EINDTERMEN IN HET TOEKOMSTIG ONDERWIJSLANDSCHAP: DISCUSSIENOTA

Vergelijkbare documenten
Het decreet betreffende de Vlaamse kwalificatiestructuur: aandachtspunten

Modernisering secundair onderwijs

MODERNISERING SO EN DE ONDERWIJSLOOPBAAN VAN JONGEREN. 24 oktober 2018

Kwaliteit en kansen voor elke leerling

De Vlaamse kwalificatiestructuur

Modernisering Secundair Onderwijs Wat verandert er?

De Vlaamse kwalificatiestructuur

STRUCTUUR EN ORGANISATIE. eigen keuzes school. aanbevelingen - raamtekst. regelgeving overheid

16/12/2014 VORMING VOOR DE TOEKOMST VAN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

MODERNISERING EERSTE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS

MODERNISERING SO NAAR EEN OBSERVERENDE EN ORIËNTERENDE EERSTE GRAAD

Advies over eindtermen natuurwetenschappen ASO (tweede graad) en BSO (tweede en derde graad)

Hoofdstuk I: Eindtermen de basics

Hervorming secundair onderwijs

Oriëntatienota hervorming SO

Het Vlaamse kwalificatieraamwerk. Internationaal seminarie 30 november 2009 Rita Dunon

De nieuwe eindtermen Loopbaancompetentie. Jan De Smet 6 mei 2019

3 De eerste graad van het secundair onderwijs

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie

Pedagogisch overleg 11 mei 2017

secundair onderwijs van de toekomst Ronde van Vlaanderen

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

De Vlaamse kwalificatiestructuur

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie (MO)

Infoavond secundair onderwijs. Torhout, 16 januari 19

Dag SO Workshop brede eerste graad. Hilde De Meyer Valentijn Van Hootegem

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende curriculumdossiers en leerplannen in het onderwijs

EEN KIJK OP DE BASISOPTIES IN DE EERSTE GRAAD VAN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

Pedagogisch overleg 8 mei 2017

De Vlaamse kwalificatiestructuur

Vernieuwing secundair onderwijs: een facelift of meer?

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016

Modernisering Secundair Onderwijs

Pedagogisch overleg 8 mei 2017

Toekomst secundair onderwijs tweede en derde graad: uitgangspunten, achterliggende principes en methodiek

De Vlaamse kwalificatiestructuur

Op stap met het werkboekje!?

Advies over het voorstel van specifieke eindtermen voor de optie Sportwetenschappen aso

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie (MO)

Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

1 ste graad Industriële wetenschappen en Mechanica - elektriciteit

De grote stap naar het secundair onderwijs

De afgelopen jaren zijn er een aantal knelpunten in ons onderwijssysteem gedetecteerd:

WIE IS VVKSO? VVKSO. Juridische/administratieve/pedagogischdidactische ondersteuning van scholen/sb en SG

Kwaliteit en kansen voor elke leerling. Kwaliteit en kansen voor elke leerling. Structuur rapport Krijtlijnen van vernieuwing

Aanbieden van aantrekkelijk STEM-onderwijs

Klimaat: een thema in het Vlaams onderwijs?

Hervorming secundair onderwijs

Mogelijkheden voor het keuzegedeelte in de eerste graad

Waarom modernisering?

DISCUSSIETEKST. Principes voor de eerste graad A-stroom. 1 Situering

Modernisering Secundair Onderwijs

Krachtige leeromgevingen. Groepssessie 1: Curriculum Versie groep 1

Modernisering Secundair Onderwijs versterken, verdiepen & verkennen

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 23 november 2006 STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING. Modulaire opleiding Wetenschappen - Wiskunde AO AV 011

Naar het secundair onderwijs

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

23/01/2019. naar het secundair onderwijs De grote stap naar het secundair onderwijs < eerste graad. Hoe kiezen. Studieaanbod.

Vlaanderen is onderwijs & vorming MODERNISERING SECUNDAIR ONDERWIJS WAT VERANDERT ER?

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie (MO)

Beïnvloeden internationale denkkaders Vlaamse beleidsdossiers? Een kijk vanuit het middenveld

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie (MO)

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Basiseducatie LEERGEBIED Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

A- en b-leerplannen in de eerste graad, ook voor de toekomst?

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Advies. Modernisering secundair onderwijs: maatregelen basisonderwijs en eerste graad. Brussel, 21 september 2016

Op stap naar de 1ste graad secundair onderwijs. Ik leer het secundair onderwijs kennen

ID bijdrage: Logo talenwebsite: wel niet

Profilering derde graad

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen volwassenenonderwijs voordrachten januari, februari en maart 2016

Advies over de evaluatie van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor het basisonderwijs

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie

Basiseducatie LEERGEBIED INFORMATIE EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE

STEM monitor juni 2015 RITA DUNON

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen

FLEXIBELE LEERTRAJECTEN

Modernisering SO eerste graad. Dinsdag 12 maart 2019

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

Infosessie LASSO 29 april 2013

DOCUMENT. Toelichting bij de lessentabellen. Inhoud. Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

Op stap naar het secundair onderwijs. VCLB Tienen

Voorontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie

Advies ten gronde over certificaatsupplementen

Onderwijsplanning Modernisering so

KIEZEN VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS info ouders basisonderwijs 1, 2 en 3 april 2019

De Vlaamse kwalificatiestructuur. Wegwijs in kwalificaties

OLFA EDEGEM. WELKOM op deze: info-avond voor ouders overgang secundair onderwijs

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen voor het secundair volwassenenonderwijs

Transcriptie:

EINDTERMEN IN HET TOEKOMSTIG ONDERWIJSLANDSCHAP: DISCUSSIENOTA VSKO Situering Het M-decreet, vks, masterplan hervorming so, Plan geletterdheid Verhogen 1, Europese sleutelcompetenties zijn belangrijke referentiekaders voor het concept van eindtermen in een toekomstig onderwijslandschap. In deze discussienota formuleren we aandachtspunten in functie van een toekomstig concept van eindtermen en ontwikkelingsdoelen. We maken ook gebruik van VLOR-adviezen 2. In eerste instantie nemen we het gewoon so als uitgangspunt. Ook buo, bao, vo, ho moeten mee betrokken worden in het verdere traject. Op basis van de besprekingen moeten we komen tot een aantal vuistregels voor het concept eindtermen waarop we in overleg met de overheid kunnen terugvallen. 1 Ontwikkelingsgericht perspectief Het ontwikkelingsgericht perspectief van de leerling moet meer dan vandaag het uitgangspunt zijn. Eindtermen 3 moeten differentiatie toelaten omdat: de leerlingenpopulatie meer divers is en wordt op het vlak van culturele achtergrond, gelovige achtergrond, thuistaal, socio-economische achtergrond (met o.a. toenemende kinderarmoede); inclusief onderwijs een belangrijke evolutie is in ons onderwijs; er in de A-stroom meer aandacht moet komen voor differentiatie; het de ambitie moet zijn om met elke leerling het minimale geletterdheidsniveau effectief te bereiken op het einde van het leerplichtonderwijs. 2 Minimumdoelen en leerlingenpopulatie Omschrijving van eindtermen SO in de CODEX: Art. 140. 1: De eindtermen zijn minimumdoelen die de overheid noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie in het gewoon secundair onderwijs. Met minimumdoelen wordt bedoeld : een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie. 1 http://www.ond.vlaanderen.be/geletterdheid/ Geraadpleegd op 17 januari 2015. 2 VLOR-adviezen: Een stand van zaken van de discussie in de VLOR over het concept van eindtermen en ontwikkelingsdoelen, juni 2006; Standpunt over de wijze van aanpassingen van de eindtermen, januari 2008; Advies over geletterdheid naar aanleiding van de publicatie van de PIAAC-resultaten, december 2014. 3 We hanteren in deze nota systematisch de term eindtermen, ook als we ontwikkelingsdoelen bedoelen.

2 05 2.1 Minimum bekeken vanuit maatschappelijk oogpunt Wat moet de toekomstige burger minimaal kennen/kunnen om in de maatschappij te functioneren? Wat mag de maatschappij van deze toekomstige burgers verwachten om onze samenleving vorm te geven? Dit maatschappelijk minimum moet gedurende het volledige leerplichtonderwijs een belangrijk uitgangspunt zijn voor onderwijs voor alle leerlingen ongeacht hun cognitieve capaciteiten en los van eigenheid van studiedomein en studierichting. Bij het maatschappelijk minimum maken we een onderscheid tussen geletterdheid en maatschappelijke waarden: geletterdheid: we hanteren de omschrijving uit het Plan Geletterdheid Verhogen: geletterdheid omvat de competenties om informatie te verwerven, te verwerken en gericht te gebruiken. Dit betekent met taal, cijfers en grafische gegevens kunnen omgaan en gebruik kunnen maken van ICT. Geletterd zijn is belangrijk om zelfstandig te functioneren en participeren in de samenleving en nodig om zich persoonlijk te kunnen ontwikkelen en bij te kunnen leren; maatschappelijke waarden (vandaag vooral terug te vinden in de vakoverschrijdende eindtermen): de democratische samenleving, de duurzame samenleving, de universele rechten van de mens 2.2 Minimum bekeken vanuit de structuur so Het bepalen van het minimum is afhankelijk van het perspectief van waaruit men de leerlingenpopulatie afbakent: graad, finaliteit (doorstromingsperspectief), studiedomein, studierichting. Die afbakening is belangrijk om mogelijke overgangen van leerlingen tussen studierichtingen en/of scholen te waarborgen. Ook vanuit de invalshoek van kwaliteit van onderwijs is die afbakening noodzakelijk. Bij de uitgangspunten van de eindtermen stelt men 4 : Als norm om de bereikbaarheid van een eindterm te beoordelen geldt dat de eindterm bereikbaar is voor 75% van de leerlingen van de betrokken leerlingengroep. Deze norm is een beoordelingsnorm - naast andere - voor de deugdelijkheid van de eindterm en heeft niets te maken met de kwaliteitsbeoordeling van een afzonderlijke school door de inspectie. Bedenking bij de huidige eindtermen: bij een zeer heterogene populatie die niet gelijkmatig verspreid zit in verschillende basisopties of studierichtingen kan men niet spreken van een gemiddelde leerling of normleerling (75% norm). Eindtermen kunnen zo voor een basisoptie of studierichting te hoog van niveau zijn. eindtermen voor de eerste graad A-stroom moeten bereikbaar zijn voor alle leerlingen A- stroom. De huidige basisopties zorgen vandaag (om allerlei redenen) voor een selectie op cognitief vlak. Dat eindtermen vandaag niet gerealiseerd worden in een basisoptie komt o.a. doordat de eindtermen op een te hoog niveau geformuleerd zijn voor de leerlingenpopulatie in die basisoptie. Als men eindtermen schrijft voor de heterogene A-stroompopulatie is het belangrijk om het minimale niveau te vatten dat bereikbaar moet zijn voor alle leerlingen binnen die heterogene populatie; eindtermen voor kso/tso moeten vandaag bereikbaar zijn voor alle leerlingen kso-tso. De diversiteit in abstractiegraad tussen de verschillende studierichtingen kso-tso is groter dan in aso. Ook hier kan men niet zo maar spreken van een gemiddelde leerling kso-tso maar moet de juiste leerlingenpopulatie gevat worden. Besluit: sommige eindtermen zijn vandaag voor sommige populaties (o.a. A-stroom eerste graad, kso/tso) te hoog geformuleerd. De huidige eindtermen kso-tso zijn bestemd voor een te diverse leer- 4 http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/secundair-onderwijs/eerste-graad/algemeneuitgangspunten/index.htm (Geraadpleegd op 28 januari 2015)

3 lingenpopulatie en zijn daarom te hoog gegrepen voor sommige leerlingen en te weinig ambitieus geformuleerd voor andere leerlingen. 3 Peiltoetsen en actualiseren van eindtermen Via peiltoetsen stelt men tekorten vast bij het realiseren van de bestaande eindtermen. De oorzaken van de tekorten zijn terug te brengen tot de leerplannen, de didactisch-pedagogische aanpak van de scholen ofwel tot het te hoog geformuleerde niveau van de eindtermen. Bij de actualisering van eindtermen moet je de oorzaken van de tekorten duidelijk kunnen situeren, zoniet krijg je een inflatie aan eindtermen (cf. ET Taalbeschouwing). Dat komt noch de realisatie van het maatschappelijk minimum noch de realisatie van wat eigen is aan een studiedomein/studierichting ten goede. 4 Eindtermen en descriptoren Het gebruik van descriptorelementen is niet aangewezen bij eindtermen. Begrippen als context, autonomie en verantwoordelijkheid kan je niet toepassen op brede algemene vorming. Wat betekent bv. autonomie bij wiskundige vorming? Wat betekent context bij de vakoverschrijdende eindtermen voor burgerzin? Deze begrippen kan je niet aanwenden als het gaat om persoonsvorming. Onderwijs moet de ambitie hebben om alle jongeren te vormen (zo ver mogelijk te brengen) tot kritische democratische burgers die verantwoordelijkheid kunnen/willen opnemen voor hun persoonlijk leven en voor de maatschappij. Het uitgangspunt moet zijn dat alle burgers autonoom en verantwoordelijk handelen in de maatschappelijke context. Descriptoren kunnen geschikt zijn in een beroepscontext. 5 Eindtermen voor so in de toekomst 5.1 Algemeen Eindtermen moeten zowel qua inhoud als qua abstractiegraad passen in de matrixstructuur. Sommige eindtermen in arbeidsmarktgerichte studierichtingen moeten vormingsaspecten van beroepskwalificaties realiseren. De matrix is het kader dat gehanteerd wordt om voor de tweede en de derde graad minimumdoelen en leerlingenpopulatie af te bakenen. De eindtermen die slaan op maatschappelijke waarden worden niet gekoppeld aan een graad; ze zijn gedurende het volledige leerplichtonderwijs een uitgangspunt voor alle leerlingen (ongeacht de plaats in het studiedomein). De eindtermen geletterdheid moeten door de leerlingen rechts in de matrix op het einde van het leerplichtonderwijs effectief gerealiseerd zijn. Daarom worden ze niet op het niveau van de graad geformuleerd. Geletterdheid is impliciet vervat in de eindtermen van de leerlingen van de eerste graad A- stroom. 5.2 Eerste graad In de eerste graad A-stroom zijn de eindtermen inhoudelijk een logische verderzetting van de eindtermen basisonderwijs. Vooral het minimale niveau dat bereikbaar moet zijn voor alle leerlingen moet meer dan vandaag een aandachtspunt zijn bij het formuleren van eindtermen. De eindtermen van de tweede graad (vooral het abstractieniveau) zijn bakens om de differentiatie in de eerste graad vorm te geven. We gaan bij oriënteringsadviezen uit van een ontwikkelingsgericht perspectief

4 05 waarbij leerlingen ook na de eerste graad nog kunnen groeien in abstraherend vermogen. Het groeipotentieel moet men echter in de eerste graad in belangrijke mate kunnen detecteren. Leerlingen zonder getuigschrift basisonderwijs stromen in de toekomst door naar de B-stroom. Zij moeten de eindtermen geletterdheid effectief realiseren op het einde van het leerplichtonderwijs. Dat moet een voortdurend aandachtspunt zijn gedurende het volledige traject. Die eindtermen worden daarom niet op graadniveau geformuleerd. Sommige eindtermen zal je wel op het niveau van de graad kunnen formuleren; het betreft vormingscomponenten die betrekking hebben op het communicatieve, het historische, het muzische, het wetenschappelijke, lichaamsbeweging. Het zijn eindtermen die contexten aanreiken waarbinnen je kan werken aan geletterdheid. Die eindtermen zorgen voor een groeilijn waarbij voortdurend het aspect geletterdheid meegenomen wordt. 5.3 Tweede graad In de tweede graad zien we vandaag drie grote stromen op basis van de onderwijsvormen: 45,4 % aso / 30,5 % tso / 2,1% kso / 22 % bso (cijfers 2013-2014) 5. In de toekomst worden de studierichtingen in de tweede graad geordend volgens een driedeling (binnen kader van de matrix), los van de bestaande onderwijsvormen. Hiermee doen we geen uitspraak over het aantal studierichtingen in de tweede graad en in een studiedomein. Behalve de plaats op het continuüm kunnen ook studiedomein en beroepskwalificaties een rol spelen bij de afbakening van de eindtermen. Voor de eerste groep (rechts in de matrix) zien we een leerlingenpopulatie waarvan we verwachten dat ze doorgroeien naar een arbeidsmarktgerichte studierichting. We schatten deze stroom op 20 tot 25 % van de totale leerlingenpopulatie tweede graad. Vanuit het ontwikkelingsperspectief vormt geletterdheid nog steeds de rode draad in de gehele vorming. Sommige leerlingen kunnen voor bepaalde aspecten een hoger niveau bereiken. De eindtermen van de eerste graad A-stroom (eventueel sommige eindtermen van de middengroep van de tweede graad) vormen dan een baken om te differentiëren. Daarnaast zullen ook een beperkt aantal eindtermen gerealiseerd moeten worden die gericht zijn op vormingscomponenten (cf. eerste graad). Sommige brede aspecten van meerdere beroepskwalificaties worden in eindtermen opgenomen. Op die manier zal de vertaalslag van beroepskwalificaties naar onderwijskwalificaties ook een weerslag hebben op de inhoud van eindtermen. Voor de middengroep zien we een leerlingenpopulatie die op het einde van de tweede graad voor alle vormingscomponenten een hoger niveau moet bereiken dan het geletterdheidsniveau. We schatten deze stroom op 20 tot 25% van de totale leerlingenpopulatie tweede graad. Die leerlingen kunnen abstracte concepten hanteren in een concrete context. Het spontaan transfereren naar nieuwe contexten is voor velen niet van toepassing. Ook op het vlak van luisteren, lezen, spreken, schrijven bereiken zij een hoger niveau dan het functionele geletterdheidsniveau 6. Het zijn leerlingen waarvan we verwachten dat ze doorgroeien naar een studierichting met een dubbel profiel nl. doorstroom- en arbeidsmarktgericht. Bepaalde generieke brede vormingsaspecten van meerdere beroepskwalificaties kunnen in de eindtermen opgenomen worden. Op die manier zal de vertaalslag van beroepskwalificaties naar onderwijskwalificaties ook een weerslag hebben op de inhoud van eindtermen. Vanuit ontwikkelingsperspectief kunnen we verwachten dat sommige leerlingen (eerder uitzonderlijk) doorgroeien naar een doorstroomgerichte studierichting. Opmerking: voor deze leerlingenstroom is het belangrijk dat er in de toekomst een volwaardig aanbod aan HBO5-opleidingen komt. 5 Cijfers berekend vanuit gegevens statistisch jaarboek (http://onderwijs.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken) 6 Voor concrete voorbeelden van beheersingsniveaus zie leerplan Nederlands: D/2012/7841/001

5 Voor de derde groep (links in de matrix, meest abstraherend) zien we leerlingen die op het einde van de tweede graad (vaak nog onder begeleiding) moeten kunnen abstraheren, transfereren, decontextualiseren. De onderzoekscompetentie wordt (onder begeleiding) ontwikkeld. We schatten deze stroom op 55 tot 60% van de totale leerlingenpopulatie tweede graad. Het zijn leerlingen waarvan we verwachten dat ze doorgroeien naar een doorstroomgerichte studierichting in de derde graad. We zien in die groep ook een grote gemeenschappelijkheid in vorming. Het eigene van een studiedomein kleurt de eindtermen maar overgangen tussen studiedomeinen blijven mogelijk. Ook hier stellen we het ontwikkelingsperspectief voorop. Sommige leerlingen binnen die groep hebben nog geen uitgesproken interesse voor een bepaald studiedomein. Opmerking: driedeling versus onderwijsvormen De driedeling mag niet geïnterpreteerd worden als het bestendigen van de huidige driedeling aso / kso-tso / bso. We zien in de nieuwe driedeling in de eerste groep (rechts in de matrix) zowel de huidige bso als sommige kso/tso leerlingen die vandaag in bepaalde studierichtingen zitten (techniekenrichtingen, Bio-esthetiek, Brood en banket ). In de middengroep zien we leerlingen die vandaag in studierichtingen zitten zoals STW, Handel, techniekenrichtingen, Bio-esthetiek maar ook sommige leerlingen die vandaag in studierichtingen zitten zoals Techniek-wetenschappen, Elektromechanica In de derde groep zien we de huidige leerlingen aso maar ook de meeste leerlingen uit IW, EM, TW, Biotechnische wetenschappen en ook sommige leerlingen uit STW, Handel. Het belangrijke onderscheid tussen de huidige onderwijsvormen en de nieuwe driedeling in de tweede graad is het abstractieniveau van de leerlingen. Vandaag zijn er in kso/tso leerlingen die qua abstractiegraad aan de ene kant aansluiten bij leerlingen aso en aan de andere kant aansluiten bij leerlingen bso. 5.4 Derde graad De matrix gaat uit van een driedeling nl. doorstroming / doorstroming + arbeidsmarkt / arbeidsmarkt. Als je uitgaat van het abstractieniveau van de leerling is het beter te kiezen voor een vierdeling; de eindtermen van de derde graad zijn fijnmaziger dan de eindtermen van de tweede graad en hebben vooral het doorstroomperspectief als uitgangspunt. Behalve de plaats op het continuüm kunnen ook studiedomein en beroepskwalificatie(s) een rol spelen bij de afbakening van de minimumdoelen: de arbeidsmarktgerichte stroom (rechts in de matrix): voor de vorming oriënteren we ons op een minimaal geletterdheidsniveau. Daarnaast zal ook een beroepskwalificatie als referentiekader gehanteerd worden. Een beperkt aantal eindtermen slaan op de brede vorming en op een aantal brede vormingsconcepten die opgenomen zijn in één of meerdere beroepskwalificaties. Deze leerlingen kunnen direct doorstromen naar de arbeidsmarkt of eventueel een Se-n-Se opleiding volgen; de doorstroom- en arbeidsmarktgerichte stroom (midden van de matrix): om de kansen op doorstroom naar het hoger onderwijs (vooral specifiek arbeidsmarktgerichte opleidingen HBO5) te waarborgen is een hoger niveau nodig dan het minimaal geletterdheidsniveau. Ook één of meerdere beroepskwalificaties worden als referentiekader gehanteerd. Sommige leerlingen zullen eerder opteren voor een Se-n-Se of onmiddellijk doorstromen naar de arbeidsmarkt; de doorstroomgerichte leerlingenstroom (zowel naar academische als professionele bachelor): de startcompetenties van het hoger onderwijs is voor beide stromen verschillend. De finaliteit van het secundair onderwijs moet zich voor deze doorstroomleerlingen gedeeltelijk richten op die startcompetenties. De startcompetenties kunnen slaan op deels brede aspecten (taal, wiskunde ) en deels specifieke aspecten eigen aan het studiedomein (technisch, natuurwetenschappelijk, sociaal, economisch ). Om de aansluiting met het hoger onderwijs te waarborgen opteren we voor twee niveaus van eindtermen waarbij vooral voor de brede aspecten het ab-

6 05 stractieniveau de determinerende factor is. Overigens stelt ook de overheid: Een andere ordening houdt geenszins in dat de sterke richtingen verdwijnen. 7 6 Onderwijskwalificaties / eindtermen en beroepskwalificaties Algemeen kan men onderwijskwalificaties binnen voltijds SO onderverdelen in: - onderwijskwalificaties die een beroepskwalificatie nastreven (al of niet doorstroomgericht); - onderwijskwalificaties die louter gericht zijn op doorstroming naar het hoger onderwijs. Opmerking: in het decreet betreffende de kwalificatiestructuur is enkel sprake van onderwijskwalificaties op het niveau van de tweede graad bso en op het niveau van de derde graad aso, bso, kso, tso. De tweede graad aso, kso, tso is hierbij niet opgenomen. Studierichtingen (onderwijskwalificaties?) in de toekomst krijgen vorm door een studierichtingsprofiel. Een studierichtingsprofiel bevat volgende elementen: - plaats van de studierichting in de matrix; - omschrijving van het beoogde leerlingenprofiel en de finaliteit van de studierichting; - omschrijving van de beoogde vorming vanuit de plaats in de matrix (abstractiegraad, studiedomein). De eindtermen en beroepskwalificaties worden gebruikt als referentiekader; - omschrijving van de context waarbinnen de vorming gesitueerd wordt (bv. omschrijving van de context voor de studierichting Hout-bouwkunde, de context voor de studierichting Toegepaste economische wetenschappen ). Voor de studierichtingen die gekoppeld zijn aan beroepskwalificaties is de context de beroepscontext van de beginnende beroepsbeoefenaar. Opmerking: context is smaller dan studiedomein. Vaak zullen er binnen een studiedomein meerdere studierichtingen terug te vinden zijn op dezelfde plaats binnen de matrix. Het verschil tussen deze studierichtingen is dan de context. Studierichtingsprofielen die verwijzen naar beroepskwalificaties houden rekening met een aantal criteria: de beginnende beroepsbeoefenaar wordt als uitgangspunt genomen; men houdt rekening met de haalbaarheid op vlak van veiligheid. Bv. werken met een slijpschijf is niet verantwoord in de tweede graad; de activiteiten moeten infrastructureel voor scholen haalbaar zijn of moeten op een realistische wijze aan bod kunnen komen via stages/werkplekleren; bij de vertaalslag wordt voor beroepsmatige competenties rekening gehouden met de niveaudescriptoren; niet alle aspecten van een beroepskwalificatie kunnen in een onderwijscontext (dus ook niet via werkplekleren) gerealiseerd worden. Hoe kan je bv. omgaan met werkdruk realiseren? Ook hier heeft men oog voor het ontwikkelingsperspectief van de leerling en de toekomstige werknemer. De ontwikkeling stopt niet na het behalen van een diploma so. Leerplannen moeten op een herkenbare wijze het studierichtingsprofiel realiseren. 7 http://www.hervormingsecundair.be/krachtlijnen/matrixstructuur/ Geraadpleegd op 17 januari 2015

7 7 Vragen Maken we in de toekomst nog een onderscheid in eindtermen en ontwikkelingsdoelen? Hoe formuleren we in de toekomst eindtermen: breed of gedetailleerd? Is het onderscheid tussen vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen nog relevant? Slaat dit niet op methodiek en behoort dit dus niet tot de autonomie van de onderwijsverstrekker? Is het onderscheid basis/specifiek nog relevant als we eindtermen ordenen volgens de matrix? 8 Tijdpad bij het invoeren van geactualiseerde of nieuwe eindtermen Omwille van planlast moeten scholen (m.i.v. leerplanontwikkelaars), begeleiding, nascholing, uitgeverijen voldoende tijd krijgen om de vernieuwing (actualisatie) voor te bereiden. Na de bekrachtiging van de eindtermen in het Vlaams parlement zou aan scholen een schooljaar de tijd moeten gegund worden om zich voor te bereiden. De overheid zou transparant haar agenda van actualisatie/vernieuwingstraject m.b.t. eindtermen moeten communiceren aan de onderwijsverstrekker. We denken hierbij aan een agenda van vijf jaar (tijd van één legislatuur).