Ontwerpbesluit van Gedeputeerde staten van Limburg Omgevingsvergunning gedeeltelijke intrekking locatie Grubbenvorsterweg 2 en 6 DSM Pharma Chemicals Venlo B.V. te Venlo Zaaknummer 2015/52214 d.d. 23 juli 2015 Verzonden:
INHOUDSOPGAVE 1 Besluit 3 2 Procedure 4 2.1 Huidige vergunningsituatie 4 2.2 Bevoegd gezag 4 2.3 Procedure 4 2.4 Ontvankelijkheid en opschorting procedure 5 2.5 Adviezen 5 3 Toetsingskader en overwegingen 6 4 Zienswijzen 6 2015/52214 2
1 Besluit Gedeputeerde Staten hebben op 18 juni 2009 aan DSM Pharma Chemicals Venlo B.V. een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor een inrichting voor de productie van Active Pharmaceutical Ingredients (API), Advanced Intermediates (AI) en Very Advanced Intermediates (VAI) voor de farmaceutische industrie, gelegen aan de Grubbenvorsterweg 8 te Venlo. Op 7 april 2015 hebben wij een verzoek ontvangen om de vergunning zoals hierboven genoemd gedeeltelijk in te trekken. Het verzoek is geregistreerd onder nummer 2015-0605. Gedeputeerde Staten besluiten gelet op artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): De omgevingsvergunning van DSM Pharma Chemicals Venlo B.V. voor wat betreft het perceel kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie O, nummer 2090 in te trekken. De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.15 juncto paragraaf 3.3 (uitgebreide procedure) van de Wabo. Een afschrift van dit ontwerpbesluit is verzonden aan: aanvrager van de vergunning, zijnde DSM Pharma Chemicals Venlo B.V.; het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo; de Burgemeester van de gemeente Venlo; de minister van Infrastructuur en Milieu (directoraat-generaal Milieu), Postbus 20951, 2500 EZ Den Haag; de Inspectie voor Leefomgeving en Transport, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag; de Inspectie SZW, Directie MHC, Team MHC-Zuid, postbus 820, 3500 AV Utrecht; het Bestuur van de Brandweer Noord- en Midden-Limburg, Postbus 11, 5900 AA Venlo; Rijkswaterstaat, Dienst Limburg, Postbus 25, 6200 MA Maastricht. Rechtsbescherming Gereserveerd. Gedeputeerde Staten van Limburg namens dezen, C.J. Hermans, Afdelingshoofd Vergunningen a.i. Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg 2015/52214 3
2 Procedure 2.1 Huidige vergunningsituatie Op 18 juni 2009, kenmerk 08/48940 hebben wij aan DSM Pharma Chemicals Venlo B.V. een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor een inrichting voor de productie van Active Pharmaceutical Ingredients (API), Advanced Intermediates (AI) en Very Advanced Intermediates (VAI) voor de farmaceutische industrie, gelegen aan de Grubbenvorsterweg 8 te Venlo. Verder zijn de volgende omgevingsvergunningen verleend: Modernisering opslagen voor gevaarlijke stoffen in emballage van 8 november 2012, kenmerk 2012-0373; Het milieuneutraal verplaatsen Indac productie van procesinstallatie TP3 naar TP6 van 30 augustus 2012, kenmerk 2012-0527; Het milieuneutraal veranderen opslagen sector 8.12 en 8.18 van 21 september 2012, kenmerk 2012-0695; Gedeeltelijk intrekken van de activiteiten van 14 november 2013, kenmerk 2013-0153; Aanbrengen van extra repressieve voorzieningen van 19 december 2013, kenmerk 2013-0833; Verladen nieuwe grondstof voor de waterzuivering van 13 februari 2014, kenmerk 2014-0026. Eerder zijn de volgende omgevingsvergunningen verleend: Het wijzigen van de beschrijving van het vrijkomen van afvalstoffen uit productie en van het toevoegen van spoelvloeistoffen aan de BIAZ van 21 juli 2011, kenmerk 2011-0026. Voorts hebben wij voor de inrichting de volgende veranderingsvergunningen verleend: Wijziging STATOL-proces en enkele infrastructurele wijzingen van 4 maart 2010, kenmerk 09/18324; Drogen van het nieuwe product CLP van 12 augustus 2010, kenmerk 10/1960. 2.2 Bevoegd gezag De inrichting is genoemd in categorie 4.3.b (inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van amine) van onderdeel C van bijlage 1 van het Bor. Verder bevat de inrichting één of meerdere gpbv-installaties en is het Besluit risico s zware ongevallen van toepassing. Daarom zijn wij het bevoegd gezag voor de integrale omgevingsvergunning. 2.3 Procedure Het vigerende milieudeel van de omgevingsvergunning is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.4 van de Wabo. De intrekking op verzoek van de aanvrager dient eveneens te worden voorbereid met deze uitgebreide voorbereidingsprocedure op basis van artikel 3.10, eerste lid onder c juncto artikel 3.15, derde lid van de Wabo. 2015/52214 4
2.4 Ontvankelijkheid en opschorting procedure Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens met betrekking tot de bodemeindsituatie ontbrak. Naar aanleiding hiervan hebben wij de aanvrager op 28 mei 2015 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 27 juli 2015 aanvullende gegevens in te dienen. Op 16 juni 2015 hebben wij de aanvullende gegevens ontvangen. De termijn voor het nemen van het besluit is daardoor opgeschort met 19 dagen. 2.5 Adviezen Advies In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 van de Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.4 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies verzonden aan: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo; Rijkswaterstaat; het bestuur van de Veiligheidsregio Limburg-Noord; de Inspectie Leefomgeving en Transport. Voorts staat in artikel 6.15 van het Bor een toezendplicht ten aanzien van Brzo-inrichtingen opgenomen. Om te voldoen aan deze toezendplicht hebben wij de aanvraag aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden: het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Directoraat Generaal Milieu; de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid; de Burgemeester van de gemeente Venlo. Naar aanleiding van de aanvraag hebben wij op 19 mei 2015 advies ontvangen van de gemeente Venlo: Het bij zaaknummer 2015-0605 gevoegde bodemonderzoek (augustus 2002) is beoordeeld. Betreffend rapport is conform de toen geldende regels uitgevoerd, maar dateert uit 2002. In artikel 2.11 van het Activiteitenbesluit staat dat indien in een inrichting een bodembedreigende activiteit is verricht uiterlijk zes maanden na beëindiging van de inrichting of de IPPC-installatie ( ) een rapport met de resultaten van een onderzoek naar de bodemkwaliteit moet worden toegezonden aan het bevoegd gezag. Kortheidshalve verwijs ik naar dit artikel. Met het bij het verzoek ingediende bodemrapport kan naar onze mening dan ook niet worden volstaan. DSM dient alsnog een eindsituatie bodemonderzoek uit te voeren (en te overleggen). Tenslotte verzoeken wij u na te gaan of het gedeeltelijk intrekken van de vergunning gevolgen heeft op akoestisch gebied. Nu bepaalde activiteiten blijkbaar niet meer worden verricht en een tot de inrichting behorende woning wordt afgestoten, is er wellicht reden eerder vergunde geluidruimte ambtshalve in te trekken. Ook kan het zijn dat in de vergunning opgenomen handhavingspunten voor geluid door het afstoten van delen van de vergunning, (ambtshalve) verplaatst moeten worden. Naar aanleiding van dit advies hebben wij het volgende overwogen: In ons verzoek om aanvullende gegevens van 28 mei 2015 hebben wij aan DSM Pharma Chemicals verzocht een actueel eindsituatie onderzoek te overleggen dan wel een recent vooronderzoek te overleggen waaruit blijkt dat het door 2015/52214 5
DSM Pharma Chemicals ingediende eindsituatie onderzoek nog actueel is. Deze aanvullende gegevens hebben wij op 16 juni 2015 ontvangen. Uit de op 10 juni 2015 opgestelde documenten blijkt dat er na 2002 geen bodembedreigende activiteiten meer hebben plaatsgevonden op het bewuste terreindeel en dat de overgelegde documenten voldoende inzicht bieden in de bodemeindsituatie. Ten aanzien van de akoestische situatie merken wij op dat de inrichting DSM Pharma Chemicals een inrichting is welke zich in staat van ontmanteling bevindt. Alle productieactiviteiten zijn op dit moment reeds gestopt. Volledige intrekking van de vigerende vergunning zal op korte termijn plaatsvinden. Daarnaast is onderhavige intrekking gericht op akoestisch weinig relevante onderdelen van de inrichting. Gelet op het voorgaande zien wij vanuit milieu hygiënisch oogpunt geen relevantie voor wijziging van de geluidsvoorschriften in de vigerende vergunning. Ten aanzien van de woning die door de gemeente Venlo in haar advies wordt aangehaald kunnen wij opmerken dat het hier kantoorruimte betreft die in het advies benoemd wordt als woning. In de door ons aan het bedrijf vergunde revisievergunning is geen sprake van een tot de inrichting behorende woning. 3 Toetsingskader en overwegingen Overeenkomstig artikel 2.33 Wabo kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning (gedeeltelijk) intrekken. De omstandigheden waaronder dit moet of kan gebeuren zijn eveneens vermeld in dit artikel. In dit geval is er sprake van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.33, tweede lid, onderdeel b. In onderhavig geval is verzocht tot intrekking van de volgende aspecten van de vergunning: De omgevingsvergunning van DSM Pharma Chemicals Venlo B.V. voor wat betreft het perceel kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie O, nummer 2090. Op grond van artikel 2.33, derde lid, van de Wabo dient er geen belang van de bescherming van het milieu te zijn dat zich ertegen verzet om deze omgevingsvergunning in te trekken. Het verzoek betreft de intrekking van een perceel grond met de daarop gebouwde bedrijfshal, kantorenstrook en woonhuis gelegen aan de Grubbenvorsterweg 2 en 6, 5928 NX Venlo. De betreffende bedrijfshal is in gebruik geweest als opslag voor technische materialen en eindproducten welke volgens vergunning waren opgeslagen. De bodemeindsituatie is bij het verzoek om intrekking bijgevoegd in een bijlage. Op 16 juni 2015 hebben wij een aanvulling op de bodemeindsituatie ontvangen. Op basis van de onderzochte (en aangeleverde) gegevens valt te concluderen dat geen verwijtbare bodemverontreiniging is ontstaan gedurende het gebruik van de inrichting (gedurende de periode1982-10-06-2015). Het terreindeel wordt verkocht aan derden. Het intrekken van het gedeelte van de inrichting gelegen aan de Grubbenvorsterweg 2 en 6 heeft geen negatieve gevolgen voor het milieu. 4 Zienswijzen gereserveerd 2015/52214 6