Het schematisch weergeven van een les noemen we een didactisch model.

Vergelijkbare documenten
Hoofdstukken in thema s. 1. Algemene vaardigheden 2. Rollen binnen LO2 3. Gezond bewegen 4. Organiseren 5. Trainen 6. Samenleving

Hoofdstukindeling. Inleiding. 1. Algemene Vaardigheden 1.1 Communiceren 1.2 Presenteren 1.3 Samenwerken 1.4 Fair play en omgaan met winst en verlies

Sport en Spel L1 Periode Inleiding

Bewegen en regelen 2.4 Organiseren fictief toernooi (2.4.1)

Praktische opdracht Wiskunde A Wie speelt tegen wie? - Wiskunde a-lympiade

Reglement - Streetball 3x3 2015/2016

Bewegen en samenleving 3.1 (Trainings)stage ( )

Motorisch (SMART, kwalitatieve gegevens van groepsgemiddelde)

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN:

SCHOOLVOLLEYBAL TOERNOOI

DOEL VAN DEZE CURSUS? WAT DENK JE TE LEREN OP DEZE CURSUS? WAT IS TRAINEN? WAT HOUDT TRAINING GEVEN IN?

Naam: Stageplek: Klas:

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER WARMING-UP. Datum: Naam: Klas: Aantal leerlingen: Lesopdracht: Welke bronnen heb je gebruikt?

Communicatie NHB DEURNE

Les geven! Weet wat je doet! Weet waarom je het doet! Weet hoe je het doen moet! Maak hierbij je eigen keuzes!

Volleybaltoernooi 2019

Lesbrief: Beach and Sea Sports Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk

Spelregels WK poule 2014 Scorito.com

Sportiviteit wint altijd!

4.1 Er wordt gespeeld volgens de reglementen van de KBVB.

Sportiviteit wint altijd!

Opdracht 2.4.1: Verzorgen van een warming up

Tafeltennis in een ander jasje

Programma & Spelregels. Olympische Dag Haarlem vrijdag 10 juni Programma: Volleybal

Voetbal 1 CATEGORIEEN 2 DEELNAME 3 MATERIAAL 4 WEDSTRIJDREGLEMENT. Piramidaal provinciaal

SERVICEDOCUMENT BIJ HET TOERNOOIREGLEMENT: GEPLAATSTEN EN BYES IN EEN AFVALSYSTEEM

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL.

PROGRAMMABOEKJE. Schoolvoetbaltoernooi Gemeente Hellendoorn 2018

1. Categorieën. 2. Deelname

Olympische Dag Haarlem 2018

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 VOLLEYBAL

HOE GEEF IK DE WEEK VORM? Handvatten voor de invulling van een werkplek tijdens de Week van de Mobiliteit

Tips voor het geven van training Door: Sjoerd Alvers

BLAUW WIT SCHOLEN VOLLEYBALTOERNOOI

Programma. Didactiek. Leerstijlen (Kolb) Aanleer fases Leermodel (van Gelder): Beginssituatie, doelstelling

RegioBank schoolkorfbal bij K.V. Viking

1. Categorieën. 2. Deelname. Per wedstrijd mogen er maximum 10 spelers (5 basisspelers en 5 wisselspelers) op het wedstrijdblad geschreven worden.

Lesplanformulier. Les wordt gegeven in een open ruimte met ronde tafels en een computergedeelte. Een les duurt 50 minuten

Handleiding testfase Cool Moves Volley (CMV)

Overzichtskaart Kennismaken met Cool moves Volley

47 e editie SCHOOLKORFBALTOERNOOI PROGRAMMA Vrijdag 14 april 2017 Groep 7 en 8

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 VOLLEYBAL.

Les 1 Panna/Freestyle

2.2 Eventueel kunnen 2 tornooien naast elkaar worden georganiseerd: 1 voor aangeslotenen en 1 voor niet -aangeslotenen.

Inleiding. 4 vs 4. presents

Uitwerking toernooi (groep 5 t/m 8)

Doelpunten topscorers punten Doelpunten topscorers punten Per gescoord doelpunt 17 Per gescoord doelpunt 21

Beste schoolkorfballer,

MODULE VOLLEYBAL TWEEDE FASE

Programmaboekje schoolvolleybal Basisscholen toernooi oktober Aanvang wedstrijden (14.30 uur)

Voorbeeldles RIS-instructie RIS-WRM juni 2009

1. Categorieën. 2. Deelname

Wedstrijdregels Buitentoernooi Switch 87

Workshop Handleiding. Dammen doe je zo! wat is jouw talent?

WSC Meerkamp. Seizoen 2016/2017 Programma boekje. Zaterdag 27 mei

Voorwoord. Donderdag 26 mei en vrijdag 27 mei 2016

VOORWOORD. De opbouw van de leereenheden

zaterdag 23 maart 2013 K.V. De Eemvogels

Info Jeugdvoetbaldag. 2 juni Sportpark Ervenbos te Emmeloord. Organisatie KNVB district Noord i.s.m. vv Flevo Boys en SC Emmeloord

Basistraining Voorlichting geven Hand-out

Clubtoernooi. Bijzonderheden. Handleiding Clubtoernooi

Onder schooltijd: groep 5-6

Reglement. Jeugd Clubkampioenschappen Enkelspel All Out 2017

Hand-outs voor docenten

Aan alle trainers van de afdeling E3 /E4 /E5 en F3 /F4 /F5 Jeugd

4 april 2014 VANAF UUR. Op het terrein van VV St. Adelbert in Egmond Binnen

Schoolvoetbaltoernooi

Leskaart les 5, ronde 3

Workshop Handleiding. Jongleren. wat is jouw talent?

Vakdidactiek les

Beter leren voetballen D-E-F pupillen Estria // april 2011

KNVB BEKER VROUWEN 1 E,2 E,3 E KLASSE

Info Jeugdvoetbaldag Sportpark Ezinge te Meppel

Regio Finale Schoolhandbal 27 mei 2015 Meisjes en Jongens Regio Oost (Zutphen)

Kwartfinale Cruyff Court 6 vs 6 voetbaltoernooi

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis (dubbele les) Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis voorbereiding. Leerkrachtinformatie

Uitbouwkaart station 2: Pilonbal:

Categorie: Meisjes groep 7-8

Didaktiek : de kunde kunst van het training geven

4.1 De competitie verloopt over het algemeen over 3 speeldagen. Er wordt afgesloten met een provinciale finale.

Voorwoord. Hallo allemaal,

TRAININGSOPBOUW VOLLEYBAL

15 april 2016 VANAF UUR. Op het terrein van VV Zeevogels in Egmond aan den Hoef

48 e editie SCHOOLKORFBALTOERNOOI PROGRAMMA Vrijdag 13 april 2018 Groep 7 en 8

zaterdag 23 augustus 2014 Z.S.V. Schaerweijde Zeist

KPN Golfvereniging Wedstrijdreglement Matchplay competitie 2017

Het houden van een spreekbeurt

Toernooi reglement

Stageformulier Scouting regio Fryslân

KNHB Expertisecentrum. Opleidingen voor Trainers, Coaches, Technisch Managers & Scheidsrechters

Het BFC Exposa-Fashion D-pupillen toernooi

TOP-SAMENWERKINGSSPELEN

Ranking toernooi D.O.G.D.

Programmaboekje schoolvolleybal 2018

o Prestaties, problemen, wijzigingen van de groep o Voldoende materiaal of toestand van de materialen bij de trainingen

2. Duur van het experiment. Het experiment loopt van 1 augustus 2005 tot 1 juni 2006.

PROGRAMMA STRATENVOETBAL HOLTEN 16 JUNI 2018

Ontwerponderzoek paper 2 Geografische informatievaardigheden in 5 VWO

Richtlijnen Sportplan 2017 schoolsportcoördinator V.O.

Transcriptie:

2.3 Leren lesgeven Het schematisch weergeven van een les noemen we een didactisch model. De zes stappen bij de voorbereiding zijn: 1. taakdefinitie: beginsituatie en lesdoel bepalen 2. zoeken naar informatie en middelen 3. selecteren welke oefeningen passen bij het lesdoel (lesstof) 4. vastleggen op een lesvoorbereidingsformulier (LVF) 5. uitvoering van de les 6. evaluatie op de voorbereiding en uitvoering Uitleg didactisch model Lesdoel Als je weet welke bewegingsactiviteit je gaat geven, moet je je lesdoel bepalen. Het lesdoel moet haalbaar zijn. Een lesdoel wordt vaak SMART omschreven: Specifiek: het doel moet duidelijk en concreet zijn Meetbaar: onder welke voorwaarden of vorm is het doel bereikt? Acceptabel: is deze acceptabel genoeg voor alle betrokkenen? Kan iedereen/een groot deel het doel bereiken? Realistisch: het doel moet haalbaar zijn Tijdgebonden: wanneer moet het doel bereikt zijn? voorbeeld SMART: Aan het eind van dit uur kan 75% van de leerlingen jongleren met drie ballen waarbij ze ten minste één keer elke bal gooien en vangen. Bij lesgeven gebruik je het backward-design: je bepaalt eerst je lesdoel en daarna de lesstof. Beginsituatie De beginsituatie is het geheel van persoonlijke, schoolse, sociale en situationele gegevens die in verband met de te realiseren onderwijsdoelstellingen van invloed (kunnen) zijn op het verloop en de resultaten van het onderwijsproces. De beginsituatie is onderverdeeld in de persoonlijke en materiële beginsituatie: persoonlijke beginsituatie: Wat kunnen en weten de leerlingen al m.b.t. de bewegingsactiviteit? Hoe oud zijn ze? Hoeveel jongens en meisjes zijn er? Maar ook: In hoeverre ben jij al een bekwame lesgever? materiële beginsituatie: Welke accommodatie? Hoe groot is die? Welke materialen zijn daar aanwezig? Een lijst met alle aanwezige materialen heet een inventarisatielijst. Verder is dit belangrijk: Hoeveel tijd heb je? Geef je een deel van de les of een volledig uur? Lesstof De lesstof is het middel om het lesdoel te bereiken. Je moet de leerlingen wat leren, maar ook jezelf! Lesgeven is namelijk ook presentatie.

Een goede presentatie: non-verbale communicatie oogcontact (maak je regelmatig oogcontact?) gezichtsuitdrukking (ben je gespannen of ontspannen?) gebruik van gebaren (ondersteun je je verhaal met handgebaren?) houding (sta je ontspannen voor de groep?) verbale communicatie stemgebruik (articuleer je en praat je duidelijk?) fluency (praat je vloeiend en zonder aarzelingen?) enthousiasme (ben je enthousiast?) inhoud van je presentatie rekening houden met de groep (taalgebruik en stof aanpassen aan de groep) beoogde doel (houd je rekening met het lesdoel?) structuur (heb je een logische opbouw van de les?) aankondiging van het onderwerp (is het voor iedereen duidelijk wat er gaat gebeuren?) tijd (is de tijd goed ingedeeld of duurt het te lang/te kort?) informatiedichtheid (geef je voldoende informatie?) visuele hulpmiddelen (ondersteun je je les met bv. plaatjes en voorbeelden?) volledigheid (komen alle geplande activiteiten aan bod?) interactie (is er interactie tussen jou en de leerlingen?) speciale criteria voor een les LO 1. je opstelling t.o.v. de groep. Zorg ervoor dat iedereen je kan zien, dat de leerlingen niet tegen de zon inkijken en dat je niet met je rug naar de groep gaat staan. Ga alleen praten als iedereen luistert en kijkt. Je moet zelfverzekerd en enthousiast over (proberen) te komen. 2. opstelling van de leerlingen. Tijdens de uitleg moeten leerlingen je altijd kunnen zien. Zet ze daarom bv in een rij of halve cirkel. Tijdens de oefeningen moeten leerlingen voldoende ruimte hebben. Teken daarom de opstellingen van leerlingen op je LVF. 3. praatje-plaatje-daadje. praatje: instructie plaatje: voorbeeld met accenten op belangrijkste punten. Zijn er nog vragen? daadje: zet de leerlingen aan het werk en geef aanwijzingen en correcties. 4. controle op veiligheid, uitvoering en correctie (lukt t, loopt t, leeft t?) Neem afstand van de groep en bekijk of de les goed loopt en veilig is. Geef aanwijzingen aan de groep of aan een individu. Verzin van tevoren alvast wat er fout kan gaan, opdat je dan al wat pasklare aanwijzingen hebt. Als een leerling iets fout doet, verbeter die dan. Laat de leerlingen lang genoeg oefenen, maar niet te lang. Geef ook complimenten en pas eventueel de activiteit aan om hem makkelijker of moeilijker te maken. 5. het halen en wegbrengen van het materiaal Zet je het materiaal zelf klaar of laat je dat aan de leerlingen over? Als de leerlingen het moeten doen, moet je duidelijk aangeven hoe en wat. Gebruik hierbij de 5 w s: Wie doet wat? Wanneer?

Waar? Wat daarna? 6. het bewegen van de leerlingen In welke richting, vorm en formatie bewegen de leerlingen? Wees creatief, maar houd het organiseerbaar! Evalueren productevaluatie: Is het lesdoel bereikt? procesevaluatie: Hoe verliep de les? reflecteren: Hoe heb ik het gedaan als lesgever? 2.4 Organiseren van bewegingsactiviteiten Teamwork Bij het organiseren van een bewegingsactiviteit moet alles soepel verlopen en strak georganiseerd zijn. Daarom is een goede onderlinge samenwerking belangrijk. Je moet intensief overleggen, afspraken maken, besluiten nemen en taken verdelen. Wat moet je weten? Ten eerste moet je het doel vaststellen. Verder moet je weten hoeveel deelnemers er zijn, hoeveel ruimte je hebt, hoeveel materialen er zijn en hoeveel tijd je hebt. (organisatorische zaken) Het is ook belangrijk dat je weet met wie je afspraken moet maken, hoeveel voorbereidingstijd je hebt en of er sprake is van een budget. (praktische zaken) Maatwerk Je moet rekening houden met de doelgroep: Wat is de vaardigheid van de doelgroep? Waar ligt de interesse van de deelnemers? Welke regels, spelersaantallen en veldafmetingen kies je? Een intrascolair toernooi is een toernooi tussen bijvoorbeeld verschillende klassenteams op één school. Een interscolair toernooi is een toernooi tussen bijvoorbeeld schoolteams van verschillende scholen. Het is ook belangrijk dat er geen lange wachttijden zijn. Probeer mensen op gelijk niveau tegen elkaar te laten spelen. Organisatievormen Toernooi: 1. hele en halve competitie 2. play-offs 3. poulesysteem (halve of hele competitie) 4. de knock-outcompetitie 5. de laddercompetitie 6. de piramidecompetitie 7. move up, move down 8. king of the court Activiteit: 1. de instuif 2. roulatiesystemen Toernooi

Hele en halve competitie Bij een halve competitie spelen de teams één keer tegen elkaar, bij een hele competitie twee keer. Voordat je een competitie opzet moet je dit doen: Het berekenen van het aantal en hele competitie: het aantal en = aantal teams x (aantal teams 1) halve competitie: het aantal en = aantal teams x (aantal teams 1) : 2 De tijdsduur is afhankelijk van het aantal speelronden, het aantal speelvelden, het totaal aantal en en de wisseltijd/pauzes tussen de en het aantal speelmomenten = aantal en : aantal speelvelden wisseltijd = aantal wisselingen x tijdsduur wisselingen aantal wisselingen = aantal speelmomenten 1 Voor het schema moet je weten wie tegen wie moet spelen. Om dit makkelijk te maken, zet je één ploeg vast en draai je de andere teams steeds met één plaatsje door tegen de klok in. (Bij een oneven aantal teams voeg je een nietbestaande ploeg X toe. Het team dat tegen X speelt, heeft die speelronde vrij. In een scorematrix kun je de stand bijhouden. Verzin een vast aantal punten voor het winnen, verliezen en gelijk spelen van een. In de matrix moet je ook het doelsaldo invullen. Zo kun je makkelijk de uitslag bepalen. Je moet van tevoren duidelijk vermelden wat er gebeurt bij een gelijke uitslag. voorbeeld van bovenstaande stof: Gegevens: volleybal zes teams 1 blokuur van 100 minuten (nettotijd is 80 minuten) 2 velden halve competitie wisseltijd tussen de en is 2 minuten geen pauzes het aantal en = 6 x (6 1) : 2 = 15 het aantal speelmomenten = 15 : 2 = 7,5 = 8 speelmomenten aantal wisselingen = 8 1 = 7 wisselingen wisseltijd = 7 x 2 = 14 minuten ronde 1 ronde 2 ronde 3 ronde 4 ronde 5 1 2 3 4 5 6 1 4 2 6 3 5 rotatiesysteem: 1 6 4 5 2 3 1 5 6 3 4 2 1 3 5 2 6 4 scores: 1 2: 10 14 1 3: 8 8 1 4: 12 6 1 5: 11 12 1 6: 9 6 scorematrix methode 1: Teams 1 2 3 4 5 6 totaal 1 0 (- 4) 1 (0) 2 (+6) 0 (-1) 2 (+3) 5 (+ 4)

2 2 (+4) 3 1 (0) 4 0 (-6) 5 2 (+1) 6 0 (-3) scorematrix methode 2: 1 2 3 4 5 totaal team 1 0 (-4) 2 (+6) 2 (+3) 0 (-1) 1 (0) 5 (+4) team 2 2 (+4) team 3 1 (0) team 4 0 (-6) team 5 2 (+1) team 6 0 (-3) Play-offs Een play-off is een goede afsluiting voor een hele of halve competitie. Bij een play-off laat je #1 tegen #4 spelen, #2 tegen #3. De winnaars spelen daarna de finale. Het kan ook zijn dat de winnaar van een play-offserie 2 en moet winnen om door te gaan naar de volgende ronde. Dit heet een best of 3 -serie. Dit wordt vaak gebruikt bij een honkbalen basketbalcompetitie. Het poulesysteem Bij een poulesysteem worden verschillende minicompetities tegelijkertijd gespeeld. De deelnemers worden in groepen (poules) verdeeld. In zo n poule wordt vaak een halve competitie gespeeld. De #1 en #2 van de poule mogen dan door naar de knock-outfase. Vaak speelt hier #1 van poule 1 tegen #2 van poule 2 en omgekeerd. De sterkere teams worden verdeeld over verschillende teams, opdat er in het vervolg van het toernooi naar een climax wordt toegewerkt. Als vervolgtoernooi kan er ook gekozen voor een poulesysteem waarbij de poules bestaan uit alle nummers 1, nummers 2, etc. Zo speelt iedereen het vervolgtoernooi op eigen niveau. Knock-outcompetitie Bij een knock-outsysteem ligt de verliezer er meteen uit. Zo wordt elke speelronde het aantal deelnemers gehalveerd. Dit werkt alleen als het aantal spelers een macht van 2 is (2, 4, 8, 16, 32 enz.) Als dit niet zo is, worden de beste spelers voorgetrokken. Zij spelen dan tegen bye en gaan meteen door. Zij hoeven dan die ronde niet te spelen. Laddercompetitie Bij de laddercompetitie daag je een tegenstander, die maximaal twee treden boven jou op de ladder staat, uit. Als je de wint, wissel je van plaats. Als je verliest, verandert er niets. Het doel is om bovenaan te eindigen. Piramidecompetitie

Bij een piramidecompetitie daag je een tegenstander, die een trede hoger staat dan jou, uit. Als je de wint, wissel je van plaats. Als je verliest, verandert er niets. Het doel is om bovenaan te eindigen. Belangrijk bij een ladder- en piramidesysteem: loting bepaalt de begintrede er wordt doorgespeeld tot er een winnaar is weinig voorbereiding geen speelschema of uitslagverwerking Move up, move down Bij deze toernooi vorm worden er verschillende en tegelijkertijd gespeeld. Als je wint, schuif je een veld op naar links. Als je verliest, schuif je een veld op naar rechts. Zo krijg je steeds nieuwe tegenstanders. Ook hierbij moet er een winnaar zijn (gelijkspel mag niet) en heb je geen speelschema of uitslagverwerking nodig. King of the court Bij king of the court wordt er een gespeeld, waarbij de winnaar op het veld blijf staan en de verliezer eruit gaat. Het eerst volgende team in de rij speelt dan tegen de winnaar. Je zou de afspraak kunnen maken dat de winnaar maximaal drie keer achter elkaar blijft staan. Instuif Bij instuif liggen er verschillende spelletjes en activiteiten in de zaal. Leerlingen mogen zelf kiezen wat ze gaan doen. Bij instuif gaat het niet om winnen, maar om sportief bezigzijn. Belangrijk bij instuif: het moet veilig zijn er moet voldoende toezicht en begeleiding zijn maak goede afspraken met de leerlingen Roulatiesysteem Bij een roulatiesysteem worden verschillende gedaan. Elk team schuift steeds door naar een andere activiteit. Het nadeel van een roulatiesysteem is dat het heel moeilijk is om ervoor te zorgen dat teams niet twee keer tegen elkaar hoeven te spelen. De uitvoering Het is belangrijk dat je alles goed voorbereid en dat je rekening houdt met eventuele tegenvallers, zoals blessures, een incompleet team etc.