Het effect van taalgebruik van de huisarts

Vergelijkbare documenten
Arts-patiëntcommunicatie bij Aspecifieke lagerugpijn. Physician-patient communication with Aspecific lowerbackpain

Bachelorscriptie Datum: Naam: Studentnummer: adres: Begeleidster: Tweede lezer: Aantal woorden (excl. bijlagen en tabellen):

Het gebruik van positief versus negatief taalgebruik door huisartsen

Moeilijk vs niet makkelijk

STOPPEN MET ROKEN WERKT BETER DAN NIET STOPPEN MET ROKEN

Uitkomsten en achtergrondinformatie onderzoek De relatie tussen arts en patiënt

2 Emoties in de spreekkamer

RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN. Bachelorscriptie. De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing. Evelien Beeren S

Acute Low Back Pain Screenings Questionnaire (ALBPSQ)

Framing van een gezondheidsboodschap

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

MANTELZORG, GOED GEVOEL

Winst- en verliesframing in gezondheidscommunicatie

Acute Low Back Pain Screening Questionnaire (ALBPSQ) S.J. Linton & K. Halldén (1996)

How to present online information to older cancer patients N. Bol

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Een gezondheidscheck via het werk: wat vinden werknemers ervan?

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

De invloed van goalframing op de attitude en gedragsintentie van twee gezondheidsgerelateerde boodschappen

Addendum. Nederlandse Samenvatting

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

DE JUISTE HOUDING AANNEMEN OF EEN ONJUISTE HOUDING VOORKOMEN?

Het effect van negatief versus positief taalgebruik in een alledaags consult bij de huisarts

Figuur 1 Precede/Proceed Model

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Onderzoek naar de rol van verbale affectieve communicatie-elementen in een consult bij de huisarts

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem

De waarde van een warm contact onderzoek naar affectieve zorgverlener-patiënt communicatie

Voorspellers van herstel van hielklachten bij jonge sporters

Betekenis manipuleren via framing

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Inhoudsopgave. Abstract Hoofdstuk 1: Inleiding/aanleiding Slagen of zakken? Linguïstische variatie 4

De behandeling van lage rugpijn met ruggordels en medicatie

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Vitamine B12 deficiëntie

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

Het begrijpelijk communiceren van een gezondheidsrisico

Samenvatting onderzoek Pijnbestrijding bij Q-koorts

General information of the questionnaire

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Chapter 11. Nederlandse samenvatting

Prevention of cognitive decline

Het belang van ziektepercepties voor zelfmanagement COPD als voorbeeld

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Invloed van de Kwetsbaarheid van de Lezer van een Tekst ter Preventie van Hart- en Vaatziekten op de Effectiviteit van Framing.

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Komt stress van de patiënt aan bod bij de huisarts? Factsheet Databank Communicatie, oktober 2007.

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten

Proefpersoneninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek

Proefpersoneninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek

Product gerelateerde tweet webcare volgens individueel tegemoetkomend cluster

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Java Project on Periodontal Disease. Periodontal Condition in Relation to Vitamin C, Systemic Conditions and Tooth Loss Amaliya

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Ruggespraak. Ruggespraak. Presentatie Ariette Sanders - Netwerkbijeenkomst Platform Gedeelde Besluitvorming - Maart 2013 RUGPIJN? agenda.

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

CHAPTER. Samenvatting

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige

Risicoperceptie als moderator in de effectiviteit van winst- en verliesframes en de rol van het verwerkingsproces

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Samenvatting. Sleutelwoorden: taalgebruik; bevestigingen; ontkenningen; cognitieve problemen; angst.

Ieder nadeel heeft zijn voordeel

General information of the questionnaire

Hoe autonomie-ondersteunend werkt een docent binnen honoursonderwijs? Tineke Kingma Elanor Kamans Marjolein Heijne-Penninga Marca Wolfensberger

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De overtuigingskracht van een regulatory fit en de samenhang tussen cognitieve dissonantie en weerstand. Radboud Universiteit Nijmegen

Bachelorwerkstuk Het effect van negatieve berichtgeving over één bedrijf voor andere bedrijven uit de bedrijfstak

Proefpersoneninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek

Voorbeeld adviesrapport MedValue

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Master s thesis Een onderzoek naar de invloed van message framing

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

Onderzoek artsenbezoek De rol van emotie bij een bezoek aan de medisch specialist in opdracht van Zilveren Kruis

Patiënteninformatiefolder Voor patiënten van 12 t/m 17 jaar. Behorende bij het onderzoek:

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Doelframing in gezondheidscommunicatie: een experimentele studie naar de effecten van doelframing en mate van betrokkenheid

Patiënten informatiebrief

Onderzoek naar gezondheidsvaardigheden in psychosociale oncologie

Sciatica MED Trial resultaten na 1 jaar

Patiëntinformatieformulier LOGICA-trial

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

TROPHY-studie, Patiëntinformatiebrief. Online patiëntenvoorlichting en evaluatie van de psychosociale impact van trofoblastziekten.

Fysiotherapie en Benigne Pijn: Welke vraag?

Samenvatting, met de AAA checklist

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De DREAMeR-studie. Drug use Reconsidered in the Elderly using goal Attainment scales. during Medication Review

Transcriptie:

Bachelorscriptie Het effect van taalgebruik van de huisarts Onderzoek naar de effecten van positief versus negatief taalgebruik van de huisarts op gezondheidsuitkomsten bij analoge patiënten met aspecifieke lage rugpijn English title The effects of linguistic variations used by the physician. The effects of positive versus negative language used by the physician on health outcomes of analog patients with unspecific low back pain" Bachelorscriptie door: Steven van de Cruijs Studie: Communicatie- en Informatiewetenschappen Studentnummer: 4842499 E-mail: s.vandecruijs@student.ru.nl Datum: 01-06-2017 Begeleider: Inge Stortenbeker Tweede lezer: Martijn Balsters Aantal woorden: 5928

Samenvatting Dit onderzoek beoogde te achterhalen of er effecten optreden in positief versus negatief taalgebruik van de huisarts op gezondheidsuitkomsten bij analoge patiënten met aspecifieke lage rugpijn. Deze gezondheidsuitkomsten betroffen vertrouwen in de huisarts, bewegingsangst, herstelverwachtingen en de intentie tot therapietrouw. Het betrof een tussenproefpersoonontwerp. Door middel van een voormeting een korte introductietekst over de patiënt werd gemeten of de bewegingsangst, de verwachting van herstel en de mate van inleving verschilden ten opzichte van na het bekijken van het videofragmenten. Er bleken geen verschillen op te treden bij de variabelen tussen de versies van het video-experiment. Hetzelfde gold ook wanneer enkel gekeken werd naar proefpersonen met niet-medische beroepen. Er bleek wel een verschil te zijn in de mate van inleving tussen medische en niet-medische beroepen. Proefpersonen met een medisch beroep hadden een significant lager inlevingsvermogen dan proefpersonen met een niet-medisch beroep. De verwachting van herstel bleek wel een verschil aan te tonen tussen de voormeting en het videofragment. Dit suggereert dat de herstelverwachtingen die proefpersonen hadden na het lezen van de tekst lager waren dan na het bekijken van het videofragment. Er werd verwacht dat positief taalgebruik zou leiden tot positievere patiëntenuitkomsten dan negatief taalgebruik, die juist zouden leiden tot negatievere patiëntenuitkomsten. Daarmee vertoont dit huidige onderzoek inconsistente resultaten ten opzichte van voorgaande studies. De inconsistente resultaten zijn mogelijk te verklaren door het feit dat in eerdere studies videofragmenten van slechtnieuwsgesprekken werden gebruikt, terwijl in dit huidige onderzoek videofragmenten van uitslaggesprekken werden gebruikt. 1

Inleiding Binnen de communicatie- en informatiewetenschap wordt veel onderzoek verricht naar hoe menselijk gedrag tot stand komt en hoe het kan worden beïnvloed. Er wordt steeds vaker binnen de gezondheidszorg onderzoek verricht naar hoe mensen aangespoord kunnen worden om gezonder te leven. Arts-patiëntcommunicatie speelt hierbij een grote rol (Burgers, Beukeboom & Sparks, 2012). Uit onderzoek blijkt dat een gebrek aan goede communicatie, vertrouwen of concreetheid stress teweeg kan brengen bij patiënten en dat dit nadelige gezondheidseffecten heeft (Van Vliet, Van Dulmen, Mistiaen & Bensing, 2016). Daarnaast blijkt uit onderzoek dat empathie bijdraagt aan het vertrouwen in de arts en dat patiënten als gevolg hiervan meer vertrouwen hebben in hun eigen herstel (Verheul, Sanders & Bensing, 2010). Er zijn echter meerdere instrumenten die het herstel en het vertrouwen beïnvloeden (Burgers et al., 2012). Dat kan onder andere door middel van framing: een kader waarbinnen taalelementen worden gebruikt om de ontvanger met de boodschap een bepaalde richting in te sturen en tegelijkertijd andere details verbergt (Entman, 1993). De arts moet bewust zijn van de mogelijke effecten van het gekozen frame. Recente studies hebben aangetoond dat ook talige (linguïstieke) variaties in frames bepalende factoren zijn (Burgers et al., 2012; Burgers, Beukeboom, Sparks & Diepeveen, 2015; Wyllie, Baxter & Kulczynski, 2015). Meer kennis van en inzichten in de effecten van framing en talige variaties in arts-patiëntcommunicatie, zouden daarom bij kunnen dragen aan een beter herstel van de patiënt. Patiënten die veel baat hebben bij effectievere communicatie zijn patiënten met aspecifieke lagerugpijn. Aspecifieke lagerugpijn is een veelvoorkomende lichamelijke klacht die geen specifieke oorzaak heeft en de herstelperiode varieert vaak (Bons et al., 2017). Bij deze patiëntgroep zijn de effecten van framing en talige variaties niet eerder onderzocht, maar wel nodig want het is een veelvoorkomende lichamelijke klacht. Effecten van communicatie in arts-patiëntcommunicatie Arts-patiëntcommunicatie is een belangrijk middel om een patiënt te informeren en in samenspraak met de patiënt over te gaan tot een bepaalde behandeling. In een gesprek met de patiënt kan de arts vertrouwen creëren bij de patiënt, zodat de patiënt zijn eigen herstel kan bevorderen (Van Vliet et al., 2016). Door de expertise van de arts kan de patiënt het gevoel krijgen dat de arts betrouwbaar is, wat het vertrouwen in de arts bevordert. Naast de expertise speelt ook empathie een rol in het vertrouwen. Een arts moet namelijk empathisch overkomen om het vertrouwen te versterken. Uit onderzoek blijkt dat door empathie het vertrouwen in de 2

arts versterkt wordt en dat het ook de verwachtingen van het herstel en de mate van therapietrouw positief beïnvloeden (Sep, Van Osch, Van Vliet, Smets & Bensing, 2014; Van Vliet et al., 2016). Daarnaast ervaren patiënten meer stress wanneer een arts geen empathie overdraagt in zijn boodschappen en dit belemmert het herstel. Dit betekent dat empathie een vereiste is voor een goede arts-patiëntcommunicatie (Van vliet et al., 2016; Verheul et al., 2010). Uit onderzoek blijkt ook dat empathie de self-efficacy verhoogt, wat betekent dat patiënten vertrouwen hebben in hun eigen bekwaamheid. Self-efficacy duidt erop dat wanneer een persoon het gevoel heeft zelf bekwaam te zijn om een handeling te volbrengen, hij eerder geneigd is hiernaar te handelen. Dit resulteert in verminderde angst en stress en tegelijkertijd meer vertrouwen in de arts. Als de verwachtingen van herstel toenemen, zal de patiënt ook eerder herstellen (Myers et al., 2008). In de gezondheidscommunicatie wordt dit ook wel het placebo-effect van communicatie genoemd (Van Vliet et al., 2016). Het placebo-effect treedt op wanneer de arts in arts-patiëntcommunicatie goede communicatie gebruikt om het herstel van de patiënt positief te beïnvloeden. Het placebo-effect wordt gezien als een belangrijk medicijn voor patiënten, omdat een patiënt hiermee zonder medicatie kan herstellen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat communicatie placebo s dezelfde werking kunnen hebben als pijnmedicatie. Naast empathie kan ook door middel van framing het herstel van patiënten bevorderd worden (Entman, 1993). Framing als instrument om boodschappen te formuleren Framing stelt de boodschapper in staat om zijn boodschap doelbewust over te brengen en kracht te geven door gebruik te maken van bewust gekozen taalelementen (Entman, 1993). Met framing wordt gepoogd een positief effect op de waardering van de boodschap te bewerkstelligen. Dit zorgt ervoor dat de ontvanger (de patiënt) overtuigd raakt van de boodschap van de arts (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012). De arts heeft als doel de patiënt zo efficiënt en effectief mogelijk te helpen en vaak wordt hiervoor doelframing gebruikt. Doelframing is het beïnvloeden van mensen door het doel te framen (Meyerowitz & Chaiken, 1987). Binnen de gezondheidscommunicatie wordt het doel, oftewel informatie delen, behandelingen adviseren, en verwachtingen van herstel managen, geframed om mensen ertoe te zetten gezonder te gaan leven. Een vorm van doelframing die veel wordt gebruikt in gezondheidscommunicatie is winst- en verliesframing (Zhao, Villagran, Kreps & McHorney, 2012). In een winstframe wordt de opbrengst of het positieve gevolg benadrukt, terwijl in verliesframes juist het verlies of de negatieve gevolgen worden geframed (Levin, Schneider & 3

Gaeth, 1998). In studies worden winst- en verliesframes ook wel positieve en negatieve frames genoemd (Rothman, 1993). Verschillende studies binnen gezondheidscommunicatie tonen aan dat winst- en verliesframing niet altijd hetzelfde effect hebben (Meyerowitz et al., 1987; Rothman, 1993; Zhao et al., 2012). Deze effecten hebben te maken met preventie- of detectiegedrag. Een winstframe zouden bij preventiegedrag, bijvoorbeeld zonnebescherming gebruiken tegen huidkanker, vaker leiden tot positief gedrag (Salovey & Williams-Piehota, 2004). Bij detectiegedrag, bijvoorbeeld borsttumoronderzoek, blijkt een verliesframe juist effectiever te zijn (Meyerowitz et al., 1987). Dat komt doordat niet elke gezondheidsklacht een ernstig gezondheidsrisico of negatieve consequenties heeft als de patiënt het advies de geframede boodschap niet uitvoert. Bijvoorbeeld bij chronische klachten of borsttumoronderzoek. Hierdoor is het niet mogelijk eenduidige conclusies te trekken welk doelframe in het algemeen het beste werkt (Meyerowitz et al., 1987). Een goed voorbeeld van de effecten van winst- en verliesframes is het Breast selfexamination (BSE) onderzoek van Meyerowitz et al. (1987). Het (positieve) winstframe vertelde vrouwen die BSE doen, dat BSE de kans verhoogt om in een vroege fase tumors voortijdig te ontdekken. Het (negatieve) verliesframe vertelde dat vrouwen die geen BSE doen, zij de kans verlagen om in een vroege fase tumors voortijdig te ontdekken. Daaruit blijkt dat de negatief geframede boodschap effectiever is dan de positief geframede boodschap. Dat komt doordat de negatieve consequenties (het verlies) groter zijn wanneer vrouwen geen BSE doen (Levin et al., 1998). Uit een ander experiment naar gedragseffecten door doelframing in huidkankerpreventieboodschappen blijkt ook dat negatieve frames bij vrouwen vaker leiden tot positief gedrag dan positieve frames (Rothman et al., 1993). Of de boodschap winst of verlies benadrukt is dus een bepalende factor, evenals de mogelijke negatieve consequenties van het niet uitvoeren van het gedrag. In dit huidige onderzoek naar patiënten met aspecifieke lagerugpijn een lichamelijke klacht met minder ernstige gezondheidseffecten wordt verwacht dat positieve frames vaker leiden tot positieve effecten. De werking van talige variaties in positief en negatief taalgebruik In de vorige alinea is beschreven hoe met behulp van doelframing een boodschap meer positief of negatief geëvalueerd wordt. Er zijn echter meer framing methodes denkbaar, namelijk frames met talige variaties zoals affirmaties en negaties, die de boodschap ook positiever of negatiever maken. Een affirmatie is bevestigend taalgebruik die zich kenmerkt door een boodschap direct en expliciet te beschrijven (Burgers et al., 2012; Burgers et al., 2015). Een 4

negatie is tegenstellend taalgebruik, met als gevolg dat de boodschap minder direct maar ook minder positief (of negatief) dan de directe boodschap gevonden wordt. Bijvoorbeeld uw gezondheid is goed of uw gezondheid is niet slecht. Het eerste voorbeeld goed is een affirmatie en is direct positief taalgebruik: het tweede voorbeeld niet slecht is een negatie en maakt de positief geframede boodschap indirect negatiever. De negatief geframde tegenhanger kan zijn: uw gezondheid is slecht (affirmatie) of uw gezondheid is niet goed (negatie). Het eerste voorbeeld is direct negatief taalgebruik en het tweede voorbeeld indirect positiever taalgebruik van een negatief geframede boodschap. In het onderzoek van Wyllie et al. (2015) verklaren de onderzoekers dat kinderen eerder geneigd zijn positieve attitudes te ontwikkelen en gewenst gedrag te vertonen ten opzichte van het eten van gezonde voeding wanneer direct positief taalgebruik (affirmaties) wordt gehanteerd dan wanneer indirect positief taalgebruik (negaties) wordt gehanteerd. Het positieve effect van affirmaties in positief taalgebruik komt ook voor in het onderzoek naar framing met talige variaties in arts-patiëntcommunicatie (Burgers et al., 2012). Daaruit blijkt dat direct positief taalgebruik (affirmaties) een positief effect heeft op het vertrouwen in de arts, herstelverwachtingen, evaluatie van de boodschap en intentie tot therapietrouw. Indirect positief taalgebruik (negaties) heeft het effect dat deze afhankelijke variabelen negatiever gewaardeerd worden. Bij negatief taalgebruik is de waardering juist positiever wanneer negaties gehanteerd worden dan wanneer affirmaties gehanteerd worden. Met deze resultaten in ogenschouw wordt geconcludeerd dat in arts-patiëntcommunicatie het van belang is dat in positief taalgebruik wanneer mogelijk affirmaties worden gebruikt, terwijl in negatief taalgebruik een boodschap minder direct geformuleerd zou kunnen worden door middel van negaties. Zodoende worden beide frames beter gewaardeerd. Op basis van deze gegevens is het interessant om positieve en negatieve frames te creëren waarbij deze de talige variaties zijn gemanipuleerd. Dit betekent dat beide frames in dit experimentele onderzoek getest worden met talige variaties bij analoge patiënten met aspecifieke lagerugpijn. Analoge patiënten zijn proefpersonen in sommige onderzoeken met een specifieke klacht die naar een videofragment kijken, die gespeeld wordt door acteurs die zelf geen klachten hebben (Verheul et al., 2010). Het onderzoek van Burgers et al. (2012) maakte gebruik van analoge patiënten en een relatief onbekende ziekte, terwijl in dit huidige onderzoek met analoge patiënten met een bekende aandoening, namelijk (aspecifieke) lagerugpijn onderzoek wordt uitgevoerd. De afhankelijke variabelen vertrouwen in de arts, herstelverwachtingen en intentie tot therapietrouw uit het onderzoek van Burgers et al. (2012) worden ook in dit onderzoek gebruikt om de effecten van talige variaties in positief en negatief taalgebruik te onderzoeken. 5

Patiëntgroep met aspecifieke lagerugpijn Zoals in de inleiding beschreven richt het onderzoek zich op patiënten met aspecifieke lagerugpijn. Lagerugpijn komt veel voor bij de westelijke bevolking: ca. 60 tot 90 procent krijgt er ooit last van (Bons et al., 2017). Lagerugpijn kenmerkt zich in meerdere lichamelijke klachten en is in 95 procent van de gevallen aspecifiek. De lagerugpijn wordt dan vaak veroorzaakt door lichamelijke overbelasting (zwaar lichamelijk werk), monotone arbeid, hoge werkdruk (stress) en obesitas. In de meeste gevallen trekt de pijn binnen enkele weken weg, maar bij de helft van de patiënten komt de pijn regelmatig weer terug (bons et al., 2017. Het is tevens een maatschappelijk probleem dat rugklachten regelmatig gepaard gaan met ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en hoge (ziekte)kosten. De rol van de arts in een huisartsconsult is in eerste instantie vaak voorlichting en advies geven aan de patiënt (Bons et al., 2017). De arts adviseert dat regelmatig bewegen helpt bij het herstel of wellicht dat de normale verloop van de klachtenduur circa zes weken is. Dit zijn veelal rationele boodschappen, maar zoals eerder benoemd moet de arts ook empathisch overkomen in zijn taalgebruik om ervoor te zorgen dat een gebrek aan vertrouwen en onzekerheid bij de patiënt geen rol gaat spelen (Van Vliet et al., 2016). Mensen met rugklachten ervaren namelijk regelmatig stress en bewegingsangst, wat het herstel belemmert (Bons et al., 2012). Van verhoogde negatieve stress is namelijk bekend dat het de gezondheid negatief beïnvloedt. Stress en bewegingsangst zijn daarom belangrijke voorspellers voor het de mate van therapietrouw en herstelverwachtingen. Om de gezondheidsuitkomsten van een patiënt te bevorderen, zou een arts ook rekening moeten houden met bovengenoemde factoren. Onderzoeksvraag Binnen de gezondheidszorg wordt veel onderzoek gedaan naar hoe communicatie kan bijdragen aan verbetering. Tal van studies bevestigen dat verschillende vormen van communicatie, waaronder doelframing effect hebben op de waardering van een boodschap. Daarnaast is het gedrag dat daaruit voortkomt verschillend, zoals het wel of niet volgen van een voorgeschreven behandeling (Burgers et al., 2012; Burgers et al., 2015). Volgens Burgers et al. (2012) is er te weinig onderzoek gedaan naar kleine linguïstische variaties (affirmaties en negaties) in positief en negatief taalgebruik binnen de gezondheidscommunicatie, terwijl er wel een verscheidenheid van studies zijn verricht naar bijvoorbeeld het bevorderen van de eigeneffectiviteit van patiënten, het effect van empathie van de arts en winst- en verliesframes. De onderzoeken die zijn uitgevoerd met talige variaties zijn vaak onder gezonde studenten uitgevoerd en/of met een relatief onbekende ziekte. Er zijn 6

onvoldoende experimenten uitgevoerd met patiënten die daadwerkelijk last hadden van een lichamelijke klacht, aandoening of ziekte. Dat maakt het des te interessanter voor de gezondheidszorg te onderzoeken in hoeverre positief versus negatief taalgebruik van de huisarts effect heeft op gezondheidsuitkomsten van de patiënt. Met deze gezondheidsuitkomsten wordt verstaan: vertrouwen in de arts; bewegingsangst; herstelverwachtingen; intentie tot therapietrouw. Op basis hiervan is de onderstaande onderzoeksvraag tot stand gekomen. In hoeverre heeft positief versus negatief taalgebruik van de huisarts invloed op het vertrouwen in de huisarts, bewegingsangst, herstelverwachtingen en de intentie tot therapietrouw bij analoge patiënten met aspecifieke lage rugpijn? 7

Methode Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een experiment met analoge patiënten in twee videofragmenten, zodat effecten van positief en negatief taalgebruik in een arts-patiëntgesprek aangetoond konden worden. Materiaal Het experiment in dit onderzoek bestond uit twee videofragmenten van de Radboud Universiteit Nijmegen, waarbij het script van de acteurs in kwestie gemanipuleerd is door het gebruik van negaties en affirmaties in positief en negatief taalgebruik. In het experiment keken analoge patiënten naar een videofragment van een arts-patiëntgesprek over rugpijn (Van Vliet, 2010). Deze videofragmenten werden voor wetenschappelijke doeleinden vrijgegeven door de Radboud Universiteit Nijmegen, waarbij geneeskundestudenten gebruikt zijn als acteurs. De video s bootsten een realistisch arts-patiëntgesprek na. Beide videofragmenten hadden hetzelfde script op de manipulatie in taalgebruik na, zodat het effect van de talige variaties zichtbaar kon worden. Het betrof subtiele verschillen van de manipulaties. In positief taalgebruik werden affirmaties ( goed ) gebruikt bij positieve boodschappen en negaties ( niet goed ) bij negatieve boodschappen. Bij negatief taalgebruik werden affirmaties ( niet goed werd slecht ) bij negatieve boodschappen gebruikt en negaties ( onschuldig werd niet ernstig ) bij positieve boodschappen. Hieronder zijn nogmaals de taalvariaties van de positieve en negatieve frames schematisch weergegeven. Tabel 1. Schema van frames met affirmaties en negaties. Positief frame Negatief frame Affirmatie Goed Slecht Negatie Niet slecht Niet goed De taalvariaties werden enkel aangebracht in het taalgebruik van de huisarts en niet van de patiënt. De patiënt had in beide versies hetzelfde script. De focus werd gelegd op de diagnose en het advies in het script en niet op de introductie in het script. De manipulaties van affirmaties en negaties in positief en negatief taalgebruik zijn in tabel 2 in het script weergegeven. De volledige scripts zijn te raadplegen in bijlage C Positief taalgebruik en bijlage D Negatief taalgebruik. 8

Tabel 2. Het script uit de videofragmenten Positief taalgebruik Negatief taalgebruik H: Ja ik weet dat het niet makkelijk is. Maar H: Ja ik weet dat het moeilijk is. Maar het is het is juist goed voor u om te bewegen. juist slecht voor u om stil te zitten. Beweging Beweging bevordert het herstel, en rust kan belemmert het herstel niet, en rust kan er juist er juist voor zorgen dat u stijf wordt, voor zorgen dat u stijf wordt, waardoor de waardoor de rugklachten erger kunnen rugklachten juist niet verbeteren. worden. Proefpersonen Het onderzoek werd uitgevoerd bij 115 proefpersonen, variërend van veertig tot en met tachtig jaar oud. Binnen deze leeftijdscategorie komen de meeste lagerugpijn klachten voor (Bons et al., 2017). Een vereiste was dat proefpersonen de Nederlandse taal goed beheersten. Van de proefpersonen waren 60 mensen man en 55 vrouw. De gemiddelde leeftijd bedroeg 56 jaar (M = 56.33, SD = 7.56). De proefpersonen waren in 88% van de gevallen samenwonend of getrouwd. De verdeling in opleidingsniveau bedroeg respectievelijk: universitair onderwijs (13%); hoger beroepsonderwijs (34%); middelbaar beroepsonderwijs (27%); lager beroepsonderwijs 22%. Van de proefpersonen werkte 84% en in de meeste gevallen circa 35uur per week. De meeste proefpersonen (42%) waren drie keer per week lichamelijk actief. De analoge patiënten werden ook gevraagd of zij op het moment van het onderzoek rugpijn hadden. Daaruit bleken 24 proefpersonen momenteel rugpijn te hebben. Wanneer gevraagd werd of de proefpersonen ooit in hun leven rugpijn hebben ervaren, 21 proefpersonen nog nooit rugpijn te hebben ervaren. Achteraf is gecontroleerd of er verschillen in demografische gegevens waren. Er zijn geen verschillen tussen videofragment versies en demografische gegevens. De ² toets tussen geslacht en videofragment versie toonde geen verband aan ( ² (1) =.222, p =.638). Datzelfde gold ook voor opleidingsniveau ( ² (3) =.269, p =.966), waarbij de categorieën geen onderwijs en anders buiten beschouwing werden gelaten, om aan de assumpties van een correcte ² toets te voldoen. De leeftijd bleek ook geen verschil aan te tonen met een T-toets (t (113) = 1.079 p =.283). Verschillen in burgerlijke staat (gecodeerd naar relatie ja/nee) ( ² (1) =.001, p =.980), werk ( ² (1) =.224, p =.636.), lichamelijke activiteit ( ² (3) = 4.892, p =.180), momenteel rugpijn ( 2 (1) =.257, p =.391), rugpijn gehad in het verleden ( ² (3) = 4.994, p =.172) of de duur van de rugpijn ( ² (2) = 1.325, p =.516) bleken ook niet aanwezig. Verschillen in bezoek van de huisarts en videofragment versie toonden ook geen 9

verschillen ( ² (1) =.241, p =.3.87). De assumptie van de 2 toets van lichamelijke activiteit (25%) en de duur van de rugpijn (33%) zijn geschonden omdat meer dan 20% van de cellen een waarde lager dan vijf hadden. Onderzoeksontwerp De verdeling van videofragment versie was positief 58 en negatief 57. De proefpersonen werden in het experiment blootgesteld aan de onafhankelijke variabele taalgebruik. Het betrof een tussenproefpersoonontwerp. Elke proefpersoon zag een van de twee videogesprekken: positief of negatief taalgebruik. De proefpersonen zijn willekeurig ingedeeld bij één van de twee versies. Instrumentatie Deel één van de vragenlijst bestond uit een introductietekst, algemene vragen die betrekking hadden op demografische gegevens en controlevariabelen. De demografische gegevens waren: geslacht; leeftijd; opleidingsniveau; burgerlijke staat; beroep; aantal uren; fysieke belasting beroep; lichamelijk actief. De controlevragen die in de vragenlijst werden opgenomen zijn: huidige staat rugpijn; rugpijn in het verleden; duur van rugpijn; bezoek huisarts voor rugpijn; mate van hulp van de huisarts. Deel twee van de vragenlijst bestond uit vragen die betrekking hadden op de situatie van de patiënt in het videofragment. De afhankelijke variabelen waren Bewegingsangst, Verwachting van herstel, Intentie tot therapietrouw, Vertrouwen in de arts en Inleving. Alle vragen zijn aan de hand van gecertificeerde vragenlijsten opgesteld. De Bewegingsangst beide delen van de vragenlijst werd gemeten met vragen van de Tampa-schaal: een geautoriseerde vragenlijst over kinesiofobie, oftewel angst voor bewegen (Vlaeyen, Kole-Snijders, Crombez, Boeren & Rotteveel, 1995). Een stelling die de bewegingsangst door de tekst en het videofragment kon meten op een vierpunts Tampaschaal is: Als ik de patiënt was, dan zou ik bang zijn letsel op te lopen als ik bleef bewegen. (helemaal niet helemaal wel). De betrouwbaarheid van de variabele Bewegingsangst aan de hand van de tekst van het videofragment bestaande uit zeven items was slecht α =.479. De betrouwbaarheid van de variabele Bewegingsangst aan de hand van het videofragment bestaande uit zeven items was slecht α =.590. De resultaten van de zeven vragen zijn gezamenlijk op opgeteld (somscore) om daarvan de waardes te kunnen berekenen (range = 4, 24). De variabele Verwachting van herstel werd gemeten aan de hand van vragen uit de Brief Illness Perception Questionnaire van Broadbent, Petrie, Main & Weinman (2006). 10

Hiermee werd verstaan of de patiënt verwacht te herstellen zoals de arts kenbaar gemaakt heeft. Een vraag die de herstelverwachtingen uit de tekst en het videofragment kon meten op een tienpuntsschaal: hoe lang denkt u dat de rugpijn aan zal houden? (voor korte tijd voor altijd). De betrouwbaarheid van de variabele Verwachting van herstel aan de hand van de tekst bestaande uit drie items was slecht α =.433. De betrouwbaarheid van de variabele Verwachting van herstel aan de hand van het videofragment bestaande uit drie items was adequaat α =.743. De drie vragen die de Verwachting van herstel moesten meten worden daarom niet samengevoegd en dus elk apart geanalyseerd. De Intentie tot Therapietrouw is samengesteld op basis van stellingen uit het onderzoek van Burgers, Beukeboom & Sparks (2012) en de Self-scoring algorithm for the Adherence Estimator van MCHorney (2009). Hiermee werd verstaan of de patiënt de intentie had om zijn behandeling te voltooien. Een stelling die de intentie tot therapietrouw kon meten op een zevenpuntsschaal schaal is: Ik zou proberen het advies op te volgen. (helemaal mee oneens helemaal mee eens). De betrouwbaarheid van de variabele Intentie tot therapietrouw aan de hand van het videofragment bestaande uit vier items was goed α =.923. Het Vertrouwen in de arts werd gemeten met vragen van de Trust in Physician Scale van Anderson & Dedrick (1990). Een stelling die het vertrouwen in de huisarts kon meten op een vijfpuntsschaal was: De arts heeft veel aandacht voor de behoeften van de patiënt en stelt deze voorop. (helemaal mee oneens helemaal mee eens). De betrouwbaarheid van de variabele Vertrouwen in de arts aan de hand van het videofragment bestaande uit vijf items was adequaat α =.764. Om erachter te komen of de analoge patiënten zich konden inleven in het videofragment werd voorafgaand de inleving gemeten en na het videofragment. De Inleving in de tekst van het videofragment werd gemeten aan de hand van drie stellingen uit het onderzoek van Cohen (2009). Een stelling die de mate van inleving in de tekst kon meten op een zevenpuntsschaal is: Ik kon me goed verplaatsen in de situatie van de patiënt. (helemaal mee oneens helemaal mee eens). De Inleving in het videofragment werd gemeten aan de hand van vijftien stellingen uit de Video Engagement Scale (Visser et al., 2016). Een stelling die de inleving in het videofragment kon meten op een zevenpuntsschaal is: Tijdens de video was ik volkomen geconcentreerd op de video. (helemaal mee oneens helemaal mee eens). De betrouwbaarheid van de variabele Inleving aan de hand van de tekst bestaande uit drie items was goed α =.852. De betrouwbaarheid van de variabele Inleving aan de hand van het videofragment bestaand uit vijftien items was goed α =.925. 11

Procedure De proefpersonen werden geworven door de onderzoeker via kennissen, studenten, vrienden en familie. Meerdere proefpersonen konden tegelijkertijd deelnemen aan het onderzoek. Er werd rekening gehouden met rustige experimentomgevingen om de verstaanbaarheid van het arts-patiëntgesprek en inleving te garanderen, maar ook om afleiding van de proefpersoon te voorkomen. De proefpersonen werden verteld dat ze deelnamen aan een wetenschappelijk bacheloronderzoek naar de effecten van taalgebruik van de huisarts en dat de resultaten anoniem verwerkt worden. Vooraf wisten proefpersonen niet welke versie van een videofragment ze zouden bekijken. Alvorens proefpersonen konden deelnemen, werd gevraagd om een toestemmingsformulier te ondertekenen. De vragenlijst, die schriftelijk werd afgenomen bestond uit twee onderdelen, namelijk (1) vragen voorafgaand aan het videofragment en (2) na het bekijken van het videofragment (zie bijlage A Deel 1 van de vragenlijst en B Deel 2 van de vragenlijst). Deel één had ten doel te controleren of door de manipulaties een verschil gevonden kon worden. Dit werd gedaan aan de hand van een korte tekstuele situatieschets over de patiënt. Daarna volgde een korte tekst over de patiënt, waarbij gevraagd werd aandachtig te lezen en zich te proberen in te leven. Deze tekst gaf een korte introductie van de rugpijn van de patiënt, waarna direct de vragen volgden. Na het beantwoorden van het eerste deel van de vragenlijst volgde het videofragment. Na het videofragment volgde deel twee van de vragenlijst. Het lezen en invullen van beide delen van de vragenlijst duurde elk circa zeven minuten. Het bekijken van een videofragment duurde circa zeven minuten. De lengte van de videofragmenten verschilden niet van elkaar. Naderhand werden de proefpersoon hartelijk bedankt voor de medewerking aan dit onderzoek. Statistische toetsing Aan de hand van een onafhankelijke T-toets werd gekeken of er significante effecten optraden bij de intervalvariabelen tussen beide videofragment versies (Field, 2015). Met de gepaarde T-toets werd gekeken of effecten optraden tussen de T0 voormeting en T1 de werkelijke meting. De Chi-kwadraat toets werd gebruikt om te controleren of er verschillen voorkwamen tussen proefpersonen. 12

Resultaten Voor het beantwoorden van de hoofdvraag is gebruikgemaakt van een onafhankelijke T- toetsen en een gepaarde T-toetsen. De assumptie voor een correcte T-toets is geschonden, omdat niet alle variabelen normaal verdeeld waren. Uitbijters op variabelen zijn verwijderd voor de T-toetsen. Resultaten met standaarddeviaties >3 werden gezien als uitbijter en werden niet meegewogen. Gemiddelden (M) en standaarddeviaties Tabel 3. (SD) van positief en negatief taalgebruik zijn in onderstaande tabel weergegeven (n = per variabele aangegeven). Taalgebruik Positief Negatief M (SD) n M (SD) n Bewegingsangst 17.35 (2.74) 57 17.58 (1.97) 53a Verwachting van herstel (aanhouden rugpijn) 3.59 (2.23) 58 3.49 (1.58) 57 Verwachting van herstel (controle klachten) 6.19 (2.36) 58 5.88 (2.20) 57 Verwachting van herstel (effectiviteit behandeling) 6.72 (2.30) 58 6.88 (2.07) 57 Intentie tot therapietrouw 6.00 (1.20) 55a 5.97 (0.94) 57 Vertrouwen in de arts 3.73 (0.59) 56a 3.78 (0.53) 57 Inleving 4.12 (1.20) 58 4.33 (1.26) 57 Voormeting (T0) Bewegingsangst 17.40 (2.93) 55a 16.84 (2.80) 57 Verwachting van herstel (aanhouden rugpijn) 4.71 (2.37) 58 4.51 (1.99) 57 Verwachting van herstel (controle klachten) 5.21 (2.08) 58 4.75 (2.06) 57 Verwachting van herstel (effectiviteit behandeling) 6.26 (2.13) 58 6.23 (1.87) 56 Inleving 5.42 (1.36) 57a 5.80 (1.15) 57 NB: uitbijters, weergegeven met a, zijn verwijderd bij de variabelen Bewegingsangst (negatief) 2, Intentie tot therapietrouw (positief) 3, Vertrouwen in de arts (positief) 2, Bewegingsangst (voormeting, positief) 1 en Inleving (voormeting, positief) 1. Afhankelijke variabelen Een onafhankelijke T-toets werd uitgevoerd om te bepalen of er verschillende resultaten uit voortkomen tussen beide versies van het videofragment. Uit de onafhankelijke T-toets voor Bewegingsangst bleek geen significant verschil te zijn (t (101.586) =.517, p =.606). Er is 13

niet voldaan aan de assumptie van gelijke varianties, omdat de p-waarde bij equal variances assumed in Levene s test onder de.05 lag (namelijk.014). De volgende drie onafhankelijke T-toetsen hebben betrekking op de variabele Verwachting van herstel. Een onafhankelijke T-toets voor Hoelang de rugpijn aan zal houden bleek geen significant verschil op te leveren (t (100.471) = 0.256, p =.799). Er is niet voldaan aan de assumptie van gelijke varianties, omdat de p-waarde bij equal variances assumed in Levene s toets onder de.05 lag (namelijk.015). Een onafhankelijke T-toets voor Mate van controle over de rugpijn bleek geen significant verschil op te leveren (t (113) = 0.735, p =.464). Een onafhankelijke T-toets voor Hoeverre de behandeling helpt (effectiviteit) bleek geen significant verschil op te leveren (t (113) = 0.375, p =.709). De onafhankelijke T-toets voor Intentie tot therapietrouw toonde aan dat er geen significante verschillen waren tussen beide videofragment versies (t (110) =.085, p =.933). Uit een onafhankelijke T-toets voor Vertrouwen in de arts bleek geen significant verschil te zijn (t (111) =.441, p =.660). Een onafhankelijke T-toets voor Inleving kon geen significant verschil aantonen (t (113) = 0.934 p =.352). Controlevariabelen Een gepaarde T-toets bij Bewegingsangst werd uitgevoerd om te bepalen of er verschillende resultaten tussen de voormeting en de werkelijke meting na het videofragment waren, ongeacht de versie van het videofragment. De gepaarde T-toets voor de variabele Bewegingsangst bleek geen verschil te tonen voor en na het videofragment (t (114) = 1.055, p =.294). Uit gepaarde T-toetsen voor de drie vragen over de Verwachting van herstel, namelijk Hoelang de rugpijn aan zal houden, Mate van controle over de rugpijn en Hoeverre de behandeling helpt (effectiviteit) bleken significante verschillen op te treden voor en na het videofragment (t (114) = 5.047, p =.001), (t (114) = 4.066, p =.001) en (t (113) = 2.194, p =.030). Uit de voormeting Hoelang de rugpijn aan zal houden bleek volgens de proefpersonen dat de rugpijn voor langere tijd zou aanhouden (M = 4.62, SD = 2.19) dan na het videofragment (M = 3.48, SD = 1.90). Uit de voormeting Mate van controle over de rugpijn bleek volgens de proefpersonen dat ze minder volledige controle hadden (M = 4.98, SD = 2.07) dan na het videofragment (M = 6.03, SD = 2.28). Uit de voormeting Hoeverre de behandeling helpt bleek volgens proefpersonen dat ze de effectiviteit van de behandeling hoger waardeerden (M = 6.25, SD = 2.00) dan na het videofragment (M = 6.78, SD = 2.18). 14

Niet-medische beroepen Daarnaast werd er gecontroleerd of het al dan niet hebben van een medisch beroep een verschil oplevert op de afhankelijke variabelen of de controlevariabele. De invloed van een medisch beroep zou namelijk bepalend kunnen zijn, omdat zij over het algemeen veel werken met patiënten. Uit een gepaarde T-toets voor Inleving bleek een significant verschil te zijn (t (112) = 2.330, p =.022). Het inlevingsvermogen bij proefpersonen met een medisch beroep bleek lager te zijn (M = 3.60, SD = 1.06) dan proefpersonen met een niet-medisch beroep (M = 4.34, SD = 1.23). Wanneer proefpersonen met een medisch beroep buiten beschouwing werden gelaten, bleken er geen verschillen te zijn bij één van de afhankelijke variabelen (zie Bijlage E Tabel 4). 15

Conclusie en discussie Dit onderzoek beoogde te achterhalen of er effecten optreden in positief versus negatief taalgebruik van de huisarts op gezondheidsuitkomsten bij analoge patiënten met aspecifieke lage rugpijn. Onderzoek naar deze doelgroep was belangrijk, omdat 95% van de mensen tussen de veertig en tachtig ooit in zijn/haar leven rugpijn zou ervaren (Bons et al., 2017). Daarnaast is uit eerdere studies gebleken dat arts-patiëntcommunicatie invloed heeft op de gezondheidsuitkomsten van patiënten (Burgers et al., 2012; Van Vliet et al., 2016). De volgende variabelen werden gemeten: vertrouwen in de arts; intentie tot therapietrouw; bewegingsangst; verwachtingen van herstel. Daaruit bleken geen verschillen op te treden tijdens het video-experiment. Door middel van manipulatiechecks de voormeting werd bekeken of de mate van inleving, de verwachting van herstel en de bewegingsangst verschilden met de werkelijke meting. Het bleek dat de verwachting van herstel verschillend beoordeeld werd bij de voormeting en na het videofragment. Hoelang proefpersonen denken dat de rugpijn zal aanhouden bleek uit de voormeting langer te zijn dan na het videofragment. Proefpersonen gaven aan dat ze het gevoel hadden meer volledige controle te hebben na het videofragment dan bij de voormeting. In hoeverre proefpersonen vinden dat de behandeling effectief is bleek juist na het videofragment hoger gewaardeerd te worden. De verschillen in verwachting van herstel suggereren dat de verwachtingen die proefpersonen hadden na het lezen van de tekst lager waren dan na het bekijken van het videofragment. Dit kan mogelijk verklaard worden door het feit dat er een hogere onzekerheid was na het lezen van de korte tekst, waarbij minder informatie bekend was dan na het bekijken van het videofragment, omdat in het videofragment meer expliciete informatie werd gecommuniceerd. Als gekeken werd naar medische/niet-medische beroepen, dan blijkt er een verschil op te treden bij de mate van inleving. Proefpersonen met een medisch beroep waardeerden het videofragment significant lager dan proefpersonen met een niet-medisch beroep. Op de afhankelijke variabelen werden juist geen verschillen gevonden. Dit onderzoek is tot stand gekomen door bevindingen uit de studie van Burgers et al. (2012). Daarin werd geconcludeerd dat positief taalgebruik positievere patiëntenuitkomsten oplevert dan negatief taalgebruik. Ook in deze studie werden bij analoge patiënten de talige variaties (affirmaties en negaties) toegepast om positief versus negatief taalgebruik te onderzoeken. Dit huidige onderzoek vertoont inconsistente resultaten met de eerdere bevindingen uit de studie van Burgers et al. (2012). In tegenstelling tot het onderzoek van 16

Burgers et al. (2012) zijn er geen significante effecten gevonden op de voorspellers van gezondheid. Dit kan mogelijk verklaard worden door het feit dat de ernst en negatieve consequenties van de medische klacht van het onderzoek van Burgers et al. (2012) ingrijpender zijn dan de negatieve consequenties van de medische klachten van dit huidige onderzoek. Hiermee wordt gedoeld op het onderzoek van Burgers et al. (2012) dat een slecht nieuws gesprek nabootst. Het verschil tussen het slechtnieuwsgesprek en het uitslaggesprek in dit huidige onderzoek zou een verklaring kunnen zijn voor de inconsistente resultaten. Een vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op een patiëntengroep met medische klachten met negatievere consequenties of voor een slechtnieuwsgesprek. Er werd verwacht dat positief taalgebruik zou leiden tot positievere patiëntenuitkomsten dan negatief taalgebruik, die juist zouden leiden tot negatievere patiëntenuitkomsten. Een alternatieve verklaring voor de inconsistente resultaten met voorgaande studies is dat de proefpersonen zich niet volledig konden inleven in de videofragmenten. Een mogelijke verklaring waarom proefpersonen na het bekijken van het videofragment geen hogere waardering gaven voor inleving, zou gegeven kunnen worden doordat het videofragment niet realistisch genoeg was. Proefpersonen gaven achteraf bijvoorbeeld aan dat de patiënt in het videofragment geen rugpijn had wanneer zij opstond. Daarnaast zou het kunnen komen doordat de kwaliteit van de video afdoende was. Een aantal proefpersonen gaf aan dat de kwaliteit relatief laag was, in zowel beeld als geluid. Uit eerdere studies blijkt dat de bitrate, oftewel de hoeveelheid beeldinformatie (bits) die per seconden wordt toegepast in een video, invloed heeft op de mate van inleving in de video (Dobrian et al., (2011). Dat betekent dat bij vervolgstudies rekening gehouden moet worden met audiovisueel hoge-kwaliteit video s. Tevens zou het realisme van de video als controlevariabele gemeten kunnen worden bij proefpersonen om te controleren of de video een realistische weergave is van een artspatiëntgesprek. Als proefpersonen aangeven dat het videofragment een realistische weergave is van een echt arts-patiëntgesprek, pas dan is de video realistisch genoeg. Drie stellingen uit het onderzoek van Verheul et al. (2010) kunnen hiervoor gebruikt worden. Een voorbeeldstelling die het realisme van de video meet op een vijfpuntsschaal is: tijdens het kijken naar het consult had ik het gevoel dat ik deelnam aan een echt consult bij de huisarts, (Verheul et al., 2010). Voor vervolgonderzoek is het tevens mogelijk om het effect van talige variaties te meten op verschillende variabelen. Voorbeelden hiervan zijn de self efficacy van patiënten, de empathie en de waardering van de arts. Het is relevant om de self efficacy als variabele te 17

meten, omdat het een belangrijk maatstaaf is gebleken in verschillende studies naar gezondheidsgedrag door communicatie van een arts (Van Vliet et al., 2016). Daaruit komt voort dat de self efficacy verhoogd wordt, naarmate een patiënt meer het gevoel heeft controle te hebben op wat er komen gaat en wanneer de arts empathie toont in zijn communicatie. Daarmee wordt een brug geslagen naar de werking van communicatieplacebo s, die optreden als een patiënt meer het gevoel heeft aan zijn eigen herstel te kunnen werken. De werking van bovengenoemde talige variaties hebben daardoor mogelijk effect in hoeverre communicatieplacebo s optreden. Er is daarnaast een mogelijkheid om ook de mate van stress en angst te meten, aangezien gebleken is dat deze determinanten een voorspoedig herstel kunnen belemmeren (Verheul et al, 2010). Wanneer bovengenoemde variabelen gemeten worden, kan het duidelijk worden of er mogelijk communicatieplacebo s optreden bij positief en negatief taalgebruik. Voor vervolgonderzoek is het raadzaam om een pre-test te doen voor de videofragmenten en de vragenlijst. Wat betreft de videofragmenten kan vooraf geanalyseerd worden of de versies positief en negatief taalgebruik voldoende waarneembaar van elkaar verschillen. Wat betreft de vragenlijst kunnen vragen die onduidelijk zijn voor proefpersonen gecorrigeerd worden, om te voorkomen dat proefpersonen onbewust verkeerde antwoorden geven. Een aantal proefpersonen gaf aan het moeilijk te vinden vragen met dubbele ontkenningen te beantwoorden. Dit resulteerde mogelijk in onjuiste antwoorden, die de resultaten mogelijk beïnvloeden. Dit huidige onderzoek heeft weliswaar geen significante resultaten opgeleverd op het effect van positief versus negatief taalgebruik. Echter, heeft dit onderzoek wel nieuwe inzichten opgeleverd op het gebied van arts-patiëntcommunicatie binnen de gezondheidscommunicatie. Door middel van de gehanteerde onderzoeksmethode is het mogelijk om op dit onderwerp verder onderzoek te doen. Nieuwe studies zouden daarom uit moeten wijzen of door middel van talige variaties mogelijk wel effecten gevonden kunnen worden. 18

Literatuurlijst Anderson, L.A., & Dedrick, R.F. (1990). Development of the Trust in Physician scale: a measure to assess interpersonal trust in patient-physician relationships. Pshycological Reports, 67, 1091-1100. Bons, S. C. S., Borg, M. A. J. P., Van den Donk, M., Koes, B. W., Kuijpers, T., Ostelo, R. W. J. G., Schaafstra, A., Spinnewijn, W. E. M., Verburg-Oorthuizen, A. F. E. & Verweij, H. A. (2017). NHG-Werkgroep Aspecifieke lagerugpijn. NHG-Standaard Aspecifieke lagerugpijn (tweede herziening). Huisarts Wet, 60(2), 78 84. Burgers, C., Beukeboom, C. J. & Sparks, L. (2012). Patient Education and Counseling How the doc should (not) talk: When breaking bad news with negations influences patients immediate responses and medical adherence intentions. Patient Education and Counseling, 89(2), 267 273. Doi:10.1016/j.pec.2012.08.008. Burgers, C., Beukeboom, C. J., Sparks, L. & Diepeveen, V. (2015). How (not) to inform patients about drug use: use and effects of negations in Dutch patient information leaflets, (July 2014), 137 143. Doi:10.1002/pds. Broadbent, E., Petrie, K. J., Main, J. & Weinman, J. (2006). The brief illness perception questionnaire. Journal of psychosomatic research, 60(6), 631-637. Cohen, J. (2009). Defining Identification: A Theoretical Look at the Identification of Audiences With Media Characters. Mass Communication and Society, 4(3), 245-264. Dobrian, F., Awan, A., Joseph, D., Ganjam, A., Zhan, J. & Berkeley, U. C. (2011). Understanding the Impact of Video Quality on User Engagement. ACM SIGCOMM Computer Communication Review, 41(4), 362-373. Doi:10.1145/2043164.2018478 Entman, M. Robert. (1993). Framing: Toward Clarification of A Fractured Paradigm. Journal of Communication, 43(4), 51 58. Doi:10.1111/j.1460-2466.1993.tb01304.x. Field, A. P. (2015). Discovering statistics using IBM SPSS Statistics (4e editie). London: Sage. Hoeken, H., Hornikx, J. & Hustinx, L. (2012). Overtuigende teksten: onderzoek en ontwerp. Tweede herziene druk. Bussum: Coutinho. Levin, I. P., Schneider, S. & Gaeth, G. (1998). All Frames Are Not Created Equal: A Typology and Critical Analysis of Framing Effects. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 76(2), 149 188. Doi:10.1006/obhd.1998.2804. McHorney, C. A. (2009). The Adherence Estimator: a brief, proximal screener for patient propensity to adhere to prescription medications for chronic disease. Current Medical Research and Opinion, 25(1), 215 238. Doi:10.1185/03007990802619425 19

Meyerowitz, B. E. & Chaiken, S. (1987). The effect of message framing on breast selfexamination attitudes, intentions, and behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 52, 500 510. Myers, S. S., Phillips, R. S., Davis, R. B., Cherkin, D. C., Legedza, A., Kaptchuk, T. J., Hrbek, A., Buring, J. E., Post, D., Connelly, M. T. & Eisenberg, D. M. (2008). Patient expectations as predictors of outcome in patients with acute low back pain. Journal of General Internal Medicine, 23(2), 148 153. Doi:10.1007/s11606-007-0460-5. Rothman, A. J., Salovey, P., Antone, C., Keough, K. & Drake Martin, C. (1993). The Influence of Message Framing on Intentions to Perform Health Behaviors. Journal of Experimental Social Psychology, 29, 408-433. Doi:10.1006/jesp.1993.1019. Sep, M. S. C., Van Osch, M., Van Vliet, L. M., Smets, E. M. A. & Bensing, J. M. (2014). The power of clinicians affective communication: How reassurance about nonabandonment can reduce patients physiological arousal and increase information recall in bad news consultations. An experimental study using analogue patients. Patient Education and Counseling, 95(1), 45 52. Doi:10.1016/j.pec.2013.12.022. Schiavo R. (2011) Health communication: from theory to practice. San Fransisco: Jossey- Bass, 237-280. Van Vliet, L., Van Dulmen, S., Mistiaen P. & Bensing J. (2016). De placebo-effecten van goede communicatie. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 160(D251), 1-6. Verheul, W., Sanders, A. & Bensing, J. (2010). The effects of physicians affect-oriented communication style and raising expectations on analogue patients anxiety, affect and expectancies. Patient Education and Counseling, 80(3), 300 306. Doi:10.1016/j.pec.2010.06.017. Visser, L. N. C., Hillen, M. A., Verdam, M. G. E., Bol, N., De Haes, H. C. J. M. & Smets, E. M. A. (2016). Patient Education and Counseling Assessing engagement while viewing video vignettes; validation of the Video Engagement Scale (VES). Patient Education and Counseling, 99(2), 227 235. Doi:10.1016/j.pec.2015.08.029. Vlaeyen, J. W. S., Kole-Snijders, A. M. J., Crombez, G., Boeren, R. G. B. & Rotteveel, A. M. (1995). TAMPA-schaal voor kinesiofobie: geautoriseerde Nederlandstalige vertaling. Wyllie, J., Baxter, S. & Kulczynski, A. (2015). Healthy Kids: Examining the Effect of Message Framing and Polarity on Children s Attitudes and Behavioral Intentions. Journal of Advertising, 44(2), 140 150. Doi:10.1080/00913367.2015.1018462. Zhao, X., Villagran, M. M., Kreps, G. L. & McHorney, C. (2012). Gain Versus Loss 20

Framing in Adherence-Promoting Communication Targeting Patients With Chronic Diseases: The Moderating Effect of Individual Time Perspective. Health Communication, 27(1), 75-85. Doi:10.1080/10410236.2011.569002. 21

Bijlage A Deel 1 van de vragenlijst Beste deelnemer, Fijn dat u wilt deelnemen aan dit onderzoek! Wij zijn studenten Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Dit onderzoek voeren we uit in het kader van onze bachelorscriptie en zal gaan over arts-patiëntcommunicatie. Allereerst beantwoordt u een paar algemene vragen. Vervolgens krijgt u een korte situatieschets te lezen. Voor het beantwoorden van de vragen die daarop volgen is het belangrijk dat u zich gedurende het hele onderzoek inleeft in de patiënt uit de geschetste situatie. Daarna zult u dezelfde patiënt te zien krijgen in een videofragment. Probeert u zich zo veel mogelijk in haar te verplaatsen (wat zij denkt en voelt) en beantwoordt op basis daarvan de vragen die aan u worden voorgelegd. Wij vragen u daarom om de video aandachtig te bekijken. Deelname aan het onderzoek zal ongeveer 15 tot 20 minuten duren. Bij het beantwoorden van de vragen zijn geen goede of foute antwoorden mogelijk; het gaat om uw mening. De gegevens die we in dit onderzoek verzamelen, zullen door wetenschappers gebruikt worden voor artikelen en presentaties. Natuurlijk maken we deze gegevens volledig anoniem. Tevens zullen uw gegevens nooit aan derden worden verstrekt. U doet vrijwillig mee aan dit onderzoek en kunt op elk moment tijdens het invullen van de vragenlijst uw deelname stopzetten. Voor vragen kunt u contact opnemen met onze begeleidster drs. Inge Stortenbeker (i.stortenbeker@let.ru.nl). Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking! 22

Hieronder volgen eerst een paar algemene vragen over uw persoonlijke situatie. Schrijf alstublieft uw antwoord op het lijntje, kruis aan wat op u van toepassing is of omcirkel het getal dat op u van toepassing is. Let op: U kunt maar één antwoord per vraag invullen of omcirkelen. Verder is het de bedoeling dat u geen vragen overslaat, tenzij dit wordt aangegeven. 1. Wat is uw geslacht? 0 Vrouw 0 Man 2. Wat is uw leeftijd? jaar 3. Wat is uw opleidingsniveau? Als u momenteel met een studie bezig bent, kruis deze dan aan. 0 Geen onderwijs 0 Basisschool 0 Middelbaar onderwijs 0 Lager beroepsonderwijs 0 Hoger Beroepsonderwijs (HBO) 0 Universitair (WO) 0 Anders namelijk; 4. Wat is uw burgerlijke staat? 0 Alleenstaand 0 In een relatie 0 Samenwonend of getrouwd 0 Gescheiden 0 Weduwnaar/Weduwe 5. Werkt u momenteel (betaald of vrijwillig)? 0 Ja, ik werk als; 0 Nee Als u deze vraag met nee beantwoordt, ga dan door naar vraag 7. 6. Hoeveel uur per week werkt u gemiddeld? uur per week 7. In hoeverre vindt u uw werk (betaald of vrijwillig) fysiek zwaar? Helemaal niet zwaar 1 2 3 4 5 6 7 Heel erg zwaar 23