Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAADSVERGADERING. Datum : maandag 5 september 2005 Agendapunt : 8. Nummer postregistratie : /RO Nummer programmabegroting :

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

het lid Bashir (SP) over een heffingsvrije voet van 50 woningen (TK nr. 23).

Subsidieverordening sociale woningbouw gemeente Zoeterwoude 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleidsnotitie gebruik gemeentelijke grondstrookjes.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

vrom Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 april 2003

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Adviesnota voor de raad

RAADSVOORSTEL BIJ ZAAKNUMMER: AST/2014/003710

Nr.: 06-50a Diemen, 15 september 2006 Onderwerp: Voorjaarsnota 2006 (aanvullend voorstel) Op 11 september behandeld geweest in de auditcommissie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAADSVOORSTEL HERZIEN bij erratum 28 maart Rv. nr.: B en W-besluit d.d.: B en W-besluit nr.: 12.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

INFORMATIENOTITIE. College van Burgemeester en Wethouders. Informatienotitie ontwikkelingen Wmo-Jeugd budget

Tweede Kamer der Staten-Generaal

vra2000vws.017 LIJST VAN VRAGEN

2010D16438 Voorlopige rekening 2009

tot wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector (verplichte verhuiskostenvergoeding bij renovatie en enkele kleine wijzigingen)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toelichting op Financieringsregeling sociale huur

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluitenlijst van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Winsum op 2 juli 2015 in de raadzaal

Raadscommissievoorstel

Verordening Subsidie sociale woningbouw gemeente Putten vastgesteld bij besluit van de raad van 8 maart 2018 nr

Concept Raadsvoorstel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Stimuleringsregeling goedkope koopwoningen stand van zaken per 1 november Inleiding. 2. Doel van de goedkope koop-regeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

Wet op het overleg huurders verhuurder (1998) Bron:

Beleidsregel Besluit locatiegebonden subsidies 2005 voor de stedelijke regio Emmen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderdeel Risico Kans op risico Maatregelen Schade worst case Kans x schade Conclusie risico

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Buiten werking stellen aantal artikelen subsidieverordening CRMW t.b.v. rechtmatigheidcontrole

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Evaluatie Starterslening gemeente Moerdijk

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Speech Annet Bertram,DG Wonen, namens de minister van VROM bij Jubileumbijeenkomst SVN 5 oktober 2006 te Rotterdam

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Huishoudelijke Hulp Toelage in Leeuwarden: de Himmelsjek

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 15 ONDERWERP

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Registratienummer: GF Datum: 12 november 2010 Agendapunt: 7

Platform Wonen Assen 3 oktober 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan: de gemeenteraad Vergadering: 13 juli 2015

Datum 06 maart 2012 Betreft Kamervragen van het lid Karabulut (SP) over de WOZ-beschikking voor huurders

Commissie Ruimte en Milieu

Publicaties Stadsdeelbestuur 2010

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2015D44592 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Dakkapel kan wél Gemeente Diemen

Vergaderjaar Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 's-gravenhage, 28 mei 1993

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21 300 XI Vaststelling van de begroting van de uitgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk XI (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruïmtelijke Ordening en Milieubeheer) voor het jaar 1990 Nr. 92 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 12 september 1990 De vaste Commissie voor volkshuisvesting en ruimtelijke ordening 1 heeft op 27 juni 1990 mondeling overleg gevoerd met de staatssecre taris van VROM over de rapportage «Voortgang woningbouw 1989» (21 300-XI, nr. 78) en over de notitie «Voortgang woningbouw 1990» (21 300-XI, nr. 81). Van het gevoerde overleg brengt de commissie het volgende verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Castricum (PvdA), voorzitter, Spieker (PvdA). Van Noord (CDA), Van Vlijmen (CDA), De Pree (PvdA), Schutte (GPV), Wolters (CDA). Lankhorst (Groen Links), ondervoorzitter, De Korte (VVD), Schartman (CDA), Tommel (D66), Te Veldhuis (VVD), Jorritsma Lebbink (VVD), Tegelaar Boonacker (CDA), Swildens Rozendaal (PvdA), Van de Camp (CDA), Koetje (CDA), Lonink (PvdA), Versnel Schmitz (D66), Van Gijzel (PvdA), M D T M. de Jong (CDA). M M van der Burg (PvdA) en A de Jong (PvdA) Plv leden: Ruigrok Verreijt (PvdA), J H van den Berg (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA). Paulis (CDA). Quint Maagdenberg (PvdA), J. T van den Berg (SGP), Eversdijk (CDA), Rosenmöller (Groen Links), Koning (VVD), Tuinstra (CDA), Ter Veer (D66). Van Erp (VVD), Korthals (VVD), De Kok (CDA), Verspaget (PvdA), Esselink (CDA), Reitsma (CDA), Netelenbos (PvdA). Wolffensperger (D66), Leerling (RPF), Vreugdenhil (CDA), Vos (PvdA) en Van der Vaart (PvdA) De heer Koetje (C.D.A.) was verheugd dat het totaalbeeld redelijk positief is. Hij toonde zich echter enigszins bezorgd over de onderuit putting van de bouwplaatskopkosten. Hoe denkt de staatssecretaris met dit probleem om te gaan? Geconstateerd wordt dat de «ongesubsidieerde» woningverbetering wederom achterblijft bij de ramingen. Wanneer denkt de staatssecretaris uitsluitsel te geven wat betreft het al dan niet in werking stellen van een incidentele heffing door het Centraal Fonds? De heer Koetje vond het onbevredigend dat het planindieningsniveau in de sociale koopsector van de vier grote steden achterblijft bij het landelijk beeld. De somtijds trage voortgang in dit programma dient kennelijk met name te worden verklaard door de situatie in de vier grote steden. Zijn de staatssecretaris nadere resultaten bekend van de indertijd genomen maatregelen ten aanzien van de premiekoop-a-sector? Ten slotte vroeg de heer Koetje naar de mening van de bewindsman over de grondkostenproblematiek in de vier grote steden. Mevrouw Ruigrok-Verreijt (P.v.d.A.) constateerde dat het niet goed gaat met de markt(koop)sector in de steden. Gemeenten worstelen met problemen als gevolg van de bodemverontreiniging en met het feit dat er onvoldoende geschikte lokaties zijn. Welke mogelijke oplossingen ziet de staatssecretaris hier? Is het mogelijk niet-benutte contingenten over te hevelen naar volgende jaren? Wat gebeurt er met de bouwplaatskop kosten die in het betreffende jaar niet zijn gebruikt? Blijven ze behouden voor andere posten op de volkshuisvestingbegroting? Op papier gezien is er niet zoveel aan de hand in de premie-a-sector OI4676F ISSN0921 7371 SDU >ntqeveri s Gravenhage 1990

voor de jaren 1989 en 1990. De realisatiecijfers voor 1989 worden echter eerst begin 1991 verwacht. Volgens de Stichting Gezamenlijke Bemiddelende Organen is van het programma van 21 000 te bouwen woningen in 1989 per 31 maart 1990 slechts de helft van een positief advies voorzien. Het Algemeen Verbond van Bouwbedrijven (AVBB) heeft kenbaar gemaakt dat de praktische betekenis van het verschil tussen het aantal positieve adviezen en de verkoop gering is. De aspirant-koper heeft immers - als geen gemeentegarantie wordt verstrekt - te maken met een hogere rente en dus met hogere woonlasten. Omdat in het algemeen de risico's groter zijn, zal hij niet zo gauw overgaan tot koop. Zijn er recentere gegevens beschikbaar dan die van 31 maart 1990? Er is kennelijk een kloof tussen planbeschikkingen en realisatie. Wanneer zal er zicht kunnen worden geboden op de werkelijke realisatie? Mevrouw Ruigrok verwachtte van de bewindsman maatregelen als blijkt dat het niet goed gaat op dit punt. Niet duidelijk is in hoeverre de stagnatie in de huursector te wijten is aan puur lokale omstandigheden, of dat sprake is van structurele problemen. De verklaring van het achterblijven bij de ramingen is waarschijnlijk dat het voor beleggers aantrekkelijker is om grotere projecten te financieren in stedelijke gebieden - de vier grote steden vormen immers een positieve uitzondering - dan om verspreid over een groot gebied enkele premiehuurwoningen te bouwen. Ziet de staatsse cretaris mogelijkheden om deze woningen - met name in de verspreide gebieden toe te voegen aan het contingent non profit-woningen, gebouwd en beheerd door toegelaten instellingen? Wat betreft de woningverbetering merkte mevrouw Ruigrok op dat het natuurlijk prettig is om voor minder geld meer te doen, maar om de ontwikkelingen in deze sector goed te kunnen beoordelen is meer infor matie nodig over de aard van de getroffen voorzieningen. Het treffen van b.v. alleen woontechnische voorzieningen kan voor het verlengen van de levensduur van de woning onvoldoende zijn. Wordt de onderuitputting van 62 mln. gulden betrokken bij de 10% reservering van het totale verbeteringsprogramma en aangewend om tekorten elders op de begroting te dekken? Bij de ongesubsideerde woningverbetering resteert een fictief verbete ringsbudget van 1988. In dat jaar bedroeg het taakstellend budget 252 mln. gulden, terwijl voor 154 mln. gulden met plannen is beschikt. In 1989 was eenzelfde bedrag beschikbaar maar is voor 182 mln. gulden met plannen beschikt. Er resteert derhalve een bedrag van 168 mln. gulden voor het taakstellend programma. Is de staatssecretaris ook van mening dat de gelden alsnog in het kader van dat programma moeten worden besteed? Om dat te bereiken lijkt een incidentele heffing via het Centraal Fonds aan te raden. Hoe zal de staatssecretaris de ongesubsi deerde woningverbetering stimuleren nu het taakstellend beleid in deze sector zal worden afgebouwd? Is de onderschrijding van het budget voor gesubsidieerde en ongesub sidieerde woningverbetering het gevolg van bewust beleid (het weigeren van beschikkingen voor dure verbeteringen) of worden er te weinig plannen voor duurdere verbeteringen ingediend? Geconstateerd moet worden dat het systeem van een jaarlijkse bijdrage ten behoeve van hoog niveau renovatie van vooroorlogse woningen niet zo stimulerend werkt. Mevrouw Ruigrok merkte op de ontwikkelingen ter zake nauwlettend te zullen volgen. Gezien de prioriteit voor het verbeteren van het bestaande moet ook dit voornemen gereali seerd worden. Waarvoor wordt overigens het resterende geld aangewend? De gemeenten, verenigd in Intercity-verband, hebben een alternatief opgesteld. Is de staatssecretaris bereid om, als blijkt dat het probleem een structureel karakter draagt, de aanbevelingen van die gemeenten in zijn overwegingen te betrekken?

Ten slotte vroeg mevrouw Ruigrok of de staatssecretaris voor zowel de nieuwbouw als de woningverbetering de aantallen afgegeven beschik kingen en het daarmee gepaard gaande budget per regio kan verstrekken. Uit regionale verschillen kunnen immers bepaalde conclusies worden getrokken met betrekking tot afwijkingen van de plannen. Mevrouw Jorritsma-Lebbink (V.V.D.) vroeg of al iets is te zeggen over de aantallen door de Stichting Gezamenlijke Bemiddelende Organen afgegeven bouwvergunningen na 31 maart 1990. Zij achtte het gewenst de ramings en beoordelingstechnieken zodanig te wijzigen dat ook de afgegeven bouwvergunningen een duidelijker indicatie van de ontwikke lingen in de ongesubsidieerde nieuwbouw en de premiekoop-a-sector geven. Er zijn in ieder geval aanwijzingen dat de realisatiecijfers over 1989 en 1990 zorgwekkend zijn. Mevrouw Jorritsma kon zich niet aan de indruk onttrekken dat de problemen in deze sectoren in de vier grote steden niet alleen aan bodemverontreiniging zijn te wijten doch ook aan politieke factoren in verband met de binnengemeentelijke decentralisatie. Onderkent de staatssecretaris het risico dat op deze manier wrijvingen kunnen ontstaan met de doelstellingen van de Vierde nota ruimtelijke ordening op dit punt? Is hij ook niet van mening dat het bouwen van woningen in bedoelde sectoren de doorstromingsmogelijkheden vergroten? Ten slotte vroeg mevrouw Jorritsma de staatssecretaris nadere infor matie over het al dan niet in werking stellen van een incidentele heffing door het Centraal Fonds. Mevrouw Versnel-Schmitz (D66) vroeg of de aanpassingen van de rentecriteria op basis waarvan de gemeentegarantie wordt verleend al enig effect hebben gehad. Zij constateerde ten aanzien van de sociale huurwoningen dat de mogelijkheid om voor maximaal 5% meer woningen subsidie-aanvragen in te dienen in een behoefte voorziet. Hadden de vier grote steden ook in 1989 al zo'n grote negatieve invloed op de ontwikkelingen in de sociale koopsector? Zal een binnen provinciale herverdeling leiden tot een verschuiving van de grote steden naar de forensengemeenten of naar kleine gemeenten binnen het stads gewest? Dat laatste verdiende volgens mevrouw Versnel de voorkeur. Een analyse van de oorzaken van de stagnatie ontbreekt. Er is al gewezen op politieke factoren in verband met de binnengemeentelijke decentrali satie. Mevrouw Versnel was van mening dat bij de start van een inspraakprocedure best duidelijk kan worden gemaakt dat er in ieder geval een bepaald percentrage premiekoop-woningen moet worden gebouwd. Duidelijk is verder dat de knelpunten gelegen zijn in de bodemverontreiniging, het niet benutten van de regeling op het punt van de bouwplaatskopkosten en het ais gevolg van een en ander verdwijnen van contingenten naar andere gemeenten. Wat vindt de bewindsman in dit verband van de brief van de gemeente Amsterdam waarin wordt gesteld dat de normbedragen voor de kopkosten in feite niet toereikend zijn om op duurdere lokaties te bouwen? Hierdoor ontstaat een soort self fulfilling prophecy doordat de gemeente het contingent plaatst op goedkopere lokaties. De staatssecretaris spreekt de verwachting uit dat de onderuitputting in 1990 in de vrije sector met een eenmalige bijdrage zal kunnen worden verkleind. Uit de cijfers over 1990 blijkt echter het tegendeel, aldus deze woordvoerster. Mevrouw Versnel constateerde dat het systeem van jaarlijkse bijdragen ten behoeve van hoog niveau renovaties van vooroorlogse woningen niet aan zijn doelstellingen beantwoordt. Nu er zo weinig aanvragen zijn ingediend, is het nog mogelijk te stoppen met dit systeem waarvan zij

vermoedde dat het ook op termijn niet goed zal functioneren. Zij wees er in dit verband op dat particuliere eigenaren moeilijkheden voorzien wat betreft de overdraagbaarheid bij verkoop. Opvallend is dat er zoveel meer na-oorlogse huurwoningen zijn beschikt tegen gemiddeld lagere subsidiebedragen. Ook bij de ongesub sidieerde woningen valt eenzelfd beeld waar te nemen. Wat telt hier: de aantallen woningen of de (fictieve) bedragen? Mevrouw Versnel plaatste vraagtekens bij het in werking stellen van een centrale heffing door het Centraal Fonds omdat ervan uitgegaan mag worden dat de corporaties een verstandig verbeterbeleid voeren. De heer Van den Berg (S.G.P.) constateerde dat met name de ongesubsideerde sector ervoor heeft gezorgd dat het nieuwbouwpro gramma voor 1989 ruimschoots is overschreden. Hij referereerde aan de rente-ontwikkeling en vond met het oog daarop de staatssecretaris nogal optimistisch met zijn veronderstelling dat die tendens zich in de komende jaren zal voortzetten. De heer Van den Berg sloot zich aan bij de vragen over de problemen in de sociale koopsector in de vier grote steden. Welke taken ziet de staatssecretaris hier voor zich weggelegd? Kan de bewindsman ook ingaan op de oorzaken van het ver achterblijven van de verbeteringspro gramma's voor vooroorlogse woningen? De heer Van den Berg toonde zich ongerust over de ontwikkelingen in deze sector. Is de staatssecre taris bereid opnieuw zijn gedachten te laten gaan over een combinatie van jaarlijkse bijdragen en een bijdrage ineens in het kader van de begroting 1991? Zowel in het programma 1989 als in het programma 1990 zijn de cijfers met betrekking tot de belangrijke sociale koopsector veront rustend laag. De teneur van de notities van de staatssecretaris is tamelijk geruststellend maar wanneer wordt in zijn benadering de kritische grens bereikt? Valt in dit verband ook niet te overwegen iets te doen aan de stichtingskostengrenzen in combinatie met de inkomenscriteria? De heer Lankhorst (Groen Links) vroeg de staatssecretaris of één van de oorzaken van de achterblijvende cijfers in de sociale koopsector in de grote steden kan zijn gelegen in de spanning tussen enerzijds het bouwen in hoge dichtheden (de compacte stad) en anderzijds de koopvraag naar de standaardwoning met voor en achtertuin. Hij had de indruk dat huurders eerder genoegen nemen met een etagewoning dan een koper. Duidelijk is wel dat in veel stadsvernieuwingsgebieden geen ruimte is voor woningen met voor en achtertuin. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om bedoelde spanning te verminderen? Het antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris merkte op zijn optimisme over de toekomstige ontwikkelingen in de ongesubsidieerde bouw te baseren op onderzoeken naar de voorkeuren en bestedingsbereidheid van woonconsumenten. Er is altijd al sprake geweest van een golfbeweging en in het begin van de jaren '80, toen zich een complete vraaguitval voordeed, bereikte die beweging zelfs het nulpunt. Als blijkt dat de problemen in de vier grote steden onoplosbaar zijn, moet dat serieus onder ogen worden gezien. De staatssecretaris kon zich echter niet voorstellen dat marktpartijen het zullen laten afweten. Hij toonde zich bereid om in samenspraak met de vier grote steden een analyse van de problemen op te stellen vanuit de optiek van ruimtelijke ordening, milieubeleid en van volkshuisvesting. Hij wees erop dat een degelijke analyse de nodige tijd zal vergen. Ingaande op de vraag over het al dan niet in werking stellen van een incidentele heffing door het Centraal Fonds merkte de bewindsman op

over uitgesplitste cijfers te beschikken. Hij was bereid bij een volgende rapportage die cijfers te verstrekken. Er is een uitsplitsing gemaakt over toegelaten instellingen en gemeentelijke woningbedrijven en over geografische eenheden. In beide gevallen zijn nogal grote verschillen waar te nemen. De taakstelling bij de nul-contingenten was gebaseerd op bedragen en niet op aantallen woningen. De staatssecretaris kon niet zeggen wat er gebeurd is met de onderuitputting. Ook hij ging ervan uit dat de corporaties streven naar optimale investeringsbeslissingen. Hij wees er voorts nog op, pas in de loop van het volgende jaar over realisa tiecijfers te beschikken en verwachtte eind voorjaar/begin zomer 1991 de knoop door te kunnen hakken. In de sociale koopsector is op onderdelen inderdaad sprake van stagnatie. De staatssecretaris had niet de indruk dat de invloed van stadsdeelraden daartoe mede aanleiding is. Uit volkshuisvestingsoogpunt is het zeer gewenst dat nauw wordt aangesloten bij woonvoorkeuren van burgers. Hij herinnerde eraan dat enkele maatregelen in het vooruitzicht zijn gesteld in de stukken. Te denken valt aan de verlenging van de termijn waarbinnen de bovenkant van de begane grondvloer moet zijn bereikt en aan de afspraak met de minister van Financiën om eventuele uitval van beschikkingen bij de meerjarencijfers van de komende jaren te betrekken met het oog op de gewenste continuïteit. Ook is een vorm van rente-afhankelijkheid in de premiëring gevonden die leidt tot een zekere beheersbaarheid van het budget. De bewindsman zegde al met al toe de vinger aan de pols te zullen houden en ernaar te streven dat de beschik kingen inderdaad worden gerealiseerd. De indruk is dat er in 1989 tussen de 70% en 75% is verkocht. Er is geen sprake van een prop in de markt zoals in het begin van de jaren '80. De staatssecretaris was bereid na te gaan of naast de aantallen beschikkingen ook systematisch inzicht kan worden geboden in de verstrekte bouwvergunningen. De meest recente CBS-cijfers wijzen erop dat in de maanden januari en februari 1990 voor alle nieuwbouwsectoren meer bouwvergunningen zijn verleend dan in dezelfde periode van 1989: in de sociale huursector is sprake van een toename van 45%, in de sociale koopsector van 35%, in de premiehuur sector van 18%, in de vrije sector met eenmalige bijdrage van 47% en in de ongesubsideerde sector een toename van 16%. Er zijn geen recentere gegevens beschikbaar dan die van 31 maart. Rond 17 juli zullen de bemiddelende organen met nieuwe cijfers komen. De staatssecretaris kon geen antwoord geven op de vraag of de aanpassingen van de rentecriteria op basis waarvan de gemeentegarantie wordt verleend al enig effect hebben gehad. Dat zal blijken als medio juli de nieuwe cijfers beschikbaar komen. De grondkostenproblematiek zal ongetwijfeld aan de orde komen in eerder genoemde analyse van problemen in de vier grote steden. Het erfpachtbeleid is vanzelfsprekend een eerste verantwoordelijkheid van de gemeenten. De ervaring leert dat het erfpachtstelsel geen belem merende factor behoeft te zijn. Wellicht kan in de toegezegde analyse ook de erfpacht aan de orde komen. Conform de regeling 1989 vallen de niet benutte bouwplaatskopkosten terug aan de algemene middelen, tenzij andere afspraken worden gemaakt in de sfeer van benutting van onderuitputting in situaties van overschrijding. Suppletore begrotingen laten zien dat dit veelal het geval is. Met ingang van 1990 hebben de gemeenten spaarmogelijkheden. Wat betreft de premiehuur-sector is in een aantal plaatsen sprake van vergevorderde onderhandelingen tussen gemeenten en beleggers. De verwachting is dat het programma volledig zal worden uitgeput. De staatssecretaris had niet de indruk dat er sprake is van een structurele stagnatie. Het is technisch niet mogelijk om de in het geding zijnde woningen toe te voegen aan het contingent non profit-woningen die gebouwd en beheerd worden door de toegelaten instellingen. Er is

tijdens de begrotingsbehandeling reeds toegezegd nog eens te kijken naar de 150%-grens voor corporaties om de concurrentie tussen markt en non profit-sector te stimuleren. In de toegezegde brief over de totale woningverbetering zal nader worden ingegaan op de vraag wat de achtergrond is van het streven om met minder geld meer te doen. Er is voor een bedrag van 80 mln. gulden aan plannen ingediend, terwijl het budget voor de jaarlijkse bijdragen 618 mln. gulden bedraagt. Dat zijn inderdaad weinig aanvragen, maar toch was de staatssecretaris ervan overtuigd dat dit programma moet kunnen werken. Hij vond het in ieder geval te vroeg om nu al te conclu deren dat dit niet het geval is. Bij de evaluatie van het programma zullen zeker de suggesties worden betrokken die de Intercitygemeenten hebben ingebracht. De bewindsman was bereid na te gaan of voldaan kan worden aan het verzoek van mevrouw Ruigrok om per regio informatie te verstrekken over de afgegeven beschikkingen en het daarmee gepaard gaande budget. Er moet overigens geen misverstand over bestaan dat niet volstaan kan worden met het verstrekken van realisatiecijfers; het is van groot belang dat ook in de daaraan voorafgaande fasen een politiek oordeel wordt gegeven. De provincies zullen trachten binnen woningmarktgebieden tot een herverdeling te komen. Er zal getracht worden, iets meer inzicht te krijgen in de effecten van de binnenprovinciale herverdeling. De staats secretaris had nog niet voldoende tijd gehad om de brief van de gemeente Amsterdam te bestuderen. Hij had overigens wel de indruk dat de brief sterk vanuit de optiek van de huuregalisatie is geschreven en niet vanuit de optiek van afdekking van bijzondere bouwkosten, ook al is er een zekere overlap tussen beide aspecten. Geconstateerd kan worden dat er geen verband kan worden gelegd met het achterblijven van de koopsector. Er zal nader worden gekeken naar eventuele problemen op het gebied van de overdraagbaarheid in het systeem van jaarlijkse bijdragen. Ten slotte merkte de bewindsman op dat wensen met betrekking tot een huisje met voor en achtertuintje in steden slechts ten dele kunnen worden gehonoreerd. Het is verheugend dat er steeds meer differentiatie optreedt in de wensen van bewoners en dat er nieuwe doelgroepen op de markt verschijnen. Er zijn steeds meer mensen die niet meer willen kopen maar huren en die er in het geheel geen probleem mee hebben in hoogbouw te gaan wonen. Het is een vak apart om goed in te spelen op die veelzijdige vraag. De voorzitter van de commissie, Castricum De griffier van de commissie, Hordijk 6