ONTWERP-BESLUIT TOT WIJZIGING VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Aan: Lijnco Green Energy B.V. Postbus 1 4540 AA Sluiskil Middelburg, datum invullen Kenmerk: Afdeling: Onderwerp: Milieuhygiëne Besluit tot het wijzigen van de omgevingsvergunning van Lijnco Green Energy B.V. op grond van de op artikel 2.31, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Samenvatting besluit Wij hebben op <<datum invullen>> besloten om de omgevingsvergunning van Lijnco Green Energy B.V. van 14 april 2010, te wijzigen door het intrekken van enkele voorschriften. De wijziging houdt verband met het afsplitsen van een deel van de inrichting waar activiteiten plaatsvinden die vallen onder het Besluit risico's zware ongevallen 1999.
BESLUIT Onderwerp Door het afsplitsen van een deel van de inrichting waar activiteiten plaatsvinden die vallen onder het Besluit risico's zware ongevallen 1999, dient de omgevingsvergunning van Lijnco Green Energy B.V. te worden gewijzigd middels het intrekken van enkele voorschriften. Besluit Gelet op het bepaalde in artikelen 2.30, lid 1 juncto artikel 2.31, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en hetgeen wij hierna hebben overwogen, besluiten wij de voorschriften 12.1, 12.2, 12.3, 12.6, 12.8 en 12.9 van de omgevingsvergunning van 14 april 2010, met kenmerk 10016227, in te trekken. Ondertekening en verzending Gedeputeerde Staten, namens dezen, mevr. mr. ing. I. Jansen Hoofd afdeling Milieuhygiëne
RECHTSMIDDELEN Beroep Indien u zich niet kunt verenigen met deze beschikking, kunt u een beroepsschrift indienen bij de Rechtbank Middelburg. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt 6 weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd. U dient hiervoor griffierecht te betalen. Het beroep kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:1 juncto artikel 7:1 van de Awb worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig hun zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht of door belanghebbenden die geen zienswijze naar voren hebben gebracht maar die dat redelijkerwijs niet kan worden verweten of door belanghebbenden die zich niet kunnen vinden in de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste bevatten: - de naam en het adres van de indiener - de dagtekening - een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht - de gronden van het beroep (de motivering). Inwerkingtreding De beschikking wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij gedurende die termijn beroep is ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. De beschikking wordt niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Het beroepschrift moet in tweevoud worden ingediend bij Rechtbank Middelburg, Postbus 5015, 4330 KA Middelburg. Het verzoek om voorlopige voorziening moet worden gericht aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank in Middelburg, Postbus 5015, 4330 KA Middelburg. Afschriften Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen; Inspectie Leefomgeving en Transport; Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Veiligheidsregio Zeeland; Rijkswaterstaat Zeeland.
OVERWEGINGEN 1. FEITEN Vergunningensituatie Het terrein van de voormalige Cokesfabriek aan de Oostkade 5 te Sluiskil, is door afvalverwerker Heros Sluiskil B.V. in 2000 overgenomen met als doel opslag en bewerking van afval(water), bouwstoffen en havengebonden activiteiten. In samenwerking met lokale, provinciale en rijksoverheden zijn de benodigde vergunningen verstrekt om het industrieterrein om te bouwen tot volwaardig afvalcentrum. Eind 2006 zijn door Heros vergunningen aangevraagd voor een biomassacentrale en voor een biodieselfabriek. Begin 2007 zijn deze vergunningen verleend. Omdat de inrichting in feite bestond uit een aantal zelfstandig te onderscheiden onderdelen, is destijds de keuze gemaakt voor deelrevisievergunningen. Momenteel zijn ten behoeve van het uitvoeren van bovengenoemde activiteiten de volgende omgevingsvergunningen van kracht. I. Vergunning van 15 maart 2007, kenmerk 0703091voor de biodieselfabriek II. Vergunning van 14 april 2010, kenmerk 10016227 voor de biomassacentrale III. Vergunning van 26 augustus 2010, kenmerk 10027728 voor de recyclingactiviteiten Per 14 oktober 2010 zijn eerst de vergunningen voor de biomassacentrale en de biodieselfabriek overgedragen aan Heros Ecopark Terneuzen B.V. Vervolgens zijn in 2011 de vergunningen voor de biomassacentrale en de biodieselfabriek overgedragen aan respectievelijk Lijnco Green Energy B.V. en Goes on Green B.V. De vergunninghouder voor de recyclingactiviteiten blijft Heros Sluiskil B.V. De biomassacentrale, de biodieselfabriek en de recyclingactiviteit worden gelet op hun organisatorische, technische en functionele bindingen beschouwd als drie zelfstandige inrichtingen. Als gevolg van de splitsing zijn enkele voorschriften op het gebied van externe veiligheid overbodig geworden voor de biomassacentrale en de recyclingactiviteit. Met onderhavig besluit worden enkele voorschriften van de vergunning voor de biomassacentrale ingetrokken. Bevoegd gezag Op grond van artikel 2.4 Wabo jo artikel 3.1 en 3.3 Bor zijn gedeputeerde staten bevoegd gezag voor de drie inrichtingen. Voorbereidingsprocedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.15, lid 1 en 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). 2. BELEIDSKADER Deze ambtshalve wijziging is getoetst aan het wettelijk toetsingskader. Bij de beoordeling op milieuhygiënische aspecten zijn betrokken: de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting kan veroorzaken, mede gezien haar technische kenmerken en haar geografische ligging; de mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen; het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking tot de inrichting toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert.
Bij de beoordeling op milieuhygiënische aspecten is rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten en met de geldende richtwaarden (voor zover van toepassing). Bij de beoordeling op milieuhygiënische aspecten zijn de geldende grenswaarden, de regels gesteld in een instructie AMvB, de in de provinciale milieuverordening opgenomen instructieregels en de aanwijzingen die door de Minister zijn gegeven, in acht genomen (voor zover van toepassing). Verder is op basis van artikel 2.14, eerste lid van de Wabo nagegaan of de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Dit heeft geleid tot het volgende. 3. EXTERNE VEILIGHEID Toetsingskader De vergunde activiteiten van biodieselfabriek vallen onder het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (hierna: Brzo) door de opslag van methanol en methanolaat. Doordat de biodieselfabriek, de biomassacentrale en de recyclingactiviteit nu drie zelfstandige inrichtingen zijn geworden met verschillende vergunninghouders, dient per inrichting te worden beoordeeld of de vergunde activiteit nog onder de werkingssfeer van het Brzo vallen. Beoordeling De bedrijfsactiviteiten van de biomassacentrale die door Lijnco wordt geëxploiteerd zijn zodanig dat deze niet onder de werkingssfeer van het Brzo vallen. De voorschriften 12.1, 12.2, 12.3, 12.6, 12.8 en 12.9 van de vergunning voor de biomassacentrale zijn van toepassing voor inrichtingen die vallen onder het Brzo. Aangezien dit voor de inrichting niet meer het geval is, kunnen de genoemde voorschriften komen te vervallen. Het onderwerp externe veiligheid vervult echter wel een belangrijke rol bij de exploitatie van de biomassacentrale vanwege het opwekken en gebruiken van biogas. De aspecten die daar mee samen hangen en de te treffen organisatorische maatregelen zijn geregeld in de vigerende vergunning in de voorschriften 12.4, 12.5, 12.7, 12.10 tot en met 12.15. Deze voorschriften kunnen daarom ongewijzigd aan de vergunning verbonden blijven. Conclusie Als gevolg van de splitsing zijn enkele voorschriften op het gebied van externe veiligheid overbodig geworden voor de biomassacentrale. Deze voorschriften worden met dit besluit ingetrokken. De veiligheidsvoorschriften die samenhangen met het opwekken en gebruiken van biogas en de te treffen organisatorische maatregelen, blijven in stand.