Beleidsvoornemen inzake

Vergelijkbare documenten
DISCUSSIEDOCUMENT TEN BEHOEVE VAN RONDE TAFEL BIJEENKOMST MCTN+

OPTA/IBT/2001/ A 29 juni 2001 Bijlage(n): 2 OPENBARE VERSIE. Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn aangemerkt als [bedrijfsvertrouwelijk]

Besluit. Koninklijke KPN N.V. De heer A.J. Scheepbouwer Postbus GA 'S-GRAVENHAGE. 1 Samenvatting

Besluit. Openbaar bedrijfsvertrouwelijke informatie is weergegeven als [vertrouwelijk] 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

OPTA/EGM/2003/ U RvB 03/022 pricing. 17 april 2003 E , tariefvoorstel "Tariefpakket Extra" -

De zienswijze is op de OPTA website onder thema interconnectie te vinden.

Voorlopig oordeel inzake interconnectie

OPTA/IBT/2002/ s-gravenhage, 30 oktober 2002

RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT

OPTA/EGM/2003/ u00004rvb. 6 maart 2003 Beoordeling Worldline korting BIBA, BUBA, VAMO Zaaknummer E

OPTA/IBT/2003/ A. Inleiding

Besluit Openbaar vertouwelijke passages zijn aangemerkt als [bedrijfsvertouwelijk]

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit De Hooggeleerde Heer Prof. Dr. J. Arnbak Postbus LK s Gravenhage

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn weergegeven als [bedrijfsvertrouwelijk].

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn aangegeven als [bedrijfsvertrouwelijk]

ADVIES VAN HET BIPT BETREFFENDE DE OPERATOREN MET EEN STERKE POSITIE OP DE NATIONALE MARKT VOOR INTERCONNECTIE.

BELEIDSREGELS NUMMERHANDEL OPTA

BESLUIT inzake handhaving aanpassing referentieaanbod (H.09.03) OPTA/IBT/2003/202084

7 februari 2003 E tariefvoorstel SMS Vast -

02/02/ Aanwijzing van Belgacom Mobile NV als operator met een sterke marktpositie

College van Toezicht collectieve beheersorganisaties

Prijs Squeeze Test Reactie van One.Tel

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer

EUROPESE COMMISSIE. Brussel, SG-Greffe (2005) D/206586

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer. ir. H.R. de Kleijn OPTA/AM/2011/ (070)

mw. mr. Mei Po Man OPTA/IPB/2006/ (070) augustus 2006 consultatiedocument wijziging Regeling universele 1 dienstverlening

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer. 13 mei 2008 Besluit inzake handhavingsverzoek verhoogde 1 acceptgirokosten KPN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

OPTA/EGM/2003/ U RvB 2003-U RvB

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 27979/

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer. Reactie OPTA consultatiedocument nummeridentificatie

mr. D. Verduijn OPTA/JUZ/2003/ (070) Beslissing op bezwaar Tele2 inzake EDC V/BULRC IIbesluit

Besluit «Openbare versie» 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Inleiding. Consultatie prijssqueeze. OPTA Bekendmaking over de invoering van de prijssqueezetoets OPTA/EGM/2000/

Aanvullende Voorwaarden Business Bundel

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer / mr. Margreet Verhoef +31 (0)

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn aangemerkt als [vertrouwelijk]

Verslag van de bijeenkomst over prijsbeheersing in het nieuw regulerend kader

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Consultatiedocument Beperkingen levering FRIACO-dienst

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet.

1. INLEIDING HET WETTELIJK KADER... 5

BESLUIT. Inleiding. Status van het besluit. Dienst uitvoering en toezicht Energie

Gelet op artikel 6.5 van de Telecommunicatiewet en artikelen 1 en 5 van het Besluit Interoperabiliteit. 1

509795/01/6 van 9 mei 2001 dr. J.A.G. Versmissen

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn weergegeven als [vertrouwelijk]

Pagina. Aan marktpartijen. Den Haag, 12 augustus 2013

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

Hierbij treft u de reactie aan van BT, COLT en Verizon (BCV) op OPTA s ontwerpbesluit marktanalyse vaste gespreksafgifte van 15 augustus 2008.

EUROPESE COMMISSIE. Brussel, C(2017) 3463 final. Autoriteit Consument & Markt (ACM) Zurichtoren Muzenstraat WB Den Haag Nederland

Besluit Openbaar. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

OPENBAAR. drs. F.W. van Berkel OPTA/EGM/2004/ (070) pakketgeschakelde diensten

Besluit tot openbaarmaking

Besluit Openbaar. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

EUROPESE COMMISSIE. Artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG: Geen opmerkingen

OPTA/EGM/2000/ december Inleiding

Opmerkingen overeenkomstig Artikel 7(3) van Richtlijn 2002/21/EG 1

BESLUIT. I. Juridisch kader

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

Enerzijds, De besloten vennootschap Broadcast Newco Two B.V. gevestigd te Terneuzen, gemachtigde: mr A.J.H.W.M. Versteeg, advocaat te Amsterdam,

*** CONCEPTBELEIDSREGELS INZAKE VERTRAAGDE RECIPROCITEIT

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE

Bespreking banken 21 juli 2016 Drinkwatertarief WMD: hoe komt het tot stand? Wettelijk kader

BESLUIT. I. Juridisch kader. Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan. DELTA Comfort B.V.

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

CONCEPT-BESLUIT INZAKE DE BEOORDELING DOOR OPTA VAN DE REFERENTIE-INTERCONNECTIE-AANBIEDING VAN KPN TELECOM B.V. 22 MAART 2000

Pagina. De Minister van Economische Zaken De heer H.G.J. Kamp Postbus EK 'S-GRAVENHAGE. Den Haag,

3 juli 2003 E , tariefvoorstel Internet Belbericht

BESLUIT. Juridisch kader

Besluit Openbaar. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

SLU-tarieven Eenmalige en maandelijkse vergoedingen met betrekking tot SDF Access Lijnen en SDF Access Collocatie

Extra impuls gemeenten voor afvalpreventie en afvalscheiding huishoudelijk afval

Ons kenmerk [VERTROUWELIJK] Contactpersoon [VERTROUWELIJK]

Reactie Groep Graafrechten wijziging Telecommunicatiewet (implementatie herziene Telecomrichtlijnen)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 125 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;

BESLUIT. Dienst uitvoering en toezicht Energie. Inleiding en verloop procedure

Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II

Compliance Handvest KPN en ACM

14 februari 2013 Nevenactiviteit toestemming het verhuren van personeel en materiaal aan derden

NOTA VAN TOELICHTING I. ALGEMEEN

BCPA. OPTA HOORZITTING marktanalyse vaste en mobiele gespreksafgifte. 18 mei Niels van Veen

Besluit <<Openbaar >>

De Minister van Veiligheid en Justitie, handelend in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

ANONIEM BINDEND ADVIES

Nota van toelichting

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer /618794

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan:

Verslag OPENBAAR. (070) Tariefvoorstel 088 bedrijfsnummers

BESLUIT _6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Advies wetsvoorstel gebruik camerabeelden en meldplicht datalekken.

De Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, 18 december 2002

BESLUIT. 2. Onderhavig besluit betreft de vaststelling van de nettarieven voor het jaar 2005 voor Intergas Netbeheer B.V.

Privacy voorwaarden Compressor Service Techniek (onderdeel van Voskamp groep)

Beleidsregels inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk OPTA/IBT/2002/201182

Betreft: Zaak NL/2008/0822: gespreksopbouw op het openbare telefoonnetwerk, geleverd op een vaste locatie

BESLUIT. Juridisch kader

Transcriptie:

Beleidsvoornemen inzake Een redelijk aanbod voor lokale interconnectie OPTA, 24 april 2003 OPTA/IBT/2003/201415

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 2. Wettelijke grondslag... 4 2.1 Huidige kader...4 2.2 Toekomstige kader...4 3. Huidige situatie... 6 3.1 Ombouwkosten...6 3.2 Aantal lokale centrales...7 4. Beleidsontwikkeling... 8 4.1 Inleiding...8 4.2 Beleidsopties...8 4.3 Beoordelingscriteria...9 4.4 Bevindingen van N/E/R/A...9 4.5 Conclusie van het college... 10 5. Beleidsvoornemen van het college... 11 5.1 Inleiding... 11 5.2 Bepalen van het gemiddelde ombouwtarief op basis van het werkelijk aantal centrales... 11 5.3 Definiëren van het redelijke aantal centrales... 13 5.4 Bepalen van het gemiddelde redelijke ombouwtarief... 14 6. Implementatie-issues... 16 7. Verdere procedure... 19 7.1 Reacties van belanghebbenden... 19 7.2 Ronde tafel bijeenkomst...19 Bijlage Wettelijk kader... 20 1. Inleiding... 20 2. Nationale regelgeving... 20 3. Europese regelgeving... 21 4. Toekomstig Europese kader... 21 1

1. Inleiding Op dit moment vindt interconnectie tussen de Other Licensed Operators (hierna: OLOs) en KPN plaats op het regionale niveau (op de zogenaamde RAPs) in het netwerk van KPN. De OLOs betalen voor het op deze wijze afgewikkelde verkeer de door het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) vastgestelde regionale interconnectietarieven. Om in aanmerking te komen voor de tevens door het college vastgestelde lagere lokale interconnectietarieven, en daarmee voor een verlaging van de kosten ten behoeve van interconnectie met KPN, dient een OLO op lokaal niveau (op de LAPs) met KPN te interconnecteren. Geen van de OLOs is thans echter aanwezig op het niveau van de lokale centrales van KPN. Om met een bepaalde lokale centrale van KPN te kunnen interconnecteren, zal de OLO er enerzijds zorg voor moeten dragen dat het eigen netwerk zodanig uitgebreid wordt dat het fysiek kan worden gekoppeld met die centrale van KPN. Deze investeringen in het eigen netwerk worden ook wel aangeduid als het uitrollen van het netwerk naar het lokale niveau (of: lokale uitrol). Daarnaast dient de OLO gebruik te maken van het lokale interconnectie aanbod in het Referentie Interconnectie Aanbod (hierna: RIA) van KPN. Dit aanbod bestaat uit de voorwaarden die KPN stelt aan het verlenen van toegang tot de lokale centrales. In het kader van het dossier integraal tarieftoezicht heeft het college op 26 april 2002 1 besloten tot een drietal maatregelen dat ervoor moet zorgen dat de toegang tot de lokale centrales van KPN verbeterd wordt waardoor OLOs hun kosten kunnen verlagen en daarmee ongewenste druk op marges kunnen wegnemen (het voorkomen van prijssqueeze ten aanzien van de retaildiensten van KPN). Twee van de drie maatregelen zijn reeds genomen. De eerste maatregel houdt in dat KPN in haar RIA een aanbod voor Interconnectie op het niveau van nummercentrales opneemt en dat het college het aanbod en de bijbehorende contractteksten zal beoordelen. De tweede maatregel houdt in dat KPN met betrekking tot het aanbod voor Interconnectie op het niveau van nummercentrales kostengeoriënteerde tarieven hanteert. Het betreft hier de voor lokale interconnectie relevante tariefelementen, zoals testkosten, kosten voor nummerimplementatie 2 en ombouwkosten. Het bureau STRATIX is in dit kader gevraagd om enerzijds de redelijkheid van de hoogte van de kosten te beoordelen, en anderzijds om een advies te geven over een redelijke verdeling van de ombouwkosten tussen KPN en de OLO 3. De derde maatregel betreft een onderzoek naar de wenselijkheid, de haalbaarheid en de nadere invulling van beleid waarmee concurrenten van KPN ten aanzien van het uitrollen naar de lokale centrales van KPN een kostenefficiënte make-or-buy decision ter beschikking komt te staan. Het gaat 1 OPTA/EGM-IBT/2002/201084, Nota van bevindingen integrale tariefregulering voor eindgebruikers- en interconnectiediensten. 2 Over de testkosten en kosten voor nummerimplementatie heeft het college zich in het oordeel van 13 december 2002, kenmerk OPTA/IBT/2002/204327, Oordeel inzake tarieven voor NIT testen en nummerimplementatie reeds uitgesproken, zie www.opta.nl. 3 Rapport van STRATIX: Kostenevaluatie KPN lokale ombouw tot LAP, interconnectietesten en nummerimplementaties, 13 november 2002. Dit rapport wordt gepubliceerd op www.opta.nl. 2

hierbij voornamelijk om de toerekening van de kosten die KPN maakt om de lokale centrales geschikt te maken voor interconnectie (de zogenaamde ombouwkosten), en het efficiënte aantal lokale centrales waarnaar uitgerold zou moeten worden om in heel Nederland voor lokale interconnectietarieven van KPN in aanmerking te komen. In dit verband is het bureau N/E/R/A gevraagd onderzoek te doen naar de redelijkheid van verschillende beleidsopties 4. Dit document heeft als doel marktpartijen te informeren over de uitkomsten van het onderzoek en, daaruit voortvloeiend, over het door het college voorgenomen beleid inzake lokale interconnectie. Daarbij wordt marktpartijen met betrekking tot een aantal keuzes ten aanzien van de nadere invulling van het beleid uitdrukkelijk om inzichten en standpunten verzocht. Naast de mogelijkheid om dit schriftelijk kenbaar te maken, voorziet het college tevens in een ronde tafel bijeenkomst waarvoor alle geïnteresseerde marktpartijen worden uitgenodigd. Het definitieve beleid zal neerslaan in door het college op te stellen beleidsregels. 4 Rapport van N/E/R/A: The desirability and feasibility of an efficiency-improving local interconnection policy, December 2002. Dit rapport wordt gepubliceerd op www.opta.nl. 3

2. Wettelijke grondslag Zowel het huidige als het toekomstige kader biedt het college de mogelijkheid om beleid te ontwikkelen voor lokale interconnectie. 2.1 Huidige kader Op grond van het huidige kader is het college van oordeel dat een redelijk verzoek tot interconnectie zich uitstrekt tot alle centraleniveaus binnen het PSTN/ISDN netwerk van KPN, inclusief lokale centrales. Dit standpunt is reeds uitgedragen door de minister van Verkeer en Waterstaat in de Richtsnoeren Interconnectie 5 alsook door het college, onder meer in het besluit in het geschil tussen EnerTel en KPN van 17 december 1997. Ook de Europese Commissie huldigt dit standpunt in haar Indicative Reference Interconnection Offer, waarin is opgenomen dat interconnectie zowel op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal centraleniveau in de RIA aangeboden dient te worden. KPN heeft aan deze verplichting gevolg gegeven en heeft in haar RIA de mogelijkheid van interconnectie op het niveau van lokale centrales opgenomen. Op grond van het samenstel van de artikelen 6.1, 6.4 en 6.6 van de Telecommunicatiewet is het college bevoegd om zich uit te spreken over tarieven die KPN mag rekenen voor lokale interconnectie. De tarieven waartegen KPN als aanbieder met aanmerkelijke marktmacht interconnectie aanbiedt, dienen op transparante wijze te worden bepaald en op kosten te zijn georiënteerd 6. De invulling van kostenoriëntatie dient in overeenstemming te zijn met de algemene eisen van redelijkheid. Het college heeft in het geschil Enertel-KPN I van 17 december 1997 reeds een standpunt ingenomen over de vraag wie de ombouwkosten samenhangend met redelijke verzoeken om toegang tot de lokale centrales van KPN moet dragen. Het standpunt komt erop neer dat KPN ombouwkosten aan OLOs in rekening mag brengen, mits deze niet het gevolg zijn van achterstanden of inefficiënties in het netwerk. KPN dient er derhalve voor te zorgen dat in haar netwerk de stand van de techniek aansluit bij de verwachte vraag en de eisen van de tijd. Onderhavig beleidsvoornemen vult het eerdere standpunt van het college over de ombouwkosten specifiek in. 2.2 Toekomstige kader Ook het toekomstige kader biedt naar het oordeel van het college voldoende grondslag voor het invullen van beleid voor lokale interconnectie. Op grond van het toekomstige kader is het aannemelijk dat elk van de twee door de Europese Commissie geïdentificeerde wholesale markten, gespreksafgifte op individuele openbare telefonienetten, geleverd op een vaste locatie ( terminating access ) en gespreksopbouw in openbare telefonienetten, geleverd op een vaste locatie ( originating access ), ook in de Nederlandse situatie relevant moet worden geacht, en dat in de uit te voeren marktanalyse zal moeten worden geconstateerd dat KPN op elk van deze twee markten beschikt over aanmerkelijke macht. 5 Staatscourant 1997, nr. 104, pag. 9. 6 Zie artikel 6.6, eerste en tweede lid, Telecommunicatiewet. 4

Indien KPN op beide relevante markten over aanmerkelijke marktmacht beschikt, kan het college KPN op grond van de Toegangsrichtlijn verplichtingen ten aanzien van diens dienstverlening opleggen. Er kunnen verplichtingen inzake transparantie, non-discriminatie, het voeren van gescheiden boekhouding, het bieden van toegang tot en gebruik van specifieke netwerkfaciliteiten en kostenoriëntatie worden opgelegd. In lijn met de doelstelling van het nieuwe ONP kader het bevorderen van concurrentie bij de levering van elektronische communicatienetwerken en -diensten en de bijbehorende faciliteiten en diensten dient het college op grond van artikel 8 van de Kaderrichtlijn bij het opleggen van verplichtingen efficiënte investeringen op het gebied van infrastructuur aan te moedigen en innovaties te steunen. De op te leggen verplichtingen dienen op grond van de Kaderrichtlijn proportioneel te zijn. Bij deze beoordeling dient het college onder meer overwegingen te betrekken zoals de technische en economische levensvatbaarheid, en de noodzaak om op lange termijn de concurrentie in stand te houden. Indien KPN wordt aangewezen op bovengenoemde markten is er vooralsnog geen reden om te veronderstellen dat de verplichtingen inzake toegang tot en het gebruik van specifieke netwerkfaciliteiten, de verzorging van interconnectie van netwerken en netwerkfaciliteiten, transparantie, non-discriminatie en kostenoriëntatie disproportioneel zouden zijn. Dit betekent dat de verplichting om het RIA van een aanbod voor lokale interconnectie tegen transparante, nondiscriminatoire en kostengeoriënteerde voorwaarden te voorzien ook na de inwerkingtreding van het nieuwe ONP kader vooralsnog onverkort van toepassing dient te blijven. Opgemerkt wordt dat indien er binnen het nieuwe kader, na marktafbakening, desalniettemin mocht blijken dat er andere instrumenten dan de bovengenoemde instrumenten dienen te worden toegepast, het beleid inzake lokale interconnectie wellicht moet worden aangepast. Ten behoeve hiervan zal een evaluatiemoment worden ingebouwd. 5

3. Huidige situatie Onder de huidige omstandigheden bestaat voor marktpartijen de mogelijkheid tot uitrollen naar de lokale centrales in het netwerk van KPN. KPN heeft hiertoe een RIA aanbod voor lokale interconnectie ontwikkeld, wat op 20 september 2002 door het college is beoordeeld. De bij dit aanbod behorende lokale interconnectie verkeerstarieven zijn reeds op kostenoriëntatie beoordeeld 7. Daarnaast heeft het college de tarieven voor NIT testen en voor nummerimplementatie in zijn oordeel van 13 december 2002 beoordeeld. Hiermee bestaat voor OLOs de facto een make or buy decision, in de zin dat gekozen kan worden voor interconnectie op lokaal niveau dan wel regionaal niveau. De make or buy decision is naar het oordeel van het college echter nog niet redelijk en kostenefficiënt 8. Ook de eerder genoemde onderzoeken van N/E/R/A en STRATIX onderschrijven deze mening van het college. 3.1 Ombouwkosten De lokale centrales van KPN zijn op dit moment niet geschikt voor interconnectie met andere partijen. KPN dient hiervoor specifieke aanpassingen en werkzaamheden te verrichten die, afhankelijk van het type centrale (PRX/A, 5ESS, AXE), bepaalde kosten met zich meebrengen. Deze kosten worden vaak aangeduid als de ombouwkosten van een lokale centrale. Uit het onderzoek van STRATIX is gebleken dat de extra benodigde investeringen aan de digitale AXE en 5ESS centrales het gevolg zijn van extra hardware en/of software die specifiek voor lokale interconnectie nodig zijn. De hoge ombouwkosten van de analoge PRX/A s zijn volgens STRATIX daarentegen een rechtstreeks gevolg van het verouderde karakter van deze lokale centrales. Analoge centrales voldoen niet langer aan de verwachte vraag en de eisen van de tijd. STRATIX concludeert op grond van haar bevindingen dat het redelijk is om de ombouwkosten van de digitale lokale centrales wel en die van de analoge lokale centrales niet bij interconnecterende marktpartijen in rekening te brengen. De conclusies van STRATIX zijn in lijn met eerdere besluiten van het college 9. Er is dan ook geen reden om nu van deze lijn af te wijken, en in de verdere uitwerking van het beleid voor lokale interconnectie zijn de conclusies van STRATIX ook grotendeels gevolgd. Op grond van het huidige aanbod lokale interconnectie van KPN komen alle ombouwkosten voor rekening van de OLO. Hiermee wordt in feite gedaan alsof alle ombouwkosten redelijkerwijs bij de OLO in rekening gebracht kunnen worden. Dit betekent dat het uitrollen naar de lokale centrales van KPN in de huidige situatie voor de met KPN interconnecterende OLOs resulteert in hoge, vaak inefficiënte, ombouwkosten. 7 Besluit van het college van 27 juni 2002, kenmerk OPTA/IBT/2002/201682, Besluit goedkeuring kostentoerekeningssystemen voor interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten. 8 Al tijdens de beoordeling van het RIA aanbod is onderkend dat een oplossing van de problemen rond ombouwkosten een noodzakelijke voorwaarde zijn voor een redelijk en kostenefficiënt aanbod. 9 Zie onder meer het besluit van het college in het geschil tussen Enertel en KPN van 17 december 1997. Verder geven de Richtsnoeren Interconnectie van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 mei 1997 deze lijn ook weer. 6

3.2 Aantal lokale centrales Het netwerk van KPN bestaat thans uit 512 lokale centrales 10, die elk relatief (ten opzichte van de beschikbare capaciteit op een dergelijke centrale) weinig aansluitingen hebben. Met de huidige technologie en de beschikbare capaciteiten per lokale centrale, zou een veel kleiner aantal lokale centrales ook volstaan. N/E/R/A heeft in haar onderzoek aangegeven dat het netwerk van KPN op basis van een BULRIC benadering met 171 lokale centrales zou kunnen volstaan. Volgens het huidige aanbod lokale interconnectie dienen OLOs, om in heel Nederland in aanmerking te komen voor lokale interconnectie tarieven, uit te rollen naar alle 512 lokale centrales. Een OLO moet dus naar meer centrales uitrollen dan wanneer het netwerk van KPN efficiënt zou zijn. Hierdoor is er geen sprake van een kostenneutrale make or buy decision. De investeringsafweging is niet gebaseerd op de huidige stand van de techniek maar op een inefficiënte erfenis uit het verleden. Dit betekent dat het uitrollen naar de lokale centrales van KPN op landelijke schaal in de huidige situatie voor de met KPN interconnecterende OLOs resulteert, gelet op het grote aantal lokale centrales en de hoge kosten per aansluiting, in een niet kostenefficiënte uitrol. Door het feit dat KPN s netwerk een groot aantal lokale centrales kent, tezamen met de hoge ombouwkosten, acht het college de bestaande make or buy decision voor OLOs met betrekking tot lokale interconnectie niet redelijk. Partijen worden feitelijk gedwongen te kiezen voor regionale interconnectie. Dit maakt ingrijpen door het college wenselijk. Het onderzoek van N/E/R/A geeft dit ook duidelijk aan. Daarin wordt onder meer het volgende aangegeven 11 : The fact that there is an excessive number of switch units and an inefficient mix of local switch and remote concentrator sites means that KPN s competitors will face a sub-optimal set of local points of interconnection. This will distort their choice of make or buy decision and lead to an inefficient level of investment in infrastructure. There are therefore strong indications that an efficiency-improving local interconnection policy would, in principle, be desirable. 10 Het aantal lokale centrales is aan verandering onderhevig. Het aantal van 512 is gehaald uit een overzicht van de lokale centrales van KPN van eind 2002. Hierin kan inmiddels verandering zijn opgetreden. 11 Zie pagina 9 van het N/E/R/A rapport. 7

4. Beleidsontwikkeling 4.1 Inleiding Gegeven de hiervoor geschetste ongunstige voorwaarden voor OLOs in het huidige aanbod voor lokale interconnectie heeft het college het economische adviesbureau N/E/R/A een onderzoek laten uitvoeren naar mogelijke beleidsopties die ertoe moeten leiden dat OLOs een kostenefficiënte make-or-buy afweging kunnen maken voor hun uitrol naar de lokale centrales van KPN. N/E/R/A is gevraagd de onderzochte beleidsopties te toetsten aan de hand van verschillende beoordelingscriteria. Hieronder zal eerst aangegeven worden welke beleidsopties onderzocht zijn en welke beoordelingscriteria daarbij zijn gehanteerd. Vervolgens zullen de bevindingen van N/E/R/A samengevat worden weergegeven, waarna het college tot een conclusie komt. 4.2 Beleidsopties In haar rapport geeft N/E/R/A aan dat er in grote lijnen vier verschillende beleidsopties zijn die het college zou kunnen volgen: 1. De eerste optie is de huidige situatie handhaven ( status quo ). Wil een OLO voor al zijn verkeer van alle thans beschikbare diensten in het lokale aanbod van KPN voor lokale interconnectietarieven in aanmerking komen dan zal de OLO naar alle lokale centrales dienen uit te rollen. Per lokale centrale zal dan het voor de betreffende centrale geldende ombouwtarief betaald moeten worden op de wijze zoals deze in het huidige RIA van KPN zijn opgenomen. 2. De tweede beleidsoptie is virtuele lokale interconnectie. In dit geval zou een OLO in aanmerking komen voor lokale interconnectie tarieven zonder daadwerkelijk te hoeven uitrollen naar de lokale centrales en zonder de ombouwkosten te betalen van de lokale centrales. KPN hoeft ook geen aanpassingen te doen aan de lokale centrales. 3. De derde beleidsoptie gaat uit van de aanwijzing (door de toezichthouder of door marktpartijen) van een beperkt (i.c. efficiënt) aantal lokale centrales waar naartoe uitgerold dient te worden teneinde in aanmerking te komen voor lokale interconnectietarieven voor al het verkeer. Dit is de variant die in Oostenrijk en Duitsland wordt gehanteerd. 4. De vierde beleidsoptie gaat uit van het model waarbij, vergelijkbaar met de eerste beleidsoptie, de OLO een tarief voor de ombouwkosten per lokale centrale dient te betalen en in beginsel dient uit te rollen naar alle lokale centrales om voor al zijn verkeer in aanmerking te komen voor lokale interconnectietarieven. Echter met dit verschil dat de ombouwkosten van de lokale centrales gemiddeld worden en dat bij de beoordeling van de hoogte van het ombouwtarief rekening wordt gehouden met de huidige, niet-optimale, netwerktopologie van KPN en de aanwezigheid van de verouderde analoge centrales. Bij deze optie krijgt KPN de mogelijkheid om als alternatief voor (gedwongen) werkelijke lokale interconnectie op een bepaalde LAP virtuele interconnectie vanaf de RAP aan te bieden. 8

4.3 Beoordelingscriteria N/E/R/A heeft de voornaamste beoordelingscriteria in kaart gebracht waarlangs de verschillende beleidsopties beoordeeld dienen te worden. Deze criteria zijn opgesteld vanuit enerzijds economisch efficiënt oogpunt en anderzijds vanuit de doelstellingen/randvoorwaarden van de toezichthouder. Afhankelijk van het gewicht dat aan elk van de criteria wordt toebedeeld, kan de keuze voor een bepaalde beleidsoptie variëren. De opgestelde criteria zijn: a. stimuleren van efficiënte infrastructuurconcurrentie; b. stimuleren van efficiëntie in het KPN netwerk; c. minimaliseren van de totale ombouwkosten ten behoeve van lokale interconnectie; d. minimaliseren van toezicht ( regulatory burden ); e. het rechtvaardig verdelen van de kosten tussen KPN en OLOs; f. het zorgdragen voor non-discriminatie tussen OLOs. 4.4 Bevindingen van N/E/R/A N/E/R/A beoordeelt de verschillende beleidsopties aan de hand van de beoordelingscriteria en komt in de analyse tot de volgende beoordeling en conclusies 12 : Policy Option Assessment volgens N/E/R/A Efficient Infrastructure Provision Efficiency Incentives for KPN Switch Rebuilding Costs Regulatory Burden Fair division of costs between KPN and OLOs Discrimination between OLOs Status quo 0 0 0 0 0 0 Virtual interconnection Modified Austrian solution Fixed fee per local switch - - ++ 0 0 - - 0 ++ + - - + - + + - + + 0 Alle opties worden beoordeeld ten opzicht van de optie status quo, die langs alle beoordelingscriteria als neutraal is betiteld. De voornaamste conclusies zijn als volgt: de optie virtuele interconnectie (beleidsoptie 2) wordt als onredelijk beschouwd en is niet gewenst; de optie status quo (beleidsoptie 1) scoort weliswaar beter dan de optie virtuele interconnectie, echter de huidige onwenselijke en onredelijke situatie blijft dan gehandhaafd dat de OLOs zouden moeten betalen voor de ombouw van de analoge PRX/A centrales. Bovendien vindt er geen correctie plaats voor de in de ogen van N/E/R/A niet efficiënte lokale netwerktopologie van KPN. indien de criteria allen even zwaar worden gewogen scoort de optie status quo duidelijk slechter dan de twee alternatieve opties; het Oostenrijkse model en het model waarbij een gemiddeld ombouwtarief wordt bepaald (beleidsopties 3 en 4) scoren gemeten langs de bovenbeschreven criteria beter; 12 Zie pagina 18-19 van het N/E/R/A rapport. 9

N/E/R/A geeft aan dat de vier geschetste beleidsopties duidelijk het beleidsspectrum weergeven, maar tekent daarbij aan dat er hybride varianten denkbaar zijn; N/E/R/A komt tot de conclusie dat de derde en vierde beleidsoptie de voorkeur verdienen, waarbij het college aan de hand van het toekennen van gewichten aan de verschillende beoordelingscriteria een besluit over de geprefereerde beleidsoptie kan nemen. 4.5 Conclusie van het college Het college deelt de bevindingen van N/E/R/A met betrekking tot de voorgestelde beleidsopties en is van mening dat een redelijk en kostenefficiënt aanbod voor lokale interconnectie gestalte dient te krijgen door een redelijk, kostengeoriënteerd tarief voor de ombouwkosten per lokale centrale vast te stellen (optie 4). Hoewel het Oostenrijkse model (optie 3) zeer goed scoort langs enkele belangrijke beoordelingscriteria, is het college van oordeel dat dit model een aantal nadelen kent. Deze betreffen met name de belangrijke actieve rol van de toezichthouder met betrekking tot de aanwijzing van lokale centrales waarmee geïnterconnecteerd zou moeten worden in het KPN netwerk, alsmede het feit dat de aanwijzing van lokale centrales in verregaande mate discriminatoir kan zijn. Immers, voor de ene OLO zal de aanwijzing van een bepaalde lokale centrale beter in de netwerkstrategie passen dan voor een ander. Het college is van mening dat de optie van een redelijk, kostengeoriënteerd tarief per lokale centrale de genoemde nadelen grotendeels wegneemt. Van discriminatoire aspecten is in dit model geen sprake; marktpartijen kunnen zelf de keuze maken naar welke lokale centrale uitgerold zal worden, en kunnen op die wijze een optimale (efficiënte) uitrolstrategie bepalen. Daarbij is ook KPN in staat om haar netwerk efficiënter te maken vanwege de in de beleidsoptie opgenomen keuze tussen werkelijke of virtuele interconnectie. Dit model biedt, met andere woorden, zowel aan KPN als aan OLOs een grote mate van flexibiliteit met betrekking tot de netwerkstrategie en minimaliseert daarmee de regulatory burden. Het is deze zichzelf versterkende combinatie van verschillende effecten die het college voorlopig tot de vierde optie heeft doen besluiten. Alle marktpartijen krijgen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het verder optimaliseren van het KPN netwerk en tevens voor de aanleg en modernisering van eigen concurrerende infrastructuren. Het college is van mening dat dit de beste manier is om de inefficiënte erfenissen uit het verleden op een snelle maar toch verantwoorde wijze te doen verdwijnen, waarbij tevens voldoende ruimte wordt geboden voor de ontwikkeling van goede alternatieven. 10

5. Beleidsvoornemen van het college 5.1 Inleiding Mede op grond van de bevindingen van N/E/R/A is besloten om op basis van de vierde beleidsoptie beleid voor lokale interconnectie te ontwikkelen. Centraal in deze beleidsoptie staat het bepalen van een redelijk, kostengeoriënteerd ombouwtarief. Het is volgens het college te prefereren dat het ombouwtarief voor elke lokale centrale gelijk is en dus om een gemiddeld tarief te bepalen. Hiermee wordt voorkomen dat OLOs hun netwerkstrategie baseren op het type centrale waar KPN op een bepaalde locatie voor gekozen heeft. Dit is met name van belang in een situatie waarin OLOs voor het eerst overwegen uit te gaan rollen naar lokaal niveau. Het zou bijvoorbeeld niet wenselijk zijn dat een OLO er voor kiest om niet te interconnecteren op een bepaalde locatie om de enkele reden dat KPN daar heeft gekozen voor een (analoge) centrale die hoge ombouwkosten met zich meebrengt. Hieronder zal de nadere invulling van de vierde beleidsoptie door het college worden weergegeven. Het college onderscheidt drie stappen om te komen tot de nadere invulling van het redelijke ombouwtarief per lokale centrale. Deze stappen zijn als volgt: a) bepalen van het gemiddelde ombouwtarief op basis van het werkelijk aantal centrales; b) definiëren van het redelijke aantal centrales; c) bepalen van het gemiddelde redelijke ombouwtarief. 5.2 Bepalen van het gemiddelde ombouwtarief op basis van het werkelijk aantal centrales KPN heeft een drietal typen lokale centrales in haar netwerk, te weten de (analoge) PRX/A s en de (digitale) AXE en 5ESS centrales. Zoals reeds hierboven beschreven, is uit het onderzoek van STRATIX gebleken dat de extra benodigde investeringen in de digitale AXE en 5ESS centrales niet het gevolg zijn van achterstanden of inefficiënties in het KPN netwerk, maar van extra hardware en/of software die specifiek voor lokale interconnectie nodig zijn. Verder blijkt uit het onderzoek van STRATIX dat de hoge ombouwkosten van de analoge PRX/A centrales (en de weliswaar digitale, maar volgens STRATIX niet om te bouwen AXE/16 centrales) een rechtstreeks gevolg zijn van het verouderde karakter van deze typen centrales. Analoge centrales voldoen niet langer aan de verwachte vraag en de eisen van de tijd. Gelet op de bevindingen van STRATIX acht het college het niet redelijk dat KPN de hoge, aan analoge centrales verbonden, kosten bij interconnecterende marktpartijen in rekening brengt. In eerdere besluiten van het college is KPN hier, zoals eerder vermeld, al op gewezen 13. Het college acht het wel redelijk dat KPN de kosten verbonden aan het gereed maken van de digitale centrales (AXE en 5ESS) bij interconnecterende marktpartijen in rekening brengt. Dit in aanmerking nemende, is het college van mening dat als eerste stap bij de bepaling van het redelijke ombouwtarief per lokale centrale uitgegaan dient te worden van een lokaal netwerk dat louter bestaat uit digitale centrales. De hoge ombouwkosten van de PRX/A centrales (> 300.000 per centrale) worden dus niet meegenomen. Hierbij geldt overigens dat in deze stap alleen wordt gekeken naar het type (analoog of digitaal) centrale en niet naar het aantal centrales. Deze eerste stap gaat dus 13 Zie onder meer het Enertel I besluit. 11

uit van een netwerk met 512 digitale lokale centrales. Hierbij wordt voor de verhouding tussen AXE en 5ESS centrales aangesloten bij de huidige aanwezige verhouding in het KPN netwerk. De ombouwkosten voor een AXE centrale bedragen 24.000. De ombouwkosten die gemoeid zijn met een 5ESS centrale bedragen 138.000. Het college heeft deze ombouwkosten als redelijk beoordeeld, mede in het licht van het in opdracht van het college door STRATIX uitgevoerde onderzoek. Ten aanzien van de ombouwkosten van een 5ESS centrale wordt opgemerkt dat een deel van deze ombouwkosten al wordt gedekt via het reguliere lokale poorttarief. Het overgrote deel van de ombouwkosten voor een 5ESS centrale bestaat namelijk uit de aanschaf en plaatsing van een extra switching module. Het is om technische redenen niet mogelijk om gebruik te maken van de reeds op de 5ESS centrale aanwezige switching modules. Deze zijn echter wel verrekend in het lokale poorttarief. Hierdoor ontstaat een situatie dat een OLO dubbel betaalt voor de switching module: eerst via het eenmalige ombouwtarief en daarna via het maandelijkse lokale poorttarief. Het college geeft er de voorkeur aan de hoogte van het lokale poorttarief als gegeven te beschouwen en te compenseren voor de dubbeltelling via een verlaging van de eenmalige ombouwkosten van een 5ESS centrale. De omvang van deze verlaging is afhankelijk van het aantal interconnectiepoorten dat op een lokale centrale wordt afgenomen en de afnameduur van deze poorten. Deze twee factoren bepalen namelijk welk deel van de ombouwkosten via de poortkosten worden terugverdiend, en daarmee ook welk bedrag nog ten aanzien van eenmalige ombouwkosten overblijft. I. Het college verzoekt belanghebbenden om hun standpunt ten aanzien van het oordeel van het college dat de dubbeltelling dient te worden gecompenseerd via een verlaging van het eenmalige ombouwkosten van een 5ESS centrale, en niet via verlaging van het lokale poorttarief. De door het college geprefereerde benadering zou een risico kunnen inhouden voor KPN. Immers, als KPN een lokale centrale heeft omgebouwd en OLOs vervolgens onvoldoende lokale poorten afnemen (zowel wat betreft aantal poorten als afnameduur), is KPN niet in staat om de gemaakte kosten goed te maken. Het college is daarom van mening dat OLOs zich door het bestellen van lokale interconnectie dienen vast te leggen op een bepaalde minimale afname. Vanwege het directe verband tussen de overblijvende ombouwkosten voor een 5ESS centrale (en daarmee het uiteindelijke gemiddelde ombouwtarief) en de minimale afname, zal het college zich over beide zaken uitspreken. Naast het vaststellen van het gemiddelde ombouwtarief, zal het college dus ook een uitspraak doen over de minimale afname door OLOs. II. Het college verzoekt belanghebbenden om hun standpunt ten aanzien van het oordeel van het college dat OLOs zich dienen vast te leggen op een door het college bepaalde minimale afname van lokale poorten. Daarbij wordt belanghebbenden verzocht om aan te geven wat een redelijke minimale afname (zowel wat betreft aantal poorten als afnameduur) zou zijn waarop OLOs zich kunnen vastleggen. Hierbij geldt in het algemeen dat hoe hoger de minimale afname wordt vastgesteld, hoe lager het eenmalige ombouwtarief zal zijn. 12

Uitwerking stap 1: Het lokale netwerk van KPN bestaat momenteel uit 512 lokale centrales: 262 analoge lokale centrales en 250 digitale lokale centrales. Een eenvoudige en transparante manier om te komen tot een (hypothetisch) netwerk van digitale lokale centrales is door alle analoge lokale centrales te vervangen door digitale. Een redelijke methode die hierbij volgens het college gebruikt kan worden, is het doortrekken van de huidige verhouding tussen de 5ESS en AXE centrales (135:115). Dit resulteert in de volgende aantallen digitale lokale centrales bij een lokaal netwerk bestaande uit in totaal 512 (het huidige aantal) lokale centrales: 135 + 141 = 276 5ESS 115 + 121 = 236 AXE Op deze manier is, uitgaande van de huidige KPN netwerktopologie, in de ogen van het college een adequate benadering gemaakt van het KPN netwerk als zouden de analoge lokale centrales vervangen zijn door digitale lokale centrales. Het gemiddelde ombouwtarief op basis van een netwerk van 512 digitale centrales wordt nu als volgt berekend: ((276 * overblijvende ombouwkosten 5ESS) + (236 * ombouwkosten AXE)) / 512 III. Het college verzoekt belanghebbenden om hun gemotiveerde standpunt ten aanzien van zijn oordeel dat het redelijk is bij het vaststellen van een hypotetisch netwerk van digitale centrales om uit te gaan van de verhouding tussen de huidige aanwezige AXE en 5ESS centrales. 5.3 Definiëren van het redelijke aantal centrales Naast het verrekenen van de analoge lokale centrales, dient ook gecorrigeerd te worden voor het inefficiënt hoge aantal lokale centrales in het KPN netwerk. Zoals reeds hiervoor beschreven, is ook door N/E/R/A gewezen op de inefficiëntie hiervan en refereert N/E/R/A hierbij aan het efficiënte aantal van 171 lokale centrales in het huidige BULRIC model. Dit is de eerste beschikbare optie ter bepaling van het redelijke aantal centrales. Hoewel het college 171 lokale centrales in het netwerk van KPN op zichzelf een efficiënt aantal vindt en het college van oordeel is dat KPN op den duur naar dit aantal dient te migreren, acht het college het niet redelijk om dit thans als een uitgangspunt bij de vaststelling van het redelijk ombouwtarief voor lokale interconnectie te hanteren. Evenmin acht het college het redelijk om vast te houden aan het feitelijke aantal van 512 lokale centrales (optie 2), nu hiervan vaststaat dat het een inefficiënt aantal is. Als derde optie, ter bepaling van het huidige, voor lokale interconnectie relevante, redelijke aantal lokale centrales zou ook uitgegaan kunnen worden van het gemiddelde van het feitelijk aantal 512 (inefficiënt) en het BULRIC aantal lokale centrales 171 (efficiënt), dus 342. 13

Een vierde optie zou kunnen zijn om bepaalde veronderstellingen te doen met betrekking tot de manier waarop KPN de analoge centrales had kunnen vervangen door digitale centrales. Daarbij wordt ter bepaling van het feitelijke aantal centrales de veronderstelling gedaan dat de analoge centrales zouden zijn vervangen door een kleiner aantal digitale centrales. Een dergelijke benadering zou uitkomen op een feitelijk aantal van 338 centrales 14, waardoor het gemiddelde van het feitelijke (338) en efficiënte (171) aantal uitkomt op een redelijk aantal van 255. Vooralsnog beschouwt het college de derde optie als de meest redelijke, en bestaat het voornemen deze optie in het beleid te verwerken. De reden waarom het college deze optie als meest redelijke beschouwt, is dat deze in lijn is met het huidige reguleringskader, waarbij gekozen is voor een BULRIC benadering voor terminating diensten en de EDC benadering voor originating diensten. Lokale interconnectie vindt namelijk zowel ten behoeve van terminating als originating diensten plaats. Overigens is het college zich ervan bewust dat het huidige reguleringskader ook optie 4 niet uitsluit. Het aantal van 342 centrales komt ook dicht in de buurt bij het feitelijk aantal locaties dat KPN heeft in haar lokale netwerk, namelijk 369. Er zijn immers locaties waar meerdere lokale centrales staan. IV. Het college verzoekt belanghebbenden om hun gemotiveerde standpunt ten aanzien van de keuze welk aantal centrales als redelijk moet worden beschouwd. 5.4 Bepalen van het gemiddelde redelijke ombouwtarief Uit de eerste stap volgt het gemiddelde ombouwtarief uitgaande van 512 digitale centrales. Uit de tweede stap volgt het redelijke aantal lokale centrales. Om nu te komen tot een gemiddeld redelijk ombouwtarief wordt een factor bestaande uit het redelijke aantal centrales gedeeld door het werkelijke aantal centrales vermenigvuldigd met het gemiddelde ombouwtarief uit de eerste stap: Gemiddelde redelijke ombouwtarief = (redelijk aantal centrales/werkelijke aantal centrales) * gemiddelde ombouwtarief uit stap 1 Het gemiddelde redelijke ombouwtarief is gebaseerd op een factor die wordt bepaald door het huidige werkelijke aantal centrales in het netwerk van KPN en het redelijke aantal centrales. Aangezien beide aantallen aan veranderingen onderhevig zijn, is het wenselijk om de factor in de tijd aan te kunnen passen. Het toekomstige verloop van het werkelijke aantal lokale centrales is afhankelijk van de snelheid waarmee KPN in staat is deze in haar netwerk te optimaliseren. Voor de berekening van toekomstige redelijke ombouwtarieven moet dus worden uitgegaan van het toekomstige werkelijke aantal lokale centrales in het netwerk van KPN. Ook het redelijk aantal lokale centrales is aan verandering in de tijd onderhevig. Het college zal dit aantal jaarlijks opnieuw vaststellen, waarbij rekening wordt gehouden met veranderingen in aantallen 14 Deze berekening gaat ervan uit dat de analoge centrales zouden zijn vervangen door digitale centrales volgens de verhouding 171 : 512 (efficiënt : inefficiënt). De 262 analoge centrales zouden daarmee zijn vervangen door 262 x 171/512 = 88 digitale centrales, wat het feitelijke aantal op 250 + 88 = 338 centrales zou brengen. 14

centrales in de EDC en BULRIC systemen en met eventuele heroverwegingen van het college met betrekking tot de berekening van het redelijk aantal centrales. Het college voorziet een jaarlijkse evaluatie en eventuele aanpassing van het ombouwtarief als onderdeel van de per 1 juli vast te stellen tarieven voor interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten. 15

6. Implementatie-issues Indien een OLO verzoekt om lokale interconnectie op een bepaalde lokale centrale, dan geldt in beginsel het uitgangspunt dat er ook daadwerkelijk fysieke interconnectie op die lokale centrale plaats zal vinden. In dat geval zal de OLO moeten zorgen voor uitrol van zijn netwerk naar de betreffende lokale centrale en zal KPN de betreffende lokale centrale moeten ombouwen. KPN kan hiervan naar het oordeel van het college onder voorwaarden afwijken. KPN kan van het ombouwen van de lokale centrale afzien indien KPN van oordeel is dat dit niet past in de migratie naar een efficiënt netwerk, dan wel dat dit tot onredelijk hoge kosten voor KPN zal leiden. KPN dient dan echter virtuele lokale interconnectie aan te bieden. De mogelijkheid om van werkelijke fysieke interconnectie op de lokale centrale af te zien, geeft KPN naar het oordeel van het college een prikkel om efficiënte netwerkaanpassingen door te voeren. Analoge centrales hoeven bijvoorbeeld niet per definitie te worden vervangen door digitale host centrales, maar kunnen ook in dienst blijven met de functie van remote of concentrator. Tevens kan in het kader van netwerkefficiëntie worden besloten om een lokale centrale niet om te bouwen of volledig uit te faseren. Verplichte ombouw van, min of meer, willekeurige lokale centrales (immers verzoek van OLO is bepalend) kan dan juist belemmerend werken. Onder meer om deze redenen dient KPN de vrijheid over haar eigen netwerk te behouden. Het college is van mening dat de volgende (aanvullende) randvoorwaarden het lokale interconnectie beleid temeer redelijk maken. 1. KPN heeft keuze voor virtuele interconnectie Indien een OLO lokale interconnectie wil op een bepaalde lokale centrale dient de OLO het redelijke door het college vastgestelde ombouwtarief aan KPN te betalen. KPN heeft vervolgens de keuze tussen daadwerkelijke of virtuele interconnectie. In het eerste geval dient de OLO ook daadwerkelijk tot op lokaal niveau uit te rollen; in het tweede geval gebeurt dit niet en heeft de OLO recht op lokale interconnectie tarieven hoewel feitelijk op regionaal niveau geïnterconnecteerd wordt. Het college wil hier wellicht ten overvloede benadrukken dat de OLO in beide gevallen het ombouwtarief aan KPN verschuldigd is, onafhankelijk van de keuze van KPN om wel of niet om te bouwen. 2. Virtuele interconnectie altijd op de RAP Indien KPN ervoor kiest om een bepaalde lokale centrale niet om te bouwen, dient KPN virtuele interconnectie op regionaal niveau aan te bieden. Het ligt daarbij voor de hand om de regionale centrale (RAP) waar de lokale centrale toe behoort als virtueel interconnectiepunt te beschouwen. De meeste OLOs zijn reeds met één of meerdere RAPs van KPN geïnterconnecteerd. Mocht virtuele interconnectie op de RAP op gemotiveerde bezwaren van de OLO stuiten (bijvoorbeeld omdat de OLO niet op de RAP geïnterconnecteerd is), dan dient KPN het initiatief te nemen om in samenspraak met de OLO op zoek te gaan naar een alternatieve, en voor beide partijen acceptabele, oplossing. KPN dient het college in voorkomende gevallen te informeren over de uiteindelijk gekozen oplossing. 16

3. Virtuele uitkoppeling over bestaande bundels Indien KPN virtuele interconnectie levert op een RAP, dan dient KPN dit verkeer over de bestaande bundels aan de OLO af te leveren. Een OLO hoeft dus geen nieuwe bundels met de daarbij behorende werkzaamheden zoals NIT-testen en herroutering bij KPN af te nemen. 4. Lokale interconnectie op een G-EVKC mogelijk Een gecombineerde eerste orde verkeerscentrale (G-EVKC) is een regionale centrale waarop tevens eindgebruikers rechtstreeks zijn aangesloten. Op dit moment betaalt een OLO, als er met deze centrale geïnterconnecteerd wordt, voor alle verkeer regionale interconnectietarieven. Dit geldt dus ook voor het verkeer van en naar de direct op de G-EVKC aangesloten eindgebruikers. Het college vindt het echter redelijk dat OLOs ook voor dit verkeer, door middel van lokale interconnectie, in aanmerking moeten kunnen komen voor lokale interconnectietarieven. Lokale interconnectie op een G-EVKC is mogelijk onder dezelfde voorwaarden als voor een lokale centrale. Dit betekent dus dat een OLO, wanneer hij het door het college vastgestelde ombouwtarief per lokale centrale betaalt, vanaf dat moment met betrekking tot het verkeer dat rechtstreeks van en naar de eindgebruikeraansluitingen op de G-EVKC loopt, aanspraak kan maken op lokale interconnectietarieven. De lokale interconnectietarieven gelden niet voor het overige verkeer op de G-EVKC. Dit verkeer loopt namelijk via (andere) lokale centrales, en hiervoor geldt dat de OLO de mogelijkheid heeft om op de reguliere manier lokale interconnectie aan te vragen. 5. Heroverweging met betrekking tot netwerkplanning door KPN In beginsel geldt dat een eenmaal gemaakte keuze van KPN tussen werkelijke of virtuele interconnectie later niet meer gewijzigd kan worden. Een besluit van KPN om de wijze van interconnectie op een bepaalde lokale centrale te veranderen, zou immers een onredelijke negatieve invloed op de bedrijfsvoering van de OLO kunnen hebben. Echter, daartegenover staat de wens van het college om KPN zoveel mogelijk vrijheid te geven om het netwerk efficiënter te maken. Hierbij is een bepaalde flexibiliteit noodzakelijk, ook met betrekking tot (het heroverwegen van) eerder gemaakte keuzes. Daarom acht het college het redelijk dat KPN in staat is de gekozen wijze van interconnectie op een bepaalde lokale centrale te wijzigen, mits de noodzaak hiertoe door KPN aan het college kan worden aangetoond. Het college zal dit in het kader van het dan voorliggende specifieke geval toetsen. Daarnaast geldt dat een dergelijk voornemen door KPN voldoende tijdig aan de betrokken OLOs bekend gemaakt dient te worden. Tenslotte kan het college besluiten dat meerkosten aan de kant van de OLO, die een gevolg zijn van het besluit van KPN, voor rekening van KPN komen. Ook hiervoor geldt dat het college voor ieder specifiek geval een besluit zal nemen. 6. Verdeling van kosten indien meerdere OLOs per LAP interconnecteren Met betrekking tot de ombouwkosten dient er tussen marktpartijen een terugbetalingsregeling te worden overeengekomen, waarbij ieder op het moment van instappen zijn bijdrage levert aan de ombouwkosten. Het ombouwtarief geldt per lokale centrale en dus niet per OLO, en als er meerdere OLOs met dezelfde lokale centrale willen interconnecteren dienen de ombouwkosten over de betrokken OLOs te worden verdeeld. Het college acht het wenselijk dat de uitwerking van een dergelijke (terug)betalingsregeling door KPN in samenwerking met marktpartijen wordt opgesteld. Leidend principe hierbij moet volgens het college zijn dat iedere marktpartij, die lokale interconnectie afneemt op een bepaalde centrale, een bedrag evenredig aan de ombouwkosten per lokale centrale betaalt, afhankelijk van het moment waarop interconnectie op die lokale centrale 17

zijn aanvang heeft en daarmee het op dat moment geldende ombouwtarief. Hiermee wordt de keuze om naar een lokale centrale uit te rollen gebaseerd op het actuele ombouwtarief en niet op het tarief wat een andere OLO in eerder stadium als ombouwtarief heeft betaald. Deze laatste situatie zou als nadeel hebben dat de keuze door een OLO naar welke lokale centrales uit te rollen beïnvloed wordt door de vraag wanneer een andere OLO op die centrale interconnectie tot stand heeft gebracht. 7. Indien virtuele interconnectie; LAP of RAP poortprijs? Indien KPN kiest voor virtuele interconnectie op regionaal niveau, wordt er gebruik gemaakt van regionale interconnectie poorten. Om die reden kan het niet zo zijn dat de LAP poortprijs wordt gehanteerd. Daarnaast zou het hanteren van een ander tarief voor poorten die gebruikt worden voor verkeer rechtstreeks van en naar de eindgebruikersaansluitingen waarschijnlijk tot problemen met betrekking tot verrekening van poortkosten leiden. Immers, het lokale en regionale interconnectieverkeer zal door elkaar over dezelfde bundels lopen en van dezelfde interconnectiepoorten gebruikmaken. Het college is van mening dat in geval van virtuele lokale interconnectie op de RAP de regionale poorttarieven gehanteerd dienen te worden. V. Het college verzoekt belanghebbenden om hun gemotiveerde standpunt ten aanzien van bovenstaande overwegingen van het college. Tevens worden belanghebbenden uitgenodigd om eventuele andere issues met betrekking tot de implementatie van het voorgenomen beleid voor interconnectie op het niveau van de nummercentrales aan het college kenbaar te maken. 18

7. Verdere procedure 7.1 Reacties van belanghebbenden Belangstellende partijen worden uitgenodigd om hun standpunten ten aanzien van de in onderhavig document opgenomen vragen aan het college kenbaar te maken. Tevens wil het college partijen in de gelegenheid stellen om eventuele andere direct gerelateerde onderwerpen in hun reactie op te nemen. Partijen kunnen tot en met 28 mei 2003 hun visie aan het college kenbaar maken. Reacties dienen per brief en in elektronische vorm (diskette of e-mail) en onder vermelding van: Beleidsvoornemen lokale interconnectie te worden gericht aan (tevens voor nadere vragen of toelichting): OPTA Afdeling Interconnectie en Bijzondere Toegang t.a.v. de heer F. Vergouwen Postbus 90420 2509 LK Den Haag e-mail adres: f.vergouwen@opta.nl Na afloop van deze termijn zullen alle reacties in principe openbaar worden gemaakt door middel van publicatie op de OPTA website. Partijen die menen dat delen van hun commentaar als bedrijfsvertrouwelijk moeten worden behandeld, wordt verzocht dit uitdrukkelijk aan te geven met een nadere motivering waarom vertrouwelijkheid geboden is. Bedrijfsvertrouwelijke gegevens worden niet gepubliceerd. 7.2 Ronde tafel bijeenkomst Het college nodigt belangstellende partijen uit voor een ronde tafel bijeenkomst ten kantore van OPTA. Tijdens deze bijeenkomst zullen marktpartijen in de gelegenheid worden gesteld om mondeling te reageren op het beleidsvoornemen van het college. Partijen die bij deze bijeenkomst aanwezig willen zijn dienen zich uiterlijk 15 mei 2003 schriftelijk of per e-mail aan te melden bij de bovengenoemde contactpersoon. Daarbij dient men aan te geven of men het woord wil voeren. De partijen die zich hebben aangemeld zullen na afloop van de aanmeldingstermijn nader bericht ontvangen over datum en tijdstip van de bijeenkomst. 19

Bijlage Wettelijk kader 1. Inleiding Dit hoofdstuk is gewijd aan de wettelijke bepalingen, vanuit nationaal en Europees perspectief, die van belang zijn voor de beoordeling van het aanbod en de tarieven voor lokale interconnectie van een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht. Eerst wordt ingegaan op de relevante nationale wettelijke bepalingen inzake de begrippen interconnectie, transparantie, non-discriminatie en kostenoriëntatie. Verder wordt aandacht besteed aan de relevante Europees rechtelijke bepalingen, die ten grondslag hebben gelegen aan het nationale recht; deze spelen een belangrijke rol bij de interpretatie daarvan. Tenslotte wordt de in dit verband het nieuwe communautaire ONP kader, voor zover van belang, behandeld. Dit is thans neergelegd is de Kaderrichtlijn en de Toegangsrichtlijn. 2. Nationale regelgeving Op 15 december 1998 is de Telecommunicatiewet in werking getreden. Deze wet is gebaseerd op de ONP regelgeving en is een belangrijke stap op weg naar de totstandkoming van een concurrerende telecommunicatiemarkt. In hoofdstuk 6 van de Telecommunicatiewet wordt uitvoering gegeven aan de Interconnectierichtlijn. 15 In artikel 6.1 van de Telecommunicatiewet wordt aangegeven dat aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten in Nederland, die daarbij toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren, dragen zorg voor interconnectie van de betrokken telecommunicatienetwerken teneinde te verzekeren dat de daarop aangesloten gebruikers over en weer met elkaar kunnen communiceren. Op grond van het samenstel van de artikelen 6.4, 6.5, 6.6 en 6.7 van de Telecommunicatiewet gelden voor een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht bijzondere verplichtingen met betrekking tot interconnectie. Uit artikel 6.4 van de Telecommunicatiewet volgt dat onder andere de aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken en vaste openbare telefoondiensten, die in het gebied waarin zij binnen Nederland actief zijn op de markt met betrekking tot de vaste openbare telefoonnetwerken of de vaste openbare telefoondienst, beschikken over een aanmerkelijke macht op de markt als zodanig worden aangewezen door het college. 16 Artikel 6.5 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht interconnectie op non-discriminatoire wijze dient te verstrekken aan andere aanbieders. Op grond van artikel 6.6, eerste lid, van Telecommunicatiewet dienen de interconnectie tarieven te voldoen aan het vereiste van kostenoriëntatie. Bovendien draagt de aanbieder met aanmerkelijke marktmacht er zorg voor dat de tarieven in voldoende mate zijn uitgesplitst. Dat volgt uit het tweede lid 15 Richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997 van het Europese Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision. 16 Bij besluit van 20 oktober 1999 heeft het college Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover zij aanbieder zijn van een vast openbaar telefoonnetwerk en een vaste openbare telefoondienst, aangewezen als AMM-partij. 20