Bijlage 1: Technische en inhoudelijke toelichting bij onderdelen van de nieuwe gewichtenregeling.

Vergelijkbare documenten
Datum 28 november 2018 Betreft Beantwoording vragen schriftelijk overleg (Kamerstuk 31293, nr. 415))

Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Raad van State gehoord (advies van 24 april 2006, nr. W /III);

Toekomstige gewichtenregeling

Toelichting op de veranderingen in de kengetallen van samenwerkingsverbanden primair onderwijs

Aanpassing gewichtenregeling op basis van cumulatiegebieden. L. Mulder H. Vierke

1. Gewichtenregeling: eenvoudiger en effectiever

Nieuwe gewichtenregeling basisonderwijs

Uitleg van de figuren PO 1

Drentse Onderwijsmonitor

Taalresultaten Giessenlanden. Toetsresultaten basisscholen en

Datum 6 november 2015 Bekostigingssystematiek gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bekostiging gewichtenleerlingen: verschillen naar regio en alternatieven. Lex Borghans, Ron Diris en Trudie Schils

OAB SCAN. Gemeente XXX EEN NIEUWE INDICATOR VOOR ONDERWIJSACHTERSTANDEN. Verschuivingen in beeld

2016D04781 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Gewichtenleerlingen: verschillen naar regio en alternatieven

Actuele ontwikkelingen in het PO

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Toelichting Gewichtenregeling basisonderwijs

Drentse Onderwijs monitor

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Technische berekening van het tarief en de rioolheffing

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleidscontext VVE + actualiteiten

Hoofdstuk 1. Vaststelling bedragen en landelijk gewogen gemiddelde leeftijd

Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van xxx, nr. xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hoofdstuk 1. Vaststelling bedragen en landelijk gewogen gemiddelde leeftijd

Drentse Onderwijs monitor

Uitleg bij het invullen van het inschrijfformulier

Drentse Onderwijs monitor

Schoolprestaties van oude en nieuwe gewichtenleerlingen

Nieuwe schooltijden in het basisonderwijs

Drentse Onderwijs monitor

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Addendum Doelgroepdefinitie VVE. Lokaal Educatieve Agenda Samenwerken aan talent

Begrote besparing per 2018 (x 1 mln.)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Compensatie gewichtenregeling voor

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Artikel 1. Vaststelling bedragen programma's van eisen voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Drentse Onderwijsmonitor

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Drentse Onderwijs monitor

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs

Raadscommissievoorstel

De gewichtenregeling PO

Drentse Onderwijsmonitor

Doelgroepkinderen onderwijskansenbeleid

Kenniskring GOAB regio Veluwe/ Flevoland

Bijlage 2. Invulling taakstelling passend onderwijs

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond

Verwachte relevante financiële mutaties

Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling voor het schooljaar

Gelet op de artikelen 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang 1 ;

Hoofdstuk 1. Vaststelling bedragen en landelijk gewogen gemiddelde leeftijd

Drentse Onderwijsmonitor

Verwachte relevante financiële mutaties

Nieuwe gewichtenregeling basisscholen Door senior beleidsmedewerker Bé Keizer, VOS/ABB

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 31 januari 2018 Investeren in onderwijskansen

Culemborgs VVE beleid

Versobering van de fiscale pensioenopbouw

Overdracht bekostiging ontoereikend budget sbo- en so scholen en grensverkeer

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Age Stinissen September 2017

Nieuw begrotingsresultaat

Drentse Onderwijsmonitor

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

De Politieke Barometer Onderwijs

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit van (datum) tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang

Toelichting op bekostiging samenwerkingsverbanden passend onderwijs

Financiële consequenties akkoorden: duidelijkheid voor bekostiging 2014/2015

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

STAATSCOURANT. Nr

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 juni 2010 Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011

LOP Gent BaO. Evolutie in GOK-cijfers

Kennisgroep financiën

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Regeling bekostiging personeel PO en vaststelling bedragen leerlinggebonden budget VO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Onderwerp : Verwerking septembercirculaire 2014 in de begroting, als 1 e begrotingswijziging op de programmabegroting 2015

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Bekostiging (V)SO onder passend onderwijs. november 2013

Drentse Onderwijsmonitor

De doelgroepdefinitie VVE in de nieuwe GOAB-periode

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PTA grafimedia KBL, deelvak webdesign Media & Design: cohort

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Bijlage 1: Technische en inhoudelijke toelichting bij onderdelen van de nieuwe gewichtenregeling. Inhoudelijke achtergrond van de drempel en het plafond. Scholen moeten voldoende middelen ontvangen om achterstanden te bestrijden, maar niet meer dan echt nodig is. Evenals in de huidige regeling, worden er daarom in de nieuwe regeling grenzen gesteld aan de mogelijkheid voor scholen om aanspraak te maken op de extra middelen uit de gewichtenregeling én aan de omvang van de extra bekostiging die scholen op basis van de gewichtenregeling (kunnen) ontvangen. Dat gebeurt door de drempel en door het plafond. Reden hiervoor is enerzijds dat van scholen wordt verwacht dat zij, vóórdat zij in aanmerking komen voor extra bekostiging, binnen de reguliere bekostiging een deel van de achterstandsproblematiek zelf kunnen opvangen. Anderzijds geldt voor scholen die in aanmerking komen voor extra bekostiging dat de toegevoegde waarde van de extra bekostiging boven een bepaalde waarde sterk afneemt. De drempel wordt verlaagd van 9 procent naar 6,4 procent. Bij verdere verlaging van de drempel zouden de herverdeeleffecten op schoolniveau sterk toenemen. Dit is onvermijdelijk. Door het verlagen van de drempel krijgen veel scholen die nu geen middelen krijgen wel (zij het weinig) middelen. Die middelen moeten bij andere scholen worden weggehaald. Met de voorgestelde hoogte van het plafond wordt aangesloten bij de werking van de huidige bekostigingssystematiek, die als gevolg heeft dat extra bekostiging boven de grens van 81 procent van het aantal ongewogen leerlingen niet plaatsvindt. De drempel van 6,4 procent en de alternatieven Op verzoek van de Kamer zijn in de bijlagen enkele alternatieven uitgewerkt waarbij met een lagere drempel van bijna 3 procent en 0 procent wordt gewerkt. Het verwijderen van de drempel heeft tot gevolg dat er een sterke verdunning van de beschikbare middelen optreedt. Bijna alle scholen krijgen dan wat middelen. Dat gaat met een gegeven budget ten koste van scholen met veel achterstandsleerlingen. De effecten van een lagere drempel (3 procent, zoals door de heer Slob is voorgesteld of 0 procent) worden in bijlage 3 uitgewerkt. Bij de huidige voorstellen met een drempel van 6,4 procent wordt het herverdeeleffect 36 miljoen. Bij een drempel van 3 procent en bijbehorende gewichten van 0,25 en 1,0 worden de herverdeeleffecten 60 miljoen. Bij een drempel van 0 procent en gewichten van 0,2 en 0,77 zijn de herverdeeleffecten 97 miljoen. Technische achtergrond plafond Bij de plafondregeling is sprake van een maximum bij de bekostiging van een school in het kader van de gewichtenregeling. Daarbij is gezocht naar een operationalisering die rechtvaardig en helder is en een beperkte uitvoeringslast met zich mee brengt. Het voorstel is om het schoolgewicht te maximeren op 80 procent van het aantal ongewogen leerlingen. Bij de huidige regeling zou dit plafond nauwelijks enig effect hebben, omdat een school met 100 procent 0,9 leerlingen nu een schoolgewicht van 81 procent van het ongewogen aantal leerlingen heeft. Alle leerlingen tellen mee, maar het schoolgewicht wordt maximaal 81 per 100 leerlingen: 0,9 x 100 9 = 81. In de nieuwe regeling zou dit percentage in theorie kunnen toenemen tot 114 procent. (1,2 x 100 6,4). Dat wordt afgetopt tot 80 procent. Het betekent dat alle leerlingen met een gewicht worden meegeteld, maar dat een maximum bij de

bekostiging wordt aangebracht. Wellicht ten overvloede: het is niet zo dat slechts 80 procent van de achterstandsleerlingen meetelt. Er wordt wel een maximum vastgelegd voor de extra middelen die een school krijgt. Dat maximum wordt op 80 procent gesteld. Nota bene. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de maatregelen betreffende stichtingsvoorwaarden voor een school en de bekostigingsregels bij de nieuwe gewichtenregeling. Bij de nieuwe regelgeving betreffende het stichten van scholen, waarvoor een wetsvoorstel wordt voorbereid, wordt een voorwaarde toegevoegd dat een te stichten school niet meer dan 80 procent leerlingen uit de achterstandsgroepen mag tellen. Opleidingsniveau moeder of dat van beide ouders De keuze voor twee ouders in plaats van één (de eerste opvoeder) is gebaseerd op een aantal zowel inhoudelijke als rekenkundige argumenten. Bosker en Guldemond hebben in het advies over een herijking van de gewichtenregeling (Groningen, GION, mei 2004) aangegeven dat het (in overeenstemming met de bevindingen van Bosker, Mulder en Glas uit 2001), niet veel uitmaakt of van het opleidingsniveau van de moeder, van de vader of van het hoogste opleidingsniveau van de twee wordt uitgegaan: de verklaarde variatie in de leerprestaties van de leerlingen is bij die verschillende keuzes ongeveer gelijk. Inhoudelijke nadere analyse op basis van de nieuwste PRIMA-cohortgegevens leidt tot nuancering van dit standpunt. Kinderen met één ouder met maximaal basisonderwijs en één ouder met maximaal lbo/vbo/kaderberoepsgerichte leerweg vmbo scoren slecht op PRIMA-toetsen. Kinderen met één ouder met maximaal basisonderwijs en één ouder met een hogere opleiding (dan lbo/vbo/ kaderberoepsgerichte leerweg vmbo), scoren beter. Hiermee is in de nieuwe criteria rekening gehouden. Effecten van de nieuwe gewichtenregeling voor schipperskinderen Op verzoek van de heer Van der Vlies, geef ik hierbij aan wat de effecten van de nieuwe gewichtenregeling voor de schipperskinderen zullen zijn. Onder de definitie schipperskinderen vallen onder de huidige gewichtenregeling kinderen van 4 tot 12 jaar die naar een reguliere basisschool gaan en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend. In de huidige gewichtenregeling krijgt deze categorie kinderen het gewicht 0,4. Na herijking van de gewichtenregeling komen schipperskinderen ook in de toekomst nog in aanmerking voor een gewicht in het kader van de gewichtenregeling, maar zal hun aparte status vervallen. Dit wil zeggen dat deze kinderen, evenals alle andere basisschoolleerlingen, op grond van het opleidingsniveau van de ouders in aanmerking kunnen komen voor een gewicht. Of dat het gewicht 0, 0,3 of 1,2 zal zijn, hangt af van het desbetreffende opleidingsniveau van de ouders. In aanvulling op de nieuwe gewichtenregeling zal in de toekomst nog wel een uitzondering worden gemaakt voor de zogenaamde varende kleuters, die niet in de gelegenheid zijn naar een reguliere basisschool te gaan. Thans bestaat voor deze categorie kinderen een afzonderlijke regeling op basis van het Besluit trekkende bevolking WPO (Wet Primair Onderwijs). Onder de definitie varende kleuters vallen kinderen van 4 tot 7 jaar die een school voor varende kinderen bezoeken (voorheen ligplaatsonderwijs geheten). De inrichting van het onderwijsaanbod houdt rekening met de beperkte mogelijkheden tot schoolbezoek en gaat uit van een combinatie van schoolbezoek en werken op afstand aan boord van het schip waarop de leerling woont. Deze afzonderlijke regeling voor varende kleuters van 4 tot 7 jaar zal ook van kracht blijven nadat

de herijking van de gewichtenregeling is ingevoerd. Ook de twee andere specifieke regelingen voor schipperskinderen blijven in de toekomst naast de gewijzigde gewichtenregeling bestaan. Deze betreffen het zwemonderwijs voor schipperskinderen en de aanvullende formatieregeling op grond van bijzondere omstandigheden (een instroomregeling, bedoeld voor de eerste vier jaar dat schipperskinderen een reguliere basisschool bezoeken).

Bijlage 2 Hier worden de financiële effecten gepresenteerd van beleid dat in de loop der jaren in de begroting zal neerslaan. Er is daarbij uitgegaan van het peilmoment 2004-2005 en er zijn geen autonome effecten meegenomen, zodat er een zuivere vergelijking kan worden gemaakt. Het beeld dat geschetst wordt bij D is het eindplaatje dat ontstaat na 2010. Tot 2010 worden negatieve effecten goeddeels opgevangen door de geleidelijke invoering en financiële overgangsmaatregelen. Totaalbeeld financiële effecten PO Beeld 2004 (Oorspronkelijk situatie) Gewichtenmiddelen GOA middelen PO aan scholen aan gemeenten Totaal G4 132,6 90,1 222,7 G26 72,1 55,5 127,7 Overig 93,5 69,5 163,0 Eindtotaal 298,2 215,1 513,3 =A Beeld na bezuiniging en middelen regeerakkoord Gewichtenmiddelen GOA middelen PO aan scholen aan gemeenten Totaal G4 132,6 67,1 199,7 G26 72,1 36,3 108,4 Overig 93,5 46,6 140,1 Eindtotaal 298,2 150,0 448,2 =B Beeld 2006 (na motie Verhagen) Gewichtenmiddelen GOA middelen PO aan scholen aan gemeenten Totaal G4 158,6 73,7 232,3 G26 86,3 40,0 126,3 Overig 111,9 51,3 163,2 Eindtotaal 356,8 165,0 521,8 =C Beeld bereikt na overgangsperiode 2007-2010 (na herijking obv opleidingsniveau beide ouders) Gewichten op 0,3 en 1,2; Korting op 6,4% Gewichtenmiddelen GOA middelen PO Totaal aan scholen aan gemeenten Na herijking G4 141,7 73,7 215,4 G26 84,3 40,0 124,3 Overig 132,4 51,3 183,7 Eindtotaal 358,4 165,0 523,5 =D- C =D- B =D- A Eindbeeld per 2010; Eindbeeld per 2010; Eindbeeld per 2010; Effect t.o.v. situatie Effect t.o.v situatie Effect t.o.v. situatie in 2006 na bezuiniging in 2004 G4-16,9 15,6-7,2 G26-2,0 15,8-3,4 Overig 20,5 43,6 20,7 Eindtotaal 1,6 75,1 10,2 =D

Bijlage 3.1 Huidige 0,25 en 0,9 leerlingen met gewichtenmiddelen Aantal 0,25 leerlingen Aantal 0,9 leerlingen G4 12.686 75.273 87.959 G26 26.030 42.240 68.270 Overig 68.115 62.019 130.134 Totaal 106.831 179.532 286.363 In % van het totaal aantal 0,25 c.q. 0,9 leerlingen per gemeentecategorie % 0,25 leerlingen % 0,9 leerlingen G4 94% 99% 98,0% G26 79% 93% 87,2% Overig 50% 84% 61,8% Gemiddeld 58% 92% 75,6% Het voorstel: Hoog gewicht: Of beide ouders max. bao of 1 ouder max. bao en 1 ouder max. lbo Laag gewicht: Beide ouders maximaal lbo Drempel 6,40% Laag gewicht 0,3 Hoog gewicht 1,2 Herverdeeleffecten (x 1mln) Achteruit Vooruit Eindtotaal G4-17,8 0,9-16,9 G26-7,0 5,0-2 Overig -11,9 32,4 20,5 Eindtotaal -36,7 38,3 1,6 Aantal 0,3 leerlingen Aantal 1,2 leerlingen G4 20.597 45.918 66.515 G26 30.887 26.684 57.571 Overig 103.049 43.126 146.175 Eindtotaal 154.534 115.728 270.262 In % van het totaal aantal 0,3 c.q. 1,2 leerlingen per gemeentecategorie % 0,3 leerlingen % 1,2 leerlingen G4 96% 99% 98,1% G26 85% 95% 89,3% Overig 76% 88% 78,8% Gemiddeld 80% 94% 85,1%

Alternatief 3.1 met drempel van 3% Drempel 3,00% Laag gewicht 0,25 Hoog gewicht 1 Herverdeeleffecten (x 1mln) Achteruit Vooruit Eindtotaal G4-33 1,4-31,6 G26-12,5 7,9-4,6 Overig -14,6 54,4 39,8 Eindtotaal -60,1 63,7 3,6 Aantal 0,25 leerlingen Aantal 1,0 leerlingen G4 21.025 46.092 67.116 G26 34.425 27.552 61.976 Overig 125.972 47.125 173.097 Totaal 181.421 120.768 302.190 In % van het totaal aantal 0,25 c.q. 1,0 leerlingen per gemeentecategorie % 0,25 leerlingen % 1,0 leerlingen G4 98% 100% 99,0% G26 95% 98% 96,2% Overig 92% 96% 93,4% Gemiddeld 93% 98% 95,1% Alternatief 3.1 met drempel van 0% Drempel 0,00% Laag gewicht 0,2 Hoog gewicht 0,77 Herverdeeleffecten Achteruit Vooruit Eindtotaal G4-53,8 2,7-51,1 G26-21,7 13,1-8,6 Overig -21,6 84,8 63,2 Eindtotaal -97,1 100,6 3,5 Aantal 0,2 leerlingen Aantal 0,77 leerlingen G4 21.532 46.288 67.819 G26 36.394 28.034 64.428 Overig 136.082 49.140 185.222 Totaal 194.008 123.461 317.469 In % van het totaal aantal 0,2 c.q. 0,77 leerlingen per gemeentecategorie % 0,2 leerlingen % 0,77 leerlingen G4 100% 100% 100,0% G26 100% 100% 100,0% Overig 100% 100% 100,0% Gemiddeld 100% 100% Bijlage 3.2 100,0%

Huidige 0,25 en 0,9 leerlingen met gewichtenmiddelen Aantal 0,25 leerlingen Aantal 0,9 leerlingen G4 12.686 75.273 87.959 G26 26.030 42.240 68.270 Overig 68.115 62.019 130.134 Totaal 106.831 179.532 286.363 In % van het totaal aantal 0,25 c.q. 0,9 leerlingen per gemeentecategorie % 0,25 leerlingen % 0,9 leerlingen G4 94% 99% 98,0% G26 79% 93% 87,2% Overig 50% 84% 61,8% Gemiddeld 58% 92% 75,6% Alernatief scenario op basis van het opleidingsniveau moeder Hoog gewicht: Opleiding moeder max. bao Laag gewicht: Opleiding moeder max, lbo Drempel 6,50% Laag gewicht 0,25 Hoog gewicht 1,07 Herverdeeleffecten Achteruit Vooruit Eindtotaal G4-23,2 1,2-22 G26-9,9 6,4-3,5 Overig -11,7 40,2 28,5 Eindtotaal -44,8 47,8 3,0 Aantal 0,25 leerlingen Aantal 1,07 leerlingen G4 34.190 47.888 82.078 G26 52.710 27.942 80.652 Overig 184.126 46.497 230.623 Eindtotaal 271.025 122.328 393.353 In % van het totaal aantal 0,25 c.q. 1,07 leerlingen per gemeentecategorie % 0,25 leerlingen % 1,07 leerlingen G4 90% 99% 95,3% G26 83% 97% 87,1% Overig 75% 91% 77,7% Gemiddeld 78% 96% 82,7%

Alternatief scenario 3.2 met drempel op 3,48 % Drempel 3,48% Laag gewicht 0,2 Hoog gewicht 0,91 Herverdeeleffecten Achteruit Vooruit Eindtotaal G4-37,7 2,1-35,6 G26-16,3 10,0-6,3 Overig -16,5 61,7 45,2 Eindtotaal -70,5 73,8 3,3 Aantal 0,2 leerlingen Aantal 0,91 leerlingen G4 35.996 48.131 84.127 G26 58.875 28.546 87.421 Overig 221.745 49.601 271.346 Totaal 316.617 126.278 442.895 In % van het totaal aantal 0,2 c.q. 0,91 leerlingen per gemeentecategorie % 0,2 leerlingen % 0,91 leerlingen G4 95% 100% 97,6% G26 92% 99% 94,4% Overig 90% 98% 91,4% Gemiddeld 91% 99% 93,1% Alternatief scenario 3.2 met drempel op 0 % Drempel 0,00% Laag gewicht 0,15 Hoog gewicht 0,64 Herverdeeleffecten Achteruit Vooruit Eindtotaal G4-64,7 4,4-60,3 G26-28,5 17,5-11,0 Overig -27,3 102,2 74,9 Eindtotaal -120,5 124,1 3,6 Aantal 0,2 leerlingen Aantal 0,77 leerlingen G4 37.935 48.218 86.153 G26 63.777 28.792 92.569 Overig 245.960 50.856 296.816 Totaal 347.672 127.866 475.538 In % van het totaal aantal 0,2 c.q. 0,77 leerlingen per gemeentecategorie % 0,2 leerlingen % 0,77 leerlingen G4 100% 100% 100,0% G26 100% 100% 100,0% Overig 100% 100% 100,0% Gemiddeld 100% 100% 100,0%

Bijlage 4 Schoolvoorbeelden van de nieuwe gewichtenregeling De nu geldende gewichtenregeling in het basisonderwijs is gebaseerd op het opleidingsniveau van de ouders van de leerlingen en op de etnische achtergrond van de leerlingen. In de nieuwe voorstellen wordt het gewicht bepaald door het opleidingsniveau van de ouders. Daarbij worden twee niveaus onderscheiden. Op basis van gegevens uit het PRIMA-onderzoek is een was-wordt-tabel gemaakt: gewicht wordt: 0 0,3 1,2 gewicht 0 100% was 0,25 0% 87% 13% 0,9 33% 17% 49% De leerlingen die een gewicht 0 hebben, houden dat in de nieuwe situatie. Van de leerlingen die nu een gewicht hebben van 0,25 krijgt 87 procent het gewicht 0,3 en de overige 13 procent het gewicht 1,2. Enzovoort. 33 procent van de leerlingen die nu een gewicht 0,9 hebben, krijgen in de nieuwe situatie een gewicht van 0. Dat betreft leerlingen waarvan een van de ouders een hogere opleiding dan lbo/vbo heeft genoten. Deze percentages variëren per groep scholen. Scholen met veel 0,9-leerlingen hebben een hoger percentage leerlingen dat in de nieuwe situatie in het gewicht 1,2 terecht komt, dan scholen met een geringer percentage 0,9-leerlingen: Nieuw gewicht van 0,9 leerlingen per school wordt: 0 0,3 1,2 scholen met: 45% 0,9-leerlingen 31% 23% 46% >95% 0,9-leerlingen 27% 10% 63% Op basis van deze gegevens kunnen schoolvoorbeelden worden gegeven van de effecten van de nieuwe gewichtenregeling. (Voor het rekengemak wordt uitgegaan van scholen met 100 leerlingen. Bij grotere scholen zijn de effecten in absolute zin navenant groter.) Ook de gepresenteerde effecten zijn gemiddelden. Een gemiddelde geheel zwarte school levert 11 procent van de gewichtenmiddelen in. Net als in koopkrachtplaatjes verschillen de effecten per individueel geval. Op basis van gegevens afkomstig uit het PRIMA-onderzoek zijn de was-wordt tabellen worden gemaakt. Bij dit PRIMA-onderzoek vullen ouders, leerkrachten en schoolleiders vragenlijsten in, waarbij allerlei gegevens op leerlingenniveau gekoppeld kunnen worden. Zo kan worden bepaald hoeveel van de leerlingen die nu een schoolgewicht 0,9 krijgen, in de nieuwe situatie het gewicht 0,3 of 1,2 zullen krijgen.

Deze gegevens maken het mogelijk om betrouwbare voorspellingen te doen over de uitwerking van de nieuwe gewichtenregeling op landelijk niveau. De effecten op individuele scholen kunnen (en zullen) afwijken van het gemiddelde. Het is niet mogelijk om op dit moment aan te geven wat de effecten zijn bij school X in gemeente A. Tenzij deze school een school is die in de PRIMA-steekproef zit. Dan kan precies worden aangegeven wat de effecten zouden zijn geweest op het moment van de meting. Absolute zekerheid op schoolniveau wordt pas verkregen nadat de scholen de nieuwe ouderverklaringen hebben verwerkt en we daarmee zicht hebben op het aantal 0,3- en 1,2- leerlingen op die school. School A, een achterstandsschool in een kleine gemeente gewichten van de leerlingen: 60 met 0,25 en 40 met 0,0. Oude schoolgewicht: 60 x 0,25 9 = 6 Uitleg: 60 leerlingen met gewicht 0,25. De -9 is de aftrek van de drempel van 9 procent van het ongewogen aantal leerlingen (hier 9 procent van 100 leerlingen is 9) Nieuwe schoolgewicht: 60 x 0,13 x 1,2 + 60 x 0,87 x 0,3 6,4 = 18.6 afgerond 19 Uitleg: van de 60 leerlingen met het oude gewicht 0,25 krijgt 13 procent het nieuwe gewicht 1,2 en 87 procent krijgt het nieuwe gewicht 0,3. Dus 60 (leerlingen) maal 0,13 (13 procent) maal 1,2 (gewicht) plus etc. Aftrek van de nieuwe drempel van 6,4 procent levert het nieuwe schoolgewicht op. Een school met veel 0,25 leerlingen gaat er in de nieuwe regeling duidelijk op vooruit. School B, een modale half-zwarte school (maar op basis van 100 leerlingen, een modale school is groter) Gewicht van leerlingen: 45 met gewicht 0,9 en 55 met gewicht 0 Oude schoolgewicht: 45 x 0,9-9 = 31,5 afgerond 32 Uitleg: 45 leerlingen met gewicht 0,9. De -9 is de aftrek van de drempel. Nieuwe schoolgewicht: 45 x 0,46 x 1,2 + 45 x 0,23 x 0,3 6,4 = 21,6 afgerond 22 Uitleg: van de 45 leerlingen met het oude gewicht 0,9 krijgt voor deze groep scholen 46 procent het gewicht 1,2 en 23 procent het gewicht 0,3. De rest krijgt het gewicht 0 (en staat niet in de formule). Nieuwe drempel 6,4 procent. Op scholen met een relatief lager percentage 0,9-leerlingen zitten statistisch meer 0,9- leerlingen met wat hoger opgeleide ouders. Deze scholen zullen relatief veel gewichtenmiddelen inleveren. N.B. bij scholen die zowel 0,9 als 0,25 leerlingen hebben compenseren de effecten elkaar gedeeltelijk. School C, een geheel zwarte school gewichten van leerlingen: 100 met gewicht 0,9 Oude schoolgewicht: 100 x 0,9 9 = 81

Nieuwe schoolgewicht: 100 x 0,63 x 1,2 + 100 x 0,10 x 0,3-6,4 = 72,2 afgerond 72 (Uitleg: berekeningen als bij A en B) Een geheel zwarte school met 100 procent 0,9 -leerlingen levert gemiddeld dus ongeveer 11% van de gewichtenmiddelen in. Deze school wordt niet geraakt door het voorgestelde plafond in de regeling. Scholen in probleemcumulatiegebieden zullen meestal minder zwaar getroffen worden door de nieuwe gewichtenregeling. Let wel dit is een statistisch gegeven. Er zullen scholen zijn die van het gemiddelde afwijken. Voor deze scholen zullen er overgangsmaatregelen worden getroffen. Aanpassingen op langere termijn zijn voor deze scholen onvermijdelijk.