% (2010: 6,1%). In de volgende tabel is weergegeven hoe dit rendement is opgebouwd. Totaalrendement Rendement (%) Benchmark (%) Liability matching portefeuille 10,2 12,1 Return portefeuille 1,4 3,1 Gewogen totaalrendement 6,7 geen Rendement liability matching portefeuille Portefeuillerendement (%) Benchmark (%) Core matching portefeuille 10,8 12,7 7 Renteswap-portefeuille 19,0 geen Inflatieprotectie-portefeuille 5,0 geen Liability matching portefeuille totaal 10,2 12,1 Het grootste deel van de liability matching portefeuille is belegd in de core matching portefeuille. In deze portefeuille wordt hoofdzakelijk in euro staatsobligaties belegd. Zowel in de benchmark van de core matching portefeuille als in de core matching portefeuille van het Fonds is gedurende het verslagjaar de weging van landen met een lage kredietwaardigheid verlaagd. Door de turbulentie op de euro obligatiemarkten in de zomer en de dalende koersen van staatsobligaties van Zuid-Europese landen bleef het rendement van de core matching portefeuille achter bij de benchmark. In de benchmark was de weging van deze landen lager. 27 In de turbulente marktomstandigheden van heeft de core matching portefeuille een rendement behaald van 10,8% versus 12,7% voor de benchmark. Het grootste gedeelte van het verschil in rendement wordt veroorzaakt door een aanpassing van de benchmark. De belangrijkste wijziging in de benchmark was de verlaging van de weging van de Zuid-Europese landen. Deze wijziging is, gelet op de turbulentie op de financiële markten slechts geleidelijk overgenomen in de portefeuille van het Fonds. Daardoor bevatte de portefeuille gedurende enige tijd na de benchmarkwijziging meer over de betreffende periode slecht renderende obligaties van deze landen dan de benchmark. De renteswap-portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit renteswaps met een lange looptijd. Omdat de swaprente flink gedaald is in behaalde deze portefeuille een rendement van 19%. De inflatieprotectie-portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit Franse Index Linked obligaties. Dit zijn reële obligaties, die zowel meebewegen met de rente- als de inflatieontwikkelingen in de markt. In is de reële rente gedaald, wat een positief effect had op het rendement van de inflatieprotectie-portefeuille. 7 Tot augustus werd als benchmark voor de core matching portefeuille de contante waarde van de geïndexeerde pensioenverplichtingen afgezet tegen een custom Europese staatsobligatie curve waarin Griekenland, Portugal en Ierland zijn uitgesloten en waarin de weging van Italië en Spanje gedurende is gereduceerd. Vanaf augustus bestaat de benchmark voor de core matching portefeuille uit de iboxx Euro Sovereign AAA landen, met een resterende looptijd langer dan 15 jaar met daarbij opgeteld 40 basispunten op jaarbasis. Verslag College van Beheer

Daar stond echter tegenover dat door toegenomen onzekerheid over de kredietwaardigheid van Frankrijk de risicopremie op Franse obligaties is gestegen, wat een negatief effect had op het rendement. Per saldo is er een rendement voor de inflatieprotectie-portefeuille van 5%. De drie portefeuilles samen hebben een totaalrendement van 10,2% voor de liability matching portefeuille opgeleverd ten opzichte van 12,1% rendement op de benchmark. Dit komt enerzijds omdat de inflatieprotectie-portefeuille een relatief laag rendement behaalde en anderzijds door de turbulentie op de euro obligatiemarkten. Rendement return portefeuille Portefeuillerendement (%) Benchmark (%) 8 Aandelen 5,0 5,3 Onroerend goed 10,4 6,5 Obligaties in opkomende markten 5,8 5,6 Hoogrenderende bedrijfsobligaties 7,8 6,3 Grondstoffen 9,4 9,8 Private equity 7,8 5,0 Hedgefondsen 2,1 4,7 Cash 2,1 1,0 Return portefeuille (gewogen) totaal 1,4 3,1 De benchmark van de return portefeuille is een verzamelindex die is samengesteld op basis van de strategische gewichten voor de diverse delen van de return portefeuille. 28 De return portefeuille behaalde een rendement van -1,4% tegen -3,1% voor de benchmark. In absolute zin waren het vooral de aandelen en beleggingen in grondstoffen die te lijden hadden onder de grote onzekerheden op financiële markten gedurende. Onroerend goed, obligaties, hedgefondsen en private equity daarentegen boden een solide tegenwicht en leverden een positief absoluut rendement. In relatieve zin presteerde de return portefeuille 1,7% beter dan de samengestelde benchmark. Vooral de meer defensieve positionering van de portefeuille hoogrenderende bedrijfsobligaties en de performance van onroerend goed alsmede private equity droegen hieraan bij. Het rendement op hedgefondsen bleef gedurende achter bij de benchmark. Dit had vooral te maken met het feit dat de aan hedgefondsen gealloceerde middelen een deel van het jaar gedeeltelijk in cash belegd zijn geweest. 8 De benchmark voor de return portefeuille is samengesteld uit 14,9% Custom Europe ex UK aandelen, 4,5% Custom UK aandelen, 21,4% Costum North America aandelen, 4,2% Custom Japan aandelen, 2,1% Custom Pacific ex Japan aandelen, 8% MSCI Global Emerging Markets aandelen, 3% JPM EMBI Global Index, 7% JPM GBI EM Global Diversified USD (unhedged), 10% ML Global HY Contrained Index, 5% DJ UBS Commodity index TR, 5% ML 3month Euribid CMS, 5,3% IPD Nederland OG, 4,9% IPD Europa ex Nederland OG, 2,4% IPD Noord Amerika en 2,4 IPD Azië. De custom aandelen benchmarks zijn gebaseerd op de standaard MSCI benchmarks, met inachtneming van de door het Fonds gehanteerde lijst van uitgesloten ondernemingen. Verslag College van Beheer

De reden hiervoor was het besluit een eerder ontslagen hedgefund manager niet te vervangen. Dit besluit is genomen, anticiperend op de aanpassingen van het strategisch beleid van de return portefeuille(zie paragraaf 2.2.3 Strategische heroriëntatie van de portefeuilles ). Het rendement op de cash portefeuille bleef 1,1% achter bij de benchmark. De belangrijkste reden hiervoor is de negatieve performance van de Global Tactical Asset Allocation (GTAA) portefeuille, welke onderdeel uitmaakt van de cash portefeuille. 2.2.3 Strategische heroriëntatie van de portefeuilles Liability matching portefeuille Het risicoprofiel van de liability matching portefeuille is gedurende verder verlaagd. Dit beleid was al in 2010 ingezet met de verwijdering van Griekenland en Portugal uit de benchmark. In heeft het College van Beheer additionele maatregelen genomen. Genomen besluit In het begin van het verslagjaar is besloten om het gewicht in staatsobligaties van landen met een lage kredietwaardigheid te verlagen. Daarna is in de zomer een nieuwe benchmark geïmplementeerd, die nog slechts bestaat uit staatsobligaties van landen met de hoogste kredietwaardigheid. Return portefeuille In is de strategische verdeling van de return portefeuille veranderd. De vorige aanpassing van de strategische verdeling dateert uit 2008. Sindsdien hebben verschillende ontwikkelingen plaatsgevonden. Er heeft ondertussen een ingrijpende financiële crisis plaatsgevonden. Daarnaast is de macro-economische omgeving veranderd en wordt sinds 2010 door het Fonds passief belegd in aandelen in ontwikkelde markten. Ten slotte zijn er recent nieuwe inzichten ontstaan in de toegevoegde waarde van verschillende beleggingscategorieën. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot het opnieuw bekijken van de strategische verdeling van de return portefeuille. 29 Genomen besluit Na een uitvoerige analyse heeft het College van Beheer in besloten om het strategisch beleid van de return portefeuille aan te passen. Concreet houdt dit in dat besloten is om geen nieuwe investeringen meer te doen in private equity. Daarnaast is een besluit genomen om niet meer te investeren in zogenaamde hedge fund of funds. Dit zijn beleggingsfondsen die op hun beurt doorbeleggen in meerdere onderliggende hedgefondsen. Deze twee beleggingscategorieën worden uit de strategische verdeling van de return portefeuille gehaald. In paragraaf 2.2.2 Beleggingsbeleid algemeen en resultaten is dit te zien in het sectordiagram. Looptijd beleggingen Beleggingen in zowel private equity als in hedgefondsen zijn minder liquide dan bijvoorbeeld beleggingen in aandelen. Dit betekent dat Philips Pensioenfonds zich niet op korte termijn terug kan trekken uit deze beleggingen. De komende 3 tot 5 jaar zijn de bestaande beleggingen in private equity nog zichtbaar in de werkelijke verdeling van de return portefeuille (zie paragraaf 2.2.2 Beleggingsbeleid algemeen en resultaten ). De bestaande beleggingen in hedge fund of funds zijn het komende jaar nog zichtbaar in de portefeuilleverdeling. Verslag College van Beheer