Woorden met twee medeklinkers achteraan: Tent: Als, bont, heks, kans, koers, lamp, lift, mens, munt, wesp



Vergelijkbare documenten
Blok 1. Groep 4. Signaaldictee

klas Ik schrijf op wat ik hoor. Categorie 4a Twee medeklinkers aan het begin Thema 1 groep 4

tent als bont heks kans koers lamp lift mens munt wesp kist haast juist kast kust mest mist nest muts fiets rits

Les 3: helm halm kalm

Les 3. kist haast juist kast kust mest mist nest muts fiets rits

haast juist kast kust mest mist nest = = = fiets rits

Een nieuw huis Les 1 groep 4

Een nieuw huis Les 1 groep 4

Woordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 4) tent

je schrijft het woord zoals je het hoort je schrijft het woord zoals je het hoort je schrijft het woord zoals je het hoort

koers brug wesp heks glas broer greep blik brief kans bloem lamp als bril lift bruin munt bont broek mens

slee Ik hoor aan het eind van het woord ee. Ik schrijf ee. Categorie 42 Woorden met een ee aan het eind Thema 7 groep 4

golf Ik hoor u tussen 2 medeklinkers. Ik schrijf de tussenklank u niet. Categorie 5a Woorden met lf Thema 2 groep 4

Woordpakket 11 Groep 4. Woorden: Ook zo-woorden. draai foei gooi mooi nooit ooit roeit saai blijf fijn de gein het plein de pijn vijf zei

Woordpakket 11 Groep 4. Woordpakket 12 Groep 4

Het verwoorden van de spellingsregel is belangrijk (bewustwording waarom je iets op een bepaalde manier schrijft).

woorden met eer (heer) De /r/ is een plaagletter bij /eer/. volgwoord woorden met oor (oor) De /r/ is een plaagletter bij /oor/.

Klankgroep en lettergreep

WOORDPAKKET 1. Ik schrijf woorden met een medeklinker aan het begin en einde van een woord: woorden net als man.

instapkaarten spelling

Themapakket Kies een ding uit het themapakket. Schrijf het woord op.

Afspraak 31 weetwoord. Afspraak 30 regelwoord. liniaal, actueel. thermometer. Afspraak 32a weetwoord. Afspraak 32b weetwoord. team.

Ik schrijf op wat ik hoor.

ring bank touw blauw vinkje kroontje bloempje stoel kast schrift schuur Thema 2 De boom ik leer: woorden lezen die uit twee woorden bestaan, zoals

Dyslexiebehandeling. Informatiepakket leerkracht:

Wij willen u vragen niet vooruit te gaan werken/oefenen. Er kan dan verwarring ontstaan bij het kind. Wij willen dit graag voorkomen!

thema 5 les 2 extra oefenen

Woordpakketten. Taal actief. groep 4

1 Schrijf het woord op.

as dit muur bak dom rook boom hoog toon dak hut val den jas zaak beul geul mouw bouw hout poes deuk jouw rouw dief kous wieg doek luik zoet

fluit Ik hoor f aan het begin. Ik schrijf f. Categorie 6a Woorden die beginnen met f Thema 1 groep 5

Taal op maat - spelling

Woordpakket 1 Groep 4. Woorden: Regel: de bloes de bril de broek groot de knie de krul maakt de muts past praat de rits de snor de trui het vest wast

Spelling in beeld groep 4 woordpakketten per week

Woordpakket 1 Groep 4. Woorden: Luisterwoorden

1. poes Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

extra oefenen les 2 thema 2 1 = v Schrijf het woord op. 2 Welk dier is het? Een dier met v of w. Schrijf het woord op. spelling 3a v l a g

Taal We kunnen nu al echte verhalen schrijven. Daar zien we dan ook echte leuke verhalen van de kinderen.

blauw 1 Schrijf het woord op. 2 Schrijf het woord op. spelling 11a pauw Kies uit: au blauw gauw 1 Dit is een kleur. 2 Dit roep je als je pijn voelt.

namen steden landen Namen steden. werelddelen 61 Namen landen hoofdletter werelddelen. namen, N Namen inwoners van inwoners van landen

1 Schrijf het woord op.

instapkaarten taal verkennen

schrijf je meestal ch, behalve bij ik lig, ik leg en ik zeg. Dan schrijf je ij. Dan schrijf je ij.

Dit programma is gemaakt voor leerlingen van eind groep 3 en groep 4 van de basisschool, het praktijkonderwijs, vmbo bbl en mbo 1.

qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqw ertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwer tyuiopasdfghjklzxcvbnmqwerty

Oefenbundel. Pasen. 2 de leerjaar

Zie zo Spelling Kopieermap Evaluatie en remediëring leerjaar 2

*woorden lezen (eerst u, dan uw kind, om en om, of uw kind alleen) *woorden overschrijven (u controleert samen met uw kind de woorden op

REEKS 186 2de leerjaar: 2de leerjaar: Oefendictee 1

WOORDEN VERANDEREN. grap. glas. kras. grijs NIEUWE WOORDEN MAKEN. sterk - kers. ster. Kies een woord uit het woordpakket. gras -

apen 1 Schrijf het woord op. 2 Schrijf het woord op. Een woord met een lange klank aan het eind van een klankgroep. Net als jager.

Online leren lezen - Overzicht van de oefeningen

z w aai t n ooi t extra oefenen les 2 thema 4 1 Vul het woord in. 2 Schrijf het goede woord op. Een woord met aai of ooi.

Blok Klankgrgoepenwoord Deze categorie komt in veel woorden voor en is een heel lastige categorie.

Lezen We hebben de laatste weken weer heel veel woorden en letters geleerd.

Dit werkboek is van :

Deze weken leren wij:

Van leesplankje naar digitaal leren lezen en spellen

Leerstofaanbod groep 4

Visuele Leerlijn Spelling

Huiswerk spelling. Woordpakketten thuis oefenen. Dit is een huiswerkmapje om de woordpakketten die we in de klas leerden in te oefenen.

Lesdoelen Karakter 1 e leerjaar

groep4 Thema 4 week 1 werkboek spelling

instapkaarten spelling

uaïjee> 69iim n o o 9"789027"665768

Informatieavond 1. Groep 3

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Lezen We hebben de laatste weken weer heel veel woorden en letters geleerd.

Week 2. Week 1. Week 3

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

mond zwaard rand 1 Kijk naar het vetgedrukte woord. Maak er één van. 2 d of t? Schrijf het woord op. spelling 25 hond

1. Los de rebussen op!

Zet je hersens op scherp en daag je tegenspelers uit voor een spannende RIJMwoordenstrijd!

mollen -> de o wordt uitgesproken als o. Dit noemen wij een woord met een woord met een gesloten lettergreep: mol len.

Maandbrief groep 3/4 april/mei 2015

Antwoorden: zie laatste bladzijde. Woordenschat 1

Kopieerblad 1. Wil jij ook ooit een droomhut? Begin dan nu alvast te sparen, want een droomhut is erg duur!

KIND TOCH! Een bad op straat

Taal actief spelling en de nieuwe Cito-toets spelling. Taal actief

Leerlijn Spelling in Veilig Leren Lezen en Taalactief-3 voor de groepen 3 t/m 8 (G.vd.B. Linnaeusschool, feb. 2012)

- je kan me wat - module 3. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 3. tekeningen -

Voorjaarsboekje Voorjaarsboekje

Spelling Klankwoorden. Werkboek Geschikt voor de groepen 3 en 4

Categorie 9a Woorden met ng Thema 1 en 2 groep 6. Ik hoor n. Ik schrijf ng. tong. Taal actief Groep 6 Categoriekaarten Malmberg s-hertogenbosch

Dit programma is gemaakt voor leerlingen van groep 4 en 5 van de basisschool, het praktijkonderwijs, vmbo bbl en mbo 1.

Spellingchecker .?. Voor de juiste spelling. Nicole Neels. hoorwoorden. net als woorden. weetwoorden. regelwoorden

Nieuws vanuit groep 4

het dier de koe de muis de neus de poes de uil het gras groen knap de slak smal

BIJZONDERE DICTEES TAAL ACTIEF SPELLING

Woordpakket 21 Groep 4 Regel woorden Woorden:

mollen -> de o wordt uitgesproken als o. Dit noemen wij een woord met een woord met een gesloten lettergreep: mol len.

6 Het beoordelen van uitspraak

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

De man uit Australië heeft dikke pech. Hij vertelt het zelf aan jou.

Taaljournaal Digitale woordpakketten spelling groep 4

Nieuwsbrief groep 3 februari 2018

Wist je dat? W

Woordpakket 21 Groep 4

Wist je dat? Week

Transcriptie:

Woordpakket 1 Woorden met twee medeklinkers vooraan: Klas: Blik, bloem, breuk, brief, bril, broek, broer, bron, brug, bruin, glas, greep, groen, groep, groet, klap, klok, knal, knie, knoop, knop, kraan, kruis, kruk, plan, plas, plus, prik, proef, traag, trap, troon Woorden met twee medeklinkers achteraan: Tent: Als, bont, heks, kans, koers, lamp, lift, mens, munt, wesp Woorden die eindigen op st : Kist: Haast, juist, kast, kust, mest, mist, nest Woorden die eindigen op ts : Muts: Fiets, Rits Woorden met 2 medeklinkers vooraan én achteraan: Krant: Broers, glans, grens, krans, kwart, plaats, prent, sport, start

Woordpakket 2 drie medeklinkers vooraan straat: Spreek, straf, strak, straks, streek, stroom, struik je hoort een tussenklank, een stomme e, maar die schrijf je niet wolf: elf, half balk: kelk, volk, welk helm: halm, kalm tulp: hulp erf: slurf, turf dwerg: zorg jurk: park, sterk berm: vorm, warm doorn: kern dorp: harp woorden die beginnen met een f: (fietspomp-letter) ffff. fluit: feest, fijn, film, fles, flink, fors, fris, fruit woorden die beginnen met een v: (vliegende vogel letter) vis: vaart, vals, vast, vent, vijf, vlag, vlees, vlek, vlieg, vloer, vloot, vlot, vlug, vraag, vroeg, vuist

Woordpakket 3 woorden met drie medeklinkers achteraan: worst: arts, borst, dienst, dorst, komst, kunst, liefst, oogst, vorst, winst woorden die beginnen met een s (slangletter) som: slaap, smaak, soms, soort, stam, steel, stem,stil, stoel, stoet, stof, stop, storm, stuk woorden die beginnen met een z : (zaagletter) zon: zaak, zalf, zalm, zee, zelf, zelfs, ziel, zwart, zweep, zweet woorden die beginnen met sch : school: schat, schelp, scherm, scherp, schets, schijn, schoon, schot, schuin, schuur woorden die beginnen met schr : schrift: schrik, schroef woorden met aai, ooi en oei: kraai: fraai, saai, taai kooi: hooi, nooit, dooi, mooi boei: groei, sproei, vloei

Woordpakket 4 woorden met ng: tong: angst, ingang, kring, langs, slang, sprong, streng, wang woorden met nk: bank: dankbaar, drank, klank, links, pink woorden met aar: jaar: daarom, kaars, kaart, klaar, laars, snaar, spaarpot, staart, zwaar woorden met eer: heer: alweer, eer, eerst, zeer woorden met oor: oor: daarvoor, kantoor, koorts, oorlog, vooraan, voordeel, voorjaar, voorkant, voornaam, vooruit woorden met uur: uur: buurman, buurt, huur, puur, stuur woorden met eur: deur: beurs, beurt, kleur, voordeur, voorkeur woorden met eeuw: sneeuw: geeuw, leeuw, meeuw, sneeuwpop woorden met ieuw: nieuw: kieuw, nieuwe, nieuws, opnieuw woorden met uw: ruw: duw, schuw, uw

Woordpakket 5 Pech: (woorden met ch ) ach, lach, pech, toch, zich Lucht: (woorden met cht ) achter, bocht, dicht, echt, jacht, klacht, knecht, kracht, macht, nicht, plicht, slecht, tocht, uitzicht, vlucht, vocht, vrucht, wacht, zacht, zicht, zucht Reis: (woorden met ei ) eigen, eind, einde, keizer, kleine, meisje, paleis, sein Saus: (woorden met au ) au, saus, paus Pauw: (woorden met auw ) blauw, flauw, gauw, klauw, nauw, pauw De: (je hoort een u, maar je schrijft een e ) bende, de, engel, enkel, honger, je, jongen, kleuter, moeder, ronde, tante, te, vinger, we, winkel, woede, ze Let op: je schrijft ng óf nk : engel, enkel. Ezelsbruggetje: n en k zitten samen op de bank en daar past de g niet tussen!

Woordpakket 6 ijs: (weetwoorden met ij ) bijbel, blijk, gelijk, gordijn, grijs, ijver, ijzer, kwijt, opzij, partij, pijn, pijp, prijs, rijk, rijtuig, spijt, voorbij, vrij, wijk hout: (weetwoorden met ou ) hout, jou, kou, koude, nou, oude, ouder, zout touw: (weetwoorden met ouw ) bouw, gebouw, jouw, mouw, touw, trouw, vrouw bezoek: (woorden die beginnen met be-) Je hoort bu, maar je schrijft be. bedrag, bedrijf, begin, begrip, beroep, beslag, besluit, bestaan, bestek, bestuur, bewijs, bezoek getal: (woorden die beginnen met ge-) Je hoort gu, maar je schrijft ge. gebruik, gedrag, gehoor, geluk, geloof, gemeen, genoeg, gerust, gesprek, getal, gevaar, gevoel, geweer, gezin

Woordpakket 7 Slee: (woorden die eindigen op ee). Daarmee, ermee, fee, mee, nee, ree, slee, snee, tree, twee, vee Huisje: (verkleinwoord met je) Boekje, bootje, briefje, dorpje, drankje, grapje, huisje, ijsje, kaarsje, kaartje, kruisje, neefje, pakje, poosje, potje, zusje Boompje: (verkleinwoord met pje > na een m komt altijd pje ) Armpje, boompje, bloempje, duimpje, filmpje, kraampje, raampje, riempje, rijmpje, wormpje Broertje: (verkleinwoord met tje ) Beertje, broertje, diertje, kleurtje, kooitje, kroontje, muurtje, schuurtje, vrouwtje, zoontje Hond: (je hoort een t, maar je schrijft een d) > hoor je een d als je het woord langer maakt? Dan schrijf je een d aan het eind, zoals bij hond > honden). Baard, beeld, bord, brood, dood, gezond, god, hond, maand, paard, tand, vriend, woord Hoe kun je goed oefenen? 1. Lees een woord. 2. Dek het af. 3. Schrijf het woord op. 4. Controleer of je het woord goed geschreven hebt. 5. Het is leuker om samen met een vriend(innet)je te oefenen.

Woordpakket 8 Hond: (je hoort een t, maar je schrijft een d. Als je het woord langer maakt en je hoort een d, dan schrijf je een d aan het eind > honden). Bad, bed, blad, blind, bloed, blond, boord, brand, breed, bruid, draad, grond, haard, hand, hoofd, koud, land, strand, wond, zand, zwaard. Dokter: (gesloten lettergreep; dok-ter, an-ders, hel-der). Ander, anders, dokter, helder, herder, kasteel, mantel, meester, minder, monster, morgen, onder, persoon, vreugde, wonder Fietsen: (meervoud gesloten lettergreep; fiet-sen, beel-den, ber-gen). Banden, beelden, bergen, branden, feesten, fietsen, kaarten, kasten, lichten, plaatsen, planten Sla: woorden met open lettergreep achteraan; je hoort een lange klank aa, uu of oo, maar je schrijft er maar één). Let op: Behalve de e die doet niet mee! (denk aan zee ) Ha, ja,la, ma, na, nu, pa, sla, stro, vla, vlo, zo Oefenen: 1. Kijk goed naar het woord: hoe schrijf je het? 2. Zeg het woord hardop en schrijf het daarna op. 3. Controleer: heb je het woord goed geschreven?

Woordpakket 9 Hond: (je hoort een t, maar je schrijft een d. Als je het woord langer maakt en je hoort een d, dan schrijf je een d aan het eind > honden). Armband, geld, goedkoop, hemd, hoed, iemand, kind, kleed, lied, mand, pond, schuld, stad, veld, vijand, vreemd, waard, wild, wind, zaad Jager: >Verdeel het woord in klankgroepen: ja ger. > Hoor je aan het einde van de eerste klankgroep een lange klank (aa, ee, oo of uu?), dan schrijf je a, e, o of u. Ezelsbruggetje: Klinkt de klinker lang? Dan gaat er eentje naar de gang! Avond, beter, bodem, boter, dader, deken, hamer, jager, kleren, kogel, leraar, meter, muziek, neger, olie, regen, slager, tomaat, toneel, water Apen: Apen, beren, broden, dagen, draden, ogen, platen, sloten, schuren, vragen Bakker: > Verdeel het woord in klankgroepen. > Hoor je aan het einde van een klankgroep een korte klank (a, e, i, o, u) dan schrijf je er twee dezelfde medeklinkers achter. Ezelsbruggetje: Klinkt de klinker kort, dan krijg je twee medeklinkers op je bord. Allemaal, appel, bakker, binnen, emmer, jullie, kapper, kassa, lekker, spullen Hoe kun je goed oefenen? Lees een woord hardop. Denk aan de spellingregel: hoe schrijf je het? Dek het af. Schrijf het woord op. Controleer of je het woord goed geschreven hebt. Het is leuker om samen met een vriend(innet)je te oefenen.

Woordpakket 10 Jager: >Verdeel het woord in klankgroepen: ja ger. > Hoor je aan het einde van de eerste klankgroep een lange klank (aa, ee, oo of uu?), dan schrijf je a, e, o of u. Ezelsbruggetje: Klinkt de klinker lang? Dan gaat er eentje naar de gang! Adem, boven, dame, even, grootvader, haven, hemel, hotel, kamer, koper, lezer, lokaal, mager, motor, najaar, open, overal, tegen, wapen, zadel. Ballen: > Verdeel het woord in klankgroepen. > Hoor je aan het einde van een klankgroep een korte klank (a, e, i, o, u) dan schrijf je er twee dezelfde medeklinkers achter. Ezelsbruggetje: Klinkt de klinker kort, dan krijg je twee medeklinkers op je bord. Ballen, blokken, bommen, bossen, brillen, bruggen, bussen, sokken, spinnen, steppen, tikken, trappen. Keuken: > Verdeel het woord in klankgroepen. > Hoor je aan het eind van een klankgroep een tweetekenklank (eu, ui, oe, ou, ie) dan schrijf je op wat je hoort. Buiten, ieder, keuken, moeder, vleugel, vlieger, vroeger, zieke. Boeken: Bij een meervoud hoor je aan het eind un, maar je schrijft en. Boek (enkelvoud) boeken (meervoud). Boeken, boeren, fluiten, fouten, hoeden, kleuren, kousen, mouwen, scheuren, schoenen. Hoe kun je goed oefenen? Lees een woord hardop. Denk aan de spellingregel: hoe schrijf je het? Dek het af. Schrijf het woord op. Controleer of je het woord goed geschreven hebt. Het is leuker om samen met een vriend(innet)je te oefenen.