Dubbele contingentering 1. Wat? Een techniek om sociale mix na te streven. Is een alternatief voor de enkelvoudige voorrangsregeling die sedert 2005 in het GOK-decreet voorzien is. Bij de enkelvoudige voorrangsregeling geeft een school voorrang aan hetzij GOK-leerlingen, hetzij niet-gok-leerlingen, afhankelijk van de actuele samenstelling van de schoolbevolking. Bij de dubbele contingentering geeft ELKE school tegelijk voor een zeker pct. van de vrije plaatsen voorrang aan GOK-leerlingen EN tegelijk voor een ander pct aan niet-gok-leerlingen, welke ook de actuele samenstelling van de bevolking is. 2. Voordelen? a) DC is een efficiëntere techniek om sociale mix te bereiken. Er is geen interferentie meer met andere, ondergeschikte ordeningscriteria. Scholen evolueren sneller richting de beoogde sociale mix. b) DC leidt tot meer stabiele resultaten over jaren. Het lukt met DC beter om jojobewegingen in de samenstelling van de schoolbevolking te vermijden. c) Het valt makkelijker te communiceren naar ouders. Alle scholen geven tegelijk voorrang aan GOK én aan niet-gok. Men kan aan ouders simpelweg zeggen dat in elke school evenredigheid nagestreefd wordt. d) Voor ouders daalt het belang om niet-correcte informatie te geven over hun achtergrond. GOK- als niet-gok-kinderen maken in dezelfde periode een evenredige kans op een inschrijving. e) Er moet geen onderscheid meer gemaakt worden tussen scholen die voorrang geven aan GOK en scholen die voorrang geven aan niet-gok. Dat is voor veel scholen prettiger en vereenvoudigt ook nog eens de communicatie naar de ouders. 3. Hoe werkt het? In zijn meest eenvoudige toepassing delen we het inschrijvingsregister in twee kolommen in, bv. op de linkerpagina s komen steeds alle GOK-leerlingen, op de rechterpagina alle niet- GOK-leerlingen. We bepalen voor elke categorie hoeveel leerlingen we optimalerwijze inschrijven. Bv: in de gemeente is de verhouding GOK niet-gok 30/70. Een school heeft voor zijn instappers 20 plaatsen, dat betekent dat men streeft naar 6 GOKleerlingen en 14 niet-gok-leerlingen. In de GOK/niet-GOK-voorrangsperiode kunnen alle ouders hun kind komen inschrijven. Komen we op de linkerpagina aan 6 leerlingen, dan wordt de 7 e en volgende GOK-leerling niet ingeschreven, maar gevraagd in de reguliere inschrijvingsperiode terug te komen (= uitgesteld, niet geweigerd!). Aan de rechterkant gebeurt het analoge: vanaf de 15 e niet-gok-leerling wordt er niet meer ingeschreven, maar uitgesteld. Op het einde van de voorrangsperiode kijkt men de stand na. Bv: Er hebben zich 8 GOK-leerlingen aangeboden (2 plaatsen tekort links) en 13 niet-gokleerlingen.(1 plaats over aan de rechterkant). De ene vrije plaats rechts kan worden toegewezen aan 1 van de 2 uitgestelde GOK-leerlingen. (Meest voor de hand liggend: aan de 7 e GOK-leerling. De 8 e GOK-leerling krijgt vervolgens een weigering.) 1
Het resultaat is: 7 GOK-leerlingen en 13 niet-gok-leerlingen, wat gegeven het aantal leerlingen dat om een inschrijving vroeg het best de 30/70 verhouding benadert. 4. Waar en wanneer kan het toegepast worden? a) Het voorbeeld onder punt 3 toont aan dat DC in zijn meest eenvoudige vorm toegepast kan worden van zodra er een onderscheid gemaakt wordt tussen een voorrangsperiode voor GOK/niet-GOK en een navolgende reguliere inschrijvingsperiode. Het volstaat dat de individuele scholen werken met een dubbele boekhouding. En uiteraard moeten ze een richtcijfer hebben voor de verdeling van de beschikbare plaatsen. b) Individuele scholen die werken met een individuele aanmeldingsperiode, hoeven geen aparte voorrangsperiode voor GOK/niet-GOK te hebben. In de meest eenvoudige toepassing zouden zij kunnen werken met een papieren aanmeldingsregister dat ook in een linker- en een rechterkant opgedeeld is. De procedure is dezelfde als hierboven. Alleen spreken we dan van het einde van de aanmeldingsperiode. Voor zo n papieren aanmeldingsregister is een chronologische ordening wellicht het eenvoudigste. In die meest eenvoudige toepassing komt het werken met (1) een voorrangsperiode gevolgd door een reguliere inschrijvingsperiode of werken met (2) een individuele aanmeldingsperiode, gevolgd door de echte inschrijvingsperiode in wezen op hetzelfde neer. De verplichting iedereen moet voorrang GOK geven of iedereen aanmelden komt dan bij deze meest eenvoudige toepassing ook precies op hetzelfde neer. Maar als men wil dat onmiddellijk ingeschreven kan worden als er voor de eigen categorie nog plaats is, moet men het voorrangsperiode noemen. De techniek om op het einde van die periode de vrije plaats meteen aan de 7 e GOK-leerling te geven (en niet te vragen dat ouders zich echt opnieuw komen aanbieden) is wel ontleend aan het principe van de aanmeldingen. Dus eigenlijk geeft bovenstaand voorbeeld een mengvorm van wat we nu voorrangsperiode en aanmeldingsperiode noemen. Dit is wellicht de situatie die voor de meeste scholen zonder (grote) capaciteitsproblemen in regio s zonder (grote) afstemmingsproblemen (geen lange wachtrijen) het meest eenvoudig en meest wenselijk is. Sommige ouders voor wie de inschrijving uitgesteld werd, zullen misschien het einde van de voorrangsperiode / aanmeldingsperiode niet willen afwachten en gaan onmiddellijk op zoek naar een andere school waar voor hun categorie wel nog plaats is. Dat zullen ze zeker doen als voor de hen de keuze tussen school A en B niet zo n groot verschil uitmaakt en beide scholen eigenlijk wel aan hun wensen voldoen. Dat op zich bevordert natuurlijk de sociale mix. Voor zulke ouders zal vooral spelen dat ze niet moeten wachten. (En dat is dus strikt genomen een reden om het voorrangsperiode te noemen, want aanmelden betekent wachten gezien aanmelden niet hetzelfde als inschrijven.) c) In regio s waar met een elektronisch centraal aanmeldingsregister gewerkt wordt en leerlingen tegelijk bij meer dan één school aangemeld kunnen worden, wordt het iets complexer. Wellicht het meest eenvoudig om te programmeren is het om de DC te beschouwen als een uitbreiding van de toewijzingsmotor die nu in Gent en Antwerpen gebruikt wordt. 2
Het basisprincipe van die toewijzingsmotor is dat een leerling in meerdere rangordeningen (scholen/vp) opgenomen wordt, maar toch maar één toegangsticket krijgt, ook al wordt hij initieel meer dan eens gunstig gerangschikt. Zou een leerling initieel bijvoorbeeld 4 toegangstickets in de wacht slepen, dan behoudt hij alleen die voor de school die het hoogst in de voorkeur van zijn ouders staat (school A) en levert hij alle tickets voor scholen van een lagere voorkeur (B, C en D) in. Dat maakt in B, C en D ruimte vrij voor andere leerlingen, die daardoor wellicht opnieuw meerdere keren gunstig gerangschikt worden. In een tweede iteratie leveren die opnieuw de tickets in die ze niet nodig hebben en maken daardoor op hun beurt ruimte voor weer andere leerlingen, enz. Dit proces wordt herhaald tot iedere leerling nog maximaal 1 toegangsticket heeft (iteratieve procedure). Dit is het eenvoudigste geval, waarbij er per school maar één rangordening is. Dichotome voorrangscategorieën (bv. GOK niet-gok) kunnen ook in zo n enkele rangordening opgenomen worden, maar het werkt voor de toewijzing per computer eigenlijk makkelijker als per school een aparte rangordening ( tabel ) per voorrangscategorie gemaakt wordt. In elke tabel worden de leerlingen geordend op basis van één of een combinatie van de rangordecriteria die het decreet voorziet (afstand, ). Om de DC te kunnen toepassen heb je dan per school drie rangordeningen (tabellen) nodig: in de eerste komen bijvoorbeeld alle GOK-leerlingen, in de tweede alle niet- GOK-leerlingen. In de derde komen initieel alle leerlingen (GOK en niet-gok). Voor elke tabel wordt een cesuur bepaald op basis waarvan een leerling gunstig of ongunstig gerangschikt wordt. In ons voorbeeld ligt die cesuur vast op 6 GOK, 14 niet-gok en aanvankelijk 0 voor de derde tabel. Binnen elke school geldt de derde tabel als de tabel van de minste voorkeur. (Of de tabel GOK dan wel de tabel niet- GOK als hoogste voorkeur geordend wordt, maakt niet uit want een leerling kan niet tegelijk in de eerste en de tweede tabel opgenomen zijn.) Toepassing van bovenstaande iteratieve toewijzingsprocedure zorgt ervoor dat op het einde van de rit in de derde tabel van elke school alleen die leerlingen overblijven die in die school niet binnenraken als GOK- resp. niet-gok-leerling en ook niet in enige andere school die hoger in hun voorkeur staat. Zij vormen binnen die school de restgroep. Doordat de cesuur voor de derde tabel initieel op nul staat, blijven die leerlingen daar staan (als aangemeld ), ook al geraken ze in een school van lagere voorkeur binnen als GOK- of niet-gok-leerling. Ook belet hun positie als aangemelde kandidaat voor een school van hogere voorkeur niet dat ze binnen een school van lagere voorkeur een ticket krijgen als GOK- of niet-gok-leerling. Nadat de hele toewijzingsprocedure één keer volledig gelopen heeft en elke leerling op grond van die eerste run nog maximaal één toegangsticket heeft, wordt binnen elke school de cesuur voor de derde tabel aangepast en bepaald als het verschil tussen de totale capaciteit voor de betreffende leerlingengroep (leerjaar, enz.) in die school en aantal tickets uitgereikt aan GOK- en niet-gok-leerlingen. In onze voorbeeldschool komt die cesuur voor de derde tabel daardoor op 20 6 GOK 13 niet-gok = 1. We doorlopen nu opnieuw de hoger beschreven toewijzingsprocedure waardoor sommige leerlingen nu alsnog in een school van hogere voorkeur aan een toegangsticket geraken, namelijk op basis van een gunstige rangschikking in de derde tabel van die school. In ons voorbeeld krijgt daardoor de 7 e GOK-leerling alsnog een plaats toegekend en levert hij zijn eerder verkregen plaats in een school van lagere voorkeur in, waar dan weer een andere leerling kan komen. Op die manier raken binnen elke 3
school ook alle restplaatsen verdeeld voor zover er voor die school nog gegadigden waren die er niet binnen geraakt waren als GOK- of niet-gok-leerling. Bemerk dat met deze manier van toewijzen de voorkeur van de ouders voor bepaalde scholen vóór gaat op het bereiken van een sociale mix. Dat is conform de uitgangspunten van het (voorliggende voorstel van) decreet dat de vrije keuze van school en vestigingsplaats als eerste beginsel vooropstelt. (Bemerk ook dat het hiervoor niet nodig is de plaats van de school in de voorkeurorde van de ouders ook nog eens als een rangordecriterium op te nemen.) Als voor beide categorieën leerlingen (GOK en niet-gok) de vraag groter is dan het aanbod, dan worden in die derde tabel GOK- en niet-gok-leerlingen door elkaar geordend op basis van het gekozen ordeningscriteria (b.v. afstand). Het is op basis van die ordening dat weigeringsattesten uitgereikt worden en is het op basis van die ordening dat vrijkomende of extra plaatsen toegewezen dienen te worden. 5. Slotbemerkingen a) In deze uiteenzetting maakten we geen gewag van de voorrang voor broers en zussen en voor kinderen van personeelsleden. Dit is conform aan het ontwerp van VLORadvies om de inschrijving van die twee voorrangsgroepen bij voorkeur vóór enige andere inschrijving of aanmelding te laten plaats vinden. Op die manier kan bepaald worden hoeveel vrije plaatsen er dan nog zijn en kan op een meer zinvolle wijze toeleidingsacties van het genre School-in-Zicht georganiseerd worden. b) Het aantal GOK- en niet-gok-leerlingen onder de broers en zussen en onder de kinderen van personeelsleden kan uiteraard meegeteld worden in de bepaling van de streefcijfers voor GOK- en niet-gok-leerlingen per school. c) Zou blijken dat het aantal beschikbare plaatsen kleiner is dan het aantal broers en zussen en kinderen van personeelsleden dat naar een plaats dingt, dan belet niets dat ook voor die twee voorrangsgroepen de hoger beschreven dubbele contingentering voor GOK- en niet-gok-leerlingen toegepast wordt, hetzij door afzonderlijke scholen, hetzij via een elektronisch centraal aanmeldingsregister en een geëigende, centrale aanmeldingsprocedure. d) Voor regio s die werken met een centraal aanmeldingsregister is het met het oog op een zo efficiënt mogelijk bereiken van de gewenste sociale mix van belang om vóór de start van de aanmeldingsprocedure voor elke school / VP te weten hoeveel GOKresp. niet-gok-leerlingen er al via de voorrang voor broers & zussen resp. kinderen van personeelsleden ingeschreven raakten. Het bespaart de beheerder van het CAR (i.c. de LOP-deskundige) een pak miserie als de inschrijving van broers en zussen (en van kinderen van personeelsleden) online (via CAR) gebeurt. Dan heeft CAR meteen alle gegevens om de GOK-streefcijfers per school, VP en leerjaar te bepalen. Als die online-inschrijving van broers en zussen (en kinderen van personeelsleden) door de ouders van thuis uit ingezet wordt (een soort van aanmelding), dan verschuift bovendien een deel van het administratieve werk van de school naar de ouders. e) Het efficiëntievoordeel van de dubbele contingentering t.o.v. de enkelvoudige voorrangsregeling wordt duidelijk in volgend voorbeeld. Stel een school geeft voorrang aan GOK voor maximaal 30% van de beschikbare plaatsen. Bij een maximumcapaciteit van 20, wordt vanaf 6 GOK-leerlingen de inschrijving van voorrangsleerlingen stopgezet. De ouders van de 7 e tot de 12 e GOK-leerling worden vriendelijk 4
uitgenodigd nog eens hun kans te wagen in de reguliere inschrijvingsperiode, die immers voor ALLE leerlingen openstaat. Vier GOK-ouders gaan daar op in en staan bij het begin van de reguliere inschrijvingsperiode als eerste aan de schoolpoort. Volgens het chronologieprincipe komen zij binnen die restgroep als eerste aan de beurt. Resultaat: 10 GOK-leerlingen, 10 niet-gok-leerlingen worden ingeschreven en 3 niet-gok-leerlingen worden geweigerd. De verhouding 10/10 staat ver af van de streefcijfers 6/14. De school evolueert naar een GOK-school en mag na verloop van tijd voorrang geven aan niet-gok. Dan doet zich de omgekeerde beweging (jojoeffect). Gelijkaardige processen kunnen zich voordoen bij gebruik van een centraal aanmeldingsregister waar leerlingen volgens andere ordeningscriteria (bv afstand) geordend worden. f) Uit de bespreking onder punt 3 en punt 4a en b blijkt dat de dubbele contingentering ook heel eenvoudig toegepast kan worden door individuele scholen. Ze vergt ook van scholen zonder een verleden met capaciteitsproblemen maar weinig extra inspanning. Blijkt de vraag dan toch onverwachts hoger dan het aanbod aan vrije plaatsen, dan heeft men meteen een eerlijke oplossing bij de hand voor de verdeling van die vrije plaatsen. De toepassing van DC maakt het mogelijk tegelijk tegemoet te komen aan de vraag om (1) de voorrang voor GOK-leerlingen voor iedereen verplicht te maken en (2) scholen die nooit enig capaciteitsprobleem gehad hebben niet onnodig te belasten met een loodzware procedure die eigenlijk alleen van tel is voor scholen met capaciteitsproblemen of regio s met sterke afstemmingsproblemen. Het blijft wel nodig om de inschrijvingen voor de betrokken leerlingen (de GOK en niet-gok-leerlingen die niet onder een eerdere voorrangscategorie vallen) in twee fasen te organiseren. Men kan spreken van aanmelden en vervolgens inschrijven, of van voorrangsperiode GOK/niet-GOK en reguliere periode. In de praktijk zal er voor de hoger beschreven eenvoudigste toepassing weinig verschil zijn. Maar om consistent te zijn met de terminologie die tot nu gebruikt werd, dient de voorkeur wellicht naar voorrangsperiode en reguliere inschrijvingsperiode te gaan, zeker als men wil dat voor kinderen die boven de cesuur vallen, onmiddellijk effectief een inschrijving gerealiseerd kan worden. Het lijkt wel aan te bevelen om bij de verdeling van de restplaatsen de rangorde uit de voorrangsperiode te hanteren. Dat voorkomt dat ouders zich nog eens moeten aanbieden (en dan een ongunstiger plaats krijgen dan ze misschien op grond van de bestaande rangordening hadden). In tegenstelling tot de enkelvoudige voorrangsregeling vormt dat immers geen probleem. Bij toepassing van de DC zal de restgroep immers in de meeste scholen slechts uit één categorie bestaan, hetzij GOK, hetzij niet- GOK. En binnen elk van die categorieën is er al een rangordening. Als bij de eenvoudige papieren toepassing van DC voor beide categorieën van leerlingen (GOK en niet-gok) de vraag groter is dan het aanbod, dan zal de restgroep zowel GOK- als niet-gok-leerlingen tellen. De vraag rijst welke volgorde gevolgd dient te worden indien er plaatsen vrijkomen of nieuwe plaatsen bij gecreëerd worden. Men kan ook hier de evenredigheid naar GOK/niet-GOK laten spelen en binnen elke categorie de rangorde uit de voorrangsperiode verder hanteren. 5