Mortaliteitsstatistieken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Vergelijkbare documenten
Mortaliteit. Overzicht van de overlijdens voor de periode Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest. 1. Inleiding.

STERFTECIJFERS 2015 Cijfers Zorg en Gezondheid 15 December 2017

Deel II: Gezondheidstoestand

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

Gezondheidsindicatoren 2005 Vlaams Gewest. Algemene sterftecijfers

STERFTECIJFERS 2012 Cijfers Zorg en Gezondheid 13 november 2014

Levensverwachting en sterfte

Sterfte. Aantal sterfgevallen (per jaar) in Utrecht over de periode , uitgesplitst naar leeftijd, geslacht en wijk (Bron: CBS)

Gezondheidsindicatoren Vlaams Gewest. Kanker en andere nieuwvormingen

De sterftecijfers voor het jaar 2013 worden vandaag gepubliceerd.

Nota: Invaliditeit Aantal en verdeling volgens ziektegroep

Welzijns- en gezondheidsatlas van Brussel-Hoofdstad

CBS: Steeds minder mensen overlijden aan een acuut hartinfarct

Gezondheidsrapport :

Gemeente Sint-Gillis. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 13

Gemeente Watermaal-Bosvoorde

Geestelijke gezondheid van de Brusselaars: cijfers in context

Gemeente Koekelberg. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 11

Gezondheidsindicatoren 2008 Vlaams Gewest. GI2008_Oorzaakspecifieke_sterftecijfers.pdf

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Gemeente Sint- Lambrechts-Woluwe

Overlijdensrisico s naar herkomstgroep: daling en afnemende verschillen

/ Archief cijfers OORZAKEN VAN STERFTE. Vlaams Gewest 2014 / Oorzaken van sterfte 1/77

Gemeente Anderlecht. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 1

Gemeente Sint-Pieters-Woluwe

Gemeente Jette. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 10

Gemeente Ukkel. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 16

Kindersterfte Doodsoorzaken

Zorg voor geest kost nog steeds het meest

Gemeente Ganshoren. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 8

Gemeente Oudergem. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 2

Gemeente Etterbeek. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 5

ALGEMENE STERFTECIJFERS STERFTE PER SEIZOEN

Gemeente Sint-Agatha-Berchem

Gemeente Sint-Jans-Molenbeek

Sterfte in Drenthe. Sterfte over de periode

4. MORTALITEIT IN BRUSSEL

Gemeente Sint-Joost-ten-Node

Doodsoorzaak: Daling sterfte als gevolg van hart-en vaatziekte en stijging sterfte als gevolg van kwaadaardige kanker

Gemeente Evere. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 6

ALGEMENE STERFTECIJFERS

Ongevallen. Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest. Colofon

Gezondheidsindicatoren Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2004 Samenvatting

cijfers en feiten Hart- en vaatziekten bij vrouwen en mannen Uitgave van de Nederlandse Hartstichting februari 2011

Doodsoorzaak: Langzame daling van het aantal overledenen aan kanker of hart-en vaatziekte; in 2003 nog bijna 60%

Regionale VTV Levensverwachting en sterftecijfers. Referent: Drs. M.J.J.C. Poos, R.I.V.M.

61 Statistisch Jaarboek 2003 volksgezondheid volksgezondheid 4 Onderzoek & Statistiek gemeente Hengelo

afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie

Cijfers Zorg en Gezondheid. Sterftecijfers 2011

Validatie Ziekenhuis gegevens

Sterfte en ziekte in Utrecht

volksgezondheid, hygiëne STATISTISCH JAARBOEK

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Gezondheidsindicatoren 2003 Vlaams Gewest. Algemene Sterftecijfers

Gemeente Vorst. Welzijns- en gezondheidsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Fiche n 7

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

Gezondheidsindicatoren Vlaams Gewest. Sterfteatlas van Vlaanderen

Sterfte aan diabetes. Anouschka van der Meulen

1894 zelfdodingen in 2016

Sterfte aan dementie. Anouschka van der Meulen en Ingeborg Keij-Deerenberg

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

Bevolkingsstatistieken geven een eerste beeld van de levensloop en de levensomstandigheden van vrouwen en mannen in België.

Wat als varianten in de VTV-2018

Factsheet gezondheid van vrouwen en mannen

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

Artikelen. Sterftekansen en doodsoorzaken van niet-westerse allochtonen. Joop Garssen 1), Vivian Bos 2), Anton Kunst 2) en Anouschka van der Meulen 1)

Accroissement démographique, multiculturalité, dualisation sociale: les enjeux bruxellois

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Sterfte aan hart- vaatziekten in dertig jaar gehalveerd Minder sterfte vooral door betere diagnostiek en behandeling

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

Gezondheidsindicatoren

EVOLUTIE VAN DE PREVALENTIE EN DE KOSTPRIJS VAN CHRONISCHE ZIEKTES

Bijkomende informatie voor de registratie van de doodsoorzaak

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Sterftecijfers (HSMR & SMR) 2012 Albert Schweitzer ziekenhuis Dordrecht

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Tuberculose in Vlaanderen 2002

Voor het incidentiejaar 1999 registreerden we sterfgevallen van personen van meer dan één jaar met volgende verblijfplaats:

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

ZORGZWAARTE IN DE THUISVERPLEGING

III. AFDELING UITKERINGEN

Invaliditeit. Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest. 1. Belangrijkste vaststellingen. Inhoud. Colofon. 1. Belangrijkste vaststellingen 1

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Gemeente Brussel-Stad

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Deel I: Algemene context

Welzijnsbarometer 2015

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid


2011/4 Ze leefden lang (en gelukkig) en scheidden dan Echtscheiding op latere leeftijd en na langere huwelijksduur

Chronische ziekten. Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest. Colofon

Transcriptie:

OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES Mortaliteitsstatistieken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 23-24 2 8 Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie

2 COLOFON INHOUDSTAFEL Deze Mortaliteitsstatistieken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de jaren 23-24 zijn een actualisatie van een aantal indicatoren die in 24 door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn werden gepubliceerd in de «Gezondheidsindicatoren» en worden enkel verspreid via de website (www.observatbru.be). De informatie mag worden gekopieerd, mits vermelding van de bron. Dit document is ook in het Frans beschikbaar. Ce document est également disponible en français sous le titre : «Statistiques de mortalité en Région de Bruxelles-Capitale 23-24». Gelieve op volgende wijze naar deze publicatie te verwijzen:, Mortaliteitsstatistieken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 23-24, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, 28. 1. Inleiding....................................................3 2. Algemene en vroegtijdige sterfte........................ 4 3. Doodsoorzaken......................................... 6 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit........................... 11 4.1 Cardiovasculaire aandoeningen.................. 11 4.2 Kanker........................................... 15 4.3 Chronische ademhalingsziekten.................. 23 4.4 Diabetes......................................... 26 4.5 Infectieziekten................................... 27 4.6 Geestelijke gezondheid.......................... 29 4.7 Alcohol.......................................... 32 4.8 Ongevallen...................................... 33 Lay-out: Centre de Diffusion de la Culture Sanitaire asbl : Nathalie da Costa Maya Depotnummer: D/28/9334/34 5. Plaats van overlijden................................... 35 6. Methodologie.......................................... 42 6.1 Mortaliteitscijfer................................. 42 6.2 Standaardisering................................. 42 Voor meer informatie: Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie Louizalaan 183 15 Brussel Tel.: 2/552 1 89 observat@ggc.irisnet.be www.observatbru.be Peter Verduyckt Tel.: 2/552 1 53 pverduyckt@ggc.irisnet.be Myriam De Spiegelaere Tel.: 2/552 1 45 mdespiegelaere@ccc.irisnet.be 28

1. INLEIDING Mortaliteitsstatistieken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 23-24 3 Voor de aangifte van een overlijden in België moet verplicht een statistisch overlijdensformulier worden ingevuld [1]. Dit document presenteert de resultaten van de analyse van deze statistische formulieren voor overlijden van Brusselse inwoners voor de jaren 23 en 24. Totnogtoe publiceerde het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn regelmatig en uitgebreid over de Brusselse overlijdensstatistieken in de reeks «Gezondheidsindicatoren» (21, 24 en volgende in 29). Om onderzoekers, gezondheidsprofessionals en beleidsmakers de mogelijkheid te bieden om deze statistieken ook tussentijds op te volgen wordt de update van een aantal basale mortaliteitsindicatoren ter beschikking gesteld op de website van het Observatorium. Deze eerste versie betreft de sterfgevallen van Brusselaars in 23 en 24. De commentaren bij de hier gepresenteerde cijfers en grafieken zijn veelal beperkt tot een korte beschrijving. Voor interpretaties, verklaringen en bredere duiding verwijzen wij graag naar onze reeks «Gezondheidsindicatoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest». [1] Meer inlichtingen omtrent de verzameling van deze overlijdensgegevens zijn terug te vinden op de website van het Observatorium, www.observatbru.be. 28 1. Inleiding

4 2. ALGEMENE EN VROEGTIJDIGE STERFTE Het aantal sterfgevallen van mensen gedomicilieerd in het Brussels Gewest bedroeg in 23 en 24 respectievelijk 1 17 (4 469 mannen en 5 548 vrouwen) en 9 54 (4 25 mannen en 5 254 vrouwen). Figuur 1: Evolutie van de sterftecijfers, Brussel, 23-24 1 4 1 2 1 8 6 4 2 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 Mannen alle leeftijden 1 161, 1 152,5 1 145,7 1 135,9 1 111,1 1 119,4 1 8,8 1 66, 1 12,1 1 19,5 99,5 958,3 946,7 933,9 881,8 Mannen < 65 355,7 358, 351,2 344, 341,5 352,2 325, 31,4 294,5 32,7 276,9 275, 271,9 262,6 243,7 Vrouwen alle leeftijden 1 29,4 1 2,2 1 184,4 1 179,1 1 174,1 1 163,5 1 134,8 1 121,7 1 98,5 1 112,9 1 76,4 1 52,1 1 6,1 1 72,2 1 7,7 Vrouwen < 65 198,5 189,1 21,4 182,6 188,9 194,1 182, 165,9 169, 155,7 163,7 158, 148,6 167,7 138, Figuur 1 presenteert de evolutie van deze cijfers (per 1 ) tussen 199 en 24 en vertoont een verdere daling van de algemene sterfte in het gewest die bij mannen iets meer uitgesproken is dan bij vrouwen. Het gaat hier om brutocijfers waarbij geen rekening wordt gehouden met de leeftijd van de overledenen. Dit verklaart waarom de algemene sterfte bij vrouwen hier hoger ligt dan bij mannen aangezien er immers veel meer hoogbede vrouwen zijn (met een daarbijhorend hoog sterfterisico) dan hoogbede mannen. Na standaardisatie voor leeftijd daalde de algemene sterfte tussen 199 en 24 met 15,3 % bij de vrouwen en 24, % bij de mannen. Ook het overlijden voor de leeftijd van 65 (vroegtijdige sterfte) daalde in de afgelopen 15. In 23 overleden 1 85 Brusselaars vroegtijdig (1 11 mannen en 74 vrouwen). In 24 betrof het 1 616 overledenen jonger dan 65 (1 3 mannen en 586 vrouwen). Na standaardisatie voor leeftijd heeft er zich tussen 199 en 24 een daling voorgedaan in het vroegtijdig sterftecijfer van 27,1 % bij de mannen en van 24,4 % bij de vrouwen. 28 2. Algemene en vroegtijdige sterfte

5 Figuur 2: Verhouding gestandaardiseerde stertecijfers mannen/vrouwen, Brussel, 23-24 2,5 2, SMR 1,5 1,,5, 1-9 1-19 2-29 3-39 4-49 5-59 6-69 7-79 8 + SMR per leeftijdsgroep (Vrouwen = 1) In elke leeftijdsgroep ligt het sterftecijfer bij mannen beduidend hoger dan bij vrouwen. Figuur 2 toont de verhouding van het sterftecijfer bij mannen vergeleken met dat van vrouwen voor elke leeftijdscategorie (vrouwelijke sterfte = 1) [2]. In de leeftijdsgroep tussen 2 en 29 is de oversterfte van mannen het grootst. Het overlijdensrisico voor mannen ligt dan meer dan 2 maal zo hoog als dat voor vrouwen. [2] In de leeftijdscategorie 1-9 is voor de periode 23-24 de verhouding omgekeerd. Het betreft hier echter een laag absoluut aantal overlijdens (42) waardoor toevalsfactoren een grote rol kunnen spelen. 28 2. Algemene en vroegtijdige sterfte

3. DOODSOORZAKEN Mortaliteitsstatistieken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 23-24 6 De doodsoorzaken worden op het statistisch formulier ingevuld door de geneesheer die het overlijden vaststelt. Nadien worden deze gecodeerd in het internationale classificatiesysteem van ziekten (ICD-1). De codes die telkens tussen haakjes bij de doodsoorzaak worden vermeld verwijzen naar deze ICD-1 codes. Tabel 1: Aantal overlijdens en sterftecijfer (/1 ) volgens doodsoorzaak, Brussel, 1998-24 MANNEN Infectieuze en parasitaire aandoeningen (A-B99) (n) 1998 1999 2 21 22 23 24 (n) (n) (n) (n) (n) (n) Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer (86) 18,93 (94) 2,6 (134) 29,16 (115) 24,74 (118) 24,96 (129) 26,96 (177) 36,73 Nieuwvormingen (C-D48) (1 369) 31,33 (1 341) 293,82 (1 39) 284,9 (1 275) 274,26 (1 294) 273,74 (1 218) 254,54 (1 198) 248,57 Ziekten van bloed, bloedbereidende organen (D5-D89) Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten (E-E9) (6) 1,32 (13) 2,85 (15) 3,26 (11) 2,37 (13) 2,75 (9) 1,88 (11) 2,28 (63) 13,87 (9) 19,72 (81) 17,63 (67) 14,41 (93) 19,67 (9) 18,81 (81) 16,81 Psychische stoornissen (F-F99) (11) 24,21 (161) 35,28 (112) 24,38 (119) 25,6 (13) 21,79 (115) 24,3 (86) 17,84 Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (G-H95) (114) 25,9 (91) 19,94 (79) 17,19 (111) 23,88 (15) 22,21 (139) 29,5 (18) 22,41 Hart- en vaatziekten (I-I99) (1 59) 332,15 (1 57) 33,19 (1 488) 323,86 (1 469) 315,99 (1 471) 311,19 (1 448) 32,6 (1 376) 285,5 Ziekten ademhalingsorganen (J- J99) Ziekten spijsverteringsorganen (K-K93) Ziekten van huid en onderhuids bindweefsel (L-L99) Ziekten van spieren, beenderen en bindweefsel (M-M99) Ziekten van urogenitaal stelsel (N-N99) (592) 13,3 (583) 127,74 (575) 125,15 (576) 123,9 (581) 122,91 (618) 129,15 (543) 112,66 (244) 53,71 (25) 54,78 (233) 5,71 (221) 47,54 (223) 47,18 (236) 49,32 (215) 44,61 (4),88 (15) 3,29 (12) 2,61 (13) 2,8 (14) 2,96 (14) 2,93 (11) 2,28 (14) 3,8 (9) 1,97 (13) 2,83 (12) 2,58 (8) 1,69 (13) 2,72 (14) 2,9 (41) 9,2 (56) 12,27 (52) 11,32 (54) 11,62 (62) 13,12 (44) 9,2 (44) 9,13 Congenitale afwijkingen (Q-Q99) (4),88 (4),88 (4),87 (2),43 (4),85 (3),63 (2),41 Symptomen en ziektebeelden onvolledig omschreven (R-R99) (11) 22,23 (87) 19,6 (94) 2,46 (8) 17,21 (88) 18,62 (81) 16,93 (81) 16,81 Uitwendige doodsoorzaken (V-Y89) (341) 75,6 (352) 77,12 (35) 76,18 (33) 7,98 (298) 63,4 (312) 65,2 (33) 62,87 Totaal (4 598) 1 12,6 (4 653) 1 19,49 (4 551) 99,51 (4 455) 958,28 (4 475) 946,67 (4 469) 933,93 (4 25) 881,82 28 3. Doodsoorzaken (algemeen)

7 VROUWEN Infectieuze en parasitaire aandoeningen (A-B99) (n) 1998 1999 2 21 22 23 24 (n) (n) (n) (n) (n) (n) Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer Sterftecijfer (18) 21,62 (132) 26,37 (143) 28,46 (144) 28,43 (142) 27,71 (218) 42,13 (25) 47,95 Nieuwvormingen (C-D48) (1 265) 253,25 (1 25) 24,77 (1 24) 239,65 (1 219) 24,67 (1 19) 232,19 (1 212) 234,22 (1 211) 232,28 Ziekten van bloed, bloedbereidende organen (D5-D89) Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten (E-E9) (24) 4,8 (2) 4, (2) 3,98 (21) 4,15 (13) 2,54 (14) 2,71 (22) 4,22 (132) 26,43 (153) 3,57 (134) 26,67 (121) 23,89 (131) 25,56 (149) 28,79 (137) 26,28 Psychische stoornissen (F-F99) (25) 41,4 (233) 46,55 (191) 38,2 (221) 43,63 (192) 37,46 (22) 39,4 (199) 38,17 Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (G-H95) (162) 32,43 (165) 32,97 (154) 3,65 (15) 29,61 (193) 37,66 (21) 4,58 (162) 31,7 Hart- en vaatziekten (I-I99) (2 18) 422,2 (2 188) 437,18 (2 76) 413,21 (2 69) 48,49 (2 83) 46,44 (2 44) 395,1 (1 977) 379,2 Ziekten ademhalingsorganen (J- J99) Ziekten spijsverteringsorganen (K-K93) Ziekten van huid en onderhuids bindweefsel (L-L99) Ziekten van spieren, beenderen en bindweefsel (M-M99) Ziekten van urogenitaal stelsel (N-N99) Aandoeningen zwangerschap en bevalling (O-O99) (557) 111,51 (586) 117,9 (66) 12,62 (567) 111,94 (625) 121,95 (693) 133,92 (568) 18,94 (287) 57,46 (269) 53,75 (261) 51,95 (297) 58,64 (265) 51,71 (265) 51,21 (226) 43,35 (41) 8,21 (43) 8,59 (56) 11,15 (4) 7,9 (39) 7,61 (45) 8,7 (41) 7,86 (48) 9,61 (35) 6,99 (28) 5,57 (22) 4,34 (31) 6,5 (27) 5,22 (25) 4,8 (72) 14,41 (63) 12,59 (72) 14,33 (56) 11,6 (62) 12,1 (63) 12,17 (64) 12,28 (2),4 (1),2 (1),2 (3),59 (), (1),19 (1),19 Congenitale afwijkingen (Q-Q99) (3),6 (4),8 (3),6 (2),39 (3),59 (2),39 (1),19 Symptomen en ziektebeelden onvolledig omschreven (R-R99) (19) 38,4 (157) 31,37 (175) 34,83 (15) 29,61 (176) 34,34 (138) 26,67 (115) 22,6 Uitwendige doodsoorzaken (V-Y89) (283) 56,66 (316) 63,14 (284) 56,53 (247) 48,77 (288) 56,19 (265) 51,21 (255) 48,91 Totaal (5 487) 1 98,5 (5 57) 1 112,92 (5 48) 1 76,43 (5 329) 1 52,12 (5 433) 1 6,9 (5 548) 1 72,17 (5 254) 1 7,74 28 3. Doodsoorzaken (algemeen)

8 Figuur 3: Verdeling van de doodsoorzaken volgens geslacht, Brussel, 23-24 Mannen Vrouwen 14 % 19 % 7 % 5 % 32 % Hart- en vaatziekten Nieuwvormingen Ademhaling Spijsvertering 5 % 5 % 37 % 13 % Uitwendige doodsoorzaken 12 % Andere 28 % 22 % Bij beide geslachten is een meerderheid van de overlijdens te wijten aan hart- en vaatziekten of aan kanker. Bij vrouwen wordt evenwel een grotere proportie hart- en vaatziekten en een lager aandeel kankers geteld dan bij mannen. Bij de uitwendige doodsoorzaken (ongevallen, zelfmoord, moord) is het overlijdensaandeel in de totale sterfte groter bij de mannen. 28 3. Doodsoorzaken (algemeen)

9 De belangrijkste doodsoorzaken zijn verschillend naargelang de leeftijd. Uitwendige oorzaken vertegenwoordigen het grootste deel van de overlijdens voor 35, zowel bij mannen als vrouwen. Tussen 15 en 35 betreft het bij mannen veel meer dan de helft van alle overlijdens. Waar bij de mannen de uitwendige oorzaken ook nog in de categorie 35-44 de belangrijkste blijven wordt bij de vrouwen in deze categorie de eerste plaats in de doodsoorzaken overgenomen door kanker wat vervolgens voor beide geslachten tussen 45 en 75 de grootste doodsoorzaak is. Bij de overlijdens van mensen van 75 en ouder ligt het zwaartepunt in de doodsoorzaken bij de harten vaataandoeningen. Figuur 4: Doodsoorzaken volgens leeftijdsgroep, Brussel, 23-24 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% Mannen Vrouwen 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % 1-14 15-24 25-34 35-44 45-64 65-74 75-84 85 + Andere 3,8 15,6 29,9 23,6 26,5 3, 35,3 39,7 Uitwendige doodsoorzaken 34,6 7,3 58,6 33,8 1,3 2,8 3, 4,6 Nieuwvormingen 26,9 1,9 5,7 24,9 37,7 36,7 26, 15,1 Hart- en vaatziekten 7,7 3,1 5,7 17,8 25,6 3,6 35,7 4,6 1-14 15-24 25-34 35-44 45-64 65-74 75-84 85 + 46,7 13,8 21,7 31,2 23,2 29,3 35,1 4,6 23,3 48,3 43,3 26,6 8,8 3,7 3,5 3,7 23,3 31, 25, 3,5 47,7 39,2 23,3 11,5 6,7 6,9 1, 11,7 2,3 27,8 38,2 44,3 % n Totaal 23-24 26 64 157 225 1 659 1 813 2 991 1 784 3 29 6 154 1 17 1 254 3 565 4 693 28 3. Doodsoorzaken (algemeen)

1 De analyse van de belangrijkste doodsoorzaken van vroegtijdige mortaliteit (voor 65 ) wijst op het belang van een preventiebeleid. Een belangrijk deel van deze overlijdens hangt immers samen met gezondheidsgedrag, psychosociale problemen, veiligheid in en om de woning en veiligheid in het verkeer. Longkanker blijft de belangrijkste doodsoorzaak voor 65 bij de mannen (11,5 % van de vroegtijdige overlijdens) en de tweede oorzaak bij vrouwen (8,1 %). Borstkanker blijft de eerste vroegtijdige doodsoorzaak bij vrouwen en is verantwoordelijk voor 13,5 % van de vroegtijdige overlijdens. Figuur 5: Top 1 van de voornaamste doodsoorzaken bij vroegtijdige overlijdens (<65 ), Brussel, 23-24 5 1 15 2 25 3 35 Longkanker * 29, Ischemische hartaandoeningen 23,4 Zelfmoord 22,1 Ongevallen Privé-sfeer 1,5 Cerebrovasculaire aandoeningen Alcohol ** 9,6 9,6 Chronische respiratoire aandoeningen Colorectale kanker Verkeersongevallen Kanker van het lymfatisch weefsel Borstkanker Longkanker * Zelfmoord Ischemische hartaandoeningen 5,2 5,1 5, 7,1 8,2 12,4 12,1 2,6 Mannen * Inclusief kanker aan de luchtpijp, het strottenhoofd en bronchiën. ** Omvat alcoholcirrhose en pancreatitis alcoholica, acute intoxicatie (al dan niet intentioneel) en alcoholgerelateerde degeneratieve aandoeningen van het zenuwstelsel (zie ook figuur 28). Cerebrovasculaire aandoeningen 6,6 Colorectale kanker 4,7 Chronische respiratoire aandoeningen 4,4 Ongevallen Privé-sfeer 4,1 Alcohol ** 3,4 Kanker van het lymfatische weefsel 3,3 Vrouwen 5 1 15 2 25 3 35 28 3. Doodsoorzaken (algemeen)

11 4. OORZAAKSPECIFIEKE MORTALITEIT 4.1 Cardiovasculaire aandoeningen In de periode 23-24 stierven gemiddeld 3 4 Brusselaars per aan een cardiovasculaire aandoening. Deze aandoeningen zijn zowel bij vrouwen als mannen de eerste doodsoorzaak. De ischemische hartaandoeningen en de cerebrovasculaire aandoenigen zijn de belangrijkste doodsoorzaken door cardiovasculaire aandoeningen. Figuur 6: Evolutie van de sterftecijfers voor cardiovasculaire aandoeningen, Brussel, 199-24, Mannen 16 14 12 1 8 6 (- - - wijziging ICD9-ICD1) 4 ischemische hartziekten cerebrovasculaire aandoeningen 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 143, 149,4 139,6 147,1 129,4 14,4 122,9 122,4 149,4 144,4 143,4 132,1 121,9 127,5 111,6 84,8 86,2 84,9 77,7 76,6 73,9 81, 76,7 61,2 65,7 59,6 56,4 6,9 6,8 55, n ischemische hartziekten n cerebrovasculaire aandoeningen 646 671 627 661 583 633 554 554 678 659 659 614 576 61 538 383 387 381 349 345 333 365 347 278 3 274 262 288 291 265 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

12 Figuur 7: Evolutie van de sterftecijfers voor cardiovasculaire aandoeningen, Brussel, 199-24, Vrouwen 16 14 12 1 8 6 (- - - wijziging ICD9-ICD1) ischemische hartziekten 4 cerebrovasculaire aandoeningen 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 112,7 118,8 13, 118,1 96,4 19,4 12,9 97,1 128,7 133,1 121,4 11,8 114,3 18,4 15,7 129,5 132,9 124,6 119,3 129,4 118,6 119, 123,6 17,7 99,9 88,6 92,2 95,6 83,9 97,2 n ischemische hartziekten n cerebrovasculaire aandoeningen 571 597 517 591 482 546 513 485 643 666 61 561 586 561 551 656 668 625 597 647 592 593 617 538 5 445 467 49 434 57 Het sterftecijfer voor cardiovasculaire aandoeningen daalt en dit zowel bij mannen als bij vrouwen [3]. [3] Door een aanpassing van de classificatie van de doodsoorzaken (van ICD-9 naar ICD-1) in 1998 zijn de verschillen tussen 1997 en 1998 moeilijk te interpreteren. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

13 Figuur 8: Sterftecijfers voor ischemische hartziekten naar leeftijd, Brussel, 23-24 3 2 8 2 6 2 4 2 2 2 1 8 1 6 1 4 1 2 1 8 6 4 2 25-29 3-35 35-39 4-44 45-49 5-54 Mannen, 1,1 3,6 15,3 35,1 58,1 14,9 19,9 257,1 57,1 794,6 1 345,2 2 85,5 Vrouwen,, 1,3 2,9 6,2 16,6 4, 48,2 97,4 179,3 381, 74,6 1 748,6 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + n totaal 23-24 1 4 13 26 43 75 95 13 238 366 494 775 De sterfte door cardiovasculaire aandoeningen stijgt met de leeftijd. De sterftecijfers door ischemische hartziekten liggen in alle leeftijdsgroepen hoger bij mannen dan bij vrouwen. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

14 Figuur 9: Sterftecijfers voor cerebrovasculaire aandoeningen naar leeftijd, Brussel, 23-24 1 8 1 6 1 4 1 2 1 8 6 4 2 25-29 3-35 35-39 4-44 45-49 5-54 Mannen 2,4 1,1 1,2 9,7 9,6 22,9 47,5 64,5 83,8 178,6 44,1 695, 1 683,9 Vrouwen 1,2 1,2 1,3 2,9 15,4 24,9 21,8 32,1 76, 122,6 38,1 64,8 1 524,9 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + n totaal 23-24 3 2 2 9 16 28 36 39 61 11 244 342 63 De geslachtsverschillen zijn veel minder uitgesproken voor de cerebrovasculaire aandoeningen. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

15 4.2 Kanker In de periode 23-24 overleden gemiddeld 2 348 Brusselaars per aan kanker. Kanker vormt daarmee zowel bij mannen als vrouwen de tweede doodsoorzaak en de eerste vroegtijdige doodsoorzaak. Tussen 199 en 24 daalt het sterftecijfer voor kanker bij mannen fors. Figuur 1: Evolutie van de sterftecijfers voor kanker, Brussel, 199-24, Mannen 35 3 25 2 15 1 5 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 Alle leeftijden 335,2 322,4 324,3 322,9 325,9 328,7 312,1 33,1 296,5 289, 279,7 269,7 268,2 247,9 242,3 < 65 15,1 14, 12,2 19,1 94,5 114,1 97, 89,4 92,3 95,8 84,8 83,6 82,7 85,2 8, 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

16 Bij de vrouwen is er eveneens een lichte daling waar te nemen. Door de steilere daling bij mannen wordt het verschil tussen de kankersterftecijfers (alle leeftijden) voor beide geslachten alsmaar kleiner. De verschillen voor de vroegtijdige kankersterfte blijven de laatste 15 wel nog ongeveer even groot. Figuur 11: Evolutie van de sterftecijfers voor kanker, Brussel, 199-24, Vrouwen 35 3 25 2 15 1 5 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 Alle leeftijden 275,4 252,5 279, 271,4 262,3 267,3 249,1 255,8 245,6 236, 231,7 235,7 223,6 227,3 223,5 <65 77,4 76,3 86, 75,6 74, 82, 69, 74,9 7,9 64,2 65,9 69,5 61,4 73,1 59,1 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

17 Figuur 12: Sterftecijfers voor kanker naar leeftijd, Brussel, 23-24 3 5 3 2 5 2 1 5 1 5-4 5-9 1-14 15-19 2-24 25-29 3-35 35-39 4-44 Mannen 2,9 5, 3,5 5,5 6,2 4,8 5,6 19,4 55,6 134, 212,9 332,6 65,1 82,3 1 215,2 1 674,8 1 95,6 2 96,6 Vrouwen 4,5 3,5 3,7 1,8 11,3 9,2 8,3 29, 35,7 14,7 184,3 256,1 378,4 463,4 674, 947,8 1 184,6 1 823,1 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + n totaal 23-24 5 5 4 4 12 11 12 37 64 152 228 35 414 476 654 89 741 762 Het sterftecijfer voor kanker neemt ook toe met de leeftijd maar deze toename begint al op jongere leeftijd dan bij de cardiovasculaire aandoeningen. Al bij de 45-49-jarigen overschreidt het kankersterftecijfer de 1 op 1. Ook hier is er vanaf de leeftijd van 6 een groot verschil tussen de kankersterfte bij mannen en vrouwen. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

18 Bij mannen is longkanker veruit de vaakst voorkomende kanker als doodsoorzaak en het sterftecijfer (alle leeftijden) ervan ligt 3 maal hoger dan bij prostaatkanker wat de tweede plaats bezet. Bij vrouwen is borstkanker de vaakst voorkomende kanker als doodsoorzaak, gevolgd door longkanker. Tabel 2: Sterftecijfers per type kanker ( / 1 ), Brussel, 23-24 Alle leeftijden Mannen Vrouwen Totaal < 65 Alle leeftijden < 65 Alle leeftijden < 65 long, luchtpijp en strottenhoofd (larynx) 74,8 29, 32,1 12,4 52,6 2,7 borst 45,3 2,6 prostaat 24,6 2, colorectaal 22,4 5,2 29,1 4,7 25,9 5, lymfatisch en bloedvormend weefsel 18,5 5, 18,7 3,3 18,6 4,2 pancreas 11,8 4,3 13,1 2,2 12,5 3,3 eierstok 11,4 3,1 maag 9,2 3,6 5,1 1,2 7,1 2,4 urineblaas 1,7 1,8 4,3,5 7,4 1,1 lever en intrahepatische galwegen 1,7 3,3 7, 1,5 8,8 2,4 lip, mond en keel 7,5 4,9 2,9 1,3 5,1 3,1 baarmoeder (corpus) 7,5 1,3 baarmoederhals 3,9 2,8 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

19 Figuur 13: Sterftecijfers naar leeftijd voor de voornaamste kankers bij mannen, Brussel, 23-24 8 7 6 5 4 3 2 1 Long Colorectaal Lymfatisch weefsel Prostaat Pancreas Lip, mond, keel 4-44 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + 13,9 41,5 98,5 11,9 239,9 285,9 417,8 486,9 437,2 451,2 2,8 8, 8,8 19,8 49, 63,5 111,6 144,1 263,4 33,2 6,9 6,4 12,3 13,9 31, 43,3 92,5 128,5 196,2 264,1,, 7, 7,9 23,2 34,7 95,7 222, 291,5 748,4 1,4 11,2 1,6 23,8 18,1 46,2 51, 11,3 67,3 77, 1,4 8, 14,1 25,7 36,1 4,4 35,1 7,8 11,2 22, De evolutie van de sterftecijfers voor de verschillende types van kanker doorheen de levensloop vertoont bij mannen een duidelijk vroegere stijging voor het sterftecijfer aan longkanker ten opzichte van de andere kankers. Boven de 85 neemt prostaatkanker de eerste plaats in bij de mannelijke kankersterfte. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

2 Figuur 14: Sterftecijfers naar leeftijd voor de voornaamste kankers bij vrouwen, Brussel, 23-24 3 2 1 Borst Colorectaal Long Lymfatisch weefsel Pancreas Eierstok 4-44 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + 14,3 36,9 58,1 79,9 98,6 95, 118, 143,5 174,8 274,5 4,3 1,8 11,6 12,7 34,4 45,1 77,2 122,3 194,2 294,8 4,3 13,9 41,5 54,5 82,6 92,7 14,4 152,9 15,4 135,5 1,4, 11,6 9,1 2,6 38, 59, 8, 13,4 145,7 1,4 3,1, 9,1 25,2 21,4 54,5 51,7 74,9 118,6, 1,5 11,6 16,3 16,1 38, 4,9 44,7 58,3 61, Bij de vrouwen is voor de leeftijd van 65 de borstkankersterfte groter dan de sterfte door longkanker. Het sterftecijfer voor borstkanker blijft stijgen met de leeftijd, zelfs in de oudere leeftijdsgroepen. Boven de 8 wordt de sterfte door colorectale kanker de eerste doodsoorzaak binnen de kankersterfte. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

21 Figuur 15: Evolutie van de sterftecijfers voor kanker, Brussel, 199-24, Mannen 12 1 8 6 4 2 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 Long 115,8 11,3 18,9 11,9 19,7 12, 18, 18,5 98,4 91,8 94,7 82, 81,2 71,9 77,6 Prostaat 42,9 4,1 37,2 38,5 45,1 42,1 36,2 4,4 35,2 3, 3,7 31,1 29,8 27,4 21,8 Colorectaal 32,8 32,1 28,5 29,6 29,1 29,5 27,3 25,4 26,9 23,2 26,8 24,1 24,5 21,5 23,2 In de evolutie van de sterftecijfers sinds 199 (figuren 15 en 16) valt op dat bij de mannen de belangrijkste kankers allemaal afnemen. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

22 Figuur 16: Evolutie van de sterftecijfers voor kanker, Brussel, 199-24, Vrouwen 7 6 5 4 3 2 1 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 Borst 61, 54,9 53,4 52,2 56, 54,7 49,3 44,1 46, 45,4 49,2 46,4 44,5 47, 43,7 Colorectaal 36,9 35,6 34,5 31,4 35,2 3,9 35,1 33,9 36,2 3,6 24,9 33,2 26,9 31,7 26,5 Long 22,5 25,5 32,5 27, 24,4 3,3 26,9 32,8 23,6 25,8 34,2 26,1 3,4 28,8 35,3 Bij de vrouwen neemt alleen het sterftecijfer voor borstkanker af tussen 199 en 1997. Deze daling heeft zich niet verder doorgezet en het sterftecijfer voor borstkanker blijft sinds 1998 stabiel. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

23 4.3 Chronische ademhalingsziekten Chronische ademhalingsziekten zijn verantwoordelijk voor 4,8 % van de overlijdens. De sterfte door chronische ademhalingsaandoeningen ligt bij mannen een heel stuk hoger dan bij vrouwen. Sinds 199 is de mortaliteit door chronische ademhalingsziekten in Brussel gestaag toegenomen (figuur 17). Dit is niet te wijten aan het aantal overlijdens door astma aangezien hiervoor een daling wordt vastgesteld doorheen de laatste 15 (figuur 18). In 24 lijkt er evenwel, zowel bij mannen als bij vrouwen, een daling te zijn van de mortaliteit door chronische ademhalingsziekten. Figuur 17: Evolutie van de sterftecijfers voor chronische ademhalingsziekten, Brussel, 199-24 7 6 5 4 3 2 1 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 Mannen 4,3 45,6 53,5 57, 54,6 58,6 59,9 57,2 67,1 63,5 57,2 59,6 58,6 59,6 53,9 Vrouwen 2,3 2,3 24,7 34,2 26,6 41,7 34,9 34,3 42,4 38,2 39,4 39,7 41,6 44,3 32, n totaal 285 37 364 427 379 472 444 43 517 481 461 478 49 514 427 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

24 Figuur 18: Evolutie van de sterftecijfers voor astma, Brussel, 199-24 12 1 8 6 4 2 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 Mannen 5,3 7,1 7,8 7,3 4,9 5,1 4,9 4,9 8,6 3,9 3,7 4,5 3,4 2,3 1,9 Vrouwen 6,9 5,2 7,2 6,4 6,4 7, 6, 6,6 6, 7, 5, 6,3 4,5 3,7 3,1 n totaal 59 58 71 65 54 58 52 55 69 53 42 53 39 3 25 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

25 Figuur 19: Sterftecijfers voor chronische ademhalingsziekten naar leeftijd, Brussel, 23-24 1 3 1 2 1 1 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 35-39 4-44 45-49 5-54 55-59 Mannen 1,2 2,8 9,6 12,3 25,7 98, 17,4 229,6 44,1 667, 1 243,7 Vrouwen 1,3 1,4 7,7 5, 1,9 45,9 49,9 93, 159,9 235,8 488, n totaal 23-24 2 3 11 1 19 58 8 113 181 24 257 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + De mortaliteit door chronisch respiratoire aandoeningen neemt toe met de leeftijd en betreft veelal ouderen. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

26 4.4 Diabetes De impact van diabetes op de mortaliteit is een heel stuk groter dan wat de «gewone» sterftestatistiek laat vermoeden. Wanneer alleen de sterfte wordt beschouwd waarvan de arts oordeelt dat ze in de eerste plaats werd veroorzaakt door diabetes (op het statistisch formulier wordt dit de oorspronkelijke doodsoorzaak genoemd) dan valt deze een heel stuk lager uit dan wanneer ook de overlijdens worden meegerekend waarvan de arts diabetes als bijkomende doodsoorzaak aangaf. Diabetes als oorspronkelijke of bijkomende doodsoorzaak komt bij de mannen op de vierde plaats (11,5 per 1 ) van de vroegtijdige doodsoorzaken en bij vrouwen op de zevende (5,6 op 1 ). Figuur 2: Sterftecijfers voor diabetes naar leeftijd, Brussel, 23-24 1 2 1 1 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Mannen "initiële oorzaak" Mannen "initiële+geassocieerd" Vrouwen "initiële oorzaak" Vrouwen "initiële+geassocieerd" 35-39 4-44 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 +,, 6,4 8,8 9,9 1,3 43,3 41,5 7,1 95,3 242,1, 2,8 16, 31,7 55,4 95,5 21,8 319, 459,6 599,7 1 122,6, 1,4 1,5 5, 5,4 16,1 19, 27,2 4, 99,9 155,9 1,3 1,4 1,5 1, 2, 57,3 9,3 158,9 223,4 388,4 752,3 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

27 4.5 Infectieziekten De mortaliteit te wijten aan infectieziekten is in onze samenleving relatief beperkt door het hoge niveau van hygiëne en geneeskunde. In de oudste leeftijdscategorieën genereren de intestinale infecties evenwel toch een hoger sterftecijfer. Figuur 21: Sterftecijfers naar leeftijd voor de belangrijkste doodsoorzaken door infectieziekten, Brussel, 23-24 5 45 4 35 3 25 2 15 1 5-4 5-9 1-14 15-19 2-24 25-29 3-35 35-39 4-44 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + Hepatitis Aids Griep Tuberculose Intestinale infecties Pneumonie door S. pneumoniae,,,,,,,6,6,7 3,1 1,7,9 4,9 7,8 13,3 13,2 18,6 7,8,,,,,,6 2,9 3,8 4,9 3,9 4,3 3,8 1,2 3,9,,,,,,,,,,,,,,,,, 1,3,, 5,6 18,1,,,,,,, 1,3,7 1,6 2,6 1,9 3,6 1,3 1,3 4,4 14,8 7,8,,,,,,,,,,,9,, 7,8 14,6 2,5 44,5 121,8,7,,,,,,,,,,9 1,9, 1,3 5,3, 9,3 18,1 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

28 Figuur 22: Sterftecijfers naar leeftijd voor aids, Brussel, 23-24 7 6 5 4 3 2 1-4 5-9 1-14 15-19 2-24 25-29 3-35 35-39 4-44 Mannen,,,,,, 4,46 3,64 4,17 4,79 5,28 3,96 2,58 5,78,,, Vrouwen,,,,, 1,15 1,18 3,95 5,71 3,8 3,32 3,63, 2,38,,, 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 n Mannen 23-24 4 3 3 3 3 2 1 2 n Vrouwen 23-24 1 1 3 4 2 2 2 1 Doorheen 23 en 24 stierven er 37 Brusselaars (21 mannen en 16 vrouwen) aan aids. Het merendeel van deze sterfgevallen betreft mensen van middelbare leeftijd. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

29 4.6 Geestelijke gezondheid De belangrijkste doodsoorzaken die verbonden zijn met geestelijke gezondheid zijn zelfmoord, dementie en misbruik van psychoactieve middelen (illegale drugs, alcohol, medicijnen). Het sterftecijfer voor dementie stijgt exponentieel vanaf 6 (figuur 23). In de categorie 85+ neemt het sterftecijfer voor dementie als oorspronkelijke doodsoorzaak toe tot meer dan 8 overlijdens per 1 inwoners. Wanneer ook de sterfgevallen worden meegerekend waarbij dementie als bijkomende oorzaak werd opgegeven klimt het sterftecijfer boven de 2 op 1 bewoners ouder dan 85. Figuur 23: Sterftecijfer voor dementie naar leeftijd, Brussel, 23-24 2 5 2 1 5 1 5 35-39 4-44 45-49 Dementie (oorspronkelijk),,7,,9,9 1,2 1,4 27,8 67,5 176,3 88,4 Dementie (oorspronkelijk + bijkomend),,7,,9 4,7 1,9 3, 75,6 22, 597,5 2 119,4 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + n Dementie (oorspronkelijk) 23-24 1 1 1 1 8 21 46 95 312 n Dementie (oorspronkelijk + bijkomend) 23-24 1 1 5 9 23 57 15 322 818 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

3 Figuur 24: Sterftecijfers voor zelfmoord en psychoactieve middelen naar leeftijd, Brussel, 23-24 6 5 4 3 2 1 15-19 2-24 25-29 3-35 35-39 n Psychoactieve middelen 23-24 3 7 15 12 6 14 7 7 1 9 2 4 3 1 n Zelfmoord 23-24 9 2 23 31 35 31 46 4 27 25 13 14 12 15 22 4-44 Zelfmoord 8,2 14,8 13,5 17,8 22,1 21,8 36, 34,2 25,6 3,4 16,9 18,6 17,6 27,8 57, Psychoactieve middelen, 2,2 4,1 8,6 7,6 4,2 11, 6, 6,6 12,1 11,7 2,7 5,9 5,6 2,6 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + Bron: Statistische overlijdensformulieren, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Figuur 25: Sterftecijfers voor zelfmoord naar leeftijd, Brussel, 23-24 16 14 12 1 8 6 4 2 1-14 15-19 2-24 25-29 3-35 35-39 4-44 Mannen, 1,9 26,4 2,4 23,4 27,9 25, 43,1 44, 31,7 41,3 17,3 28,7 23,4 56,1 143,1 Vrouwen 1,8 5,5 4,2 6,9 11,8 15,8 18,6 29,2 24,9 2, 2,6 16,6 11,3 14,1 13,9 3,5 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 + n Mannen 23-24 6 17 17 21 23 18 27 25 16 16 6 9 6 1 13 n Vrouwen 23-24 1 3 3 6 1 12 13 19 15 11 9 7 5 6 5 9 Bron: Statistische overlijdensformulieren, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn De sterftecijfers voor zelfmoord liggen hoger bij mannen dan bij vrouwen in alle leeftijdscategorieën. Bij de volwassenen van middelbare leeftijd (45-64 ) worden zowel bij vrouwen als mannen verhoogde zelfmoordcijfers genoteerd. Bij de mannen wordt ook een aanzienlijke stijging vastgesteld naar leeftijd bij de +75-jarigen. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

31 Figuur 26: Evolutie van het sterftecijfer voor zelfmoord volgens leeftijdsgroep, Brussel, 199-24, Mannen 8 7 6 5 4 3 2 1 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 65 + 55,6 48,6 6,3 63,6 45,2 36,8 38,4 41,6 71,5 43,4 45,2 35,3 35,4 37,1 37,1 25-64 27,3 29,6 33,7 47,5 35,1 37,2 31,6 38,3 32,8 35,8 32, 37,3 3,8 32,2 28,6 15-24 23,5 17,8 19,7 26,6 25,3 2,3 17,1 22,3 2,8 6,9 17,2 1,3 13,6 18,5 2, Figuur 27: Evolutie van het sterftecijfer voor zelfmoord volgens leeftijdsgroep, Brussel, 199-24, Vrouwen 3 2 1 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 65 + 2,4 22,4 2,6 16, 23,6 26,7 16,2 2,1 22,3 19,7 2,9 16,1 14,2 17,4 15,5 25-64 16,7 13,8 17, 17, 15,8 16,6 11,9 11,4 14,1 18, 14,4 16,5 13,6 2,1 15,1 15-24 7,9 4,9 8,2 1,7 6,7 6,7 6,7 1, 8,4 5, 11,6 6,6 3,3 4,8 4,8 Figuren 26 en 27 tonen de evolutie van de zelfmoordcijfers doorheen de laatste 15. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

32 4.7 Alcohol De alcoholgerelateerde sterfte werd geanalyseerd volgens twee verschillende definities. Enerzijds worden de cijfers weergegeven van aandoeningen die rechtstreeks en exclusief te wijten zijn aan alcoholgebruik zoals alcoholcirrose, pancreatitis alcoholica, acute alcoholintoxicatie en alcoholgerelateerde degeneratieve aandoeningen van het zenuwstelsel (alcohol strikt, volle lijnen). Deze overlijdens bereiken bij de mannen tussen 45 en 7 de hoogste sterftecijfers. In de tweede definitie worden ook de kankers aan de bovenste spijsverteringswegen (lippen, mondholte en slokdarmhoofd) opgenomen waarbij alcohol een belangrijke rol speelt maar waarbij nog andere factoren zoals roken kunnen meespelen (alcohol ruim, stippellijnen). Met deze ruimere definitie ligt de alcoholgerelateerde sterfte nog veel hoger, in het bijzonder bij mannen in de leeftijdsgroepen tussen 55 en 8 waar ongeveer 1 overlijden op elke 1 Brusselaars wordt opgetekend. Waar alcohol met de strikte definitie de 6 de oorzaak was van vroegtijdig overlijden bij mannen en de 9 de bij vrouwen (figuur 5) wordt alcohol met de ruime definitie de 4 de vroegtijdige doodsoorzaak bij mannen (17,6 op 1 ) en de 6 de bij vrouwen (6,7 op 1 ). De invloed van alcohol bij verkeersongevallen of andere gewelddadige overlijdens wordt hier nog in geen van beide definities opgenomen. Figuur 28: Sterftecijfers voor alcoholgerelateerde sterfte naar leeftijd, Brussel, 23-24 12 1 8 6 4 2 Mannen "Alcohol ruim" Mannen "Alcohol strikt" Vrouwen "Alcohol ruim" Vrouwen "Alcohol strikt" 25-29 3-35 35-39 4-44 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75-79 8-84 85 +, 4,5 1,2 13,9 47,9 36,9 87,1 98, 19,8 12,1 15,2 33,6 99,1, 4,5 1,2 11,1 33,5 17,6 45,5 36,1 34,7 22,3 27,3 11,2 22,,, 1,3 4,3 13,9 21,6 32,7 29,8 3,9 29,5 37,6 19,4 64,4,, 1,3 2,9 9,2 11,6 18,2 6,9 7,1 18,2 11,8 2,8 3,4 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

33 4.8 Ongevallen Sinds 199 is het sterftecijfer voor verkeersongevallen gestaag gedaald. In 24 steeg het sterftecijfer bij mannen terug lichtjes. Figuur 29: Evolutie van de sterftecijfers voor verkeersongevallen, Brussel, 199-24 18 16 14 12 1 8 6 4 2 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 21 22 23 24 Mannen 16,6 15,8 16,7 14,2 13,5 14,4 13,3 11,5 8,1 9,9 11,5 8,2 5,7 5,9 7,1 Vrouwen 8,5 6,6 6,8 6,6 6,8 5,4 4,4 4,2 3, 4,2 4, 2,6 3,5 2,5 2,1 n Mannen 75 71 75 64 61 65 6 52 37 45 53 38 27 28 34 n Vrouwen 43 33 34 33 34 27 22 21 15 21 2 13 18 13 11 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

34 Figuur 3: Specifieke sterftecijfers (SS) en % overlijdens naar leeftijd voor ongevallen in de privésfeer, Brussel, 23-24 45 25% 4 35 2% 3 25 2 15 15% 1% % van de overlijdens 1 5% 5 SS mannen SS vrouwen % overlijdens mannen % overlijdens vrouwen -9 1-19 2-29 3-39 4-49 5-59 6-69 7-79 8 + 2,3 2,7 6,1 11,6 8,9 25,1 32,7 66,6 382,5 4,, 1,9 4,4 3, 6,1 19,8 55,4 337,1 16% 11% 9% 1% 3% 3% 2% 2% 3% 22% % 7% 7% 2% 1% 2% 2% 3% % n Mannen 23-24 3 3 9 2 12 27 24 38 13 n Vrouwen 23-24 5 3 7 4 7 17 48 221 De sterftecijfers voor ongevallen in de privésfeer (volle lijnen in figuur 3) nemen sterk toe in de oudere leeftijdsgroepen. Dit betekent dat het risico om te overlijden aan een ongeval in de privésfeer fors hoger wordt bij de hoogbeden (waarbij een valpartij niet zelden een fatale afloop kent). Het aandeel van deze overlijdens in het totaal van de mortaliteit (stippellijnen in figuur 3) toont evenwel aan dat deze dodelijke ongevallen bij kinderen jonger dan 1 ongeveer 1 overlijden op 5 vertegenwoordigen. 28 4. Oorzaakspecifieke mortaliteit

5. PLAATS VAN OVERLIJDEN Mortaliteitsstatistieken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 23-24 35 Meer dan de helft (55,5 %) van de overlijdens van Brusselaars in 23 en 24 vond plaats in een ziekenhuis. Voor mannen (59,7 %) is dit nog meer het geval dan voor vrouwen (52,1 %). Bij een kwart (24,8 %) van de sterfgevallen was het bedentehuis de plaats van overlijden en 18,4 % van de overledenen stierf thuis. De geslachts- en leeftijdsverschillen zijn duidelijk te zien in figuren 31 en 32. Figuur 31: Verdeling (%) plaats van overlijden naar leeftijd, Brussel, 23-24, Mannen 1% 8% 6% 4% 2% % Andere Openbare weg Bedentehuis Ziekenhuis Thuis -14 15-24 25-34 35-44 45-64 65-74 75-84 85 + Totaal 3,1 2,6 4, 1,2,4,1,1,6 4, 17,2 14,2 8,5 2,9 1,1,7,3 1,7,6 1,3 4,7 9,2 17,2 31,6 15,2 8, 43,8 34,2 46,9 57,1 65,8 63,7 53,1 59,7 16, 35,9 48,4 39,3 34,1 23,4 18,3 14,9 22,9 n totaal 23-24 25 64 155 224 1 657 1 812 2 991 1 784 28 5. Plaats van overlijden

36 Figuur 32: Verdeling (%) plaats van overlijden naar leeftijd, Brussel, 23-24, Vrouwen 1% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % Andere Openbare weg Bedentehuis Ziekenhuis Thuis -14 15-24 25-34 35-44 45-64 65-74 75-84 85 + Totaal 5,,7,2,1,1,2 3,3 3,4 5, 6,5 1,2,3,3,1,4 1,3 3,8 13,2 26,6 5,3 32,5 76,7 55,2 63,3 62,3 65,8 65, 58,3 4,3 52,1 2, 41,4 26,7 29,9 28,4 21,1 14,8 9,2 14,8 n totaal 23-24 3 29 6 154 1 16 1 253 3 565 4 693 28 5. Plaats van overlijden

37 Figuur 33: Verdeling van de plaats van overlijden (%) van personen van 65 en ouder volgens familiale situatie, Brussel, 23-24 1% 8% 6% 4% 2% % Andere Bedentehuis Ziekenhuis Thuis Mannen niet gehuwd Mannen gehuwd Vrouwen niet gehuwd Vrouwen gehuwd 1,,8,3,1 27,2 12,4 4,1 17,4 56, 65,7 47,7 64, 15,8 21,1 11,8 18,5 n totaal 23-24 2 889 3 694 8 14 1 496 Het aandeel overlijdens in een bedentehuis stijgt met de leeftijd en bij vrouwen ligt dit aandeel in de hoogste leeftijdscategorieën nog een stuk hoger dan bij de mannen. Dit kan deels worden verklaard door het feit dat er, door hun hogere levensverwachting, meer vrouwen alleenstaand zijn bij het overlijden dan mannen en alleenstaanden vaker overlijden in een rusthuis dan mensen die als koppel samenwonen (figuur 33). 28 5. Plaats van overlijden

38 Figuur 34: Evolutie aantal sterfgevallen naargelang de plaats van overlijden per geslacht voor personen van 65 en ouder, Brussel, 1998-24 3 2 5 2 1 5 1 5 Thuis Ziekenhuis Bedentehuis Andere 1998 1999 2 21 22 23 24 1998 1999 2 21 22 23 24 Mannen Vrouwen 72 716 698 629 697 637 6 673 691 636 651 626 628 596 2 126 2 129 2 12 2 58 1 998 2 4 2 7 2 554 2 45 2 431 2 363 2 399 2 43 2 354 568 561 596 619 612 654 589 1 565 1 774 1 66 1 654 1 78 1 765 1 79 38 41 29 33 43 37 23 23 29 23 17 12 2 9 Figuur 34 presenteert de evolutie doorheen de tijd van het aantal sterfgevallen naargelang de plaats van overlijden bij de 65-plussers en toont aan dat de verdeling de laatste jaren relatief stabiel blijft. 28 5. Plaats van overlijden

39 Figuur 35: Evolutie van het aantal sterfgevallen naargelang de plaats van overlijden per geslacht voor personen jonger dan 65, Brussel, 1998-24 8 7 6 5 4 3 2 1 Thuis Ziekenhuis Andere 1998 1999 2 21 22 23 24 1998 1999 2 21 22 23 24 Mannen Vrouwen 357 44 344 386 361 39 365 176 19 179 18 194 2 169 677 676 631 597 624 6 552 454 396 44 43 375 462 38 121 117 129 131 134 16 112 38 35 38 32 46 41 37 De evolutie van het aantal sterfgevallen naar plaats van overlijden bij de overlijdens voor 65 geeft aan dat de daling in de vroegtijdige sterfte bij mannelijke Brusselaars zich vertaalt in een daling van de ziekenhuisoverlijdens van mannen jonger dan 65. 28 5. Plaats van overlijden

4 Figuur 36: Plaats van overlijden: Evolutie % sterfgevallen per geslacht, 65, Brussel, 23-24 1% 8% 6% 4% 2% % Andere Bedentehuis Ziekenhuis Thuis 1998 1999 2 21 22 23 24 1998 1999 2 21 22 23 24 Mannen Vrouwen 1,1 1,2,8 1, 1,3 1,1,7,5,6,5,4,2,4,2 16,5 16,3 17,3 18,5 18,3 19,4 18,3 32,5 35,9 34,9 35,3 37, 36,4 36,6 61,9 61,8 61,6 61,6 59,6 6,6 62,3 53, 49,6 51,2 5,4 49,8 5,2 5,4 2,4 2,8 2,3 18,8 2,8 18,9 18,6 14, 14, 13,4 13,9 13, 13, 12,8 De aandelen van de verschillende overlijdensplaatsen doorheen de tijd (figuren 36 en 37) blijven relatief stabiel. 28 5. Plaats van overlijden

41 Figuur 37: Plaats van overlijden: Evolutie % sterfgevallen per geslacht, < 65, Brussel, 23-24 1% 8% 6% 4% 2% % Andere Ziekenhuis Thuis 1998 1999 2 21 22 23 24 1998 1999 2 21 22 23 24 Mannen Vrouwen 1,5 9,8 11,7 11,8 12, 9,7 1,9 5,7 5,6 5,8 5, 7,5 5,8 6,3 58,6 56,5 57,2 53,6 55,8 54,7 53,6 68, 63,8 67, 67, 61, 65,7 64,8 3,9 33,8 31,2 34,6 32,3 35,6 35,5 26,3 3,6 27,2 28, 31,5 28,4 28,8 Voor een verdere analyse van de plaats van overlijden in Brussel zie het dossier: «Thuiswonen na je 65 ste, atlas van de behoeften en de actoren in Brussel»(27), www.observatbru.be 28 5. Plaats van overlijden

42 6. METHODOLOGIE 6.1 Mortaliteitscijfer 6.2 Standaardisering Dit is de verhouding, voor een gegeven periode, van het aantal sterfgevallen in een bepaalde bevolking tot de effectieve omvang van deze bevolking in het midden van de periode [4]. Deze verhouding wordt uitgedrukt in aantal sterfgevallen per 1 inwoners en per. De bron voor de teller is het overlijdensbestand, aangelegd op basis van de statistische formulieren bij de overlijdensattesten en voor de noemer de effectieve bevolkingsomvang verstrekt door het Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. Het cijfer van de vroegtijdige mortaliteit wordt berekend door het aantal sterfgevallen van mensen jonger dan 65 in de loop van de bestudeerde periode te delen door het aantal mensen jonger dan 65 in de bevolking in het midden van de periode. Dit cijfer wordt uitgedrukt in aantal sterfgevallen per 1 inwoners en per. Het sterftecijfer per oorzaak wordt berekend door het aantal sterfgevallen te wijten aan een bepaalde oorzaak in de loop van de bestudeerde periode te delen door het aantal mensen in de bevolking in het midden van de periode. Dit cijfer wordt uitgedrukt in aantal sterfgevallen per 1 inwoners. [4] In de praktijk werd in dit document de effectieve populatie voor de periode 23-24 gelijk gesteld aan de som van de 2 midpopulaties die geschat worden door het gemiddelde te nemen van de populaties bij het begin en aan het einde van het. Standaardisering is een methode die erin bestaat de cijfergegevens te corrigeren om vergelijkingen mogelijk te maken tussen de bevolkingsgroepen waarvan de leeftijdsstructuur anders is. De meeste standaardiseringsmethoden gebruiken een gewogen gemiddelde van specifieke cijfers in de leeftijdscategorieën (hier zullen wij enkel standaardisatie naar leeftijd bespreken, maar je kunt op dezelfde wijze standaardiseren voor een reeks andere kenmerken zoals bijvoorbeeld het geslacht). Na een standaardiseringsmethode te hebben toegepast, verkrijgen we volgens de leeftijd gestandaardiseerde mortaliteitscijfers (men zegt ook aangepast). Wanneer wij de voor de leeftijd aangepaste cijfers vergelijken, kunnen de waargenomen verschillen tussen de cijfers niet te wijten zijn aan verschillen in de leeftijdsstructuur van de bevolking. Men spreekt daarentegen van brutocijfer voor de niet-gestandaardiseerde cijfers. Bij indirecte standaardisering gebruiken wij de cijfers van een referentiebevolking om het aantal sterfgevallen te berekenen dat verwacht zou zijn in de bestudeerde bevolking indien zij dezelfde mortaliteitscijfers had gehad per leeftijd als de referentiebevolking. Dit maakt het mogelijk om vervolgens de gestandaardiseerde mortaliteitsverhouding (of gestandaardiseerde mortaliteitsratio) (GMV of SMR) te berekenen. Dit werd in dit document gedaan in figuur 2 waar de vrouwen als referentiepopulatie werd genomen. Bij directe standaardisatie berekent men de gestandaardiseerde cijfers door de leeftijdsspecifieke cijfers van de onderzoekspopulatie toe te passen op een «identieke» referentiepopulatie. Als referentiepopulatie kan het geheel van de twee te vergelijken populaties gekozen worden (sompopulatie) of een externe populatie. Dit werd in dit document gedaan voor de bespreking (in de tekst) van de evolutie sinds 199 van de algemene en de vroegtijdige mortaliteit per geslacht. De populatie van 199 werd als referentie gebruikt. 28 6. Methodologie