Straffeloos schimpen in de Staten

Vergelijkbare documenten
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Wat is een constitutie?

Wat is een constitutie?

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Hof van Cassatie van België

Wat is een rechtsstaat?

Geachte heer/mevrouw,

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Hof van Cassatie van België

Module Verkiezingen 2017/331

AAN DE SLAG MET DE RECHTSSTAAT

WERKOPDRACHT 6 POLITIEKE VERHOUDINGEN (II)

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Jurisprudentie nr

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

I n z a k e: T e g e n:

Hof van Cassatie van België

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Strafbare belediging. A.L.J.M. Janssens

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

1 Kent u het bericht Hof Antillen: erkenning homohuwelijk niet verplicht? Is dit bericht waar? 1)

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

CONSTITUTIONELE TOETSING: RECHTER & TRIAS

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Instructie: Landenspel light

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Hof van Cassatie van België

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Rolnummer Arrest nr. 80/2007 van 16 mei 2007 A R R E S T

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Bij brief van 19 februari 2003 heeft het college een verweerschrift ingediend.

ECGF/U Lbr. 08/174

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 5 januari 2015 en bij het secretariaat ingeboekt op 6 januari 2015 onder nummer

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

Toegang tot de rechter: strategisch procederen in het milieurecht

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

Wetenschappelijk Bureau Openbaar Ministerie

Instructie Machtenscheidingsquiz

HC 5A, , Het Koninkrijk der Nederlanden en de internationale rechtsorde

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851

Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. UITSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Voetbalwet - de maatregelen: Gebiedsontzegging (max jaar) Groepsverbod Meldingsplicht. Bevoegdheid van burgemeester en OvJ

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

Protocol geheimhouding ex artikel 25 van de Provinciewet 1

Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT. het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

Hof van Cassatie van België

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBDHA:2017:445

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

VERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0245/

Met het amendement van Tweede Kamerlid Van Miltenburg (TK, vergaderjaar , 30131, nr. 65), luidt artikel 4 Wmo als volgt:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

ADVIES. Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

REGELING INZAKE DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN PERSONEEL

Transcriptie:

928 Ars Aequi december 2012 annotatie Annotatie Straffeloos schimpen in de Staten Prof.mr. R.J.B. Schutgens Hoge Raad 17 juni 2011, LJN: BQ2302, NJ 2011, 450, AB 2012, 78 Terwijl het Arubaanse Statenlid Lampe in een rechtstreeks uitgezonden Statenvergadering het woord voert, voegt de Arubaanse minister Wevers hem meermalen toe dat hij een pedofiel is. Hij wrijft de boodschap er nog eens extra in door te zeggen: Leg dat maar uit aan al de kinderen die je hebt misbruikt! In de maanden voor deze uitbarsting suggereerde Wevers in het dagblad Bon Dia al vaker dat de voormalig priester Lampe zich aan kindermisbruik zou hebben schuldig gemaakt. Een live uitgezonden schimppartij als deze was echter nog niet vertoond. Lampe tracht zijn reputatieschade te beperken door in een civiele procedure te eisen dat Wevers zijn uitlatingen rectificeert. In eerste aanleg gaat de rechter daarin mee; in hoger beroep wordt die uitspraak echter in strijd bevonden met de parlementaire immuniteit. In cassatie klaagt Lampe dat strikt vasthouden aan de parlementaire immuniteit in strijd zou zijn met het recht op toegang tot de rechter van artikel 6 EVRM. Dit is bij mijn weten de eerste zaak waarin onze Hoge Raad de parlementaire immuniteit toetst aan artikel 6 EVRM. Hieronder bespreek ik eerst de belangrijkste toepasselijke rechtsregels, dan volgen de relevante overwegingen van de Hoge Raad en tot slot geef ik enig commentaar. Toepasselijke rechtsregels Parlementaire immuniteit De immuniteit van de deelnemers aan Statenvergaderingen is vastgelegd in artikel III.20 van de Arubaanse Staatsregeling: De leden van de Staten, de ministers en andere personen die deelnemen aan de beraadslagingen, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergaderingen van de Staten of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd. De bepaling is nagenoeg gelijkluidend aan het voor de Staten-Generaal geschreven artikel 71 Gw. 1 Beide bepalingen hebben tot gevolg dat de deelnemers aan het parlementaire debat (volksvertegenwoordigers én leden van de regering) voor de rechter geen verantwoording hoeven af te leggen voor wat zij tijdens het debat hebben gezegd of voor wat zij aan de volksvertegenwoordiging hebben geschreven. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 71 Gw blijkt dat het de bedoeling is om alle gerechtelijke procedures gericht tegen parlementaire uitlatingen te blokkeren: dat geldt dus voor straf-, civiel-, bestuurs- en tuchtrechtelijke procedures. Toegang tot de rechter Artikel 6 EVRM bevat het grondrecht op een eerlijk proces. Hoewel dit niet met zoveel woorden in de tekst van de bepaling is terug te vinden, heeft het Straatsburgse Hof al in 1975 uitgesproken dat artikel 6 ERVM niet pas in werking treedt als men eenmaal bij de rechter ís, maar dat de bepaling ook het recht inhoudt om een gerechtelijke procedure te beginnen. 2 In artikel 6 EVRM wordt sindsdien voor de burger het recht op toegang tot de rechter gelezen: de burger moet zijn civielrechtelijke verplichtingen of de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging altijd kunnen voorleggen aan een rechter die zijn zaak onafhankelijk, onpartijdig en eerlijk behandelt. De parlementaire immuniteit staat natuurlijk haaks op dit recht: zij beoogt de toegang tot de rechter in bepaalde gevallen juist te blokkeren. Zelfs al ondervindt een burger ernstige schade van uitspraken die in het parlement zijn gedaan, dan nog moet hij dat lot maar geduldig verduren: artikel 71 Gw en vergelijkbare regelingen snijden de weg af naar de rechter die hem een recht kan toekennen op schadevergoeding of een rectificatie. 1 En aan de wettelijke immuniteiten voor de volksvertegenwoordiging op decentraal niveau, zie onder andere art. 22 Provinciewet, art. 22 Gemeentewet, art. 39 Waterschapswet. 2 EHRM 21 februari 1975, NJ 1975, 462 (Golder).

annotatie Ars Aequi december 2012 929 Toetsing van de Grondwet Op grond van artikel 94 Gw blijven alle [b]innen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften buiten toepassing als die toepassing zich niet verdraagt met eenieder verbindende verdragsbepalingen, waarvan artikel 6 EVRM er een is. De rechter mag, kort gezegd, alle wetgeving in materiële zin in ons Koninkrijk toetsen aan (eenieder verbindende) internationale bepalingen. Zelfs constitutionele bepalingen als artikel III.20 uit de Arubaanse Staatsregeling of artikel 71 Gw kunnen dus buiten toepassing blijven als de rechter vindt dat de toepassing van deze bepalingen in strijd komt met (eenieder verbindend) internationaal recht. 3 De rechter mag op grond van artikel 94 Gw abstract én concreet toetsen. Om te beginnen mag hij nagaan of een nationale (grondwets- of andere) bepaling in abstracto, dat wil zeggen in algemene zin, dus los van de te beoordelen casus, strookt met een verdragsbepaling. Zo nee, dan mag hij de nationale bepaling onverbindend verklaren. 4 Doorstaat de nationale bepaling deze abstracte toets, dan mag de rechter een concrete toets verrichten. Hij beziet dan of de strikte toepassing van de in algemene zin in orde bevonden nationale bepaling in het concrete, hem voorgelegde geval niet alsnog strijd oplevert met een verdrags bepaling. Juist de bevoegdheid tot concrete toetsing leek het gekrenkte Statenlid Lampe aanvankelijk perspectief te bieden. Immers, niet alleen mocht de rechter beoordelen of de parlementaire immuniteit in algemene zin onverbindend is wegens strijd met artikel 6 EVRM (vrij onwaarschijnlijk natuurlijk), maar ook mocht hij ook toetsen, of in deze vrij uitzonderlijke casus de parlementaire immuniteit niet toch buiten toepassing zou moeten blijven. Het Gerecht in Eerste Aanleg verklaarde de parlementaire immuniteit voor dit specifieke geval metterdaad buiten toepassing. 5 In de ogen van hof en Hoge Raad vindt deze beslissing echter geen genade. Relevante overwegingen van de Hoge Raad In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. ( ) (vii) Bij brief van 4 juni 2009 heeft [verzoeker] [verweerder] gesommeerd zijn uitlatingen in de krant van 13 mei 2009 en in de Statenvergadering van 1 juni 2009 binnen 24 uur te rectificeren in de verschillende media. [Verweerder] heeft aan die sommatie niet voldaan. 3.2 Op vordering van [verzoeker] heeft het gerecht vervolgens [verweerder] in verband met zijn hiervoor ( ) vermelde uitlatingen in kort geding veroordeeld om uiterlijk 4 juli 2009 in de Amigoe een rectificatie te plaatsen van de volgende inhoud: Ik [verweerder] wens het volgende bekend te maken: Ik heb [verzoeker] herhaaldelijk publiekelijk uitgemaakt voor pedofiel. Deze beschuldiging heeft echter geen feitelijke basis, als gevolg waarvan ik middels deze de beschuldiging in kwestie rectificeer. 3.3 In hoger beroep, waar [verweerder] met zijn grief 1 opkwam tegen het oordeel van het gerecht dat zijn beroep op de parlementaire immuniteit in strijd was met art. 6 lid 1 EVRM, heeft het hof de vorderingen van [verzoeker] alsnog afgewezen. De op genoemde grief betrekking hebbende rov. 2.6 luidt als volgt: De uitlatingen in de Statenvergadering werden rechtstreeks tegen [verzoeker] gedaan, die op dat moment het woord voerde en dus desgewenst (via de voorzitter van de Statenvergadering) op de uitlatingen had kunnen reageren. Voorts kon [verzoeker], zoals zoals hij later ook schriftelijk heeft gedaan, de voorzitter van de Statenvergadering vragen [verweerder] (indringender) te vermanen zijn woorden terug te nemen. Hieraan staat de omstandigheid dat [verweerder] geen Statenlid was, maar Minister, niet in de weg. Verder moet in aanmerking worden genomen dat [verzoeker] Statenlid was, hetgeen enerzijds meebracht dat hij ook zelf bij de deelneming aan de Statenvergadering van 1 juni 2009 parlementaire immuniteit genoot, en anderzijds dat hij zich als politicus meer kritiek moest laten welgevallen dan de gemiddelde burger. Onder die omstandigheden levert het beroep van [verweerder] op immuniteit geen strijd met Art. 6 EVRM op. De enkele omstandigheid dat niet is gebleken dat het uitschelden van [verzoeker] voor pedofiel op enigerlei wijze verband hield met het onderwerp van de vergadering, noch met eerdere vergaderingen in het recente verleden, leidt niet tot een ander oordeel. De grief is in zoverre terecht voorgesteld. 3.4.1 Het middel klaagt in de eerste plaats dat het hof aldus heeft miskend, dat voor het antwoord op de vraag of het beroep van [verweerder] op de regeling van de parlementaire immuniteit in art. III.20, die beperkt is tot hetgeen in de vergaderingen van de Staten of van commissies daaruit is gezegd of schriftelijk overgelegd, strijd oplevert met het in art. 6 lid 1 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter, wél van belang is dat niet is gebleken dat het uitschelden van [verzoeker] voor pedofiel op enigerlei wijze verband hield met het onderwerp van de Statenvergadering van 1 juni 2009 of eerdere vergaderingen in het recente verleden. De immuniteit van deelnemers aan een vergadering van algemeen vertegenwoordigende organen vindt haar grond in het publieke belang dat de deelnemers aan een dergelijke vergadering zich daar vrijelijk kunnen uiten opdat de democratische controle op het openbaar bestuur goed kan worden uitgeoefend, en bezwaarlijk kan worden aanvaard dat het uitschelden van een parlementariër voor pedofiel in enig opzicht verband houdt met de democratische controle, aldus het middel. 3.4.2 Parlementaire immuniteit zoals hier aan de orde vormt een beperking van het recht op toegang tot de rechter. Zij dient echter een legitiem doel, te weten het beschermen van de vrije meningsuiting in het parlement en handhaving van de scheiding van machten tussen de wetgever en de rechter (vgl. HR 28 juni 2002, LJN: AE1544, NJ 2002/577 en EHRM 17 december 2002, application nr. 35373/97 (A. tegen het Verenigd Koninkrijk)). Met dat doel is niet verenigbaar dat, zoals aanvaarding van de door het middel voorgestane opvatting zou meebrengen, de rechter zich zou begeven in een beoordeling van de in dit geval: civielrechtelijke toelaatbaarheid van in het parlement gedane uitingen, welke dan ook. De in de eerste klacht verdedigde, andersluidende opvatting kan dus niet als juist worden aanvaard. 3.5.1 Het middel bevat voorts nog de klacht dat het hof de reikwijdte van art. III.20 heeft miskend: deze zou beperkt zijn tot uitingen die verband houden met de democratische controle op het bestuur en dus niet zien op het gebruik van het scheldwoord pedofiel in een debat waarbij van enige functionele relatie tussen het gebruik van dat woord en de belangen van het electoraat die in de Statenvergadering aan de orde waren geen sprake was. 3.5.2 Ook deze klacht treft geen doel. Art. III.20 mag, gezien het hiervoor overwogene, niet zo beperkt worden uitgelegd als de klacht tot uitgangspunt neemt. 3 Verscheidene grondwettelijke bepalingen, waaronder art. 94 Gw en andere bepalingen over de internationale betrekkingen van het Koninkrijk gelden ook voor de landen in de West. 4 Zie bijvoorbeeld HR 22 oktober 2010, LJN: BL1943, r.o. 3.4.10-3.4.11. 5 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 2 juli 2009, LJN: BJ6552, r.o. 4.10.

930 Ars Aequi december 2012 annotatie Noot 1 Alle klachten van het Statenlid Lampe ketsen af op de parlementaire immuniteit, die bij de Hoge Raad staat als een onneembare vesting. Hierna volgen enkele beschouwingen over de parlementaire immuniteit in het algemeen (2), over die immuniteit in de Straatsburgse rechtspraak (3) en over de beslissing van de Hoge Raad in onderhavige zaak (4). 2 Parlementaire immuniteit is een oeroud instituut dat wereldwijd in vrijwel iedere constitutie is terug te vinden. Dit levert een bonte verscheidenheid aan varianten op, maar doorgaans borduren die voort op twee basispatronen: (a) immuniteit voor wat er in het parlement wordt gezegd en voor wat er in de aan het parlement gerichte stukken wordt geschreven (hierna: immuniteit voor parlementaire uitlatingen) en (b) immuniteit voor buitenparlementair handelen. a De immuniteit voor parlementaire uitlatingen beschermt de kern van het parlementaire werk: het debatteren over politieke vraagstukken. Deze variant van de parlementaire immuniteit is verankerd in de Nederlandse Grondwet en de Staatsregelingen van de landen in de West. Zij heeft in de woorden van Oud tot doel te verzekeren, dat parlementariërs niet door vrees voor de rechter worden weerhouden datgene te zeggen, wat zij menen in het openbaar belang te moeten uitspreken. 6 Het algemeen belang is er in deze gedachtegang bij gebaat als in het parlement wordt gedebatteerd door onbevangen en onbevreesde personen, die alles naar voren durven brengen wat zij voor het overleg over wetsvoorstellen of voor de controle van de regering relevant vinden. Als daardoor alle relevante ideeën en informatie boven tafel komen, kan het parlement vervolgens goed geïnformeerd en evenwichtig besluiten. Natuurlijk heeft deze immuniteit een keerzijde: zij verhindert dat de rechter fungeert als rem op het uiten van (grove) beledigingen, smaad, halve waarheden of zelfs onvervalste laster. Kennelijk schat de grond wetgever het belang van een onbevreesde uitwisseling van ideeën en gedachten zo hoog, dat hij bereid is daarvoor een incidenteel geval van misbruik van de parlementaire immuniteit op de koop toe te nemen. Overigens moet men zich goed realiseren dat de parlementaire immuniteit niet tot gevolg heeft, dat de deelnemers aan het debat volledig vrij zijn in wat zij zeggen. Om de parlementaire vergadering niet in een spreekwoordelijke Poolse Landdag te laten ontaarden is er een voorzitter aangesteld die de vergaderorde handhaaft. Het reglement van orde kent deze voorzitter bevoegdheden toe om leden die bijvoorbeeld buiten de orde spreken of beledigende uitdrukkingen gebruiken, te vermanen en zo nodig zelfs tijdelijk van de vergadering uit te sluiten. Dat zijn echter duidelijk lichtere sancties dan de rechter kan opleggen: een gerechtelijke procedure kan immers uitmonden in een geldboete, aanzienlijke schadevergoeding of zelfs een vrijheidsstraf. Daarmee vergeleken lijkt een vermaning van de voorzitter of de (zwaarste) sanctie van één dag ontzegging van de toegang tot de vergaderzaal een vrij lichte sanctie. De immuniteitsgerechtigde deelnemers aan het debat worden kennelijk geacht over voldoende karakter te beschikken om zichzelf te disciplineren. Dat dat in de praktijk soms tegenvalt, moge de hier geannoteerde zaak illustreren. Naast het algemeen belang van een vrije uitwisseling van ideeën dient de parlementaire immuniteit de scheiding der machten. Doordat niet de rechter, maar de Kamervoorzitter de toelaatbaarheid van parlementaire uitlatingen beoordeelt (en wel op basis van het ordereglement van diezelfde Kamer), bewaart uiteindelijk het parlement de orde in eigen huis. Democratisch verkozen volksvertegenwoordigers zelf stellen en bewaken de grenzen van het parlementaire debat, niet de rechter. De parlementaire immuniteit beschermt de politieke ambten dus tegen te vergaande bemoeienis van de rechterlijke macht. Tegelijk biedt de immuniteit echter ook bescherming aan de rechter. Zij voorkomt immers (gedeeltelijk) dat de rechter in politieke ruzies wordt betrokken. Daarbij zou de rechter van een stel kemphanen er één gelijk moeten geven, met het gevaar dat bij het publiek het beeld ontstaat dat hij in een politieke kampenstrijd voorkeuren koestert. Dat is weliswaar meestal ten onrechte, maar ook zo n beeld kan de acceptatie van rechterlijke geschilbeslechting aantasten, bij het publiek én bij politici. De hier geannoteerde zaak illustreert deze bescherming van de rechter treffend: hij kan een onverkwikkelijke, hoogstwaarschijnlijk politiek gemotiveerde ruzie terug op het bordje schuiven van de politieke ambten zelf, die het onderling maar moeten proberen op te lossen. b In verschillende Europese landen bestaat nog een tweede vorm van parlementaire immuniteit, en wel de bescherming van parlementariërs tegen vormen van strafvervolging voor hun doen en laten buiten het parlement. Vaak regelt de grondwet dat tegen een parlementariër slechts een strafproces kan worden begonnen als het parlement daarvoor toestemming geeft. Deze buitenparlementaire immuniteit biedt bescherming tegen pogingen van de regering (historisch gezien de koning) om al te kritische parlementariërs via het strafrecht uit de weg te ruimen desnoods met behulp van opgeklopte beschuldigingen of vals bewijs. Het verleden biedt daarvan helaas verschillende voorbeelden. Nederland kent deze buitenparlementaire immuniteit niet. Gezien ons fatsoenlijke en professionele Openbaar Ministerie en gezien de vergaande onafhankelijkheid van onze rechterlijke macht lijkt deze immuniteit in het huidige maatschappelijke en politieke klimaat ook overbodig. Dat geldt overigens helaas niet overal ter wereld. 6 P.J. Oud, Het constitutioneel recht van het Koninkrijk der Nederlanden, 1967, p. 597.

annotatie Ars Aequi december 2012 931 3 a Een rechtsstaat betaalt voor de parlementaire immuniteit een hoge prijs. Zolang de immuniteit de toegang tot de rechter blokkeert, kan een burger weinig beginnen tegen beschadigende of kwetsende woorden die een parlementariër over hem spreekt. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft dan ook al veel klachten moeten beoordelen over gevallen waarin Europese burgers een rechtszaak tegen een parlementariër op de immuniteit zagen afketsen. Voor de Nederlandse (en de Arubaanse) immuniteit is van groot belang het Straatsburgse arrest inzake mevrouw A tegen het Verenigd Koninkrijk (de Hoge Raad haalt het hierboven aan in r.o. 3.4.2). Het Britse Member of Parliament Howard Stern houdt tijdens een vergadering van het Lagerhuis een uitgebreide toespraak over losgeslagen huurders in de sociale woningbouw. Hij noemt mevrouw A en haar kinderen als verpersoonlijking van deze problematiek. Hij noemt hun naam en adres en betitelt het gezin als neighbours from hell, waarbij hij wangedrag beschrijft van het vernielen van auto s tot drugshandel en brandstichting. Vette koppen in de beruchte Britse schandaalpers zijn het resultaat. Vervolgens krijgt mevrouw A zélf te maken met neighbours from hell : ze wordt op straat uitgescholden en bespuugd en zij is het slachtoffer van discriminerende scheldpartijen. Uiteindelijk ziet zij zich gedwongen te verhuizen. Volgens mevrouw A zijn de beschuldigingen niet terecht en bovendien neemt zij het Stern zeer kwalijk dat hij nooit contact met haar heeft gezocht om zijn informatie te verifiëren. Zij kan Stern niet bij de civiele rechter aanspreken vanwege de parlementaire immuniteit, die in het Verenigd Koninkrijk vrijwel hetzelfde inhoudt als in Nederland: een blokkade van alle civiel- en strafrechtelijke procedures tegen parlementaire uitlatingen. Dan klaagt mevrouw A in Straatsburg over schending van artikel 6 EVRM. De Britse parlementaire immuniteit doorstaat de Straatsburgse toets zonder moeite, hoewel het Hof het gedrag van parlementariër Stern in het voorbijgaan particularly regrettable noemt. Het Hof redeneert als volgt. Het uit artikel 6 EVRM afgeleide recht op toegang tot de rechter is niet absoluut, maar onderhevig aan inherente beperkingen. Bij de aanvaarding van die beperkingen genieten de verdragsstaten een zekere margin of appreciation. Wel moeten eventuele beperkingen op de toegang tot de rechter de kern van dat recht intact laten, een legitiem doel dienen en proportioneel zijn. Welnu, de parlementaire immuniteit beschermt de vrijheid van meningsuiting in het parlement en zij reguleert de verhouding tussen de wetgevende en de rechterlijke macht en dat zijn voor het Hof legitieme doelen. Juist voor parlementariërs is de vrijheid van meningsuiting van eminent belang. Bovendien komt de parlementaire immuniteit in alle verdragsstaten in een of andere vorm voor. Om deze redenen levert de parlementaire immuniteit geen disproportionele beperking op van de toegang tot de rechter. Het lijkt er dus op dat een absolute, binnenparlementaire immuniteit de Straatsburgse toets doorstaat, zelfs als buitenstaanders als mevrouw A daar op betreurenswaardige wijze de dupe van worden. b Ná de zaak A t. Verenigd Koninkrijk volgde een hele rits arresten over de tweede vorm van parlementaire immuniteit, die parlementariërs beschermt tegen vervolging voor buitenparlementaire gedragingen (zie hiervoor bij 2b). Over de buitenparlementaire immuniteit is het Hof bij lange na niet zo mild als in de zaak van mevrouw A. Integendeel, het lijkt erop dat het onverkort vasthouden aan de parlementaire immuniteit volgens het Hof uitsluitend door de beugel kan als daarmee de kern van het parlementaire werk (debatteren, schrijven en stemmen over politieke aangelegenheden) wordt beschermd. Voor handelingen van parlementariërs die te weinig verband vertonen met deze kern van het parlementaire werk, oordeelt het Hof het vasthouden aan de immuniteit vrijwel zonder uitzondering in strijd met artikel 6 EVRM. 7 Wij hoeven er niet treurig om te zijn dat ons land deze vorm van immuniteit niet kent. 4 Weliswaar blijkt uit de zaak A t. Verenigd Koninkrijk dat de binnenparlementaire immuniteit als zodanig een acceptabel instituut is, toch probeerde de indiener van het cassatieberoep de Hoge Raad te bewegen om in deze uitzonderlijke zaak de immuniteit buiten toepassing te laten. Volgens hem ontstaat er (alsnog) strijd met artikel 6 EVRM als ook scheldwoorden zonder enig inhoudelijk verband met het onderwerp van beraadslaging onverkort door de immuniteit worden gedekt, zie r.o. 3.4.1 en 3.5.1. De inbreuk die de parlementaire immuniteit maakt op het recht op toegang tot de rechter is volgens eiser slechts gerechtvaardigd, voor zover zij bewerkstelligt dat de regering onbevreesd kan worden bekritiseerd. Onvervalste scheldpartijen vallen echter buiten een zinvol parlementair debat, en het beschermen dáárvan draagt aan de doelen van de parlementaire immuniteit niets bij. Daarom zou de rechter de parlementaire immuniteit buiten toepassing moeten laten wegens strijd met artikel 6 EVRM. 8 De Hoge Raad laat zich hier niet toe verleiden, zie r.o. 3.4.2. Volgens mij had hij nauwelijks een andere keuze. Parlementaire immuniteit is uitsluitend zinvol, als zij voor alle gevallen geldt. Het is weliswaar een bot en grof middel, maar dat is in zekere zin ook juist de bedoeling: parlementaire immuniteit wil de parlementariër zekerheid bieden dat hij nooit voor de rechter zal hoeven te verschijnen voor wat hij in het parlement zegt. Die zekerheid neemt ieder chilling effect weg dat al van de enkele mogelijkheid van gerechtelijke vervolging zou kunnen uitgaan. Door deze zekerheid van niet-vervolging debatteert de parlementariër zonder zwaard van Damocles boven het hoofd. Zo gauw de rechtspraak uitzonderingen op de 7 Zie bijvoorbeeld: EHRM 30 januari 2003, app 45649/99 (Cordova/Italië) EHRM 3 juni 2004, EHRC 2004, 69 (De Jorio/Italië) EHRM 16 november 2006 EHRC 2007, 11 (Tsalkitzis/ Griekenland). 8 Zoals art. 94 Gw, dat ook voor Aruba geldt, toestaat. Men kan hier overigens ook een beroep op verdragsconforme grondwetsuitleg in zien; in dat geval is een beroep op art. 94 Gw niet eens nodig, zij het dat daaruit het primaat van het verdrag blijkt, dat bij conforme interpretatie wordt voorondersteld.

932 Ars Aequi december 2012 annotatie parlementaire immuniteit gaat erkennen, is die zekerheid verdwenen. (Zinvolle) uitzonderingen zijn namelijk niet in hard and fast rules te vatten; zij vereisen altijd een omschrijving in meer of minder vage termen. 9 Zo luidt de in cassatie voorgestelde, maar door de Hoge Raad verstandig genoeg niet overgenomen uitzondering bijvoorbeeld dat de immu niteit niet zou moeten gelden voor uitspraken die niet op enigerlei wijze verband houden met het onderwerp van de beraadslaging of met de controle van de regering. Er zijn zó tien twijfelgevallen te verzinnen waarbij redelijke personen kunnen twisten over de vraag of er nu wel of niet een voldoende verband is tussen een parlementaire uitlating en de controle van de regering. En wie beslist over die twijfelgevallen? Precies: de rechter. Daarmee lokt de aanvaarding van iedere uitzondering procedures uit, waarin de rechter zich moet gaan buigen over het al dan niet van toepassing zijn van de uitzondering, terwijl vaak niet op voorhand zeker zal zijn dat het een kansloze zaak betreft. Het belangrijkste effect van de parlementaire immuniteit vertrouwen bieden dat gerechtelijke procedures nooit zullen slagen is dan reeds lang ondergraven. 5 Parlementaire immuniteit is een fascinerend onderwerp dat, mede door de Wilders-zaak en door de onmiskenbaar feller geworden toon van het maatschappelijke debat de laatste jaren weer in de belangstelling staat. Er is nog veel meer over te zeggen. Komend jaar vergadert de NJV over immuniteiten, waarbij onder andere de parlementaire immuniteit uitgebreid wordt belicht. 9 Over de reden waarom dat het geval is mijn oratie Vorm of inhoud, p. 23.