NVAO Toets Nieuwe Opleiding. Hbo-ma Project Management. Newport Business Academy



Vergelijkbare documenten
Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Besluit. College van bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Vanuit de NVAO werd het panel ondersteund door lic. Rik Belmans, beleidsmedewerker.

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Master of Laws De Master Legal Management (MLM) is in 2014 gestart als een door de NVAO geaccrediteerde, onbekostigde masteropleiding.

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Besluit. Fontys Hogescholen. Raad van bestuur Postbus AH EINDHOVEN

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

Werken met leeruitkomsten. 7 november 2016

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

Op weg naar de (academische) opleidingsschool

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

De curriculum van de masteropleiding PM MBO kan op verschillende niveau s bekeken worden:

De 6 Friesland College-competenties.

Programma van toetsing

Utrecht Business School

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Toetsing realisatie voorwaarden. AD-programma. Land- en Watermanagement. Hogeschool Van Hall Larenstein. 8 augustus 2017

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november

Besluit strekkende tot een oordeel positief van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de wo-master Executive MBA

Utrecht Business School

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Persoonlijk intakegesprek master 4. Module Verandermanagement 5. Module Marketing & Communicatie 6.

hbo-master Executive MBA Lemniscaat School of Management Utrecht 8 februari 2010 NVAO Toets Nieuwe Opleiding

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Programma 5. Module Strategie & Beleid 5. Module Sales & Account Management 6. Rooster 7. Docenten 7. Opleidingskosten 8

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Kostbaar is de wijsheid die door ervaring wordt verkregen! Klassikale, verkorte of zelfstudie opleiding gericht op certificering

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Student Company op het hbo. Stappenplan

FiT. Mastering Financiality. In tien maanden tijd je circle of influence vergroten

Leergang Opleidingsmanagement

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Programma 5. Module Verandermanagement 6. Module Leadership 7. Module Ethiek 8. Module Strategie & Beleid 9.

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

CONVENANT ASSOCIATE DEGREE

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master

Utrecht Business School

HBO Bedrijfskunde Bachelor of Business Administration (BBA)

Fricolore Academy in samenwerking met Penta Nova. Middenmanagement (MMOT)

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

Netherlands Business Academy. Postbus HM Breda T. +31 (0)

Nadere uitwerking aanvullende criteria onderzoeksmasters

Medical Imaging/ Radiation Oncology Masteropleiding Haarlem

Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september april 2015

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

Samenvatting aanvraag

Utrecht Business School

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Klassikale, verkorte of zelfstudie opleiding gericht op certificering

Competenties met indicatoren bachelor Civiele Techniek.

ECTS-fiche. Opleiding. Geïntegreerde competentieverwerving 2. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

Bachelor of Business Administration (MER opleiding)

Professionalisering en Positionering HRM- en P&O-adviseurs (PP&O)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

BEOORDELINGSKADER EN -PROCEDURE VOOR DE CERTIFICERING VAN BEDRIJFSOPLEIDINGEN TOURMANAGER

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

Professionele Masters. Uitgangspunten verdere uitbouw aanbod professionele masters

Kwaliteitscode - Vlaanderen

Competentie-invullingsmatrix

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

Protocol TNO Educatieve Master

Contactpersoon/contactpersonen Saskia Heins (opleidingsmanager) Master of Urban and Area Development

es Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Opleidingsprofiel MPPM

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Aanvraagformulier Nieuwe opleiding macrodoelmatigheidstoets beleidsregel 2014

thomas more hogeschool Leiderschapsacademie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Utrecht Business School

Persoonlijk Leiderschap in het Onderwijs. "Van reactief naar creatief"

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Schoolleider Voortgezet Onderwijs Basisbekwaam

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Aanvraagformulier nieuwe opleiding. Basisgegevens. Contactpersoon/contactpersonen Postbus GG Amsterdam

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Concept. Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Beeldvorming als Leidraad voor Leiderschap

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

Leergang Regiegemeente worden: effectiever (be)sturen

: 9 mei 2017 : 28 juni 2017

Project-, Programma- en AdviesCentrum. Resultaten die eruit springen PPAC

Specialisatie jonge kinderen

Utrecht Business School

Porfolio. Politie Vormingscentrum

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar Regeling Externe toezichthouders bij examens

Transcriptie:

NVAO Toets Nieuwe Opleiding Paneladvies Hbo-ma Project Management Newport Business Academy

19 november 2008 pagina 2

Inhoud 1 Samenvattend advies 4 2 Inleiding en verantwoording 6 2.1 Werkwijze panel 6 2.2 Opbouw paneladvies 6 3 Beschrijving van de opleiding 8 3.1 Algemeen 8 3.2 Profiel instelling 8 3.3 Profiel opleiding 8 4 Beoordeling per onderwerp 12 4.1 Doelstellingen opleiding 12 4.2 Programma 18 4.3 Inzet van personeel 25 4.4 Voorzieningen 28 4.5 Interne kwaliteitszorg 30 4.6 Condities van continuïteit 33 5 Overzicht advies 36 Bijlage 1: Samenstelling panel 37 Bijlage 2: Programma locatiebezoek 39 Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten 40 Bijlage 4: Lijst met afkortingen 41 pagina 3

1 Samenvattend advies De aanvragende instelling heeft een Informatiedossier aangeleverd dat door de NVAO in voldoende mate geschikt werd bevonden om inhoudelijk te worden beoordeeld door een panel van deskundigen. Die inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de kwaliteitscriteria die het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs daarvoor aanreikt. Het informatiedossier en de nader - ter gelegenheid van het locatiebezoek - verstrekte schriftelijke en mondelinge informatie hebben het panel van deskundigen in staat gesteld om tot de volgende, weloverwogen beoordeling van de voorgedragen opleiding te komen. Het onderwerp doelstellingen wordt door het panel als onvoldoende gewaardeerd. Dat oordeel berust met name op een negatieve beoordeling van het facet master. Naar het oordeel van het panel heeft de opleiding betrekking op een te smal vakgebied om als volwaardige master te kunnen dienen en zijn de aanpalende bedrijfskundige disciplines te weinig specifiek om dat vakgebied een relevante verbreding te geven. Daar komt bij dat het vakgebied ook (nog) niet kan bogen op nationale of internationale erkenning als zelfstandige discipline, met een eigen set aan wetenschappelijke paradigmata, modellen en methodieken. De markt is op het domein van het projectmanagement in dat opzicht nog altijd leidend voor de theorie; anders gezegd er bestaat nog geen academisch verankerde body of knowlegde om een (hbo- of wo) master op te kunnen funderen. Ook de internationale dimensie, die zou kunnen bijdragen aan de masterstatuur van de opleiding, ontbreekt. Verder meent het panel dat de instelling met de vaststelling van de kerncompetenties van de functie van senior projectmanager (annex programmamanager en manager of projects ) weliswaar een herkenbaar, maar bepaald nog geen éénduidig, beroepsprofiel heeft geformuleerd van de professional die zij wil gaan opleiden. Het programma kent een didactisch concept dat overeenstemt met de visie van de instelling op leren als interactief proces. De werkvormen waarvoor in het programma is gekozen sluiten daar goed bij aan. Tegelijkertijd echter stelt het panel vast dat de opbouw en inrichting van het programma zo is uitgewerkt dat het twijfelachtig is of het beoogde masterniveau kan worden gehaald. Dat heeft te maken met de volgende negatieve bevindingen: (i) binnen de opleiding wordt een aanzienlijk deel van de beschikbare tijd besteed aan algemene managementcompetenties, en een relatief beperkt deel aan het specifieke profiel waarop de opleiding zich richt. (ii) betwijfeld wordt of het binnen de beschikbare tijd mogelijk is het vereiste niveau en de vereiste mate van complexiteit te bereiken. (iii) het accent in de opleiding ligt zeer nadrukkelijk op de eigen beroepspraktijk. Het masterniveau vereist echter van studenten ook het vermogen om vraagstukken vanuit een bredere context en van een hoger aggregatieniveau te kunnen benaderen. In de gekozen opzet wordt dat onvoldoende gerealiseerd Verder merkt het panel ook het facet samenhang programma als onvoldoende aan, omdat de verantwoordelijkheid daarvoor, in de huidige constellatie van docenteninzet op freelance basis, feitelijk goeddeels buiten het bereik van NBA komt te liggen. pagina 4

Het onderwerp inzet van personeel waardeert het panel over de hele linie als voldoende. De kwantiteit van het in te zetten personeel is toereikend om de opleiding te kunnen starten en te continueren. De kwaliteit van de in te zetten docenten is goed en met een duidelijke wo-oriëntatie, gelet op het percentage gepromoveerden en opgeleiden met een dubbele academische opleiding. De materiële voorzieningen voldoen aan de daarvoor geldende eisen, terwijl ook de studiebegeleiding en de informatievoorziening van een adequaat niveau zijn. Het panel is van oordeel dat NBA in aanzet over een goed intern kwaliteitszorgsysteem beschikt. Het model dat daarvan in het aanvraagdossier wordt weergegeven en de beschrijving van de elementen waaruit het is opgebouwd (meet- en toetsinstrumenten, streefdoelen, toetsmomenten, evaluatiegremia e.d.) is op zichzelf accuraat te noemen en biedt zeker ook wel uitzicht op het geformuleerd raken van verbetervoorstellen of - plannen. En voor het panel is ook wel komen vast te staan dat het kwaliteitszorgsysteem van de instelling in díe zin werkt dat dit in een aantal gevallen in het verleden ook daadwerkelijk aanleiding heeft gegeven tot concrete verbetermaatregelen. Maar de verankering van een en ander in een handboek kwaliteitszorg of een vergelijkbaar document mist het panel eigenlijk nog. De condities voor continuïteit zijn aanwezig, zowel wat betreft de afstudeergarantie als waar het gaat om de investeringen en de financiële voorzieningen. Het panel adviseert de NVAO om, in het licht van de negatieve bevindingen waartoe het panel bij de onderwerpen 1 en 2 komt, in negatieve zin te besluiten over de kwaliteit van de nieuwe opleiding Master Project Management van Newport Business Academy. Den Haag, 19 november 2008 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Master Project Management van Newport Business Academy (# 3065), prof. dr. L. Traas (voorzitter) mr. dr. Th.L. Bellekom (secretaris) pagina 5

2 Inleiding en verantwoording Bij brief van 16 juli 2008 is door het bestuur van de Dutch Management Institute BV, namens Newport Business Academy (NBA) en onder aanbieding van een informatiedossier 1, bij de NVAO een aanvraag ingediend voor een toets nieuwe opleiding (Tno) ten behoeve van de hbo- Master Project Management. Na te hebben vastgesteld dat het aanvraagdossier in voldoende mate geschikt was om inhoudelijk te worden beoordeeld, is het dossier in handen gesteld van het panel van deskundigen dat al eerder (bij besluit van 2 juli 2008) was ingesteld voor de beoordeling van de Master Information Management (MIM) - eveneens van NBA - waarvoor op 18 april een Tno-aanvraag was ingediend (zie dossier # 2964). Voor de samenstelling van dat panel, alsmede een opgaaf van relevante kwalificaties van de afzonderlijke leden daarvan, zij verwezen naar bijlage 1 bij dit advies. 2.1 Werkwijze panel Het panel heeft zich bij de toetsing van de kwaliteit en het niveau van de opleiding gebaseerd op de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna: Toetsingskader) en de Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Het panel is daarbij als volgt te werk gegaan. Het is zijn toetsingsarbeid begonnen met het bestuderen van het door de instelling aangeleverde informatiedossier en heeft vervolgens vooroverleg gehouden om de eerste bevindingen te bespreken. Op dit vooroverleg, dat op 28 augustus 2008 in Breda (Amrâth Hotel Brabant) plaatsvond, is een aantal uiteenlopende vragen en vraagpunten geformuleerd met de bedoeling om tijdens het locatiebezoek de verschillende facetten van het Toetsingskader bespreekbaar te maken. Het locatiebezoek aan de instelling heeft op 29 augustus plaatsgevonden in de vestiging van NBA aan de Charles Petitweg 37-02, te Breda. Tijdens dit bezoek heeft het panel zich in verschillende gespreksronden van nadere informatie voorzien, onder meer aan de hand van de vragen die op het vooroverleg waren voorbereid. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop heeft het panel de bevindingen op basis van het materiaal en de uitkomsten van de verschillende gespreksronden onderling besproken en vertaald naar, aan het Toetsingskader gekoppelde, conclusies. Daarbij is eerst per facet afzonderlijk een beoordeling uitgesproken en is vervolgens per onderwerp een oordeel gegeven over de desbetreffende facetten in onderling verband, uitmondend in een voorlopig eindadvies. De secretaris van het panel heeft daarna een concept paneladvies opgesteld dat, na verwerking van de daarop binnengekomen commentaren van de panelleden, is geworden tot het definitieve advies zoals dat hier voorligt. Het paneladvies is geaccordeerd door alle panelleden en definitief vastgesteld door voorzitter en secretaris op 19 november 2008. 2.2 Opbouw paneladvies De kern van dit paneladvies is hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de aangevraagde opleiding toetst. Die toetsing gebeurde aan de hand van de zes onderwerpen met bijbehorende facetten die in het Toetsingskader worden aangereikt. De opbouw is daarbij zo dat het panel eerst per facet - onder het kopje Bevindingen - een 1 Hierna ook wel aangeduid als aanvraagdossier. pagina 6

samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voorzover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Na de Bevindingen volgen de Overwegingen van het panel, waarbij hetgeen aan bevindingen is gereleveerd wordt beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende Conclusie. Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel, daarbij summier concluderend tot voldoende wanneer de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Of uitgebreider motiverend en meer integraal wegend in het geval dat een (of meer) van de facetten van een onderwerp als onvoldoende is gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin onder meer de voorgedragen opleiding (kort) wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Een samenvatting van zijn bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel, waartoe het panel is gekomen is te vinden in hoofdstuk 1. Aan het advies is een viertal bijlagen toegevoegd, met informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, een overzicht van geraadpleegde stukken en bronnen en een lijst van veelgebruikte afkortingen. pagina 7

3 Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector Nederland Newport Business Academy (NBA) Master Project Management master hbo Master Project Management (MPM) residentieel: d.w.z. aangeboden op daarvoor geëigende locaties zoals conferentieoorden en hotels postinitieel en deeltijd Economie 3.2 Profiel instelling De Newport Business Academy (NBA) profileert zich in het aanvraagdossier (p. 2) op de volgende wijze: NBA is een in Nederland gevestigd instituut dat zich richt op het aanbieden van hoger onderwijs voor professionals met ruime werkervaring. Tot het jaar 2004 heeft NBA bestaan als zelfstandig functionerend onderdeel van Xaurum bv, een organisatie gespecialiseerd in E-learning. In het jaar 2004 is NBA volledig verzelfstandigd als organisatie (in de vorm van een besloten vennootschap). Deze stap is mede gezet om de ambities van het instituut, groei en uitbreiding van het aanbod, professioneel vorm te geven. Bij het instituut zijn op dit moment negen personen werkzaam in de onderwijsorganisatie, naast het huidige docentenbestand van ongeveer 100 docenten. De organisatie heeft zich verder versterkt in de markt door strategische samenwerkingsverbanden aan te gaan met gerenommeerde instituten. [ ] Ook wordt nauw samengewerkt met inhoudelijk gerichte organisaties in de diverse relevante vakgebieden om de actualiteit en het niveau van ontwikkeling hoog te houden. [.] NBA richt zich op afgestudeerde hbo ers en academici met een aantal jaren werkervaring. NBA wil hen met behulp van een masteropleiding toerusten om een inspirerende en zelfstandige functie te vervullen in een omgeving, die gekenmerkt wordt door toenemende globalisering, informatisering, concurrentie en veranderingen. Het gaat daarbij om het eigen maken van denkkaders en competenties, die de professionals in staat stellen zich te handhaven, te ontplooien en door te groeien in een dynamische beroepspraktijk. NBA stelt zich ten doel hierbij vooruitstrevend te zijn in het gebruik van moderne informatietechnologie om de kwaliteit en effectiviteit van het onderwijs te verbeteren. 3.3 Profiel opleiding Achtergronden van de opleiding / behoefte vanuit de markt Op basis van rapporten 2, onderzoek onder eigen studenten, proefadvertenties en jarenlange kennis van de opleidingsmarkt is NBA van mening dat er een grote vraag in de 2 De instelling verwijst naar rapporten van (en als): CHEPS, NIDAP, PAEPON, AMBA, EQUIS, Deloitte & Toilette, HOOP, NVAO-congres juni 2007, NGI-rapporten, Publicaties van Business & IT Trends Institute, Trends in de IT. pagina 8

markt is naar verdergaande vorming op academisch niveau voor professionals. Daarbij heeft de instelling mensen op het oog, die na een (professionele) bachelor of academische opleiding zijn gaan werken of tijdens hun werkzame carrière alsnog een studie tot vakinhoudelijk bachelor of academicus hebben afgerond. Veel van deze mensen hebben in de praktijk bewezen op masterniveau c.q. managementniveau te functioneren. Zij hebben vaak de behoefte om de hiertoe vereiste theoretische kennis op te doen, aldus de instelling, en zoeken daarbij naar opleidingen die aansluiten bij hun praktijkervaring. Over de achtergronden van de MPM-opleiding, meer in het bijzonder, merkt de instelling in het aanvraagdossier het volgende op. De opleiding is bedoeld voor studenten die de (eind)verantwoordelijkheid hebben of krijgen over grote projecten waarbij een veelheid aan (bedrijfskundige) aspecten een rol spelen. Daarnaast is de opleiding gericht op de functie van programma-manager/manager of projects. De student moet om leren gaan met geïntegreerde vraagstellingen die binnen strakke randvoorwaarden (tijd, geld, human capital, kwaliteit) moeten worden opgelost. Daarnaast moet op een adequate wijze leiding worden gegeven aan een team. Vertrekpunt voor de eindkwalificaties van de masteropleiding MPM vormt, volgens opgaaf van de instelling, in eerste aanleg het beroepsprofiel van een senior projectmanager: De masteropleiding komt overeen met het beroepsniveau van senior projectmanager. Na de opleiding is de student in staat grootschalige, complexe projecten te managen en succesvol af te ronden. De student krijgt daarvoor alle benodigde projectmanagementcompetenties in kennis, vaardigheden en houding aangereikt en een goed zicht op zijn persoonskenmerken in relatie tot hetgeen de beroepspraktijk van hem vraagt. Studenten zijn in staat om het geleerde direct in de praktijk toe te passen. Dit houdt in dat de eindtermen zodanig zijn geformuleerd dat de student na afronding van de opleiding volledig is toegerust om volwaardig te functioneren op academisch niveau, conform het beroepsprofiel zoals aangegeven: senior projectmanager. Het beroepsprofiel van senior projectmanager is evenwel niet het enige vertrekpunt voor de eindkwalificaties waartoe de voorgedragen opleiding bedoelt op te leiden: Aanverwante beroepen zoals programmamanager, peoplemanager van projectprofessionals, projectcontroller, procesmanager en dergelijke komen ook in aanmerking als referentie. Daarnaast geldt dat de masteropleiding studenten vanuit de theorie een verbredend en verdiepend perspectief op hun beroepspraktijk verschaft. Vanuit de theorie worden andere mogelijkheden getoond om projectmatige opgaven te managen (verbreding) en door verschillen tussen managementmethoden te laten zien, krijgen studenten meer gevoel voor de nuances en keuzen in hun eigen werkwijze in hun beroepspraktijk (verdieping). De verdieping wordt ook aangebracht door niet alleen de cognitieve en methodische vaardigheden te trainen maar juist ook de eigen managementvaardigheden. Studenten krijgen inzicht in hun manieren van beïnvloeding, team- en verandermanagement. Beschrijving van de opleiding op hoofdlijnen:programmaopbouw en -inhoud Van het curriculum wordt in het aanvraagdossier de volgende beschrijving gegeven: In de opleiding wordt een interdisciplinaire visie op de werkelijkheid gehanteerd. Theoretische kennisoverdracht, vaardigheden en praktische toepassing zijn de basis voor de opleiding. Toepassing van kennis en vaardigheden in een praktijksituatie vormt de afsluiting van elke module, en van de opleiding in zijn geheel. Voor elke module moet de student minimaal één paper/opdracht inleveren waarin expliciet duidelijk wordt gemaakt dat de kennis is verworven en de student een persoonlijke analyse kan maken van kennis in een praktijksituatie. Tevens moet daaruit blijken dat er sprake is van onderzoek, met name toepassingsgericht, innovatief, multidisciplinair, kennisgericht en implementabel. Studenten pagina 9

moeten in staat zijn professionele expertise te ontwikkelen en weten om te gaan met de concrete toepassing van theorieën, modellen en standaarden bij het oplossen van multi-, complexe- en interdisciplinaire vraagstukken. Daarnaast worden diverse opdrachten uitgewerkt. De opdrachten zorgen voor een voldoende fundament op kennis en kunde op het gehele gebied van de betreffende module. De paper geeft een duidelijke verdieping naar de praktische vertaling van de lesstof waarbij de student moet aantonen de theoretische concepten en modellen te kunnen gebruiken in het uitwerken van complexe en geïntegreerde praktijkproblemen. De samenwerking tussen studenten (werkcolleges) en (praktijk)docenten zorgt voor een brede visie op de beroepspraktijk. Tijdens de intakegesprekken moet de kandidaat aantonen dat gedurende de opleiding de kennis gecombineerd kan worden met de eigen praktijk. Hiertoe is een competentiekader uitgewerkt waaraan de studenten worden getoetst bij de intake. Alle studenten moeten een actieve bijdrage leveren aan discussies, de beantwoording van vragen en de uitvoering van individuele opdrachten, groepsopdrachten en papers. Hierbij wordt van de studenten veel gevraagd door het werken met begeleide werkcolleges. De begeleide werkcolleges zorgen voor een optimale verbreding door de inbreng van andere visies en praktijkvoorbeelden van medestudenten. Ook leidt dit tot het uitwisselen van verschillende stijlen van probleemaanpak en onderzoek. Voor het opzetten en uitvoeren van de thesis is de inbreng en verwerking van deze praktijkervaringen noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eindtermen van de opleiding. Naast de klassikale bijeenkomsten is het stimuleren van het zelfstandig leren en het aanleren van metavaardigheden van groot belang. Buiten de klassikale bijeenkomsten moeten de studenten de lesstof bestuderen, nieuwe recente ontwikkelingen onderzoeken, reflecteren op de lesstof in de praktijk en tijdens klassikale bijeenkomsten de bevindingen presenteren. Het programma behelst concreet: één zogenaamde Academische leergang, twee Masterclasses en de Thesis (waaronder begrepen een module Methoden en Technieken), met een totaal van 65 ECTS. Academische Leergang Project Management Kick Off (3 uur) Zelfmanagement (6 uur) Leiderschap & Coaching (12 uur) Schriftelijke Communicatie (12 uur) Project Management Project Leadership Organisatiestructuur & HRM Projecten & Finance Projecten & Kwaliteit Masterclass Verandermanagement Verandermanagement Ethiek Masterclass Strategie, Marketing & Communicatie Strategie & Beleid Marketing & Communicatie 29 ECTS 0 ECTS 0 ECTS 0 ECTS 0 ECTS 7 ECTS 7 ECTS 6 ECTS 6 ECTS 3 ECTS 8 ECTS 6 ECTS 2 ECTS 12 ECTS 6 ECTS 6 ECTS pagina 10

Thesis 16 ECTS Thesis 12 ECTS Methoden & Technieken van Onderzoek* 4 ECTS * Aangeboden in het begin van de opleiding, maar in exploitatieve zin verdisconteerd onder de module thesis. Voor het POP (verslagen en begeleiding) en een Studieweek zijn in het programma 2 ECTS ingeruimd, maar die zijn in het bovenstaande overzicht verrekend in de verschillende programmaonderdelen. Nieuwe opleiding voor Nederland In NVAO accreditatietermen is het MPM-curriculum een nieuwe opleiding, naar het oordeel van de instelling. Die stellingname lijkt de instelling onder meer op de volgende omstandigheden te baseren: Anders dan andere MBA-opleidingen kent MPM niet een achterliggende, goed ontwikkelde academische discipline als vergelijking. Anders dan bijvoorbeeld bedrijfskunde, economie of organisatiekunde is projectmanagement geen volwaardig vak aan universiteiten en hogescholen. Het vak projectmanagement wordt meestal als bijvak onderricht. Het onderricht betreft dan projectmanagement volgens een bepaalde projectmanagementmethodiek. Van wetenschappelijke methodenvergelijkingen is geen sprake. Het curriculum projectmanagement aan hogescholen en universiteiten is geen hoofdvak. Het gat dat ontstaat doordat bij projectmanagement de theorie de praktijk niet vult, is opgevuld doordat de praktijk de theorie aanvult. Universiteiten en hogescholen nemen over wat in de praktijk ontstaat en vullen dit vooralsnog niet aan met onderzoeksprogramma s. MPM kijkt voor een inhoudelijke referentie van projectmanagement dan ook meer naar de praktijkaanbieders van certificering en naar de beroepsvereniging voor projectmanagers (www.ipma-nl.nl en www.pmi.usa) dan naar de vakken projectmanagement op hogescholen en universiteiten die daar meestal een kopie, of in het beste geval een afgeleide van zijn. Het panel deelt het oordeel van de instelling dat sprake is van een nieuwe opleiding voor Nederland. Nieuwe opleiding voor de instelling Ook voor de instelling is de opleiding nieuw. Weliswaar kent de voorgedragen opleiding een vergelijkbaar stramien van curriculumopbouw als de andere ter erkenning voorgedragen masteropleiding (de MIM-opleiding) die de instelling verzorgt - met één (domeinspecifieke) academische leergang, twee masterclasses en één thesis - en zijn de masterclasses van de masteropleding MIM voor een totaal van 20 ECTS zelfs vergelijkbaar tot identiek met die van de voorgedragen MPM-opleiding. De MPM-opleiding verschilt niettemin toch tenminste wel 40% van het MIM-curriculum om in NVAO-accreditatietermen als nieuw te kunnen worden aangemerkt, zo oordeelt het panel. Studieomvang De omvang van de opleiding bedraagt 1817 studiebelastinguren. Deze zijn onderverdeeld in 65 ECTS van 28 uur, zoals weergegeven in bovenstaande tabel. Het betreft hier de formele contacttijd. Naast deze formele contacttijd is er nog sprake van begeleide contacturen in de werksfeer met de bedrijfsmentor, die zijn niet bij de begrote 65 ECTS studiebelasting inbegrepen. Datzelfde geldt voor de diverse contacturen tussen de studenten onderling, in verband met te vervullen opdrachten e.d. pagina 11

4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1 Doelstellingen opleiding Voor een beschrijving van het programma en de algemene doelstellingen (achtergronden) van de opleiding zij hier verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. De doelstellingen, in de betekenis van te behalen eindkwalificaties, komen in de volgende drie paragrafen ter sprake. 4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen In het aanvraagdossier maakt de instelling duidelijk dat zij bij het uitwerken van de eindkwalificaties van de voorgedragen opleiding als volgt te werk is gegaan. Eerst heeft zij zich gezet aan de beschrijving van het beroepsprofiel waarvoor het curriculum bedoelt op te leiden. Per saldo gaat het daarbij om het profiel van een senior project manager, annex programma-manager / manager of projects. Aan de hand van dat profiel heeft de instelling een inventarisatie gemaakt van de taken die aan dat profiel intrinsiek zijn. Vervolgens heeft de instelling deze taken vertaald in kerncompetenties die benodigd zijn om de rol van senior projectmanager (annex etc.) te kunnen vervullen. Uit die te verwerven kerncompetenties zijn door de instelling tenslotte de eindkwalificaties van de opleiding MPM afgeleid. Die eindkwalificaties luiden als volgt: [Een afgestudeerde MPM] (1) beschikt over algemene wetenschappelijke kennis van en inzicht in theorieën en concepten betreffende organisatiekunde, strategievorming en veranderkunde en kan theorieën en concepten aan elkaar relateren; (2) beschikt over een grondige kennis van verschillende analyse- en onderzoeksmethodieken; (3) beschikt over zeer gedegen kennis van (inter)nationaal gangbare theoretische en methodologische benaderingen op het gebied van programma-management, projectmanagement en instrumenten voor projectbeheersing; (4) beschikt over een grondige kennis van en inzicht in het functioneren (de toepassing) van projectmanagementmethodieken in de praktijk; (5) beschikt over vaardigheden voor een succesvolle beroepsuitoefening op (senior)managementniveau of directieniveau, dat wil zeggen geeft blijk van initiatief, integriteit, persoonlijke verantwoordelijkheid en besluitvaardig optreden en is in staat anderen te motiveren; pagina 12

(6) beschikt over een grondige kennis van verschillende veranderkundige methodieken en kan deze in verschillende situaties toepassen; (7) is in staat om gangbare theoretische modellen en theorieën zelfstandig te gebruiken in onderzoek en dit te gebruiken in de onderbouwing van besluiten; (8) is zeer goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen op het gebied van projectmanagement en is in staat ten opzichte van deze ontwikkelingen een zelfstandig beredeneerd standpunt in te nemen en dit in debat (mondeling en schriftelijk) te verdedigen; (9) is in staat om in te spelen op bestuurlijke processen (zowel overheid, profit als nonprofit); (10) kan resultaten van eigen onderzoek en/of gekozen oplossingen omzetten in uitvoerbare implementatieplannen; (11) is in staat op systematische en creatieve wijze met complexe vraagstukken (o.m. project of ICT, belangen, kritische succesfactoren, risico s) om te gaan en tot een gefundeerd oordeel te komen; (12) is in staat tot het uitvoeren van een analyse naar de slaag- en faalfactoren, gebaseerd op eigen onderzoek (zowel schriftelijk als mondeling/audits), alsmede het formuleren en doorvoeren van (verbeter)maatregelen; (13) is in staat om besluiten op maatschappelijk relevantie/risico te beoordelen; (14) is in staat gebruik te maken van zowel wetenschappelijk als eigen onderzoek en de resultaten van dit onderzoek te presenteren voor een publiek van specialisten en nietspecialisten, zowel mondeling als schriftelijk; (15) kan communiceren op uiteenlopende niveaus en disciplines, en daarmee met alle relevante stakeholders; (16) kan zelfstandig een wetenschappelijk verantwoorde probleemstelling formuleren met een daarbij behorend zowel theoretisch als praktisch kader; (17) is in staat de ontwikkelingen op het vakgebied bij te houden en de eigen kennis en inzichten te verdiepen, aan te vullen en desgewenst over te dragen aan teamleden en collega s; (18) kan multidisciplinair en integratief denken en handelen Alle eindtermen zijn terug te vinden in de onderdelen en modules waaruit de opleiding bestaat, aldus de instelling, die ten bewijze daarvan verwijst naar de modulebeschrijvingen die bij het aanvraagdossier zijn gevoegd (in bijlage R 3 ). Overwegingen Met de vaststelling van de kerncompetenties van de functie senior projectmanager (et al.) heeft de instelling, naar het oordeel van het panel, weliswaar een herkenbaar, maar bepaald nog geen éénduidig beroepsprofiel geformuleerd van de professional die zij wil gaan opleiden. In herinnering zij geroepen dat de instelling bij de beschrijving van het profiel van de opleiding (hoofdstuk 3, par. 3.3 hierboven) in verband met de te formuleren eindkwalificaties van de opleiding van een veel ruimer referentiekader van beroepen (of rollen) is uitgegaan: naast de functie van senior projectmanager (of projectleider ), refereert de instelling daar aan die van: programma-manager, people manager of projectprofessionals, projectcontroller en procesmanager. Weliswaar verengt de instelling dat profiel bij het onderhavige facet tot dat van senior projectmanager, onder toevoeging van een annex programma-manager / manager of projects, maar het eerder genoemde referentiekader heeft onmiskenbaar wel doorgewerkt in de uitwerking van de kerncompetenties, en daarmee ook in de eindkwalificaties van de opleiding. 3 De instelling verwijst ter plaatse naar bijlage E, paragrafen 2.3 en 2.4, en naar bijlage F, maar die verwijzingen zijn niet correct. pagina 13

Het panel onderkent echter dat de praktijk op PM-gebied, bij gebreke ook van een internationaal erkende body of knowledge, een eigen dynamiek en referentiekader kent die het lastig maken om te zeggen of de beoogde eindkwalificaties van de voorgedragen MPMopleiding aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een discipline [zoals facet 1.1. vereist]. Van een bestaande discipline in de eigenlijke zin van dat woord kan in het geval van PM immers niet gesproken worden [zie daarvoor verder de Overwegingen onder facet 2.2]. Het panel vindt dat de instelling in dat opzicht het voordeel van de twijfel moet worden gegund. In de PM-beroepspraktijk doen zich ontwikkelingen voor die duiden op een groeiende behoefte aan het type professional waarvoor NBA met het MPM-programma nu juist bedoelt op te leiden. Niettemin zou het panel de instelling willen adviseren nog eens goed met de beroepspraktijk af te stemmen of inderdaad een opleiding met dit profiel wordt gewenst. Het stramien van één zogenaamde Academische leergang, twee masterclasses en een thesis dat NBA hanteert voor haar masteropleidingen, mag wellicht voor andere vakgebieden aangewezen zijn, in het geval van programma management ligt dat anders, zo komt het panel voor. Het smalle vakgebied van het PM lijkt eerder te wijzen in de richting van een PM-afstudeervariant binnen een (standaard) MBA-opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 Domeinspecifieke eisen als voldoende. 4.1.2 Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen Met behulp van een tabel geeft de instelling aan hoe de door haar geformuleerde eindtermen/eindkwalificaties (zie onder Bevindingen bij facet 1.1) gerelateerd zijn aan de Dublin-descriptoren. Zo zouden volgens de instelling: - de eindkwalificaties 1 t/m 4 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 1 qua kennis en inzicht bij een afgestudeerde master aanwezig veronderstelt; - de eindkwalificaties 5 t/m 10 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 2 op het punt van het kunnen toepassen van kennis en inzicht bij een afgestudeerde master aanwezig veronderstelt; - de eindkwalificaties 11 t/m 13 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 3 ten aanzien van het vermogen tot oordeelsvorming bij een afgestudeerde master aanwezig veronderstelt; - de eindkwalificaties 14 en 15 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 4 ten aanzien van het vermogen tot communicatie bij een afgestudeerde master aanwezig veronderstelt; - de eindkwalificaties 16 t/m 18 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 5 aan leervaardigheden bij een afgestudeerde master aanwezig veronderstelt. Overwegingen Het masterniveau van een opleiding - waarvan de Dublin-descriptoren een globaal referentiekader schetsen - laat zich meestentijds uit één of meer van de volgende pagina 14

kenmerken afleiden: (i) de opleiding heeft een duidelijke internationale oriëntatie, blijkende uit het gebruik van internationale, toonaangevende vakliteratuur, de inzet van docenten van internationale statuur en/of het onderhouden van een grensoverschrijdend netwerk met instellingen en vakgenoten, (ii) de herleidbaarheid van het door de opleiding bestreken vakgebied tot een (internationaal) erkende body of knowledge en de inbedding van de daarop betrokken opleiding in een academische/ onderzoeksmatige omgeving en (iii) een multi- of interdisciplinaire aanpak van het vakgebied waarop de opleiding betrekking heeft. Het panel meent dat de voorgedragen opleiding onvoldoende scoort op de eerste twee genoemde master-indicatoren. De opleiding heeft betrekking op een te smal vakgebied om als volwaardige master te kunnen dienen. Buiten de eigenlijke PM-modulen in de Academische leergang (voor in totaal 29 ECTS) kent het programma - de thesis buiten beschouwing gelaten - in de ondersteunende vakken geen PM-specifieke componenten die de opleiding tot het niveau van een volwaardige master kunnen uittillen. Daarvoor is het vakgebied zelf te smal en de aanpalende bedrijfskundige disciplines te weinig specifiek. Daar komt bij dat het vakgebied ook (nog) niet kan bogen op nationale of internationale erkenning als een zelfstandige discipline, met een eigen set aan wetenschappelijke paradigmata, modellen en methodieken. De markt is op PM-gebied in dat opzicht (nog altijd) leidend voor de theorie. Anders gezegd: PM beschikt nog niet over een academisch verankerde body of knowlegde. Om masterniveau te kunnen halen is dat voor een hbo- of wo-opleiding, naar het oordeel van het panel, wel een absoluut vereiste. Van wetenschappelijke inbedding kan dan ook eigenlijk geen sprake zijn. Ook de internationale dimensie komt in de opleiding nog onvoldoende tot haar recht. Weliswaar claimt de instelling (p. 10 aanvraagdossier) wel dat de opleiding een internationale oriëntatie bezit, daarbij verwijzende naar de internationale lesstof en literatuur die voor de opleiding wordt gebruikt en voorgeschreven en de internationale projectweek die jaarlijks plaatsvindt in samenwerking met buitenlandse universiteiten. Maar het panel kan zich toch niet aan de indruk onttrekken dat het bij de voorgeschreven en aanbevolen literatuur veelal gaat om vrij basale studiestof, en de projectweek niet verdere reikt dan een uitwisseling van ervaringen en kennis op studentenniveau. Nuttig, maar niet van een statuur die de opleiding tot masterniveau doet uitgroeien. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 Master als onvoldoende. 4.1.3 Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: (a) de beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. (b) een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. pagina 15

Bevindingen [Ad a] Volgens opgaaf van de instelling vormt het beroepsprofiel van een senior projectmanager, zoals beschreven in de International Competence Baseline 3 (ICB 3), en de vele functieprofielen van de senior projectmanager in bedrijven het referentiekader voor de eindkwalificaties van de opleiding. Studenten zijn na afloop van de opleiding in staat om de techniek van projectmanagement effectief te hanteren, hebben de juiste gedragsvaardigheden ontwikkeld en zijn in staat hun context te beïnvloeden om grote projecten te managen, aldus de instelling. Het MPM-curriculum profileert zich, binnen het aanbod aan projectmanagement opleidingen, naar zeggen van de instelling, als een zgn. gecertificeerde opleiding van academisch niveau. Daarbij onderscheidt de MPM zich van gecertificeerde opleidingen van het PMBok- en het Prince 2-type, doordat het MPM-curriculum de niveaus PMBok en Prince 2 Practitioner aanvult met vaardigheden in gedrag en houding. De MPM komt overeen met IPMA B, waarbij de competenties zich bewijzen in de leeromgeving voor de praktijkbeoefening en niet bewezen uitgeoefend hoeven te zijn in de biografie. Voordeel van certificering volgens de IPMA-standaardisatie is, volgens de instelling, verder dat examens zich internationaal laten vergelijken en ook competenties van kandidaten getoetst kunnen worden die in het verleden betoond zijn. [Ad b] Over de hbo-oriëntatie van de opleiding valt in het aanvraagdossier onder meer het volgende te lezen: Studenten moeten zich gedurende de opleiding een zodanig niveau eigen maken dat zij in het vakgebied zelfstandig multi- en interdisciplinaire vraagstukken op kunnen lossen waarvoor een professionele masteropleiding vereist of dienstig is. Er is een competentieprofiel uitgewerkt waaraan potentiële studenten worden getoetst bij de intake. De inbreng van de studenten ligt door de meerjarige praktijkervaring hoog. Er is gekozen voor een docentenkorps met veel praktijk-, publicatie- en onderzoekservaring om maximaal in te spelen op de ervaring van de student. De student wordt tijdens de opleiding ook begeleid door een bedrijfsmentor. De bedrijfsmentor bewaakt de koppeling theorie-praktijk en vervult daarnaast op een kritische wijze de rol van steun en toeverlaat. [ ] Tijdens de gehele opleiding staat de analytische verwerking van de stof en de koppeling naar de praktijk centraal. Integraal leren denken en handelen vanuit theoretische concepten is daarbij wezenlijk. Dit komt ook tot uitdrukking bij de toetsing. [.] De opleiding start bij iedere module met het overbrengen van een theoretisch kader. Studenten worden geacht onder begeleiding van postacademisch geschoolde of gepromoveerde docenten zich de diverse theoretische concepten en modellen eigen te maken. In het vervolg van de module is het de uitdaging voor de studenten dit theoretisch kader te vertalen en toe te passen in de benadering van de beroepspraktijk.[.] Daarnaast is de uitwisseling van (praktijk)kennis tussen docenten en studenten en tussen studenten onderling bepalend voor het op een hoger niveau brengen van de opleiding. Via begeleide werkcolleges wordt het op elkaar reflecteren en van elkaar leren mede vorm gegeven. Overwegingen De opleiding is ontwikkeld aan de hand ICB 3, dat een standaardpakket aan kennis, vaardigheden en attitudes behelst voor managers of projects, programmes and project pagina 16

portfolios voor elk van de vier IPMA-levels. Het level waar de MPM-opleiding op insteekt is, naar eigen zeggen van de instelling, B. De ICB-pakket is een internationaal in de PM-beroepspraktijk vrij algemeen erkende standaard. In zoverre kan worden gezegd dat de naar die standaard ontwikkelde eindkwalificaties van de MPM-opleiding mede ontleend zijn aan een door het relevante beroepenveld opgesteld beroepsprofiel. In hoeverre het programma inhoudelijk ook in samenspraak met het beroepenveld invulling heeft gekregen heeft het panel niet kunnen achterhalen. Wel is voor het panel komen vast te staan dat er geregeld contact is geweest met de Raad van Advies. Maar van een structurele of institutionele betrokkenheid van mensen uit het beroepenveld bij de ontwikkeling van het programma, anders dan via de Raad van Advies, is het panel niet gebleken. Het panel neemt aan dat niettemin toch wel gesproken kan worden van een in samenspraak met het relevante beroepenveld opgesteld zijn van het beroeps- en opleidingsprofiel, zij het op basis toevallig bestaande netwerken en op incidentele wijze. In dit verband zou het panel zijn advies willen herhalen (zie hierboven bij facet 1.1.) dat de instelling toch nog eens goed met de beroepspraktijk afstemt of inderdaad een opleiding met dit profiel [met één vakspecifieke Academische leergang, twee niet-vakspecifieke masterclasses en een thesis] wel echt wordt gewenst. Een duidelijke programmatische keuze kan de instelling op dit punt overigens niet worden ontzegd. De oriëntatie van het voorgedragen curriculum is onmiskenbaar die van een hbo-opleiding. Iedere module start weliswaar met een stukje theoretisch kader, maar de nadruk ligt toch steeds - zoals de instelling ook zelf bij herhaling aangeeft - op de uitdaging om dit theoretisch kader te vertalen en toe te passen in de benadering van de beroepspraktijk. Centraal in de hele opleiding staat de verwerking en de koppeling van de stof naar de praktijk. De nadruk op de, bijna ambachtelijke, beheersing van vaardigheden en de focus op toegepaste wetenschap maken het programma tot een typisch hbo-curriculum. Het panel bestrijdt daarmee tegelijkertijd de stelling van de instelling dat de opleiding een programma op academisch niveau biedt, in de zin dat studenten op academisch niveau zouden worden toegerust voor hun managementtaak (p. 30 aanvraagdossier 4 ). Het vertrekpunt voor de opleiding vormt immers niet het idee om praktische kennis en ervaring te vertalen naar wetenschappelijke concepten of theorieën, maar andersom: praktische kennis te verbreden door die te verbinden met theoretische concepten en modellen. En dat is bij uitstek een hbo-matige insteek. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 Oriëntatie hbo als voldoende. 4.1.4 Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De facetten domeinspecifieke eisen en oriëntatie hbo heeft het panel als voldoende beoordeeld; het facet master daarentegen als onvoldoende. Die onvoldoende-waardering is naar het oordeel van het panel zo zwaarwegend dat dit het onderwerp doelstellingen opleiding in zijn geheel vitieert. Het panel merkt daarmee onderwerp 1 in zijn geheel als onvoldoende aan. 4 Zie ook de Bevindingen onder facet 2.2, hierna. pagina 17

4.2 Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. 4.2.1 Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding (1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. (2) Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. (3) Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Over het voldaan zijn aan de drie hbo-eisen waaraan het programma dient te voldoen valt in het aanvraagdossier onder meer het volgende te lezen: [ad 1] De opleiding is er op gericht de studenten relevante theoretische concepten aan te reiken, nieuwe concepten te vinden en waar nodig geïntegreerd te gebruiken. Primair moeten de studenten integratief leren denken vanuit een breed theoretisch kader. Dit proces start in de opleiding met de bewustwording van de noodzaak hiertoe en krijgt in de loop van de opleiding een steeds zwaarder accent. Na de module Methoden en Technieken van Onderzoek moet de student in de thesis aantonen zich dit volledig eigen te hebben gemaakt. Relevante theorieën worden (in samenspraak met de betrokken deskundigen) per module ingebracht. [.] Daarbij gaat het vooral om de basale vragen die onder de theorieën liggen: voordat theorie over project- of programmamanagement wordt aangeboden, wordt de vraag gesteld welk probleem met een projectmanagementmethode of programmamanagementmethode wordt opgelost. Kan dit probleem ook op andere manieren worden opgelost? Welke? Wat gaat er mis als de theorie over project- of programmamanagement niet gehanteerd wordt? Studenten worden aan het begin van elke opleidingsmodule uitgenodigd actief na te denken over nut en noodzaak van de bij de module behorende theorie en management aanpakken voordat zij zich die management aanpakken eigen maken door onderricht en oefening in het vervolg van de module. Aan het eind van elke module wordt van studenten gevraagd de theorie en de management aanpak te laten landen, door hen in de uitwerking van de opdracht aan te laten geven wat het hen gebracht heeft, c.q reëel kan brengen in hun organisatiepraktijk. Daarnaast wordt tijdens de modulen voortdurend uitgegaan van action learning bij het behandelen van de stof. Door extra onderzoek van de studenten te vragenbij het behandelen van stellingen, het voorbereiden van discussies en het maken van individuele en groepsopdrachten, wordt de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden (verder) gestimuleerd. Tijdens bijeenkomsten van de consultatiegroepen wordt van de studenten gevraagd elkaar hierbij te stimuleren en te ondersteunen. [.] pagina 18

[ad 2] In samenspraak met deskundigen op de diverse gebieden wordt relevante en actuele literatuur geselecteerd. [.] De auteurs zijn veelal gezichtsbepalende (internationale) deskundigen voor de desbetreffende discipline en de literatuur staat veelal bekend als standaardliteratuur op het betreffende vakgebied. Daarnaast worden continu vernieuwingen aangebracht in de lesstof, in de aanvullende literatuur maar desgewenst na evaluatie in de voorgeschreven literatuur. Dit wordt versterkt door het opnemen van relevante theoretische publicaties in de NBA-leeromgeving. Tijdens de actualiteitencolleges op de netwerkdagen en daar waar nodig en interessant wordt gewerkt met gastdocenten. [ad 3] Er wordt gebruik gemaakt van de praktijkervaring van de studenten en uiteraard van de praktijkervaringen van docenten en gastsprekers. Studenten worden tijdens de modulen expliciet bevraagd op het inbrengen van concrete situaties en problemen uit hun werkveld. Op deze wijze worden deze praktijksituaties geïntegreerd in het curriculum. In de uitvoering van (groeps)opdrachten, het houden van presentaties en de thesis dienen studenten de relatie met de praktijk nadrukkelijk te belichten. De student wordt tijdens de studie gesteund en gemonitord door een persoon vanuit zijn bedrijf. Deze persoon wordt de bedrijfsmentor genoemd. Deze bedrijfsmentor bewaakt de koppeling theorie-praktijk en vervult de rol van steun en toeverlaat. De bedrijfsmentor wordt ook betrokken bij het POP. Verder moet de student verslagen maken wat er met de bedrijfsmentor is besproken. De bedrijfsmentor keurt de gekozen onderwerpen voor de papers en de thesis goed. Tijdens de opleiding wordt de mentor minimaal één keer bezocht door een medewerker van NBA. [.] Overwegingen De opleiding is sterk praktijk- en beroepsgericht. De studenten zijn allen werkzaam in de beroepspraktijk en werken vanuit de opleiding met opdrachten die vragen en problemen vanuit het eigen bedrijf betreffen. Zij combineren hun praktische achtergrond en ervaring met theoretische concepten en modellen. De literatuur is actueel en reflecteert de ontwikkelingen in de beroepspraktijk, zij het naar het oordeel van het panel veelal te basaal en over vrijwel de hele linie niet van master-niveau. De theorie wordt steeds in verband gebracht met praktijkvoorbeelden en casuïstiek. Docenten brengen tijdens de bijeenkomsten praktijkervaring en -voorbeelden aan; terwijl de opleiding er nadrukkelijk op is gericht vaardigheden op managementniveau te ontwikkelen. Het panel stelt vast dat de opleiding met dat alles aan de eisen van een hbo-opleiding voldoet. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 Eisen hbo als voldoende. 4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) - Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. - De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Doel van de opleiding is - kort gezegd - om praktijkmensen met gemiddeld 5 à 7 jaar werkervaring (en met een hbo- en/of academische achtergrond) toe te rusten om een pagina 19

inspirerende en zelfstandige (informatie)managementfunctie te vervullen, uitgaande van een dynamische beroepspraktijk. De instelling biedt daartoe een programma met het volgende leerconcept, en de volgende werk- en toetsingsvormen: De studenten worden op academisch niveau toegerust voor hun managementtaak, waarbij een interdisciplinaire aanpak wordt toegepast. Steeds weer wordt de werkelijkheid vanuit diverse perspectieven bezien. Het actief volgen van de opleiding zorgt ervoor dat de student een competentie-ontwikkeling doormaakt, die hem of haar in staat stelt om zelfstandig als manager te opereren. NBA hanteert een leercyclus, die inspeelt op de leerstijlen van de studenten en gekenmerkt wordt door het geregeld maken van analyses, visieontwikkeling, interventies bepalen en plegen en het reflecteren op eigen denken en handelen. [.] Voor NBA is leren een interactief proces: het leren leren en het leren van elkaar via uitwisseling van kennis, het delen van ervaringen en onderlinge consultaties is een must. De opleiding vraagt de studenten in toenemende mate de verantwoording te nemen voor het eigen leerproces en biedt hiervoor innovatieve mogelijkheden via de NBA-leeromgeving. Via een intake, waarin een test is opgenomen worden de competenties waarover de studenten beschikken vastgelegd in een portfolio. Studenten bepalen vervolgens zelf de leerprocessen ter ontwikkeling van hun eigen competenties en doen dit door middel van leercontracten met henzelf. Via voortgangsgesprekken, coaching en verslaglegging worden deze leerprocessen gestimuleerd, gevolgd en geëvalueerd. Er wordt gestreefd naar een maximale transfer van de leersituatie naar de werksituatie en vice versa. Het functioneren in vaste begeleide werkcolleges door studenten is een wezenlijk onderdeel van de opleiding. Tijdens deze colleges wordt gewerkt met vaste groepen. NBA ziet deze groepen als learning communities. In deze groepen worden onder andere vooraf vragen geformuleerd over de te bestuderen stof, groepsopdrachten en presentaties voorbereid, leer- en werkervaringen uitgewisseld, op elkaars inbreng gereflecteerd en verbetersuggesties besproken. [ ] Tijdens modulen vragen docenten de studenten expliciet naar de reflectie van de lesstof binnen de eigen werkervaring. Ook stimuleren zij de confrontaties tussen de studenten onderling. De inbreng van de eigen ervaringen vormt een didactisch instrument om de theorie te illustreren en herkenbaar te maken. Studenten gebruiken de eigen werkervaring bovendien als inhoudelijk kader voor het merendeel van de papers, waarmee de modulen worden getoetst en afgerond. Kennisuitwisseling tussen studenten onderling wordt daarbij sterk bevorderd door de begeleide werkcolleges. [ ] Tijdens de gehele opleiding staat de analytische verwerking van de stof en de koppeling naar de praktijk centraal. [..] Dit komt ook tot uitdrukking bij de toetsing. Er is gekozen voor een groot aantal verschillende toetsingsvarianten zoals individuele papers, groepsopdrachten, presentaties, verbetersuggesties, implementatieplannen en natuurlijk de thesis. Voor de studenten is het daarbij de uitdaging om aan te tonen dat zij via onderzoek en studie de theoretische kennis kunnen integreren en toepassen en niet alleen zoeken naar enkelvoudige praktische oplossingen. In bijlage Q. Overzicht Eindtermen/Leerdoelen, werkt de instelling per eindkwalificatie de leerdoelen uit die in dat verband behaald dienen te worden en geeft zij in bijlage R. Modulebeschrijvingen per opleidingsmodule aan welke van de in bijlage Q geformuleerde leerdoelen daarmee beoogd worden te bereiken. Overwegingen Bij de beoordeling van de voorgedragen opleiding op dit facet komt het panel tot twee tegengestelde bevindingen. pagina 20