Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

20 MEI 2014 P.13.1776.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1776.N B M J P, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Chris Vandebroeck, advocaat bij de balie te Leuven. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank te Hasselt, van 10 oktober 2013. De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan. Raadsheer Alain Bloch heeft verslag uitgebracht. Plaatsvervangend advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.

20 MEI 2014 P.13.1776.N/2 II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel 1. Het middel voert schending aan van artikel 7 EVRM, artikel 15 IVBPR, de artikelen 12 en 14 Grondwet, artikel 2, eerste lid, Strafwetboek en artikel 61bis, 2, 2, Wegverkeerswet, alsook miskenning van het legaliteitsbeginsel in strafzaken: het vonnis oordeelt dat een positief resultaat bij een afgenomen speekseltest impliceert dat de aangetroffen stof het minimum gehalte ervan zoals bepaald in artikel 61bis, 2, 2, Wegverkeerswet overschrijdt; daarvoor bestaat geen wettelijke basis. 2. Bij gebrek aan een bijzondere wettelijke regeling, bepaalt de rechter vrij, dit is onaantastbaar aan de hand van de gegevens van het strafdossier die aan tegenspraak zijn onderworpen, of het resultaat van een speekseltest als bedoeld in artikel 61bis Wegverkeerswet, de in 2, 2, van dat artikel vermelde gehaltes overschrijdt en in aanmerking kan worden genomen om een bloedproef als bedoeld in artikel 63, 1, 4, van dezelfde wet uit te voeren. In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. 3. Het bestreden vonnis oordeelt dat de speekseltest een positief resultaat voor cannabis gaf, hetgeen impliceert dat het minimum gehalte van de aangetroffen stof, zoals bepaald in artikel 61bis, 2, 2, Wegverkeerswet, op het ogenblik van de test overschreden was. Aldus oordeelt het bestreden vonnis dat de speekseltest positief was voor één van de in dat artikel vermelde verboden producten en is de beslissing naar recht verantwoord. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. 4. In zoverre het middel aanvoert dat nergens uit het strafdossier blijkt wat het gehalte aan verboden producten was, komt het op tegen dat oordeel of verplicht het tot een onderzoek van feiten waarvoor het Hof niet bevoegd is en is het niet ontvankelijk. In zoverre is het middel onnauwkeurig, mitsdien niet ontvankelijk.

20 MEI 2014 P.13.1776.N/3 Tweede middel 5. Het middel voert schending aan van artikel 7 EVRM, artikel 15 IVBPR, de artikelen 12 en 14 Grondwet, artikel 2, eerste lid, Strafwetboek en artikel 63, 1, 4, Wegverkeerswet, alsook miskenning van het legaliteitsbeginsel in strafzaken: het vonnis oordeelt dat mocht overgegaan worden tot een bloedproef omdat de speekseltest een verboden stof detecteerde in een gehalte dat gelijk of hoger ligt dan dat bepaald in artikel 61bis, 2, 2, Wegverkeerswet en geen speekselanalyse kon worden uitgevoerd; de appelrechters die spijts het ontbreken van een wettelijke basis om het gehalte te bepalen van een positieve speekseltest en de onmogelijkheid om een speekselanalyse uit te voeren afleiden uit het gebrek aan besluit houdende uitvoering van artikel 62ter, 4, Wegverkeerswet, verantwoorden hun beslissing niet naar recht. 6. Het middel verduidelijkt niet hoe en waardoor het bestreden vonnis artikel 7 EVRM, artikel 15 IVBPR, de artikelen 12 en 14 Grondwet en artikel 2, eerste lid, Strafwetboek schendt, alsmede het legaliteitsbeginsel in strafzaken miskent. In zoverre is het middel bij gebrek aan nauwkeurigheid niet ontvankelijk. 7. In zoverre het middel betrekking heeft op artikel 61bis, 2, 2 Wegverkeerswet, is het afgeleid uit de in het eerste middel vergeefs aangevoerde onwettigheid en is het evenmin ontvankelijk. 8. Artikel 63, 1, 4, Wegverkeerswet, zoals vervangen bij artikel 10 van de wet van 31 juli 2009 tot invoering van speekseltesten op drugs in het verkeer, bepaalt dat de in artikel 59, 1, bedoelde overheidspersonen de in 1 en 2 van die paragraaf bedoelde personen, een bloedproef laten ondergaan door een daartoe opgevorderde geneesheer: ( ) 4 indien de speekseltest minstens één van de stoffen detecteert bedoeld in artikel 37bis, 1, 1 in een gehalte dat gelijk is aan of hoger dan het gehalte bepaald in de tabel van artikel 61bis, 2, 2, en een speekselanalyse niet uitgevoerd kan worden. 9. Uit de wetsgeschiedenis van de voormelde wet van 31 juli 2009 die tot doel heeft de controle op het drugsgebruik in het verkeer op efficiëntere en minder dure wijze te laten verlopen en aldus meer controles mogelijk te maken, blijkt dat artikel 63, 1, Wegverkeerswet, zoals hier van toepassing, niet op limitatieve wijze,

20 MEI 2014 P.13.1776.N/4 maar slechts bij wijze van voorbeeld de gevallen omschrijft waarin geen speekselanalyse kan worden uitgevoerd. Het feit dat een speekselanalyse niet tot een geldig resultaat kan leiden bij gebrek aan uitvoeringsbesluit, kan worden beschouwd als een onmogelijkheid om een speekselanalyse uit te voeren in de zin van artikel 63, 1, 4, Wegverkeerswet. In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. 10. De appelrechters die vaststellen dat de speekseltest een positief resultaat gaf en vervolgens in die zin oordelen, de bloedproef als bewijsmiddel toelaten en de eiser op basis van het resultaat daarvan schuldig verklaren, verantwoorden hun beslissing naar recht. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. Ambtshalve onderzoek van de beslissing op de strafvordering 11. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiser tot de kosten. Bepaalt de kosten op 70,84 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit voorzitter Paul Maffei, afdelingsvoorzitter Luc Van hoogenbemt, de raadsheren Filip Van Volsem, Alain Bloch en Antoine Lievens, en op de openbare rechtszitting van 20 mei 2014 uitgesproken door voorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van plaatsvervangend advocaat-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.

20 MEI 2014 P.13.1776.N/5 F. Adriaensen A. Lievens A. Bloch F. Van Volsem L. Van hoogenbemt P. Maffei