Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten



Vergelijkbare documenten
Toekomst van de fiscale beleggingsinstelling

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen

Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting

Vrijgesteld beleggen in Nederland. Wat aan belasting niet verschuldigd is, hoeft aan rendement niet gemaakt te worden

De vrijgestelde beleggingsinstelling

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

Dit besluit wijzigt het besluit van 18 februari 2014, nr. BLKB 2014/15M, Staatscourant 2014, nr De wijzigingen zijn de volgende.

Tilburg University Bachelor thesis. De vrijgestelde beleggingsinstelling

138 De Pensioenwereld in 2014

De vrijgestelde beleggingsinstelling in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund

Van de regen in de drup?

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

DGAWijzer. Vermogensopbouw. Inhoud

Samenvatting. Kamerstukken II 1987/88, , nr. 2. Kamerstukken II 1996/97, , nr. 1. Kamerstukken II 1997/98, , nr. 4.

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting.

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen

Het verrekenen van buitenlandse dividendbelasting

Wijziging voorwaarden TCM aandelenfondsen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

Transparante Vennootschap

Vragen en antwoorden met betrekking tot de liquidatie van Robeco Life Cycle N.V.

Het terugkrijgen van buitenlandse dividendbelasting

Reactie op prejudiciële vraag 16/03955

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Financiële Bijsluiter

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs INTERNATIONALE ASPECTEN VAN DE FORFAITAIRE RENDEMENTSHEFFING

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq

Datum 15 december 2017 Betreft Brief naar aanleiding van plenaire behandeling pakket Belastingplan 2018

INHOUDSOPGAVE 1. PROFIEL 2. STRUCTUUR 3. BEHEERDER 4. BELEGGINGSBELEID EN RISICO S 5. KOSTEN 6. OVERIGE INFORMATIE

Halfjaarbericht Bright LifeCycle Fonds

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

TOELICHTEND INFORMATIE MEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Emerging Companies

Halfjaarbericht Bright LifeCycle Fonds

Vraag en Antwoord Common Reporting Standard en uw fiscale woon- of vestigingsplaats

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inhoud Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen

Checklist Deelnemingsvrijstelling

Reactie op prejudiciële vraag 16/03955

Reactie op prejudiciële vraag 16/03954

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Dividendbelasting. Vermindering, vrijstelling en teruggaaf van dividendbelasting

Wet op de dividendbelasting 1965

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Fiscale mogelijkheden van het land Curaçao en de randvoorwaarden. Maurice de Clercq 11 april 2011

2. Praktische regelingen voor de vermindering of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting op portfoliodividend

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP)

Vermogen opbouwen voor later

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Eerste Kamer der Staten-Generaal

1 Introductie H. Vermeulen. 2 De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen A. Rozendal

Wet werken aan winst in Staatsblad

Persbericht. Triodos beleggingsfondsen houden stand in lastig beleggingsklimaat Geringe daling van 3% in eerste halfjaar 2011

De fiscale begrotingsmaatregelen van de regering Di Rupo I: invloed op uw beleggingen

INKOMSTEN VAN ROERENDE OORSPRONG VOOR EEN PRIVÉ PERSOON WOONACHTIG IN BELGIË INKOMSTEN 2014

Vindplaats: VFP 2015/78 Bijgewerkt tot: Auteur: Mr. C.A. Goosen en mevr. Mr. J. Kroonenberg [*]

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Prijswinnende fondsen Aantoonbaar lage kosten Dagelijks starten & stoppen. Klaar voor de toekomst met. FitVoorLater

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vehikels voor estate planning in Nederland

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Distributie en Kapitalisatie. Argenta Fund of Funds

2. STrUCTUUr 3. De BeHeerDer Michiel Goris (1956)

ABN AMRO Basic Funds N.V. Jaarrekening 2013

DGAWijzer Vermogensopbouw

Argenta Fund of Funds Distributie en Kapitaliserend

Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Fiscale beleggingsinstelling

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Dividendbelasting. Vermindering, vrijstelling en teruggaaf van dividendbelasting

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning

FondsenGids (d.d. 31 juli 2013) Wereld Fonds

Tweede Kamer der Staten-Generaal

FLEXFUND HYPOTHEEK DE VRIJHEID VAN INDIVIDUELE VERMOGENSOPBOUW

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Sicav naar Luxemburgs recht

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

Fondswijziging voorjaar 2017

VERVANGENDE FONDSEN VOOR DE BLACKROCK FUNDS OF ISHARES

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Transcriptie:

Mr. M.J.P.C. Steinbusch 1 Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten 31 In Nederland worden meer dan 10.000 verschillende beleggingsfondsen en verschillende aandelensoorten in beleggingsfondsen aangeboden aan het publiek. Ieder fonds heeft zijn eigen specifieke kenmerken zoals beleggingsbeleid, risicoprofiel, mate van liquiditeit, 2 de rechtsvorm maar ook het fiscale regime. Een groot deel van deze beleggingsinstellingen zijn Luxemburgse SICAV s en Nederlandse beursgenoteerde NV s. In deze bijdrage zal ik ingaan op de fiscale regimes verbonden aan de Nederlandse beursgenoteerde NV en de Luxemburgse SICAV en de invloed van zo n regime op het beleggingsrendement. 1. Fiscale regimes voor beleggingsinstellingen Beleggingsinstellingen vervullen voor beleggers een bijzondere functie. De beleggingsinstelling is namelijk een intermediair, een doorgeefluik. Een beleggingsinstelling heeft als belangrijkste doel om beleggers in staat te stellen te beleggen met risicospreiding. Een belegger met een klein vermogen kan bij rechtstreeks beleggen niet of minder makkelijk een gespreide portefeuille opbouwen. Bij de belegging via een beleggingsinstelling kan dat wel. Kortom, de beleggingsinstelling creëert schaalvoordelen die beleggers bij rechtstreeks beleggen niet of moeilijk kunnen behalen. Juist vanwege die bijzondere functie bestaan er voor beleggingsinstellingen bijzondere fiscale regimes. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de beleggingsinstelling, vanwege haar doorgeefluikfunctie, geen extra belastingheffing mag veroorzaken. 3 De beleggingsinstelling dient fiscaal neutraal te zijn. Een additionele heffing op beleggingsinstellingenniveau in vergelijking met rechtstreeks beleggen, zou de belegging via een beleggingsinstelling immers onaantrekkelijk maken. Deze benadering veronderstelt dus ook dat de heffing van het rendement uitsluitend op het niveau van de belegger dient plaats te vinden. De vraag is uiteraard of deze bijzondere fiscale regimes voor beleggingsinstellingen ook in de praktijk een economische dubbele heffing voorkomen. De fiscaal transparante beleggingsinstelling doet het meest recht aan het uitgangspunt van fiscale neutraliteit. 1. Mr. M.J.P.C. Steinbusch is als fiscalist werkzaam bij Robeco. 2. Dit is de mate waarin de belegger zijn investering weer te gelde kan maken. 3. Dit principe geldt ook voor de omzetbelasting door het beheer van beleggingsinstellingen vrij te stellen voor de omzetbelasting (art. 11 lid 2 letter i, 3 ten derde Wet op de omzetbelasting 1968). Echter, zoals hierna zal worden toegelicht is dit regime in de praktijk niet te faciliteren bij een beursgenoteerd fonds dat openstaat voor het publiek. Het fiscale regime dat van toepassing is op een beleggingsinstelling wordt veelal bepaald door de juridische rechtsvorm van de instelling. Echter ook de beleggingsstrategie of de doelgroep van beleggers kan van invloed zijn op het fiscale regime. 2. De Nederlandse beursgenoteerde NV De meeste Nederlandse beleggingsinstellingen die worden aangeboden aan het publiek zijn Nederlandse beursgenoteerde NV s. Deze beleggingsinstellingen kunnen gebruik maken van een tweetal bijzondere fiscale regimes bestemd voor beleggingsinstellingen; het fiscaal beleggingsinstellingenregime (FBI-regime) of het vrijgestelde beleggingsinstellingenregime (VBI-regime). De keuze voor een van deze regimes wordt o.a. bepaald door de vraag of op het rendement bronheffingen drukken. Daarbij is van belang welk beleggingsbeleid wordt gevoerd; in welke effecten uit welke landen wordt belegd. 2.1 Het FBI-regime Het FBI-regime is opgenomen in art. 28 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet VPB 1969) en verder uitgewerkt in het Besluit beleggingsinstellingen. De kern van het FBI-regime is dat de beleggingsinstelling belastingplichtig is voor de Nederlandse vennootschapsbelasting. Echter, het fiscale resultaat wordt belast tegen een bijzonder tarief van 0%. De beleggingsinstelling is daarmee formeel onderworpen aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. Hierdoor heeft de beleggingsinstelling in beginsel toegang tot de Nederlandse verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing. Ik zal daar zo meteen nog iets dieper op ingaan. Om toegang te krijgen tot dit bijzondere regime dient de beleggingsinstelling wel te voldoen aan een aantal voorwaarden. Wordt aan een van die voorwaarden niet voldaan dan komt het bijzondere tarief te vervallen en geldt het reguliere tarief van maximaal 25%. FBI en belastingen op portfolio inkomsten Zoals al eerder is opgemerkt is een beleggingsinstelling een intermediair, een doorgeefluik, dat geen extra heffing zou mogen oproepen. Bij de FBI komt dit tot uiting door het fiscale resultaat te belasten tegen het bijzondere tarief van 0%. Maar dat is niet het enige. 15

particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten Bij rechtstreekse belegging kan de Nederlandse particuliere belegger Nederlandse dividendbelasting, verrekenen of terugvragen. Zoals gezegd zou dit alleen in theorie in optima forma tot zijn recht komen als de beleggingsinstelling fiscaal transparant zou zijn. Bijvoorbeeld opgezet in de vorm van een besloten fonds voor gemene rekening. In dat geval worden namelijk de beleggers in het fonds geacht fiscaal een evenredig deel van de portefeuille te bezitten en daarvoor in de heffing betrokken. Per belegger moet dan bekend zijn wat de fiscale status is van de aandeelhouder en zal op dagbasis de wisselende samenstelling van beleggers moeten worden geregistreerd. Dit ter toerekening van de inkomsten op het moment van realisatie naar rato van de op dat moment deelnemende beleggers. Dit is een proces dat in de praktijk voor beleggingsinstellingen met duizenden wisselende aandeelhouders in binnen- en buitenland niet te organiseren valt. Zeker niet als de beleggingsinstelling door een beursnotering haar aandeelhouders niet kent. Daarbij wordt een Nederlands fiscaal transparante beleggingsinstellingen niet overal in het buitenland erkend of herkend. Het FBI-regime kent een alternatief systeem: 1. de FBI zelf heeft toegang tot de Nederlandse belastingverdragen; én 2. kent een compensatieregeling in de Nederlandse dividendbelasting. 4 Buitenlandse bronbelastingen op portfolio inkomsten kunnen via een verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing worden verlaagd tot de veelal lagere verdragstarieven. In de praktijk zijn er echter landen die geen verdragsbescherming toekennen aan de FBI. Zo kijkt Frankrijk door de FBI heen. Dat wil zeggen dat de beleggingsinstelling alleen recht heeft op het lagere verdragstarief voor portfolio dividenden indien en voor zover de aandeelhouders bij een rechtstreekse belegging toegang hadden tot het belastingverdrag. De resterende buitenlandse bronbelasting kan de FBI dus niet verrekenen in de vennootschapsbelasting. De FBI betaalt immers feitelijk geen vennootschapsbelasting. Bij een rechtstreekse belegging zou de Nederlandse belastingplichtige belegger de buitenlandse bronbelasting hebben kunnen verrekenen met Nederlandse inkomsten- of vennootschapsbelasting. Om deze mismatch tegen te gaan is er een afdrachtsvermindering in de dividendbelasting ingevoerd. Deze afdrachtsvermindering werkt kort gezegd als volgt. De FBI houdt ten laste van haar deelnemers dividendbelasting op haar winstuitkeringen in. De FBI fungeert in dat geval als kassier voor de Nederlandse fiscus. Deze ingehouden dividendbelasting hoeft de FBI niet door te betalen indien en voor zover ten laste van de FBI Neder- landse dividendbelasting en buitenlandse bronbelasting is ingehouden. De dividendbelastingschuld aan de fiscus valt dus vrij ter grootte van de reeds betaalde dividenden bronbelastingen en vormt daarmee ook weer een onderdeel van de doorstootverplichting van de FBI. In feite wordt de FBI daarmee gecompenseerd doordat ze dividendbelasting, ingehouden ten laste van anderen, zelf mag houden. Deze compensatie komt daarmee het fondsrendement ten goede. Deze afdrachtsvermindering kan wel de teruggave van de door de FBI ingehouden dividendbelasting bij sommige deelnemers beperken. Gevolgen particuliere beleggers in een FBI beleggingsinstelling onder het FBI-regime zullen in de regel belast worden in box 3. Zij kunnen de 15% ingehouden Nederlandse dividendbelasting als voorheffing verrekenen of terugvragen in de inkomstenbelasting. Daarmee is de cirkel rond. Op FBI-niveau heeft geen heffing plaatsgevonden en worden idealiter bronheffingen via de belastingverdragen en de afdrachtsvermindering omgezet in een dividendbelastingclaim. En deze dividendbelastingclaim kan de Nederlandse particuliere belegger weer verrekenen of terugvragen. De FBI leidt dan niet tot een extra heffing; de heffing vindt plaats bij de deelnemer op grond van zijn belegging in box 3. 2.2 De Nederlandse beursgenoteerde NV onder het VBI-regime Beleggingsinstellingen kunnen sinds 1 augustus 2007 ook gebruik maken van het VBI-regime. Echter, Nederlandse beleggingsinstellingen die worden aangeboden aan het publiek hebben maar weinig gebruik gemaakt van dit VBI-regime. De reden is dat het VBI-regime een Nederlandse variant is op het fiscale regime dat geldt voor de Luxemburgse SICAV. Veel Nederlandse fondsaanbieders hadden al voor 2007 een Luxemburgs platform opgericht voor beleggingsfondsen. De VBI voegt tot op heden te weinig toe om de kosten voor de verplaatsing van Luxemburgse fondsen naar Nederland te rechtvaardigen aan de belegger. Echter voor nieuwe beleggingsinstellingen kan het VBIregime wellicht wel aantrekkelijk zijn. De beleggingsinstelling wordt namelijk in art. 6a Wet VPB op verzoek vrijgesteld voor de heffing van vennootschapsbelasting. Wel worden er een aantal eisen gesteld aan de beleggingsinstelling om in aanmerking te komen voor dit regime. De beleggingsinstelling is niet alleen vrijgesteld voor de vennootschapsbelasting. De beleggingsinstelling hoeft 4. De afdrachtsvermindering van art. 11a Wet op de dividendbelasting 1965. 16

particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten ook geen dividendbelasting in te houden ten laste van haar deelnemers. 5 lang dat gaat duren. Dus voorlopig zullen we het nog moeten doen met een VBI zonder verdragsbescherming. De VBI en belastingen op portfolio inkomsten Het grote nadeel van VBI is dat het geen mogelijkheid heeft om gebruik te maken van de Nederlandse belastingverdragen. De VBI is immers niet onderworpen aan een heffing naar de winst. Daarmee kan een VBI niet worden aangemerkt als een inwoner voor belastingverdragen en geniet de VBI geen verdragsbescherming. En Nederland wenst (althans tot voor kort) bij verdragsonderhandeling ook niet de verdragspositie van de VBI aan de orde te stellen. Dat betekent dat buitenlandse bronbelasting op portfolio inkomsten niet kunnen worden beperkt via de Nederlandse belastingverdragen. De toegang van de VBI tot de Nederlandse belastingverdragen gaat overigens in de toekomst veranderen. In de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 van 11 februari 2011 valt te lezen dat Nederland ook de VBI als verdragsinwoner zou willen aanmerken. Het nieuwe verdragsbeleid zegt: Nederland streeft naar opname van een regeling in belastingverdragen die voorschrijft dat een lichaam geacht wordt aan belasting in een verdragsluitende staat onderworpen te zijn indien dat lichaam wordt beheerst door de wetten van die staat of zijn plaats van leiding in die staat heeft, en die fiscaal transparante lichamen uitdrukkelijk van inwonerschap uitsluit. De VBI kan in die benadering dan wel als verdragsinwoner van Nederland gelden. Echter, het nieuwe verdragsbeleid geeft ook aan dat het inwonerschap van de VBI om de verdragsvoordelen in te kunnen roepen geen harde eis zal zijn in verdragsonderhandelingen. Dat is verklaarbaar want het motief voor het alsnog streven naar verdragstoegang voor de VBI is niet ingegeven door het toekennen van de verdragsvoordelen aan de VBI. Het eigenlijke motief is het heffingsrecht voor Nederland veilig te stellen bij buitenlandse aanmerkelijkbelanghouders met een VBI in Nederland. Daar dreigt nu namelijk de box 2 aanmerkelijkbelangclaim verloren te gaan via de verdragen. En Nederland kan die claim nu niet via de dividendbelasting handhaven omdat de VBI is vrijgesteld voor de inhouding van dividendbelasting. Overigens drukt niet alleen buitenlandse bronheffing het rendement van een VBI. Ook de Nederlandse dividendbelasting blijft drukken op het rendement. De beleggingsinstelling kan de dividendbelasting immers niet verrekenen als voorheffing in de vennootschapsbelasting nu ze is vrijgesteld voor de vennootschapsbelasting. En de beleggingsinstelling heeft op grond van art. 10 lid 1 Wet op de dividendbelasting 1965 geen recht op teruggave van de dividendbelasting. Los van de toekomstige verdragsontwikkelingen hangt het in de praktijk van de portefeuille af of de VBI ook daadwerkelijk last heeft bronheffingen: Sommige landen heffen namelijk geen bronheffing op dividenden of interest. Sommige landen kennen lokale vrijstellingen van bronheffingen voor beleggingsfondsen en dan is een beroep op een belastingverdrag niet noodzakelijk. Ook is het maar de vraag of het financiële instrument waarin wordt belegd wel bronbelasting oplevert. En tot slot is het lastig om altijd de vergelijking te maken met wat de particuliere belegger zou hebben ontvangen bij een rechtstreekse belegging. De vraag is immers of de particuliere belegger in privé ook daadwerkelijk zijn rechten via een verdrag te gelde kan maken. De VBI is dan ook bij uitstek een regime dat geschikt is voor beleggingen zonder of met zeer beperkte bronheffingen op het portfolio rendement. De VBI kan dus geschikt zijn voor onder andere bepaalde beleggingen in vastrentende waarden of als fonds dat belegt in andere fondsen die geen bronbelasting inhouden. Gevolgen deelnemers in een VBI beleggingsinstelling onder het VBI-regime zullen in de regel belast worden in box 3. Daarbij vervult de VBI niet altijd optimaal haar rol als doorgeefluik. Er kunnen op VBI-niveau bronheffingen blijven hangen op portfolio inkomsten die bij rechtstreekse belegging veelal deels verrekend hadden kunnen worden in de inkomstenbelasting en waar het andere deel wellicht via de belastingverdragen voorkomen kon worden of kon worden teruggevraagd. Hoe dan ook, het is al een stap dat Nederland bereid is om de positie van de VBI bij verdragsonderhandelingen bespreekbaar te maken. De vervolgvraag is dan uiteraard in welke verdragen de VBI ook toegang krijgt tot de verdragsvoordelen ter bespreking van bronheffingen én hoe 3. De Luxemburgse SICAV De Luxemburgse SICAV in vogelvlucht Een Luxemburgse Société d Investissement à Capital Variable (SICAV) is een rechtspersoon naar Luxemburgs recht. 5. Art. 1 lid 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965 stelt van heffing vrij degenen die gerechtigd zijn tot de opbrengst van aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid in een VBI. 17

particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten Veelal worden SICAV s opgezet in de vorm van zogenaamde paraplufondsen. Dat wil zeggen dat er binnen de rechtspersoon aparte subfondsen worden gecreëerd. Dit door de uitgifte van een apart aandeel die een subfonds vertegenwoordigt. Ieder subfonds kent zijn eigen beleggingsbeleid en heeft zijn eigen apart geadministreerde effectenportefeuille. Overigens geldt dat binnen een Luxemburgse SICAV het vermogen van de verschillende subfondsen juridisch gescheiden is. Met andere woorden, het vermogen van het ene fonds kan niet worden aangesproken voor een tekort in een ander subfonds binnen dezelfde SICAV. Verder is het mogelijk om binnen een subfonds ook nog eens aparte soortaandelen uit te geven. Deze aparte shareclasses geven recht op het rendement behaald binnen het betreffende subfonds maar aan deze rechten kunnen bijzondere voorwaarden kleven. Denk aan de uitdrukking van het rendement in een bepaalde valuta. immers niet onderworpen aan een belastingheffing naar de winst en dus geen inwoner van een belastingverdrag. Echter, net als bij de VBI hangt het in de praktijk af van de portefeuille of de SICAV ook daadwerkelijk last heeft van bronheffingen. Daarbij speelt naast de punten zoals genoemd bij de VBI ook nog eens dat de SICAV toegang heeft tot 27 Luxemburgse verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing. Ik zeg nadrukkelijk stelt ; want uiteindelijk zal het andere land ook daadwerkelijk die verdragstoegang moeten honoreren. Als voorbeeld geldt het verdrag met Indonesië en Zuid-Korea. Luxemburg stelt dat de SICAV recht heeft op toegang tot beide Luxemburgse belastingverdragen. In de praktijk weigeren beide landen de SICAV de toegang tot het betreffende verdrag. Kortom, het hangt er dus maar van af in welke financiële instrumenten wordt belegd en in welke landen. Het Luxemburgse fiscale regime voor de SICAV Het fiscale regime dat geldt voor een SICAV is vrij eenvoudig. De Luxemburgse SICAV is in Luxemburg (subjectief) vrijgesteld voor de Luxemburgse winstbelasting, dividendbelasting en vermogenswinstbelasting. Kortom, de SICAV doet in Luxemburg fiscaal niet mee. De enige Luxemburgse heffing waarmee de SICAV wordt getroffen is de zogenaamde tax d abonnement. Deze heffing is een heffing over het aanwezige fondsvermogen en wordt op kwartaalbasis geheven. Deze tax d abonnement bedraagt in beginsel 0,5% op jaarbasis. Voor geldmarktfondsen en voor fondsen/shareclasses uitsluitend toegankelijk voor institutionele beleggers, geldt een verlaagd tarief van 0,1% of een vrijstelling. De Luxemburgse SICAV en bronheffingen De indruk zou kunnen ontstaan dat de keuze om beleggingsfondsen aan te bieden in de vorm van Luxemburgse fondsen gedreven is vanwege het aantrekkelijke fiscale regime. Immers, het rendement wordt niet verlaagd door Luxemburgse heffingen naar het inkomen of Luxemburgse dividendbelasting. Echter, de SICAV heeft als nadeel dat deze slechts beperkt toegang heeft tot het belastingverdragennetwerk van Luxemburg. Dat kan betekenen dat bij de SICAV bronheffingen op portfolio inkomsten het rendement verlagen. Dit terwijl bij de FBI op beleggingsinstellingenniveau bronbelastingen via het verdrag en de afdrachtsvermindering het rendement de facto (nagenoeg) niet beïnvloeden. Voor toegang tot de belastingverdragen geldt in het algemeen dat de rechtspersoon onderworpen is aan belastingheffing naar de winst. En dat is de Luxemburgse SICAV juist niet. Daarmee werkt het voordeel dat de SICAV naar Luxemburgs fiscaal recht is vrijgesteld van winstbelasting nu tegen de SICAV bij bronheffingen. De SICAV is In het algemeen kan wel worden gesteld dat bij een Luxemburgse SICAV die fysiek in aandelen belegt met een belast dividend, meer bronbelastingen drukken op het rendement dan bij de Nederlandse particuliere belegger die rechtstreeks belegt in aandelen. De functie als intermediair die geen extra heffing oproept in vergelijking met direct beleggen kan dus in voorkomende gevallen bij de SICAV niet volledig tot zijn recht komen. Niet voor niets heeft de OESO om die reden in 2010 in een rapport landen aanbevolen om in belastingverdragen de verdragspositie van beleggingsinstellingen (beter) te regelen. Daarbij werd aanbevolen om het fonds zelf toegang te geven tot de voordelen van een belastingverdrag. En anders dient het fonds in staat gesteld te worden om namens de achterliggende deelnemers de bronbelasting te kunnen terugvragen. Gevolgen deelnemers in een SICAV SICAV zullen in de regel belast worden in box 3. Wel kan de SICAV niet altijd volledig haar rol als doorgeefluik optimaal hebben vervuld. Er kunnen op SICAV-niveau bronheffingen blijven hangen op portfolio inkomsten die bij rechtstreekse belegging via de Nederlandse belastingverdragen verlaagd en, voor het restant, verrekend hadden kunnen worden in de inkomstenbelasting. 4. Conclusie Beleggingsfondsen die worden aangeboden aan het Nederlandse publiek kunnen verschillende fiscale regimes hebben. Nederlandse beursgenoteerde beleggingsinstellingen zullen in de regel onder het FBI-regime vallen. De FBI kan namelijk bronbelastingen op portfolio inkomsten voorkomen via de Nederlandse belastingverdragen en via de afdrachtsvermindering in de dividendbelasting. Voor Nederlandse particulieren roept dit fiscaal regime geen extra heffing op. Bij de VBI en in mindere mate de 18

particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten Luxemburgse SICAV kan er wel bronbelasting drukken op de portfolio inkomsten. Deze bronheffingen beïnvloeden het rendement negatief. Echter, of bronbelasting daadwerkelijk een rol speelt is afhankelijk van de samenstelling van de portefeuille; de landen waarin wordt belegd en de financiële instrumenten. 19