Programma & Spelregels. Olympische Dag Haarlem vrijdag 10 juni Programma: Volleybal

Transcriptie

1 Programma & Spelregels Olympische Dag Haarlem vrijdag 10 juni 2016 Programma: Volleybal

2 Poule indeling volleybal Olympische Dag Haarlem 2016 Meisjes (MA) Meisjes Poule A (MB) Meisjes Poule B (MC) Meisjes Poule C Bornwaterschool de Cirkel de Kring Dreefschool St Theresiaschool Kon. Emmaschool 1 Kon. Emmaschool 2 Julianaschool de Zuidwester Bos en Vaart 1 Bos en Vaart 2 Haarlemse Montessori Molenwiek Dalton Beatrixschool 1 Beatrixschool 2 Don Bosco 1 St Adelbertusschool Don Bosco 2 Ter Cleeff Jongens (J) Jongens de Peppelaar Dreefschool de Zuidwester Haarlemse Montessorischool Molenwiek Dalton St Bernardus

3

4 Wedstrijdregels volleybal volgens de officiële spelregels van de Nevobo voor CMV niveau 4 Belangrijkste regels en bepalingen - De teams zijn ingedeeld in poules: Bij de jongens is dat er één en bij de meisjes zijn dat er drie. - Bij de jongens wint de winnaar van de poule de gouden medaille, de nummer twee de zilveren en de nummer drie bronzen. - Bij de meisjes spelen de drie poulewinnaars in een halve competitie om wie de gouden, de zilveren of de bronzen medaille wint. - Winnaar van de poule is het team met de meeste punten. Als twee teams gelijk eindigen, beslist het resultaat van de onderlinge wedstrijd, tenzij dat een gelijkspel was. Dan beslist het puntensaldo (gescoorde punten minus tegenpunten) - De veldgrootte is 6 x 4,5 meter en de nethoogte is 2 meter - Een wedstrijd bestaat uit één set; er wordt dus niet van speelhelft gewisseld - Er wordt niet getost. Het team, dat als eerste in het programma staat vermeld zorgt voor een bekwame teller en begint met de opslag aan de linkerkant van de scheidsrechter. - Er wordt op tijd gespeeld. Begin en einde van de wedstrijd wordt centraal met een signaal aangegeven. De eindstand van de wedstrijd is de stand, zoals die is op het moment van het eindsignaal ook als een rally nog niet is afgelopen. Een gelijkspel is dus mogelijk. Een uitzondering geldt voor finalewedstrijden waar de rally bij gelijke stand wel wordt uitgespeeld om een beslissing met één punt verschil te krijgen. - Snel wisselen is heel belangrijk om geen tijd te verliezen. - Een team dat niet of niet op tijd aanwezig is, verliest de wedstrijd met De winnaar van een wedstrijd krijgt twee punten, de verliezer nul. Bij een gelijkspel krijgt elk team één punt. Aangepaste spelregels - Spelonderbrekingen (time-outs) zijn niet toegestaan - Een team bestaat per set uit maximaal 4 spelers in het veld plus twee wisselspelers, die verplicht indraaien bij de opslagplaats - Het spelen van de bal met de voet is niet toegestaan. - Het aanraken van het net of de middenlijn tijdens een rally is niet toegestaan. De uitgebreide, officiële regels van CMV niveau 4 staan op en in de bijlage In gevallen waarin het toernooireglement of de bepalingen niet voorzien, beslist de toernooileiding.

5 Spelregels CMV niveau 4 Wat wordt er geleerd: Set-up Leeftijd: 9-10 jaar Aantal spelers: 4 spelers per team in het veld Veldafmeting: 6 x 4,5 meter Nethoogte: 2.00 meter Doel De spelers proberen de bal over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te spelen. Het drie keer samenspelen is verplicht en de beginselen van de set-up worden aangeleerd. Aanvang / beginbal Na het fluitsignaal van de scheidsrechter/spelleider moeten de spelers de bal verplicht onderhands van achter de (gehele) achterlijn over het net serveren, waarbij de bal het net mag raken. De speler die op de mid-achter positie (ruitopstelling en ankeropstelling) / rechtsachter positie (vierkantopstelling) komt, moet serveren. Spelregels 1. Het team is verplicht de bal in drie keer te spelen. 2. Het eerste en het derde balcontact mogen met zowel de onderarmse als de bovenhandse volleybaltechniek gespeeld worden (niet vangen). 3. Het tweede balcontact vindt altijd plaats met een verplichte ovloeiende en nietonderbroken vanggooi- of vangstootbeweging. Deze kan op vier manieren uitgevoerd worden: met gestrekte armen onderarms vangen en voorwaarts gooien. met gestrekte armen onderarms vangen en achterwaarts over het hoofd gooien. met gestrekte armen onderarms vangen en vanuit een hoek gooien. met gestrekte armen boven het hoofd vangen, inveren en uitstoten. Voorwaarts en achterwaarts. 4. Tijdens de vanggooi- of vangstootbeweging mag de speler zich niet omdraaien. 5. Tijdens de vanggooi- of vangstootbeweging mag de speler niet lopen met de bal 6. Tijdens de vanggooi- of vangstootbeweging mag de speler de bal maximaal 2 seconden vasthouden (één sec. om te vangen en één sec. om te gooien). Dit om meer snelheid in het spel te houden en om de beweging vloeiend te houden. 7. De tweede bal mag niet over het net gegooid worden. 8. De opslag wordt verplicht onderhands uitgevoerd. 9. Na drie opslagbeurten achter elkaar door dezelfde speler, moet de ploeg aan opslag een plaats doordraaien en slaat de volgende speler op. 10. Indien een team uit meer dan 4 spelers bestaat dan moet er verplicht ingedraaid worden 11. De wisselspelers moeten verplicht indraaien op de opslagplaats. 12. Er wordt niet meer doorgedraaid door het team dat de bal over het net speelde. 13. Een anval is niet toegestaan. Een tip- of pushbal met één hand is wel toegestaan het gaat hier om zacht contact. 14. Blokkeren is niet toegestaan. 15. Lijn en netfouten worden afgefloten conform de op dat moment geldende regels. Telling Rallypoint: elke fout levert een punt op voor de tegenstander. Motivatie De tweede bal is in dit stadium van de volleybalontwikkeling de moeilijkst te verwerken bal, omdat het bovenhands of onderarms spelen onder een hoek nog veel problemen geeft. De kans op fouten is groot, waardoor het spel vaak onderbroken zou worden. Door de tweede bal vanuit een ononderbroken vanggooiof vangstootbeweging door te spelen,

6 blijft de rally gaande. Stimuleer dat de tweede bal parallel aan het net gegooid wordt, zodat de laatste speler in kan lopen alvorens de bal bovenhands over het net te spelen. Bij een minder goede pass zal een speler de tweede bal uiteraard vanuit het achterveld moeten spelen d.m.v. een ononderbroken vanggooi- of vangstootbeweging. Leerdoelen 1. Frontaal bovenhands spelen. 2. Samenspelen met drie balcontacten, waarbij de tweede bal parallel aan het net gegooid moet worden. De speler die links of rechts in het veld staat kan / moet hierbij inlopen om de bal over het net te spelen. 3. Vloeiende vanggooibeweging: - met gestrekte armen voorwaarts - met gestrekte armen achterwaarts over het hoofd gooien - met gestrekte armen boven het hoofd vangen, inveren en uitstoten - onder een hoek 4. Spelen onder hoeken. Wanneer een speler de bal onder een hoek naar links (gezien vanuit de speler) moet spelen, dient de linkervoet voor te staan. Wanneer een speler de bal onder een hoek naar rechts moet spelen, dient de rechtervoet voor te staan. 5. Opslaan over grotere afstand van achter de achterlijn. Aanleren bovenhands spelen Bal opgooien boven het hoofd, met twee handen uitstoten en vangen. 6. Meerdere keren boven het hoofd toetsen. 7. Bovenhands spelen in beweging. 8. Uit aangooi bovenhands naar een doel spelen. Eerst frontaal spelen, later onder hoeken. 9. Bovenhands naar een doel spelen na verplaatsing. Accenten: Bal boven het hoofd spelen / heupen onder de bal. Strekking in knieën en ellebogen (hoge bal kunnen spelen). Snelle verplaatsing (lopen) en goede voet voor bij spelen onder hoeken.