Mortaliteit en morbiditeit van aterme pasgeborenen op de neonatale intensivecareunit in de regio Utrecht

Vergelijkbare documenten
2. De incidentie van zwangerschap beëindiging voor hypertensieve aandoeningen op de grens van foetale levensvatbaarheid in Nederland.

mw.dr. J. Dijs-Elsinga (PRN), mw. C. de Vries (PRN) mw.dr. E. de Miranda (KNOV), mw.dr. A.C.J. Ravelli (AMC), dhr. P.

Afname van foetale en neonatale sterfte in Nederland

Voorbeeld Perinatale Audit 1

Perinatale sterfte verschillen naar zorgregio s in Nederland

24 weken zwanger en dan? Kansen, onmogelijkheden, resultaten en toekomst

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2010

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2009

mw.dr. J. Dijs-Elsinga (PRN), mw. C. de Vries (PRN) mw.dr. E. de Miranda (KNOV), mw.dr. A.C.J. Ravelli (AMC), dhr. P.

Opzet. Methode. Inleiding. Resultaten. Conclusie. Martine Eskes, Adja Waelput, Sicco Scherjon, Klasien Bergman en Anita Ravelli

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2013

Factsheet Zwangerschap en Geboorte 2016 gegevens onder embargo tot donderdag 25 januari, 08.00u

Samenvatting. Samenvatting

Foetale sterfte. Hoofdstuk 4 PERISTAT II

CHAPTER 12. Samenvatting

Jaarverslag Versie Team VSV Kracht 2016

VSV Achterhoek Oost Protocol Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2016

Het Euro-Peristat-project

Registratieformulier voor de gegevens rondom de zwangerschap en bevalling

Provinciale verschillen in perinatale sterfte en reistijd tot ziekenhuis

Nederlandse perinatale sterfte daalt

Hoge perinatale sterfte in Nederland vergeleken met andere Europese landen: de Peristat-II-studie

Protocol Obesitas. 1.0 Definitie obesitas

Neonatale uitkomsten. Hoofdstuk 5 PERISTAT II

Inleiden bij 41 of 42 weken?

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2013

Kennispoort conferentie 2016

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie RICHTLIJN. Verwijzing naar een perinatologich centrum Samenwerking tweede en derde lijn

Introductie. Methoden. Jeanette Mesman, Ank de Jonge, Judith Manniën, Joost Zwart, Jeroen van Dillen en Jos van Roosmalen

Induction of Labor versus Expectant management in women with Preterm Prelabor Rupture of Membranes between 34 and 37 weeks

GyPsy screening. Detectie en zorgtoeleiding van zwangeren met psychopathologie en psychosociale problematiek


Timing van electieve keizersneden à terme

Perinatale Zorg in Nederland. Perinatal Care in the Netherlands. Perinatale Zorg. in Nederland

Perinatale sterfte en morbiditeit bij geplande thuisbevallingen en poliklinische bevallingen*

Internationale positie van Nederlandse geboortezorg is verbeterd

Perinatale Zorg in in Nederland Perinatal Care in in the the Netherlands

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2014

Vrouwen die zwanger zijn van een meerling hebben een verhoogde kans op vroeggeboorte

Perined voor VSV s en hun bestuurders. still a continuing story

Perinatale Zorg in Nederland


Perinatale sterfte en morbiditeit bij geplande thuisbevallingen en poliklinische bevallingen

Angst voor de pijn. Prof. dr. Arie Franx. Pre-eclampsia and cardiovascular disease. Kennispoort Verloskunde, 3 februari 2012

Voorspellen van sterfte bij zeer premature kinderen*

Perinatale sterfteverschillen in Amsterdam

Evaluatie van vijf jaar stuitbevallingen in het OLVG Amsterdam: een retrospectieve cohortstudie

Ingezonden poster Truus Vanlier-prijs 2013

3792_Jrvslg_bwwerk :22 Pagina 1. Perinatale Zorg in Nederland

Karakteristieken van zwangere vrouwen en de zwangerschap in Europees perspectief

Minder babysterfte bij gynaecoloog

OBDUCTIEAANVRAAG VOOR MINDERJARIGEN (kind/baby/foetus)

Determinanten van hoge Nederlandse perinatale sterfte onderzocht in een complete regionale cohort,

OBDUCTIEAANVRAAG VOOR MINDERJARIGEN (kind/baby/foetus)

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2015

IN ZWANG PROTOCOL: Preventie recidief spontane vroeggeboorte

Perinatale Zorg in Nederland

Regionaal Protocol Preventie van perinatale GBS ziekte bij à terme zwangerschap

Samenvatting. Introductie. Suze Jans, Hilde Perdok, Ben Willem Mol, Ank de Jonge

Ketenprotocol. Kraamconsulten kinderartsen. Auteurs: E.D. Stam

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Neonatale screening op aangeboren hartafwijkingen d.m.v. saturatiemeting

Invasieve beademing bij longfibrose. Liselotte Boerman, ANIOS

Perinatale Zorg in Nederland. Perinatal Care in the Netherlands

Zuurstof of niet bij reanimatie pasgeborene?

Perinatale audit op koers

VSV Zoetermeer. Ketenprotocol. Diabetes gravidarum. Auteurs: Esther van Uffelen Ingrid Mourits. Versie 1.0

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

PROTOCOL DREIGENDE PARTUS

Serotiniteit. Versie November 17. Wens 41 weken inleiden. AD* (weken) Actie Beleid Informatie. Folder serotiniteit mee geven

Management of preterm delivery in women with abnormal fetal presentation

In deze brief beschrijft de NVOG haar visie op noodzakelijke veranderingen binnen de geboortezorg in Nederland:

Perinatale audit: De voortgang

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Risk factors and prognostic models for preterm birth. Schaaf, J.M. Link to publication

Addendum. Nederlandse Samenvatting

Disclosure belangen spreker

Disclosure belangen. (potentiële) belangenverstrengeling. Geen. Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven.

Perinatale Zorg in Nederland. Perinatal Care in the Netherlands. Perinatale Zorg in Nederland

Dutch summary. Nederlandse samenvatting

Je ziet ze niet, maar ze kunnen er wel zijn: Hersenbloedingen bij de premature neonaat. Karianne Kraft Kinderarts-neonatoloog UMCG maart 2019

Stop or Go? TerugvalprevenDe training bij het begeleid aiouwen van anddepressiva in de zwangerschap.

NOTA KWALIFICATIES GEAUTORISEERD OBSTETRISCHE PROF. ACUTE VERLOSK. ZORG. Versie 1.0

Samenvatting en Discussie

nazorg-poli neonatale intensive care unit

De aanpak van perinatale sterfte in Nederland

Trends in de jaren

Keuzehulp Bevallen na een eerdere keizersnede: vaginale bevalling of een geplande keizersnede? Poli Gynaecologie

Nederlandstalige samenvatting

Samenvatting. Keuze voor à terme sterfte. Hoe werkt perinatale audit in de praktijk?

Grondige discussie nodig over number needed to treat Risico s sectio bij stuitligging onderschat

CRL voor datering zwangerschap: wat hebben we veranderd voor zwangeren?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Perinatale Zorg in Nederland Perinatal Care in the Netherlands

Minder neonatale morbiditeit na electieve sectio caesarea vanaf een amenorroeduur van 39 weken

Angst voor de bevalling in een eerstelijns onderzoeksgroep. Kennispoort 2012, Anne-Marie Sluijs Klinisch verloskundige LUMC/psycholoog

Samenvatting. Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 2

Eens een sectio, altijd een sectio? INDIVIDUELE AFWEGINGEN VOOR DE WIJZE VAN BEVALLEN NA EEN EERDERE SECTIO CAESAREA

1 ½ lijns geboortezorg;

Calamiteiten bij zwangere vrouwen in Nederland*

Transcriptie:

Onderzoek Mortaliteit en morbiditeit van aterme pasgeborenen op de neonatale intensivecareunit in de regio Utrecht Annemieke C.C. Evers, Jeanette van Leeuwen, Anneke Kwee, Hens A.A. Brouwers, Corine Koopman-Esseboom, Peter G.J. Nikkels, Annette Duyn, Hein W. Bruinse ONDERZOEK Doel Opzet Methode Resultaten Conclusie Inzicht verkrijgen in de mortaliteit en morbiditeit van aterme neonaten zonder congenitale afwijkingen, opgenomen op een neonatale intensivecareunit (NICU). Retrospectieve analyse. In dit onderzoek werden alle aterme neonaten geëvalueerd die in de periode 1997-2003 geboren werden, zonder congenitale aandoeningen, en opgenomen werden op de NICU van het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) te Utrecht. Informatie over de partus, NICU-opname en follow-up tot de leeftijd van 18 maanden, werd verkregen uit de status. In d e s t u d iep er io d e wer d en 597 ater m e ne o naten o p g eno m en o p d e NICU; d i t k w am ne er o p 3 à 4 o p g eno m en ne o naten per 1000 aterme pasgeborenen in de regio Utrecht. Van de pasgeborenen werd 47% opgenomen wegens asfyxie, 17% wegens respiratoire problemen en 12% wegens een infectie. In 79% vond de geboorte onder 2e lijnszorg plaats; in 29% was de bevalling begonnen onder eerstelijnszorg als laagrisicobevalling. 21% van de neonaten werd op de NICU opgenomen na een geboorte onder eerstelijnszorg. Bijna 15% van de neonaten overleed op de NICU, in 89% van de gevallen als gevolg van asfyxie. Van de kinderen met asfyxie die overleefden, had 15% op de leeftijd van 18 maanden een handicap. Post-par tum opname van een, in aanleg gezonde, aterme neonaat op de NICU is een ernstige perinatale uitkomst, en verdient verder onderzoek. Verschillende factoren die hierbij een rol spelen moeten nader geanalyseerd worden, bijvoorbeeld door middel van perinatale audits. Universitair Medisch Centrum Utrecht, locatie Wilhelmina Kinderziekenhuis, divisie Vrouw en Baby, Utrecht. drs. A.C.C. Evers, artsonderzoeker; dr. A. Kwee en prof.dr. H.W. Bruinse, gynaecologen; dr. H.A.A. Brouwers en dr. C. Koopman-Esseboom, neonatologen; dr. P.G.J. Nikkels, patholoog. TweeSteden Ziekenhuis, afd. gynaecologie, Tilburg. Drs. J. van Leeuwen, ANIOS gynaecologie. Slotervaartziekenhuis, afd. gynaecologie, Amsterdam. Drs. A. Duyn, gynaecoloog. Contactpersoon: drs. A.C.C. Evers, (A.Evers@umcutrecht.nl). De kwaliteit van verloskundige zorg wordt voornamelijk gerelateerd aan de perinatale sterfte. Uit internationale overzichten van perinatale sterfte in 1999 en 2004 (Peristat I en II) weten we dat de daling van de perinatale sterftecijfers in Nederland achterblijft ten opzichte van de ons omringende landen. 1-6 Bij de evaluatie van perinatale zorg in Nederland heeft de morbiditeit van kinderen echter nog geen plaats, terwijl men mag aannemen dat naast elk geval van perinatale sterfte een veelvoud aan casussen met ernstige perinatale morbiditeit staat. Post partum opname van een, in aanleg gezonde, aterme neonaat op de neonatale intensivecareunit (NICU) beschouwen wij als een uiting van ernstige perinatale morbiditeit. Over deze groep kinderen is in de literatuur vrijwel niets bekend. Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de mortaliteit en morbiditeit van in aanleg gezonde aterme neonaten, die op een NICU worden opgenomen. Patiënten en Methode In dit retrospectieve onderzoek includeerden wij alle kinderen die in de periode 1997-2003 na een zwangerschapsduur van 37 weken zonder ernstige congenitale NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A118 1

ONDERZOEK Uitleg Wet lung -syndroom Beeld van respiratoire distress onmiddellijk na de geboorte, ten gevolge van onvoldoende resorptie van amnionvocht uit de longblaasjes. Meconiumaspiratiesyndroom Beeld van respiratoire distress postpartum op basis van aspiratie van meconium. De aspiratie van meconium leidt tot zowel atelectasevorming, als een chemische pneumonie in de eerste levensdag. afwijkingen geboren werden, en die opgenomen werden op de NICU van het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ). De NICU van het WKZ is 1 van de 10 NICU s in Nederland. De opgenomen kinderen komen grotendeels (85%) uit de eigen regio. Voor het identificeren van de neonaten werd gebruik gemaakt van de Landelijke Neonatale Registratie. Gegevens van iedere casus werden verkregen uit de status, met een focus op karakteristieken van de partus en ontslagdiagnose van de NICU. We maakten een indeling in 3 groepen. De eerste groep bestond uit neonaten die geboren werden onder verantwoordelijkheid van de 1e lijn. De tweede groep bestond uit neonaten, waarvan de baring werd gestart in de 1e lijn, maar waarbij de aanstaande moeder durante partu werd verwezen naar de 2e lijn. De derde groep bestond uit vrouwen die antenataal een indicatie hadden om in de 2e lijn te bevallen. Zowel een primaire medische indicatie als een antepartum overname vanuit de 1e lijn, rekenden we tot deze categorie. De NICU van het WKZ verzorgt ongeveer 12,5% van het aantal neonaten met NICU-behoefte in Nederland. We namen aan dat de verdeling van aterme partus in onze regio niet anders is, dan in Nederland als geheel. Met behulp van gegevens van de Perinatale Registratie Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek achterhaalden we hoeveel aterme neonaten er in de gehele periode in Nederland geboren werden. Hiermee berekenden we het aantal aterme neonaten geboren in de regio Utrecht in 1997-2003. Bij het berekenen van de incidentie van het aantal NICU opnames per 1000 aterme geboren neonaten werd rekening gehouden met het gegeven dat ongeveer 15% van de in het WKZ opgenomen neonaten afkomstig was uit een andere regio. Neonatale opnamediagnoses en uitkomst. De ontslagdiagnoses van de neonaten werden ingedeeld in 8 groepen. De groep asfyxie bevatte de casussen waarbij perinatale hypoxische-ischemie optrad, met of zonder duidelijke oorzaak. Respiratoire problemen bevatte de diagnoses wet lung -syndroom, respiratoire insufficiëntie, pneumothorax en persisterende pulmonale hypertensie. Alle infectieuze problemen vielen onder de groep infectie. Onder meconium viel het meconiumaspiratiesyndroom, zonder asfyxie. Bloeding of infarct stond voor cerebrale bloedingen of bewezen infarcten. De 3 laatste groepen waren: metabole aandoeningen (vooral hypoglykemiën), convulsies e.c.i. (zonder asfyxie) en een restgroep van aandoeningen, zoals fracturen en decompensatio cordis. Follow-up In het WKZ worden alle kinderen met ernstige neonatale morbiditeit vervolgd op de follow-up-polikliniek van de afdeling neonatologie ter evaluatie van de motorische, cognitieve en gedragsmatige ontwikkeling. Dit vindt plaats op de leeftijd van 3, 9 en 18 maanden. Op de leeftijd van 18 maanden werd een test met de Griffith s ontwikkelingsschalen afgenomen; een gevalideerd instrument om de mentale en motorische ontwikkeling te meten bij kinderen van 0 tot 8 jaar. Een ontwikkelingsscore < 85 werd als afwijkend beschouwd. Tevens werd er dan een neurologisch ontwikkelingsonderzoek verricht. Gegevens van deze follow-up leidden tot een indeling in 3 categorieën: een groep met een normale ontwikkeling, een groep met milde, en een groep met ernstige afwijkingen. Statistiek De data werden geanalyseerd met behulp van het Statistical Package for the Social Sciences versie 15.0 (SPSS Inc., Chicago, VS). Uitkomsten werden beschreven in aantal (n) of percentages (%) en, afhankelijk van de verdeling, gemiddelde met standaard deviatie (SD) of mediaan met 1e en 3e kwartiel. Verschillen in prevalenties van categoriale variabelen werden onderzocht middels een χ 2 -toets. Verschillen in continue variabelen werden onderzocht met behulp van de mann-whitney-u-toets. Een p-waarde van < 0,05 werd als significant beschouwd. Resultaten In totaal werden er 597 aterme neonaten op de NICU van het WKZ opgenomen in de periode 1997-2003. Dit was 17,1% van de in totaal 3490 NICU-opnames in deze periode in het WKZ. Binnen de onderzoeksperiode van 7 jaar werden ongeveer 156.400 aterme neonaten geboren in de regio Utrecht. Dit betekent dat ongeveer 3 à 4 pasgeborenen per 1000 aterme neonaten op de NICU opgenomen werd. Van de 597 kinderen werden er 116 (19,4%) geboren in de 1e lijn, 126 (21,1%) in de 2e lijn na een durante partu overname vanuit de 1e lijn, en 315 (52,8%) kinderen in de 2e lijn, vanwege een antenatale medische indicatie. Van 40 kinderen (6,7%) was de plaats van baring onbekend. Bij het berekenen van de percentages lieten wij deze groep buiten beschouwing, waarbij wij er van uit gingen dat de 2 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A118

plaatsen van geboorte van deze 40 kinderen gelijkmatig verdeeld waren over de 3 groepen. Maternale en neonatale karakteristieken In tabel 1 zijn maternale en neonatale karakteristieken weergegeven van de 597 voldragen pasgeborenen die op de NICU opgenomen werden. Er waren meer nulliparae (n = 332; 55,6%), dan multiparae (n = 239; 40,0%). Van de pasgeborenen werd 50% geboren na een zwangerschapsduur van tussen de 40 en 42 weken, en 7,5% na 42 weken. Asfyxie was de reden van opname bij 283 (47,4%) pasgeborenen, 99 (16,6%) pasgeborenen werden opgenomen wegens respiratoire problemen, en 72 (12,1%) wegens een infectie. Daarnaast werden 36 (6%) pasgeborenen opgenomen wegens het meconiumaspiratiesyndroom; 35 (5,9%) wegens een bloeding of infarct; 29 (4,9%) wegens convulsies e.c.i., en 17 (2,8%) met metabole problemen. De resterende 26 (4,4%) neonaten werden met een overige reden opgenomen. Het percentage jongens was hoger dan het percentage meisjes (56,8 respectievelijk 43,2%). Van de 116 pasgeborenen uit de 1e lijn, werden er 98 thuis geboren en 18 tijdens een poliklinische bevalling in het ziekenhuis. Tabel 2 toont maternale en neonatale karakteristieken per ziektebeeld. Van de pasgeborenen die werden opgenomen wegens ernstige asfyxie, was 64% geboren na 40 weken zwangerschapsduur. Van de pasgeborenen met respiratoire problemen was 65% vóór de 40e week geboren. Mortaliteit In totaal overleden 88 (14,7%) neonaten. In tabel 3 zijn hun karakteristieken weergegeven. 64% van de pasgeborenen die overleden, was na een zwangerschapsduur van 40 weken geboren. De meeste kinderen overleden als gevolg van asfyxie (88,6%). Omdat asfyxie bij aterme geboren kinderen de hoofdoorzaak was van zowel ONDERZOEK TABEL 1 Studie naar de mortaliteit en morbiditeit van in aanleg gezonde aterme neonaten, die in de periode 1997-2003 op de neonatale intensivecareunit (NICU) van het Wilhelmina Kinderziekenhuis werden opgenomen. Maternale en neonatale karakteristieken, naar plaats van bevalling totale groep plaats van bevalling 1e lijn overname 2e lijn onbekend durante partu van 1e naar 2e lijn (n = 597) (n = 116) (n = 126) (n = 315) (n = 40) maternale kenmerken pariteit, n (%) nullipara 332 (55,6)* 50 (43,1) 87 (69) 170 (54) 25 (62,5) multipara 239 (40) 60 (51,7) 36 (28,6) 135 (42,9) 8 (20) onbekend 26 (4,4) 6 (5,2) 3 (2,4) 10 (3,2) 7 (17,5) amenorroeduur in weken, n (%) 37-40 253 (42,4) 42 (36,2) 36 (28,6) 157 (49,8) 18 (45) 40-42 299 (50,1) 72 (62,1) 89 (70,6) 116 (36,8) 22 (55) > 42 45 (7,5) 2 (1,7) 1 (0,8) 42 (13,3) 0 neonatale kenmerken geslacht, n (%) jongen 339 (56,8) 64 (55,2) 77 (61,1) 178 (56,5) 20 (50,0) meisje 258 (43,2) 52 (44,8) 49 (38,9) 137 (43,5) 20 (50,0) geboortegewicht in g, gemiddelde (SD) 3435 (600) 3490 (526) 3521 (497) 3369 (643) 3529 (695) ontslagdiagnose kind, n (%) asfyxie 283 (47,4) 46 (39,6) 74 (58,7) 149 (47,3) 14 (35,0) respiratoire problemen 99 (16,6) 24 (20,7) 9 (7,1) 57 (18,1) 9 (22,5) infectie 72 (12,1) 25 (21,6)* 10 (7,9) 34 (10,8) 3 (7,5) overig 143 (24) 21 (18,1) 33 (26,2) 75 (23,8) 14 (35) opnameduur NICU in dagen, mediaan (kwartielen) 4 (2-7) 4 (2-7) 4 (2-8) 4 (2-6) 5 (3-7) sterfte, n (%) 88 (14,7) 17 (14,7) 21 (16,7) 50 (15,9) 0 * Significant verschil in pariteit, 95%-BI: 0,1-0,2. Significant verschil in geslacht, 95%-BI: 0,09-0,19. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A118 3

ONDERZOEK TABEL 2 Maternale en neonatale karakteristieken van in aanleg gezonde aterme pasgeborenen, opgenomen op de neonatale intensivecareunit, naar ziektebeeld bij opname asfyxie infectie respiratoire problemen (n = 283) (n = 72) (n = 99) maternale kenmerken leeftijd moeder in jaren, gemiddelde (SD) 30,6 (5,4) 31,0 (4,2) 32,1 (5,1) plaats van bevalling, n (%) 1e lijn 46 (16,3) 25 (34,7) 24 (24,2) thuis 42 (14,8) 20 (27,8) 18 (18,2) poliklinisch 4 (1,4) 5 (6,9) 6 (6,1) overname durante partu van 1e naar 74 (26,1) 10 (13,9) 9 (9,1) 2e lijn 2e lijn 149 (52,7) 34 (47,2) 57 (57,6) onbekend 14 (4,9) 3 (4,2) 9 (9,1) amenorroeduur in weken, n (%) 37-40 102 (36,0) 26 (36,1) 64 (64,6) 40-42 161 (56,9) 37 (51,4) 33 (33,3) > 42 20 (7,1) 9 (12,5) 2 (2,0) modus partus, n (%) spontaan 89 (31,4) 48 (66,7) 51 (51,5) sectio 113 (39,9) 14 (19,4) 31 (31,4) vacuüm- of forcipale extractie 70 (24,7) 8 (11,1) 14 (14,1) vaginale stuit 11 (3,9) 2 (2,8) 3 (3,0) neonatale kenmerken geslacht, n (%) jongen 173 (61,1)* 36 (50,0) 59 (59,6) meisje 110 (38,9) 36 (50,0) 40 (40,4) geboortegewicht in g, gemiddelde (SD) 3384 (581) 3564 (573) 3454 (618) duur beademing in dagen, mediaan 2 (0-3) 2,5 (0-5) 1 (0-3) (kwartielen) opnameduur NICU in dagen, mediaan 4 (2-7) 5 (3-8) 4 (2-6) (kwartielen) sterfte, n (%) 78 (27,6) 5 (6,9) 0 (0) * Significant verschil in geslacht, 95%-BI: 0,1-0,3. opname op de NICU als sterfte, hebben we gekeken naar de oorzaken van asfyxie. Tabel 4 laat zien dat slechts aan 25% van de gevallen van asfyxie een obstetrische calamiteit, zoals solutio placentae, uterusruptuur, nevelstrengprolaps of dergelijke, ten grondslag lag. Het sterftepercentage in deze groep was 24,9%. Follow-up De follow-up gegevens van de kinderen met perinatale asfyxie staan vermeld in tabel 5. Aangezien van de in totaal 283 pasgeboren met ernstige asfyxie er 78 overleden, bleven er 205 kinderen over voor follow-up. Bij 31 (15%) kinderen was geen follow-up verricht, of alleen uitgevoerd tot de leeftijd van 9 maanden. Verder bleek bij 4 kinderen op latere leeftijd toch een onderliggende aandoening een rol te spelen, zoals een chromosomale afwijking, metabole stoornissen of spierziekte. Deze 4 kinderen werden geëxcludeerd van de resultaten van de follow-up. Van de resterende 170 kinderen hadden 144 (84,7%) een normale Griffith s score op de leeftijd van 18 maanden, 26 (15,3%) kinderen hadden een ontwikkelingsindex van minder dan 85. Van deze kinderen hadden er 19 een ernstige motorische afwijking, wat neerkwam op 11,2% van alle kinderen van wie de follow-up bekend was (n = 170; zie tabel 5). Bij het samennemen van de kans op mortaliteit en morbiditeit na perinatale asfyxie in onze studiegroep, bedroeg deze voor de 3 groepen partus in de 1e lijn, durante partu overname en partus in de 2e lijn ongeveer hetzelfde, namelijk: 38,6% (17/44), 45,9% (28/61) en 43,5% (57/131). Beschouwing Uit dit onderzoek blijkt dat circa 3 à 4 neonaten per 1000 aterme pasgeborenen zonder ernstige congenitale afwijkingen werden opgenomen op de neonatale intensivecare. Van deze neonaten werd 79% (441/557) onder begeleiding TABEL 3 Karakteristieken van in aanleg gezonde aterme pasgeborenen, die overleden op de neonatale intensivecareunit overleden neonaten (n = 88) maternale kenmerken plaats bevalling, n (%) 1e lijn 17 (19,3) thuis 16 (18,2) poliklinisch 1 (1,1) overname durante partu van 1e naar 2e lijn 21 (23,9) 2e lijn 50 (56,8) amenorroeduur in weken, n (%) 37-40 32 (36,4) 40-42 51 (57,9) > 42 5 (5,7) modus partus, n (%) spontaan 21 (23,9) sectio 40 (45,5) vacuüm- of forcipale extractie 22 (25,0) vaginale stuit 5 (5,7) neonatale kenmerken geslacht, n (%) jongen 57 (64,8) meisje 31 (35,2) ontslagdiagnose kind, n (%) asfyxie 78 (88,6) infectie 5 (5,7) bloeding of infarct 3 (3,4) convulsies e.c.i. 1 (1,1) overig 1 (1,1) 4 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A118

TABEL 4 Oorzaken van asfyxie bij in aanleg gezonde aterme pasgeborenen, die werden opgenomen op de neonatale intensivecareunit asfyxie sterfte ten gevolge van asfyxie (n = 283) (n = 78) oorzaken, n (%) geen aanwijsbare oorzaak 221 (78,1) 55 (24,9) solutio placentae 18 (6,4) 8 (44,4) uitgezakte navelstreng 16 (5,7) 3 (18,8) uterusruptuur 13 (4,6) 10 (76,9) complicatie stuit 8 (2,8) 2 (25,0) schouderdystocie 7 (2,5) 0 (0) van 2e lijns zorg geboren, waarvan de bevalling in 29% (126/441) was begonnen onder 1e lijns zorg als laagrisicobevalling. 21% (116/554) van de neonaten werd na de geboorte op de NICU opgenomen vanuit de 1e lijn. Dit betekent dat bij 43% (242/557) van de zwangere vrouwen bij aanvang van de bevalling het risico op complicaties als laag geschat werd. Mortaliteit en morbiditeit De sterfte in deze groep neonaten is aanzienlijk (15%; 88/597), waarbij de hoogste sterfte optreed in de groep neonaten opgenomen wegens asfyxie (28%; 78/283). Van de neonaten opgenomen wegens infectie overleed 7% (5/72). Er overleden geen neonaten aan primaire respiratoire problemen. De follow-up van de opgenomen neonaten was voornamelijk beperkt tot overlevende kinderen opgenomen vanwege asfyxie. Hieruit bleek dat maar liefst 15% een motorische- en/of mentale handicap had op de leeftijd van 18 maanden. Doordat de follow-up gegevens van 15% (31) van de neonaten ontbrak, kan hier selectiebias zijn opgetreden. Echter, als we er vanuit gaan dat deze 31 neonaten zich allemaal normaal hebben ontwikkeld, komen we nog op een morbiditeit van 13% (26/201). Andere studies Een recente studie naar perinatale mortaliteit en morbiditeit in Nederland onder bijna 530.000 zwangeren met een laag risico op complicaties bij aanvang van de partus, is een van de weinige die perinatale morbiditeit beschrijft onder in aanleg gezonde aterme pasgeborenen. 8 Risicofactoren voor een NICU-opname in deze laagrisicogroep waren primipariteit, amenorroeduur van 37 en 41 weken, maternale leeftijd boven de 35 jaar, niet-nederlandse etniciteit en laag socio-economische klasse. Deze studie liet zien dat 2 op de 1000 aterme kinderen opgenomen werd op een NICU. 8 In onze studie kwamen we op een incidentie van 3 à 4 NICU-opnames per 1000 aterme neonaten. Echter in onze studie zijn zowel zwangere vrouwen met een laag- als hoogrisicobevalling vertegenwoordigd. Beperkingen Deze studie heeft een aantal beperkingen. Door het retrospective karakter van het onderzoek kunnen ontbre- ONDERZOEK TABEL 5 Aterme neonaten die met asfyxie opgenomen werden op de neonatale intensivecareunit; follow-up gegevens na 18 maanden totale groep plaats van bevalling 1e lijn overname 2e lijn onbekend durante partu van 1e naar 2e lijn (n = 283) (n = 46) (n = 74) (n = 149) (n = 14) mortaliteit, n (%) 78 (27,6) 15 (32,6) 18 (24,3) 45 (30,2) 0 (0) exclusie wegens onderliggende aandoening 4 (1,4) 0 (0) 3 (4,1) 1 (0,7) 0 (0) follow-up, n (% van de overlevenden) 170 (84,6) 29 (93,5) 43 (81,1) 86 (83,5) 12 (85,7) morbiditeit, n (% van de follow-up)* 26 (15,3) 2 (6,9) 10 (23,3) 12 (14,0) 2 (16,7) motorische beperking, n licht 6 0 3 2 1 ernstig 19 2 7 9 1 mentale beperking, n licht 3 0 1 1 1 ernstig 7 0 4 3 0 * Een Griffith s ontwikkelings score < 85 werd als afwijkend beschouwd. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A118 5

ONDERZOEK Leerpunten Bij de evaluatie van perinatale zorg in Nederland moet niet alleen naar de perinatale sterfte, maar ook naar de perinatale morbiditeit gekeken worden. In de studieperiode 1997-2003 werden 597 (3 à 4 per 1000) in aanleg gezonde aterme pasgeborenen opgenomen op de neonatele intensivecareunit van het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht. Bijna 15% van deze neonaten overleed op de NICU. Asfyxie was de voornaamste oorzaak van opname en overlijden. Van de kinderen met asfyxie die overleefden, had 15% op de leeftijd van 18 maanden een handicap. kende gegevens een vertekenende rol spelen. In 6,7% van de NICU-opnames was de plaats van baring onbekend. Daarnaast hadden we weinig gegevens over het beloop van de partus en met name de reden van verwijzing. nader geanalyseerd en geëvalueerd moeten worden. Factoren die mogelijk een rol spelen zijn patient delay, variatie in interpretatie van foetale bewaking, delay in herkennen van het ziektebeeld of handelen hierop, aanwezigheid van gynaecoloog, anesthesist, kinderarts, en lange aanrijdtijd naar het ziekenhuis. Om meer inzicht te krijgen in het zorgproces voorafgaande aan een NICU-opname of sterfte van een voldragen neonaat zijn wij in 2007 een prospectief onderzoek gestart, genaamd Admission of term neonates to neonatal intensive care or intrauterine death. Hierin wordt op gestructureerde wijze, middels perinatale audits, de kwaliteit van de perinatale zorg voorafgaand aan een NICUopname of overlijden geëvalueerd. Mogelijke substandaard factoren worden aangemerkt en teruggekoppeld naar hulpverleners in de regio. Het doel van de audit is tekortkomingen in de zorg te onderkennen, waarop aanpassingen doorgevoerd kunnen worden en de kwaliteit van de perinatale zorg verbeterd zou kunnen worden. Perinatale audits Gemiddeld zijn er in Nederland 460 gevallen van aterme perinatale sterfte per jaar. 9 Naast deze perinatale sterfte komt nog een veelvoud aan neonatale morbiditeit onder in aanleg gezonde pasgeboren voor. De hoge bijdrage van de aterme geboren kinderen aan de perinatale sterfte en ernstige morbiditeit van in aanleg gezonde neonaten verdient nader onderzoek. Asfyxie was de meest voorkomende oorzaak van een aterme NICU-opname in onze studie. In 75% van de casussen met asfyxie lag er geen obstetrische calamiteit aan te grondslag. Deze casussen kwamen zowel in de 1e als in de 2e lijn voor. Juist deze casussen van onverwachte asfyxie verdienen nadere bestudering. Wij menen dat de verschillende factoren die hierbij een rol spelen Conclusie Post-partum opname van een, in aanleg gezonde, aterme neonaat op de NICU is een ernstige perinatale uitkomst, en verdient verder onderzoek. Verschillende factoren die hierbij een rol spelen moeten nader geanalyseerd worden, bijvoorbeeld door middel van perinatale audits. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Aanvaard op 12 augustus 2009 Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A118 > Meer op www.ntvg.nl/onderzoek Literatuur 1 Wildman K, Blondel B, Nijhuis J, Defoort P, Bakoula C. European indicators of health care during pregnancy, delivery and the postpartum period. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol 2003;111:S53-S65. 2 Buitendijk S, Zeitlin J, Cuttini M, Langhoff-Roos J, Bottu J. Indicators of fetal and infant health outcomes. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2003;111 Suppl 1:S66-S77. 3 Buitendijk SE, Nijhuis JG. Hoge perinatale sterfte in Nederland in vergelijking tot de rest van Europa. Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:1855-60. 4 Achterberg P.W. Met de besten vergelijkbaar? Internationale verschillen in sterfte rond de geboorte. RIVM Rapport. 2005;270032001. www.rivm.nl/ bibliotheek/rapporten/270032001.pdf 5 Richardus JH, Graafmans WC, Verloove-Vanhorick SP, Mackenbach JP. Differences in perinatal mortality and suboptimal care between 10 European regions: results of an international audit. BJOG. 2003;110:97-105. 6 Mohangoo AD, Buitendijk SE, Hukkelhoven CWPM, Ravelli ACJ, Rijninks-van Driel GC, Tamminga P, Nijhuis JG. Hoge perinatale sterfte in Nederland vergeleken met andere Europese landen: de Peristat-IIstudie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:2718-27. 7 Huntley M. The Griffiths Mental Developmental Scales. Oxford: The Test Agency Ltd.; 1996. 8 Jonge de A, Goes van der BY, Ravelli ACJ, Amelink-Verburg MP, Mol BW, Nijhuis JG et al. Perinatal mortality and morbidity in a nationwide cohort of 529 688 low-risk planned home and hospital births. BJOG 2009; 116:1177-84. 9 Ravelli ACJ., Eskes M, Tromp M, van Huis AM, Steegers EAP, Tamminga P, Bonsel GJ. Perinatale sterfte in Nederland gedurende 2000-2006; risicofactoren en risicoselectie Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:2728-33. 6 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A118