Raad vanstate 201003769/1/V1. Datum uitspraak: 31 mei 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) op het verzoek van: verzoekster, (hierna: de vreemdeling), om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2010 in zaak no. 201000145/1/V1.
201003769/1/V1 2 31 mei 2010 1. Procesverloop Bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 19 april 2010, heeft de vreemdeling de Afdeling verzocht de uitspraak van 11 februari 2010 in zaak nr. 201000145/1/V1, waarbij het hoger beroep van de vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 8 december 2009 niet-ontvankelijk is verklaard, te herzien. De brief en een afschrift van de uitspraak van 1 1 februari 2010 zijn aangehecht. De vreemdeling heeft zich nader uitgelaten bij brieven, bij de Raad van State binnengekomen op 29 april 2010, 12 mei 2010 en 26 mei 2010. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht kan een onherroepelijk geworden uitspraak worden herzien op grond van in deze bepaling nader omschreven feiten en omstandigheden. Hetgeen in het verzoek is gesteld, valt niet aan te merken als een feit of omstandigheid, als bedoeld in die bepaling. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening strekt er niet toe de juistheid van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht anders dan naar aanleiding van zodanige feiten en omstandigheden aan de orde te stellen. 2.2. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201003769/1/V1 3 31 mei 2010 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat. w.g. Parkins-de Vin lid van de enkelvoudige kamer w.g. Klein Nulent ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2010 218-666. Verzonden: 31 mei 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser
RAAD VAM STATE INGEKOMEN Urk 14-04-2010 ZAAKNR. AAN; 1 9 APR 2010 \A I Pr&'g k BEHANDELD DD: PAR: Betreft verzoek om herziening 'in zaaknummer 201000145/1/vl Geachte Raad van State Ikzelf verbleef van 19 januari tot 6 april in China bij mijn vrouw en kinderen. Ik treedt in deze zaak op als gemachtigde voor mijn vrouw om voor haar een verblijfsvergunning te verkrijgen. Ik had daartoe 30 december 2009 reeds het hoger-beroepschrift ingediend. Deze zaak sleept reeds 4 jaar daardoor zijn wij betalen maar is daar niet in geslaagd omdat de-termijn inmiddels was overschreden. Tot mijn grote schrik tref ik eerst nu bij mijn zoek om herziening. Wij willen alsnog betalen om de procedure voortgang te doen vinden.hier hangt voor ons gezin veel van a. het is erop of eronder. De minister van buitenlandse zaken wacht soms wel 1 jaar met het dit recht kunt zetten Hoogachtend/ Gemachtigde, W. Pasterkamp Pyramideweg 18 8321 CL Urk Tel. 0527682298 / 4; f* >. V, ^ 5 -tl u^ ea X^, U-<- tu>.cc $ '0 HA k U, -</V-»
Raad vanstate 201000145/1 A/1. Datum uitspraak: 11 februari 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 8 december 2009 in zaak nr. 09/23660 in het geding tussen: en de minister van Buitenlandse Zaken.
201000145/1/V1 2 11 februari 2010 1. Procesverloop Bij besluit van 2 januari 2007 heeft de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen afgewezen. Bij besluit van 5 juni 2009 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 8 december 2009, verzonden op 9 december 2009, heeft de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 5 januari 2010, hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. De vreemdeling is voor het door haar ingestelde hoger beroep griffierecht verschuldigd. Een hoger beroep wordt ingevolge artikel 40, vierde lid, van de Wet op de Raad van State, gelezen in samenhang met artikel 86, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, niet-ontvankelijk verklaard, indien storting of bijschrijving van het recht niet heeft plaatsgevonden binnen twee weken na de dag van verzending van de mededeling, waarin de indiener van een beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.2. De vreemdeling is bij aangetekend verzonden brief van 6 januari 2010 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Daarbij is haar medegedeeld dat zij tot en met 20 januari 2010 in de gelegenheid wordt gesteld het te voldoen. Het bedrag is niet binnen de aldus gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vreemdeling in verzuim is geweest. 2.3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201000145/1/V1 3 11 februari 2010 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink lid van de enkelvoudige kamer w.g. Prins ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2010 363-652. Verzonden: 11 februari 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser