Bescherming en straf in één plan Ondertoezichtstelling en jeugdreclasseringsmaatregel geïntegreerd 18 maart 2011 Marcia Lever, Hanneke Bijl, Mariska van der Steege Als een jongere onder toezicht staat en een jeugdreclasseringsmaatregel krijgt opgelegd, worden beide maatregelen meestal uitgevoerd door één beroepskracht: de gezinsvoogd of de jeugdreclasseerder. Dat levert in de praktijk moeilijkheden op, doordat zij geneigd zijn het accent vooral op hun eigen maatregel te leggen. De William Schrikker Groep (WSG) ontwikkelde daarom een geïntegreerde aanpak voor een dubbele maatregel. Juist voor jongeren met een beperking de doelgroep van de William Schrikker Groep is zo n brede en eenduidige aanpak nodig. Kinderbeschermingsmaatregelen zijn er in soorten en maten. Soms hebben kinderen bescherming nodig tegen gevaren in hun omgeving, zoals verwaarlozing of misbruik. Soms zijn ze zélf een gevaar voor hun omgeving, doordat ze strafbare feiten plegen. Soms zijn beide gevaren tegelijkertijd aan de orde. Een goed plan maken met oog voor de gevaren voor de jongere én de omgeving is dan een flinke klus. Het vereist kennis van de werkwijze binnen de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. Veel cliënten van de WSG hebben bovendien een lichte verstandelijke beperking. Hun IQ is laag een score tussen 50 en 85 en hun sociale aanpassingsvermogen is beperkt. Bovendien is hun behoefte aan ondersteuning chronisch. Voor deze kwetsbare jongeren is een eenduidige aanpak van hulpverleners van extra belang. De William Schrikker Groep (WSG) is een landelijk werkende instelling voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en pleegzorg, die zich richt op kinderen met een beperking of chronische ziekte en op kinderen van ouders met een beperking. Bij ernstige opvoedingsproblemen biedt de WSG hulp, advies en ondersteuning. Het Expertisecentrum van de WSG draagt bij aan het ontwikkelen, borgen en overdragen van kennis en vaardigheden op het grensvlak van jeugdzorg en gehandicaptenzorg, daar waar opvoed en opgroeiproblemen samengaan met een beperking. De ondertoezichtstelling Wanneer de ontwikkeling van kinderen en jongeren tot 18 jaar ernstig wordt bedreigd door bijvoorbeeld een problematische opvoedingssituatie, verwaarlozing, misbruik of mishandeling, en vrijwillige hulpverlening niet afdoende is, kan de kinderrechter gedwongen hulp opleggen via een ondertoezichtstelling (ots). Vaak kampen zowel het kind als de ouders met problemen. De gezinsvoogd die de ots uitvoert, werkt samen met het gezin om de gevaren voor de ontwikkeling van het kind op te heffen. Gezinsvoogden zijn opgeleid om vanuit de landelijk ingevoerde Deltamethode te werken (Slot en Van Montfoort, 2010). De Deltamethode stelt de ontwikkeling en de veiligheid van het kind centraal. De ouders zijn de belangrijkste gesprekspartner van de gezinsvoogd. Doel is dat het kind zich weer veilig kan ontwikkelen en de ots opgeheven kan worden. De gezinsvoogd draagt samen met de ouders de verantwoordelijkheid voor het welzijn en de veiligheid van het kind, ook als de ouders of het kind niet willen meewerken. De gezinsvoogd werkt planmatig. Om te beginnen brengt de gezinsvoogd de zorgpunten en de sterke punten van het kind en het gezin in kaart. Een moeder stelt bijvoorbeeld: Joey doet gewoon waar hij zin in heeft. De vader vindt: Moeder is veel te lief voor Joey. De gezinsvoogd omschrijft concreet in welk opzicht de ontwikkeling van het kind daardoor in gevaar komt. In het voorbeeld: Joey accepteert geen regels en autoriteit. Als een kind niet met regels leert omgaan, kan hij immers problemen krijgen met zijn leerkracht of zijn baas. Gezamenlijk wordt daarna de gewenste
ontwikkelingsuitkomst geformuleerd, met andere woorden: wat nodig is om te voorkomen dat het kind verder in de problemen komt. Weer in het voorbeeld: Joey houdt zich aan de regels thuis en kan daarover goed onderhandelen. Acties worden gekozen om naar zo n ontwikkelingsuitkomst toe te werken. De ontwikkeling van Joey staat daarmee centraal. De gezinsvoogd werkt dus niet zozeer probleemgericht maar vooral ontwikkelingsgericht. De jeugdreclasseringsmaatregel Jongeren tussen 12 en 18 jaar die een strafbaar feit plegen, kunnen een strafrechtelijke kinderbeschermingsmaatregel opgelegd krijgen: een jeugdreclasseringsmaatregel. Er zijn verschillende maatregelen, die variëren in duur en intensiteit. De kinderrechter houdt bij de keuze voor een maatregel rekening met de culturele en de criminele achtergrond van de jongere. Zo wordt de jeugdreclasseringsmaatregel Hulp en Steun vaak opgelegd als de jongere volgens de kinderrechter straf én zorg nodig heeft. Het kan daarbij gaan om relatief lichte delicten als schoolverzuim en diefstal, maar ook om zwaardere delicten als mishandeling. Bij Hulp en Steun krijgt de jongere een jeugdreclasseerder toegewezen, die zich richt op de leefgebieden die de aanleiding waren voor het delict. De dagbesteding bijvoorbeeld, of de vriendenkring. De jeugdreclasseerder moet recidive voorkomen en de bedreigde participatie van de jongere opheffen, ofwel zorgen dat de jongere weer positief kan deelnemen aan de maatschappij. De jongere moet zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclasseerder. Het methodisch kader van de jeugdreclassering is het handboek voor de jeugdreclassering: De jongere aanspreken (Vogelvang, 2005). Daarin is de jongere de belangrijkste gesprekspartner en worden ouders nauw betrokken. Samen met de jongere brengt de jeugdreclasseerder in kaart welke factoren hebben geleid tot het delict. Voorbeelden van zulke criminogene factoren zijn financiële problemen, criminele vrienden en het ontbreken van een goede dagbesteding. Een voorbeeld is Michelangelo, die uit verveling een bushokje heeft gesloopt. De jeugdreclasseerder geeft hem aanwijzingen die gericht zijn op de veranderbare criminogene factoren en die hij moet opvolgen. Michelangelo krijgt bijvoorbeeld de aanwijzing dat hij iedere dag naar school moet gaan. Doet hij dat niet, dan is de kans groot dat hij opnieuw een delict pleegt. De jeugdreclasseerder kan hem daarvoor waarschuwen met een gele kaart, een officiële waarschuwing. Volgt de jongere de aanwijzingen dan nog dan niet op, dan kan de jeugdreclasseerder de jongere terugmelden aan het Openbaar Ministerie. De jongere moet dan opnieuw voor de kinderrechter verschijnen, die een alternatieve straf kan opleggen. De dubbele maatregel Als een jongere zowel een ots als een maatregel Hulp en Steun krijgt opgelegd, is er sprake van een dubbele kinderbeschermingsmaatregel, kortweg een dubbele maatregel of een samenloopzaak. Volgens cijfers van brancheorganisatie MOgroep hadden in 2009 2.000 tot 2.300 cliënten van bureau jeugdzorg een dubbele maatregel. Dat is 8 tot 10 procent van de jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel. In de praktijk worden de beide maatregelen meestal door één hulpverlener uitgevoerd. De maatregel die het eerst is uitgesproken, bepaalt vaak vanuit welke invalshoek de jongere wordt benaderd: die van de gezinsvoogd of die van de jeugdreclasseerder. De gezinsvoogd en de jeugdreclasseerder zijn elk vertrouwd met hun eigen methodisch kader. Ze hebben geleerd om zich te richten op de ontwikkeling van de jongere of op het voorkomen van recidive. Gezinsvoogden hebben minder zicht op de criminogene factoren en overzien het strafrechtproces niet altijd scherp. Ze kennen bijvoorbeeld de procedure van de rechtszitting niet en weten niet hoe ze aan het proces verbaal moeten komen of waarom het belangrijk is dat te lezen. Jeugdreclasseerders hebben minder oog voor de ontwikkeling van de jongere en zien op tegen de bredere verantwoordelijkheid en de emotionele belasting die de ots kenmerkt. Door die verschillen in manier van werken, verantwoordelijkheid en benaderingswijze zijn er ook verschillen tussen de individuen die voor de ene dan wel de andere werksoort kiezen. Kort door de bocht: gezinsvoogden zijn doorzetters met een lange adem en jeugdreclasseringswerkers zijn snelle doeners. Eenzijdige aanpak
De kans bestaat dat de problematiek van een jongere met een dubbele maatregel door de verschillen in aanpak eenzijdig wordt belicht. Dat levert in de praktijk problemen op. Soms wordt onvolledig of te laat ingegrepen en vaak worden kansen vanuit een van beide kaders onbenut gelaten. De verhalen van Mohammed en Harvey illustreren dat. Harvey Harvey (13) heeft leerproblemen en volgt speciaal onderwijs. Hij komt regelmatig te laat op school en vindt het vervelend aangesproken te worden op zijn gedrag. De gezinssituatie is problematisch. Harveys vader heeft een drankprobleem en woont elders. Hij komt af en toe langs, maar bemoeit zich niet met de opvoeding. Zijn moeder heeft na bedreigingen door zijn vader een tijd met Harvey in een blijf van mijn lijfhuis gezeten. Ze weet niet hoe ze Harvey, die vaak s avonds laat buiten rondhangt, moet begrenzen en wil hulp. Gezien de complexe problemen en de verstandelijke beperking van Harvey spreekt de kinderrechter een ots uit, uit te voeren door William Schrikker Jeugdbescherming. De gezinsvoogd is een aantal keren op bezoek geweest en heeft de remedial teacher en de psycholoog van school ingeschakeld. s Avonds weet zijn moeder echter nog steeds niet waar Harvey is. Dan komt op een zaterdagavond de politie thuis vertellen dat Harvey is opgepakt. Hij blijkt een vuurwapen te bezitten. De kinderrechter legt voorwaardelijke jeugddetentie op met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat Harvey zich moet houden aan de aanwijzingen die de jeugdreclasseerder geeft in het kader van de maatregel Hulp en Steun. Harveys gezinsvoogd gaat hem nu ook begeleiden als jeugdreclasseerder. Na drie maanden lijkt Harvey het beter op school te doen, hoewel hij s avonds nog laat buiten op straat zwerft. Zijn moeder is blij met de begeleiding tot Harvey wordt opgepakt vanwege medeplichtigheid aan een nachtelijke, gewelddadige overval op een benzinestation. De gezinsvoogd heeft onvoldoende tijd én oog gehad voor het feit dat het zwerven op straat met onbekende anderen voor Harvey een grote kans op recidive betekende. Mohammed Mohammed (15) is van het vmbo gestuurd nadat hij dreigde zijn zwangere leerkracht in de buik te schoppen. Zijn ouders spreken geen Nederlands en weten niet waarom Mohammed niet meer naar school gaat. Zonder dagbesteding verveelt Mohammed zich; hij gaat met andere jongens in de buurt rondhangen. Een buurtbewoner stoort zich aan hun aanwezigheid en belt de politie. De wijkagent komt langs en spreekt de jongens aan op hun gehang. Mohammed is geïrriteerd en scheldt de wijkagent uit voor mietje. De agent schrijft een proces verbaal voor het beledigen van een ambtenaar in functie. Mohammed moet meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Hij krijgt veertien dagen voorwaardelijke detentie met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, uit te voeren door William Schrikker Jeugdreclassering. De jeugdreclasseerder van Mohammed komt een paar keer met een tolk op bezoek om kennis te maken. De ouders hebben vaak ruzie en de oudste twee kinderen luisteren niet. De ouders vinden dat school en politie Mohammed als een crimineel behandelen terwijl hij dat niet is. Ze willen geen begeleiding en zijn niet bereid om mee te werken aan MultiSysteemTherapie (MST). Mohammed komt de afspraken met de jeugdreclasseerder niet na en na verloop van tijd doen de ouders de deur niet meer open voor de jeugdreclasseerder. Hij schrijft een zorgmelding. De Raad voor de Kinderbescherming doet onderzoek en constateert dat er in het gezin financiële, gezondheids en relatieproblemen zijn. Er wordt een ots uitgesproken. Omdat Mohammed de aanwijzingen van de jeugdreclasseerder niet opvolgt, ook niet nu er een ots is, meldt de jeugdreclasseerder Mohammed in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming terug bij het Openbaar Ministerie. Mohammed moet opnieuw bij de kinderrechter voorkomen om uit te leggen waarom hij niet meewerkt. Daar is hij boos over en hij weigert contact met de jeugdreclasseerder. De jeugdreclasseerder blijft ondertussen in het kader van de ots verantwoordelijk voor de ontwikkeling en veiligheid van Mohammed. De jeugdreclasseerder had op basis van de ots ook een schriftelijke aanwijzing kunnen geven. Ouders zijn verplicht om een schriftelijke aanwijzing een opdracht met betrekking tot de opvoeding en verzorging van hun kind op te volgen. In Mohammeds geval zouden de ouders de opdracht kunnen krijgen mee te werken aan MST. Doen ze dat niet, dan is uithuisplaatsing van
Mohammed een mogelijke consequentie. Dat kan een zwaardere straf zijn voor de ouders en Mohammed dan detentie, omdat de duur van de uithuisplaatsing afhankelijk is van de vooruitgang van de behandeling van Mohammed, terwijl detentie maar een paar weken zou duren. Dubbele deskundigheid In de praktijk blijkt het moeilijk om de twee maatregelen goed te combineren. Jongeren met delinquent gedrag en een bedreigde ontwikkeling hebben complexe problemen op meerdere leefgebieden en hun deelname aan de samenleving is ernstig bedreigd. Voor de uitvoering van een dubbele maatregel is dan ook dubbele deskundigheid nodig. Degene die de dubbele maatregel uitvoert, heeft kennis nodig van het methodisch kader en de werkprocessen van zowel de ots als de maatregel Hulp en Steun. Hij moet zich op twee hoofddoelen richten: het afwenden van de bedreiging voor de ontwikkeling van de jongere én het voorkomen van recidive. Zowel de jongere als de ouders zijn daarbij gesprekspartner en de dubbelemaatregelwerker moet beide partijen kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Bij cliënten van William Schrikker Jeugdreclassering speelt daarbij ook nog de verstandelijke beperking. De dubbelemaatregelwerker hanteert daarom een proactieve, outreachende werkwijze, waarbij ondersteuning van de jongeren veelal levenslang en levensbreed moet wordt georganiseerd. Team Dubbele maatregelen Bij de WSG richt een apart team Dubbele maatregelen zich sinds september 2008 op een eenduidige uitvoering van deze samenloopzaken. Ook bij sommige andere bureaus jeugdzorg worden dergelijke teams opgezet. Het WSG team Dubbele maatregelen bestaat inmiddels uit 25 medewerkers en begeleidt momenteel ruim 280 jongeren. In samenwerking met het Nederlands Jeugdinstituut en het Expertisecentrum William Schrikker heeft het team een geïntegreerde werkwijze ontwikkeld voor de dubbele maatregel. Vanuit de praktijk is onderzocht hoe de beide methodieken voor de jeugdreclassering en de jeugdbescherming geïntegreerd kunnen worden. Dat bleek goed mogelijk, omdat er een duidelijke overlap is. Een bedreigde ontwikkeling kan immers criminaliteit tot gevolg hebben, en criminogene factoren kunnen een ontwikkelingsbedreiging veroorzaken of in stand houden. Als ouders hun kind bijvoorbeeld toestaan laat op straat te hangen, loopt hij een groot risico onder invloed van verkeerde vrienden te komen. Het gebrekkige toezicht van ouders is dan zowel een risicofactor voor de ontwikkeling van de jongere als een criminogene factor. Delinquent gedrag en een bedreigde ontwikkeling zijn dus beide het gevolg van de tekortschietende opvoed en opgroeiomgeving, die niet kan bieden wat de jongere door zijn aanleg nodig heeft. Deze manier van kijken naar de gemeenschappelijke uitgangspunten van de jeugdreclassering en de jeugdbescherming maakt de overlap goed zichtbaar. Control, cure en care Het team Dubbele maatregelen geeft de begeleiding vorm vanuit drie invalshoeken: control, cure en care. Control verwijst naar het gegeven dat de straf moet worden uitgevoerd, recidive moet worden voorkomen en er toezicht op de opvoedingssituatie moet worden gehouden. Cure wil zeggen: het afwenden van de bedreiging voor de ontwikkeling en de maatschappelijke participatie van de jongere. De laatste invalshoek, care, hangt samen met de verstandelijke beperking van de WSGcliënten. Zij hebben gespecialiseerde ondersteuning voor langere tijd nodig, omdat hun beperking niet zal verdwijnen. Veiligheid is een belangrijk doel, vanuit zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk perspectief. Werken aan veiligheid binnen de ots wil zeggen: zorgen dat de jongere niet wordt verwaarloosd, mishandeld of misbruikt, dus zorgen dat de omgeving van de jongere veilig genoeg is. Veiligheid binnen de jeugdreclassering betekent: zorgen dat de jongere niet opnieuw de samenleving beschadigt of een gevaar vormt voor zichzelf. De dubbele maatregel moet dus zorgen dat de jongere veilig is voor zichzelf en voor de samenleving. Alle aspecten van veiligheid worden zowel met de jongere als met de ouders besproken en vertaald in doelen en middelen. De voorbeelden van Harvey en Mohammed illustreren die brede blik.
Harvey De dubbelemaatregelwerker stelt een integraal plan op, gericht op Harveys veiligheid en die van zijn omgeving. Daarbij komen de ontwikkelingsbedreigingen aan de orde, zoals de kans op vroegtijdig schoolverlaten, en criminogene factoren als rondhangen op straat en onvoldoende toezicht door zijn moeder. De dubbelemaatregelwerker spreekt met Harvey en zijn ouders vijf doelen af: Harvey houdt zich aan de wet en pleegt dus geen strafbare feiten; Harvey is s avonds op tijd thuis; Harvey gaat naar school; Harvey heeft een positieve vrijetijdsbesteding; Harveys ouders maken duidelijke afspraken met Harvey en komen die na, waardoor Harvey op zijn ouders kan rekenen. Om deze doelen te realiseren zet de dubbelemaatregelwerker verschillende middelen in: gespecialiseerde zorg en therapie vanuit school, het lidmaatschap van een basketbalclub, een weekrooster, intensieve ouderbegeleiding voor de moeder en een omgangsregeling met de vader. De dubbelemaatregelwerker is er duidelijk over dat Harvey en zijn ouders zich moeten inspannen om deze doelen waar te maken. Zo niet, dan zal de dubbelemaatregelwerker andere middelen inzetten, zoals terugmelden aan het Openbaar Ministerie, een schriftelijke aanwijzing geven of uithuisplaatsen. Mohammed De dubbelemaatregelwerker spreekt met de ouders en Mohammed over het belang van MST. De ouders stemmen uiteindelijk in, om een uithuisplaatsing te voorkomen. Mohammeds voorwaardelijke detentie wordt op advies van de dubbelemaatregelwerker en de Raad voor de Kinderbescherming door de kinderrechter omgezet in een taakstraf. Hij krijgt een verlenging van zijn proeftijd, waardoor hij nog twee jaar de maatregel Hulp en Steun heeft. De dubbelemaatregelwerker spreekt met Mohammed en zijn ouders vijf doelen af: Mohammed houdt zich aan de wet en is dus ook beleefd tegenover mensen met gezag, zoals de politie; Mohammed voert zijn taakstraf meteen uit; Mohammed heeft een positieve dagbesteding; De ouders werken mee aan de hulp die nodig is om Mohammed weer op school te krijgen en om recidive te voorkomen, zoals MST; De ouders controleren waar Mohammed naartoe gaat en spreken met hem af hoe laat hij thuis is. De middelen die de dubbelemaatregelwerker inzet zijn: overstappen naar het speciaal onderwijs, het lidmaatschap van een voetbalclub en een MST aanbod. Verdere ontwikkeling Hoewel het team Dubbele maatregelen bij de WSG inmiddels de eerste stappen heeft gezet in de ontwikkeling van een geïntegreerd methodisch kader, vragen nog veel aspecten om verdere ontwikkeling en verdieping. Het werken met een geïntegreerde visie vereist bijvoorbeeld passende middelen, zoals een geïntegreerd plan van aanpak. Dat maakt voor de jongere en zijn ouders, maar ook voor de kinderrechter duidelijk hoe de problemen van de jongere in samenhang worden aangepakt. Een geïntegreerd format voor zo n dubbelemaatregelplan is momenteel bij de WSG in de testfase. Daarnaast zijn afstemming en samenwerking met ketenpartners van groot belang voor de geïntegreerde aanpak van de dubbele maatregel. Een mooi voorbeeld is de Rechtbank Utrecht, die combizittingen houdt waarbij één kinderrechter in één zitting uitspraak doet over de ots en het strafbare feit. Belangrijk is voorts een realistische caseload. De dubbelemaatregelwerkers ervaren de huidige werkbelasting, gebaseerd op de beperkte financiering voor de dubbele maatregel vanuit Justitie, als
te hoog. De complexe problematiek en de hoeveelheid problemen vereisen een intensievere aanpak dan nu kan worden geboden. Deskundigheidsbevordering en de verankering van kennis over beide methodieken op managementniveau zijn tot slot belangrijke randvoorwaarden. De WSG is daar volop mee bezig. Versterking van de kennis en ervaring rondom de dubbele maatregel levert winst op: er ontstaat meer zicht op de samenhang tussen opvoedproblemen en criminaliteit. Dat scherpt de gezins en systeemgerichte blik op delinquentie en het helpt bij onder toezicht gestelde jongeren meer te focussen op preventie van criminaliteit. Kortom: het bevordert integraal denken. Zo ontstaat perspectief op een toekomst waarin breed opgeleide en goed toegeruste werkers kinderbeschermingsbreed kunnen kijken en handelen. Uitwisseling en verdere ontwikkeling van de dubbele maatregel op landelijk niveau kan daar goed aan bijdragen. (Dit artikel verscheen eerder in Jeugd en Co Kennis, jaargang 5, nummer 1, maart 2011.) Verder lezen Slot, N.W. en Montfoort, A. van (2010), Handboek Deltamethode Gezinsvoogdij. Utrecht, MOgroep. Vogelvang, B. (2005), De jongere aanspreken. Handboek methode jeugdreclassering. Utrecht, MOgroep. Over de auteur(s) Marcia Lever (mlever@wsg.nu) is als staffunctionaris bij het Expertisecentrum William Schrikker betrokken bij kennisen methodiekontwikkeling op het grensvlak van jeugdzorg en gehandicaptenzorg. Hanneke Bijl (hbijl@wsg.nu) is dubbelemaatregelwerker bij de William Schrikker Groep en als gedragswetenschapper betrokken bij de ontwikkeling van de methodiek. Mariska van der Steege (m.vandersteege@nji.nl) werkt bij de afdeling Jeugdzorg & Opvoedhulp van het Nederlands Jeugdinstituut.