WOORDPAKKET 5.1 Ik hoor doffe klinker in de achtervoegsels ig en -ige: woorden net als rustig(e). Ik hoor doffe klinkers in de achtervoegsels (e)lijk / -(e)lijke: woorden net als heerlijk(e). Ik schrijf de vrije klinker a/e/o/u in een open lettergreep, verenkeling: woorden net als apen zweven over muren.
WOORDPAKKET 5.2 Ik schrijf woorden met ch en cht: woorden net als zich en gezicht. Ik schrijf d op het einde van een woord, verlengingsregel: woorden net als hond. Ik schrijf een hoofdletter bij aardrijkskundige namen. Ik schrijf woorden met verdubbeling: woorden net als zatte vette kippen stoppen bussen.
WOORDPAKKET 5.3: AFKORTINGEN Ik schrijf woorden met afkortingsteken. Ik schrijf woorden zonder afkortingsteken.
WOORDPAKKET 5.4 Ik schrijf woorden met de tweeklank ei: woorden net als trein. Ik schrijf woorden met de tweeklank ij: woorden net als blij. Ik schrijf woorden met de tweeklank ou: woorden net als kous. Ik schrijf woorden met a in een open lettergreep: woorden net als banaan.
WOORDPAKKET 5.5 Ik hoor [oo], maar ik schrijf au: woorden net als restaurant. Ik hoor [ie], maar ik schrijf i: woorden net als fabrikant.
WOORDPAKKET 5.6 Ik hoor doffe klinker in de achtervoegsels ig en -ige: woorden net als rustig(e). Ik hoor doffe klinkers in de achtervoegsels (e)lijk / -(e)lijke: woorden net als heerlijk(e). Ik hoor [s], maar ik schrijf c: woorden net als cent.
WOORDPAKKET 5.7 Ik schrijf een weglatingsteken bij a/i/o op het einde: woorden net als opa s. Ik schrijf een hoofdletter bij aardrijkskundige namen. Ik schrijf woorden met th: woorden net als thee.
WOORDPAKKET 5.8 Ik schrijf een weglatingsteken bij het begin van een woord: woorden net als s Ochtends. Ik hoor [vr], maar ik schrijf wr: woorden net als wrat. Ik schrijf woorden met een deelteken na de ie : woorden net als knie - knieën. Ik schrijf woorden met een deelteken na de ee : woorden net als zee - zeeën.
WOORDPAKKET 5.9 Ik hoor [ie], maar ik schrijf i: woorden net als fabrikant. Ik hoor [ie], maar ik schrijf i: woorden net als materiaal. Ik hoor [k], maar ik schrijf c: woorden net als cola. Ik schrijf d op het einde van een woord, verlengingsregel: woorden net als hond.
WOORDPAKKET 5.10 Ik hoor [ie], maar ik schrijf i: woorden net als radio. Ik schrijf woorden met de tweeklank ij: woorden net als blij. Ik schrijf woorden met oei / eeuw / ieuw: woorden net als groei, leeuw en nieuw.
WOORDPAKKET 5.11 Ik hoor [ie], maar ik schrijf i: woorden net als fabrikant. Ik schrijf woorden met de tweeklank ij: woorden net als blij. Ik schrijf d op het einde van een woord, verlengingsregel: woorden net als hond.
WOORDPAKKET 5.12 Ik schrijf woorden met isch(e): woorden net als Belgisch(e). Ik schrijf woorden met -teit: woorden net als kwaliteit. Ik schrijf woorden met de tweeklank ij / ei, ou: woorden net als trein, blij en kous.
WOORDPAKKET 5.13 Ik schrijf woorden met -heid: woorden net als waarheid. Ik hoor [sie], maar ik schrijf tie: woorden net als politie. Ik hoor [sie], maar ik schrijf ti: woorden net als station.
WOORDPAKKET 5.14 Ik schrijf woorden met moeilijke medeklinker combinaties. Ik hoor [ie], maar ik schrijf ij: woorden net als bijzonder. Ik schrijf woorden met de tweeklank ei: woorden net als trein. Ik schrijf woorden met de tweeklank ij: woorden net als blij.
WOORDPAKKET 5.15 Ik schrijf woorden met -heid: woorden net als waarheid. Ik hoor [ie], maar ik schrijf i: woorden net als fabrikant.
WOORDPAKKET 5.16 Ik hoor doffe klinkers in de achtervoegsels (e)lijk / -(e)lijke: woorden net als heerlijk(e). Ik hoor [ee], maar ik schrijf é: woorden net als café. Ik schrijf samenstellingen met aardrijkskundige namen: woorden net als Oost-Vlaanderen. Ik schrijf samenstellingen met Sint: woorden net als Sint-Niklaas.
WOORDPAKKET 5.17 Ik schrijf woorden met de gedekte klinker i : woorden net als vis. Ik hoor [s] of [k], maar ik schrijf c: woorden net als circus. Ik schrijf woorden met een liggend streepje: woorden net als O.-L.-Vrouwekerk. Ik schrijf woorden met verenkeling / verdubbeling: woorden net als apen zweven over muren / zatte vette kippen stoppen bussen.
WOORDPAKKET 5.18 Ik schrijf woorden met th: woorden net als thee. Ik hoor [ie], maar ik schrijf i: woorden net als fabrikant. Ik hoor [sie], maar ik schrijf tie: woorden net als politie. Ik hoor [k], maar ik schrijf c: woorden net als cola.
WOORDPAKKET 5.19 Ik schrijf woorden met een deelteken na de i : woorden net als België. Ik schrijf woorden met een deelteken op i / e na de ge / be: woorden net als geërfd. Ik schrijf woorden met een bijzondere uitspraak.
WOORDPAKKET 5.20 Ik schrijf woorden met het weglatingsteken s: woorden net als opa s. Ik hoor [s], maar ik schrijf c: woorden net als cent. Ik hoor [k], maar ik schrijf c: woorden net als cola. Ik schrijf woorden met een bijzondere uitspraak.
WOORDPAKKET 5.21 Ik hoor [ie], maar ik schrijf i: woorden net als fabrikant. Ik schrijf woorden met verenkeling: woorden net als apen zweven over muren. Ik schrijf woorden met verdubbeling: woorden net als zatte vette kippen stoppen bussen.