VCM Opmerkingen Openbaar Onderzoek MAP5

Vergelijkbare documenten
Uitrijden effluent binnen MAP 5

Uitrijden effluent binnen MAP 5

Uitrijden effluent binnen MAP 5

MAP V en de sierteelt wat zit erin voor u? Studieavond bemesting in de vollegrondssierteelt - Destelbergen 28 mei 2015

MAP 6 OP DE VALREEP GOEDGEKEURD

1 Aanduiding van focusgebieden en focusbedrijven

Wat brengt MAP 6 voor de Vlaamse landbouwer?

Wat brengt MAP 6 ons?

MAP5 Het oog op een betere waterkwaliteit met respect voor de bodem

Het mestdecreet Waar staan we er (voor)?

VLM - acties rond de Heulebeek. Charline Vanneste Celhoofd Bedrijfsdoorlichting Mestbank Regio West

Vlaanderen is open ruimte. overzicht wijzigingen VLAAMSE LAND MAATSCHAPPIJ. vlm.be

Actua Bemesting. Dominique Van Haecke. PCS Studiedag Boomkwekerij 2016, 4 februari 2016, Destelbergen 1

Inhoud. Studie-avond spuiwater 16/03/2015

Uitrijregeling. De uitrijperiode is afhankelijk van de volgende parameters:

Karakterisatie eindproducten van biologische verwerking

Actieprogramma Nitraatrichtlijn MAP 5

Veelgestelde vragen bij het nieuwe actieprogramma

Studie-avond spuiwater. Inhoud 11/03/2015

Weetjes over het nieuwe MAP IV

Mestbank - Krachtlijnen MAP5 ( )

Controle van mesttransporten in Vlaanderen. Emilie Snauwaert Adviseur VCM

MAP6 Ho e benaderen? Bart Debussche

Mestrapport over de mestproblematiek in Vlaanderen

MAP V en de sierteelt wat zit erin voor u?

DEROGATIEVOORWAARDEN 2016

Jaarlijks symposium Vlaco vzw, 16 juni 2011 Hof Ter Velden (Baasrode)

Werkzame stikstof v.s. Totale stikstof

DEROGATIEVOORWAARDEN 2015

1. INLEIDING Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCMvzw)

3 november 2011 Ben Rooyackers

ILVO. Nieuwe organische meststoffen: wat zijn ze waard?

VOORWAARDEN AANVRAAG DEROGATIE 2019

Mest zo efficiënt mogelijk gebruiken

Kansen/knelpunten mestverwerking en -afzet

Derogatie / BKM Campagne 2017

Derogatie / BKM /

Actieprogramma ter uitvoering van de Nitraatrichtlijn

Quickscan energie uit champost

MestBEwerking en VERwerking in Vlaanderen Emilie Snauwaert, VCM

Studieavond Industriebloemkool 19 februari Bart Debussche

1 Wat houdt de vanggewasregeling in?... 2

Mest, mestverwerking en wetgeving

Technische fiche activiteit TRA ACT 125 versie n 2 11/06/2015

TOELICHTING BIJ HET OVERZICHT AFKEURINGEN EN SANCTIES DEROGATIE 2016

Organische bemesting. Org. Wat en hoe?

MAP 5 in de tuinbouw. Wase Tuinders 28/01/2016 Micheline Verhaeghe

TRAJECTEN MESTVERWERKINGSTECHNIEKEN

Recuperatie van fosfor uit varkensmest en digestaat SAMENVATTING

Opzet veldproeven. Greet Ghekiere, Inagro Céline Vaneeckhaute, Ugent

Aardappelen. Toepassing van spuiwater in aardappelen: wat is het en wat is het waard? Wendy Odeurs, Jan Bries Bodemkundige Dienst van België vzw

VCM-ENQUETE OPERATIONELE STAND VAN ZAKEN MESTVERWERKING IN VLAANDEREN

Bemestingswaarde van nabehandelde digestaatproducten

VCM-ENQUETE OPERATIONELE STAND VAN ZAKEN MESTVERWERKING IN VLAANDEREN

Kosten/baten-analyse MC-installaties en gebruikerservaringen MC

ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011

AFZET VAN DIGESTAATPRODUCTEN IN VLAANDEREN

VCM ENQUETE OPERATIONELE STAND VAN ZAKEN MESTVERWERKING IN VLAANDEREN

Wat moet de landbouwer doen? - Vlaamse Landmaatschappij

Mestscheiding Annelies Gorissen

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID. Leefmilieu, Natuur en Energie

Gelet op het koninklijk besluit van 6 oktober 1977 betreffende de handel in meststoffen en bodemverbeterende middelen;

Stand van zaken MAP 6

Resultaten VCM-enquête 2009: Stand van zaken mestverwerking in Vlaanderen periode 1 juli juni Persconferentie 14 januari 2010

Toelichting MAP 6 Land- en tuinbouwers. 9 juli: PIBO, Tongeren

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

Focusbedrijven en nitraatresidu. Gebieds- én bedrijfsspecifieke

VCM-ENQUETE OPERATIONELE STAND VAN ZAKEN MESTVERWERKING IN VLAANDEREN

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering

PRAKTIJKGIDS FOSFORBEMESTING

Actieprogramma ter uitvoering van de Nitraatrichtlijn ONTWERP

Milieukundig en economisch verantwoord fosforgebruik

VCM-ENQUETE OPERATIONELE STAND VAN ZAKEN MESTVERWERKING IN VLAANDEREN

Strategieën voor graslandbemesting

> Retouradres Postbus EK Den Haag Directoraat-generaal Agro

Workshop Innovatie in mestverwerking en vermarkting Bert Bohnen en Frederik Accoe

Mestscheiding, waarom zou u hiermee aan de slag gaan?

N-index: wat zeggen de cijfers?

Composterings en vergistingssector combineren materiaal en energierecuperatie

Op weg naar een efficiëntere bemesting

ECOLOGISCHE EN ECONOMISCHE VOORDELEN DIGESTAAT

Met compost groeit de prei als kool

Transport van ruwe en verwerkte mest. Themadag Van stal tot akker, Brugge 29/11/2013

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

Milieuaspecten en wetgeving i.v.m. strooien van (kunst)mest

Het belang van organische stof en het verband met fosforbeschikbaarheid

Workshop Strategisch bemesten met lokale en dierlijke nutriënten uit vergisting. Welkom!

De bemesting van fruitbomen volgens de mestwetgeving

Mestwetgeving MAP5. Erkende mestvoerders december 2015

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

Correct spuistroomgebruik = drastische verbetering lokale waterkwaliteit

1 Wat houdt de vanggewasregeling in?... 2

28/1/2018, Annelies Vermeiren. Waterfactuur

van Tinne Rombouts, Wilfried Vandaele, Francesco Vanderjeugd, Elke Wouters, Bart Dochy en Sofie Joosen

PERSBERICHT. Congres ManuREsource brengt internationale expertise rond mest opnieuw samen. 17 December 2015

TOESPRAAK DOOR MINISTER KRIS PEETERS VLAAMS MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, ENERGIE, LEEFMILIEU EN NATUUR AGRIFLANDERS 11 JANUARI 2007

Opties voor duurzaam stikstof- en koolstofbeheer in intensieve teelten

Toelichting vzw De Mestverwerkers

Karakterisatie eindproducten van biologische verwerking

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Transcriptie:

VCM Opmerkingen Openbaar Onderzoek MAP5 1. Uitrijregeling effluent Uitrijden effluent in MAP 4: 16/02 tem 31/08 170 kg Ntot/ha 31/07) 30 kg Ntot/ha vóór 1/9 1/09 tem 15/02 30 kg Ntot/ha (waarvan 10 kg Nmin/ha) Max 0.6 kg Ntot/ton Gewas aanwezig Uitrijden effluent in MAP 5: Niet-focusbedrijf (in voege in 2015) 16/02 tem 31/08 170 kg Ntot/ha 31/07) tem 31/08 36 kg Nmin (alle meststoffen) vóór 1/9 1/09 tem 15/10 10 kg Nmin/ha 16/10 tem 15/11 10 kg Nmin/ha Gewas aanwezig 16/01 tem 15/02 10 kg Nmin/ha Gewas aanwezig Focusbedrijf (in voege vanaf 2016) 1/03 tem 15/08 170 kg Ntot/ha 10 kg Nmin/ha 31/07) tem 31/08 (enkel effluent & op grasland minerale meststoffen vóór 1/9 onbeperkt) 1/09 tem 15/10 10 kg Nmin/ha 16/10 tem 15/11 10 kg Nmin/ha Gewas aanwezig 16/01 tem 15/02 10 kg Nmin/ha Gewas aanwezig 16/02 tem 1/03 170 kg Ntot/ha Gewas aanwezig Opmerking: De nieuwe regeling betekent in de praktijk een belangrijke inperking van het gebruik van effluent in de verbodsperiode. Het voorstel in zijn huidige vorm heeft een grote impact op de bestaande biologieën. Gezien de landbouwers vooral in de winterperiode gebruik maken van de afzet naar mestverwerking, betekent dit dat de bestaande opslagcapaciteit voor effluent ver overschreden zal worden, temeer omdat verwacht wordt dat de voorgestelde bemestingsnormen binnen MAP5 zullen leiden tot een verhoogde afzet naar verwerking. Dit alles zonder overgangsperiode, hetgeen de

mestverwerkers niet de kans laat stocks bij te bouwen (daar waar nog voldoende ruimte aanwezig is en waar het vergunningstechnisch mogelijk is!). Gezien de landbouwers ook voor groenbemesters een bemesting voorzien, zal ongetwijfeld teruggegrepen worden naar een verhoogd gebruik van minerale meststoffen, een ongewenst neveneffect van dit nieuwe MAP. Een gift van 10 eenheden Nmin op focusbedrijven (het gros van de biologieën is gelegen in focusgebied) is te minimaal om een goed vanggewas te hebben. De studie rond vanggewassen die in 2014 werd uitgevoerd in opdracht van de Mestbank, toont aan dat het effect op de minerale reststikstof in de bodem van een bemesting van 60 kg Ntotaal in het najaar niet significant is bij vanggewassen ingezaaid vóór 1/09. Het valt bovendien op dat het effluentgebruik ook sterk wordt geviseerd in het onderscheid tussen focusbedrijven en niet-focusbedrijven. Zelfs voor focusbedrijven die in Klasse I vallen van het nitraatresidu, gelden verstrengde maatregelen. Voor focusbedrijven in Klasse II en III van het nitraatresidu, gelden bijkomende maatregelen. De complexiteit van bovenstaande tabellen, in combinatie met de bijkomende maatregelen voor effluent op focusbedrijven van Klasse II en III leiden tot een kluwen van tijdstippen, toe te dienen hoeveelheden, en voorwaarden (vanggewas, gewas aanwezig, etc. etc.). Het wordt voor de loonwerker en afnemer zeer moeilijk om voor elk bedrijf specifiek de do s en don ts te kennen. Het feit dat op focusbedrijven bemesting met minerale meststoffen op grasland kan tot 31/08, moet doorgetrokken worden naar effluent, gezien effluent bijna uitsluitend bestaat uit snel beschikbare stikstof. Er is dus geen reden om tussen beide producten een onderscheid te maken. Om deze verschillende redenen, stelt het VCM voor de uitrijregeling voor effluent binnen MAP5 enigszins aan te passen. Gezien wij ons volledig scharen achter het besluit om een algemeen verbod van 16/11 tem 15/01 in te voeren, stellen wij volgend systeem voor: Niet-focusbedrijf (in voege in 2015) 16/02 tem 31/08 170 kg Ntot/ha 31/07) 36 kg Nmin/ha vóór 1/09 1/09 tem 15/10 30 kg Ntot/ha 16/10 tem 15/11 30 kg Ntot/ha Gewas aanwezig 16/01 tem 15/02 30 kg Ntot/ha Gewas aanwezig Focusbedrijf (in voege vanaf 2016) 1/03 tem 15/08 170 kg Ntot/ha 20 kg Ntot/ha 31/07) vóór 1/09 Grasland: tot 31/08 170 kg Ntot/ha 1/09 tem 15/10 20 kg Ntot/ha 16/10 tem 15/11 20 kg Ntot/ha Gewas aanwezig 16/01 tem 15/02 20 kg Ntot/ha Gewas aanwezig 16/02 tem 1/03 170 kg Ntot/ha Gewas aanwezig

Met deze aangepaste maatregel, die zowel versoepelingen als verstrengingen van het huidig systeem omvat, wordt nog steeds de aangepaste verbodsperiode voor focusbedrijven gerespecteerd. Focusbedrijven zijn verplicht om, als de hoofdteelt het toelaat, een vanggewas in te zaaien. Zonder meststofgift zal dit vanggewas minder goed groeien en zijn functie onvoldoende vervullen, vandaar het voorstel om ook op focusbedrijven na de hoofdteelt een beperkte gift van 20 kg Ntot/ha (uit effluent!) toe te staan. 2. Transportreglementering In het Actieprogramma staat vermeld dat het voor- en namelden van alle burenregelingen een zware administratieve last vormt voor de landbouwers en technisch moeilijk te realiseren is voor de overheid. Ook hier is er sprake van een zekere discrepantie tussen hetgeen voor landbouwers als administratieve last wordt beschouwd, en hetgeen voor mestverwerkers van toepassing was binnen MAP4. De mestverwerkingssector wordt zeer nauw opgevolgd, we verwachten dan ook een billijke verdeling van de administratieve lasten. 3. Controle en handhaving In Tabel 17 van het Actieprogramma staan de geplande controleacties opgelijst binnen MAP5. Zoals vermeld wordt de mestverwerkingssector zeer nauw opgevolgd, getuige ook deze tabel. Opnieuw bemerken we echter dat de discrepantie tussen de terreincontroles van de landbouwers en mestverzamelpunten en de administratieve en terreincontroles van de mestverwerking toch wel zeer groot is. Een meer gelijkmatige verdeling van de controles lijkt ons hier aan de orde, temeer omdat de sterke differentiatie tussen focus- en niet-focusbedrijven, alsook tussen de bemestingsnormen in verschillende fosforklassen voor landbouwbedrijven een zeker leerproces zal moeten doormaken, lijkt het aangewezen om de controle-inspanningen van de medewerkers van de Mestbank meer evenredig te verdelen over landbouwbedrijven en mestverwerkingsinstallaties. 4. Bedrijfsbalans en bedrijfsforfaits Mest die met onrealistisch hoge inhoudswaarden binnenkomt op een mestverwerkingsinstallatie zorgt voor niet-sluitende balansen. Dit is veruit het grootste probleem in de mestverwerkingssector op vandaag, en maakt het zeer moeilijk om op een professionele en correcte manier de administratieve plichten te vervullen. Het pilootproject rond bedrijfsforfaits lijkt een eerste stap in de juiste richting, maar de invoering ervan loopt helaas achter op het in voege treden van MAP5. De sector vreest immers dat het huidige probleem nog veel groter zal worden door de verstrenging van de bemestingsnormen. Gezien de enorme impact op de fosforplaatsingsruimte vanaf 2017, wanneer de bedrijven zonder analyses de bemestingsnormen van Klasse IV moeten hanteren, verwachten we een grote verwerkingsvraag voor mest met hoge fosforwaarden. De afzetmarkt van deze producten, voornamelijk Frankrijk, krimpt, en is tevens geen vragende partij voor producten met hoge fosforinhouden. Hoe hiermee om te gaan? Bovendien pleit het VCM ervoor om bij het invoeren van de bedrijfsforfaits aan de afnemers de keuze te laten of ze werken met de vastgelegde bedrijfsforfait van de producent van de mest, of zelf een analyse nemen om de exacte inhoud te bepalen. Zowel voor akkerbouwers als mestverwerkers kan het cruciaal zijn om de exacte inhoud te kennen. De huidige manier van werken met onrealistische inhoudswaarden, heeft een zeer nefaste impact op de professionele werking van de mestverwerkingssector, en vraagt dan ook uiterst dringend om een oplossing.

5. Meer inzicht in het gebruik en de afzet van minerale meststoffen Het VCM pleit voor meer inzicht in het gebruik en de afzet van minerale meststoffen. Verschillende producten uit de mestverwerkingssector hebben een hoog aandeel minerale nutriënten (effluent, dunne fractie digestaat), maar het gebruik ervan wordt gefnuikt door sterke gebruikslimieten en beperkingen van het gebruik in de tijd. Met het gebruik van minerale meststoffen wordt veel flexibeler omgegaan, en bovendien is er geen sluitend beeld op het gebruik in Vlaanderen. In beide gevallen gaat het om anorganische nutriënten, de discriminatie tussen beide is louter gebaseerd op een verschil in oorsprong (industrie versus dierlijk). Bij een verdere verstrenging van de fosforbemestingsnormen tot suboptimale hoeveelheden, zal onvermijdelijk teruggegrepen worden naar het gebruik van minerale nutriënten. Het VCM is van mening dat MAP 5 het gebruik van minerale meststoffen zal stimuleren. Zonder bijkomende controles op het gebruik ervan vrezen we dat het actieprogramma zijn beoogde effect op de waterkwaliteit zal missen. Een eerste stap die onmiddellijk van start kan gaan, is bij bedrijfsdoorlichtingen extra aandacht besteden aan het gebruik van minerale meststoffen. 6. Positieve discriminatie ten gunste van compost en stalmest Het 4 e Actieprogramma voorziet de mogelijkheid om slechts 50% van de P-bemesting met groen- of GFT-compost in de bedrijfsbalans op te nemen. Vlaanderen wenst deze mogelijkheid in het 5 de Actieprogramma te behouden en ze uit te breiden naar andere soorten compost en stalmest. Daarom zal de vrijstelling om slechts 50% van de P uit stalmest en andere compost dan groen- of GFT-compost in de bedrijfsbalans in aanmerking te nemen, worden voorbehouden voor bodems van Klasse I en II. Het VCM is er sterke voorstander van om de producten waarvoor deze mogelijkheid wordt voorzien niet te benoemen met een vrij generiek begrip zoals compost. Er zijn verschillende producten, zoals champost, gedroogde producten, of producten die een bekalking hebben ondergaan, die qua stikstof- en fosforinhoud aanleunen bij compost of stalmest. Door in deze fase de producten al te benoemen als compost en stalmest, wordt prioriteit gegeven aan het TYPE product, en de productiemethode, maar niet aan de samenstellingsvereisten. Het is onmogelijk nu al te weten welke producten die mogelijks zeer interessant kunnen zijn voor een duurzaam bodembeheer en het sluiten van de nutriëntenkringloop, binnen de komende 4 jaar op de markt zullen komen. Het VCM pleit ervoor om de termen compost en stalmest te schrappen en te vervangen door producten met een minimale C/P-verhouding van. of producten met een maximale OUR (Oxygen Uptake Rate) van. Zo wordt innovatie in technieken gestimuleerd, en kan er geen verwarring ontstaan over : wat is nu juist compost, en vanaf wanneer mag men een product als compost classificeren. Bovendien is het VCM sterke voorstander om niet enkel de gecertificeerde composten op te nemen in deze uitzonderingsmaatregel, maar ook de niet-gecertificeerde producten zonder OBA s. Voor dergelijke producten is een certificering namelijk niet vereist, en desondanks zijn het producten met een uiterst interessante samenstelling voor humusopbouw in de Vlaamse bodems. Verder wordt het argument dat deze regeling voor stalmest niet te verantwoorden is voor bodems van Klasse III en IV, maar wel voor groen- en gft-compost, als vrij zwak ervaren. Het fosfaatgehalte van groencompost ligt immers in dezelfde grootte-orde als dat van stalmest. Het fosfaatgehalte van gft-compost ligt daar zelfs nog een stuk boven. Wat nog belangrijker is: er is in de wetenschappelijke wereld algemeen consensus dat de fosfaat aanwezig in groen- en gft-compost niet opneembaar is door het gewas. Door het gebruik ervan toe te laten aan 50% op bodems van Klasse III en IV, worden

deze aangereikt met niet-opneembare fosfor, hetgeen niet de bedoeling kan zijn. De gehalten staan in onderstaande tabel. Product Fosfaatgehalte (kg P2O5/ton) Groencompost 2.8 GFT-compost 7 Stalmest 4 Bron: Vlaco en Mestwegwijzer Bodemkundige Dienst We zouden er dan ook voor pleiten om discriminatie tussen deze evenwaardige producten te vermijden, en ofwel ervoor kiezen om het gebruik aan 50% P2O5-gehalte toe te staan op alle bodemklasses voor alle producten die aan de voorwaarden voldoen, of de uitzondering enkel toe te laten op bodems van Klasse I en II, opnieuw voor alle producten. 7. Verbeterde valorisatie van nutriënten Het VCM ondersteunt de idee van de Vlaamse Regering om een transitie van nutriëntverwijdering naar nutriëntrecuperatie tot stand te brengen. Mest is inderdaad één van de nutriëntbronnen met het grootste potentieel tot nutriëntrecuperatie in Vlaanderen. Gezien het systeem van mestverwerking in Vlaanderen logistiek ver gevorderd is, bevindt zich hierin een opportuniteit om Vlaanderen tot één van de topregio s in Europa voor nutriëntrecuperatie uit mest te maken. Op dit moment is de mestverwerkingssector sterk gericht op nutriëntverwijdering, omdat er geen alternatieven zijn waarbij de stikstof kan verwerkt worden op zo n manier dat ze niet meer als dierlijke mest op de Vlaamse landbouwbodem terechtkomt. Er bestaan namelijk geen technieken, uitgezonderd de zure luchtwasser, die van dierlijke stikstof een minerale meststof kunnen maken. Daarom heeft het VCM er reeds vele malen voor gepleit om meststoffen met hoge stikstofwerkzaamheid in de categorie andere meststof onder te brengen. Het pilootproject pro rato voor digestaat kan hier een eerste stap in betekenen, maar het VCM benadrukt dat niet alleen vergistingsinstallaties in aanmerking mogen komen voor nutriëntrecuperatie. Ook mestverwerkers moeten de kans krijgen om nutriënten uit mest te recupereren die het statuut dierlijke mest kunnen kwijtraken, door bijvoorbeeld doorgedreven scheidingsstappen toe te passen. Op dit moment zijn er in Vlaanderen geen dergelijke systemen in gebruik, juist omdat het eindproduct nog steeds het statuut dierlijke mest draagt. Door in een wettelijk kader te stellen aan welke voorwaarden een product moet voldoen om buiten het statuut dierlijke mest te vallen, kunnen constructeurs de nodige technieken doorontwikkelen en in de markt plaatsen. Zoals de sector op dit moment georganiseerd is, verdwijnt het grootste deel van de koolstof en fosfor uit dierlijke mest uit Vlaanderen. VCM heeft een onderzoek uitbesteed om een fosforverwijderingstechniek voor de dikke fractie van varkensmest en digestaat uit te testen en verder te ontwikkelen. Indien deze studie positieve resultaten behaalt, wensen wij dan ook met de Mestbank rond de tafel te zitten om te bespreken hoe het eindproduct (een fosforprecipitaat en een P-arme maar C-rijke dikke fractie) kan uitgereden worden in de Vlaamse landbouw. Hierbij zal het zeer belangrijk zijn dat het fosforprecipitaat het statuut dierlijke mest verliest, zodat het kan ingezet worden als minerale meststof (eventueel na opmenging met andere anorganische stromen). Het VCM hoopt dan ook dat de doelstelling rond recuperatie van nutriënten niet bij woorden blijft, maar in daden wordt omgezet, en dat de pioniers ten volle ondersteund worden. Tenslotte wil het VCM het belang benadrukken van mest op maat, waarbij het gestimuleerd moet worden dat verschillende mestsoorten met elkaar gemengd kunnen worden om zo beter ingezet te worden op het bedrijf. Wij weten dat de Mestbank dit idee ook ten volle ondersteunt, maar spijtig genoeg wordt dit tegengehouden door de federale overheidsdienst door het verbieden van

bijvoorbeeld mengsels van digestaten. Als de Mestbank ook hier van haar woorden daden wil maken, zouden wij voorstellen dat de Mestbank het belang van deze mengsels bij de FOD aankaart, en op het comité Meststoffen zo snel mogelijk met de FOD tot een compromis komt om deze mengsels ten volle te ondersteunen.