Toelichting op de veranderingen in de kengetallen van samenwerkingsverbanden primair onderwijs

Transcriptie

1 Toelichting op de veranderingen in de kengetallen van samenwerkingsverbanden primair onderwijs Mei Inleiding In februari hebt u kengetallen van uw samenwerkingsverband ontvangen. Deze waren gebaseerd op de teldatum 1 oktober 2013, stand december Er zijn inmiddels enkele wijzigingen in die cijferoverzichten doorgevoerd: De voorlopige cijfers van de rugzakken van 1 oktober 2013 zijn geactualiseerd. In deze versie is voor de rugzakken van 1 oktober 2013 uitgegaan van de stand van februari De budgettaire gevolgen van de begrotingsafspraken 2014 (het vervallen van de in het regeerakkoord 2012 aangekondigde bezuiniging van 50 miljoen op passend onderwijs) zijn verwerkt. Er is een uitsplitsing gemaakt naar het personele en het materiële deel van de bekostiging. Meer informatie over de precieze bekostigingssystematiek van passend onderwijs vindt u in de uitgebreidere toelichting van januari Actuele cijfers In de vorige cijferoverzichten, van februari 2014, zijn de voorlopige cijfers van 1 oktober 2013 verwerkt. In sommige gevallen zijn deze sindsdien nog gewijzigd, bijvoorbeeld ten aanzien van de leerlinggebonden financiering (lgf). In bijgevoegde cijferoverzichten staan de cijfers die DUO ook heeft gebruikt voor het Overzicht financiële beschikkingen (Ofb). Het gaat daarbij om de (voorlopige) cijfers van teldatum 1 oktober 2013, vastgesteld op 1 februari Hierop bestaat 1 uitzondering: het aantal leerlingen met lgf in samenwerkingsverband primair onderwijs (po) in Almere is niet correct opgenomen in het Ofb. Dit komt doordat de inpassing van het experiment Gewoon Anders nog moet plaatsvinden. 3. Begrotingsafspraken 2014 De in het regeerakkoord van 2012 aangekondigde bezuiniging van 50 miljoen op passend onderwijs, gekoppeld aan de inpassing van lwoo en pro, is met de begrotingsafspraken uit het najaar van 2013 vervallen. Dit betekent enerzijds dat de korting van 21 miljoen op de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs (vo) ongedaan is gemaakt. Inmiddels is ook bekend wat gebeurt met de overige 29 miljoen. Dit is ook van invloed op de samenwerkingsverbanden po: Vanaf 1 augustus 2015 is een extra bedrag van 8 miljoen beschikbaar voor de samenwerkingsverbanden po en vo oplopend tot structureel 29 miljoen per jaar vanaf Deze middelen worden aan de budgetten van de samenwerkingsverbanden toegevoegd naar rato van het aantal leerlingen, middels een ophoging van het bedrag per leerling. Incidenteel wordt een deel van de 29 miljoen ingezet voor het verder verzachten van de gevolgen van de verevening. In schooljaar krijgen samenwerkingsverbanden 95% van het overgangsbudget in plaats van 90%. In schooljaar krijgen ze 80% in plaats van 75%. Samenwerkingsverbanden die er door de verevening op achteruit gaan, krijgen hiermee meer tijd om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Het verzachten van de afbouw kost in elk van de genoemde schooljaren 4,6 miljoen en gaat in deze jaren incidenteel af van de 29 miljoen. Voor de samenwerkingsverbanden die er door de verevening op vooruitgaan, veranderen de percentages niet. Deze wijzigingen in de budgetten zijn in de kengetallen opgenomen. 1

2 4. Uitsplitsing personeel/materieel De in eerdere cijferoverzichten opgenomen bedragen betroffen zowel de personele als de materiële bekostiging. Aangezien het materiële deel per kalenderjaar wordt bekostigd en het personele deel per schooljaar, zijn in de huidige versie van de kengetallen deze 2 bedragen uitgesplitst. Op de manier wordt aangesloten bij de bekostiging door DUO. De verhouding tussen personele en materiële bekostiging verschilt per schoolsoort. Hierdoor kan het voorkomen dat bij een samenwerkingsverband de verevening personeel positief is en materieel negatief of omgekeerd. Passend onderwijs gaat per 1 augustus 2014 van start. Dit betekent dat de materiële bekostiging voor kalenderjaar 2014 wordt toegekend vanaf 1 augustus tot 1 januari 2015, dus voor 5/12. Vanaf januari 2015 wordt dit per kalenderjaar toegekend aan de samenwerkingsverbanden. Het personele deel geldt direct voor het gehele schooljaar Toelichting per tabblad Het geactualiseerde cijferoverzicht bestaat uit 13 tabbladen. Hieronder worden de tabbladen verder toegelicht. Belangrijk daarbij te vermelden is dat het gaat om een voorlopige berekening op basis van de huidige prijzen en leerlingaantallen. De uiteindelijke berekening kan daarom nog anders uitvallen. Als u deze cijfers gebruikt als een indicatie voor een meerjarenbegroting, realiseer u dan dat ze gebaseerd zijn op gelijkblijvende prijzen en leerlingenaantallen. Neemt bijvoorbeeld de doorverwijzing naar het speciaal onderwijs (so) af of neemt u andere beslissingen over de uitgaven voor extra ondersteuning op reguliere scholen, kunnen de leerlingenaantallen en daarmee de bedragen wijzigen. Tabblad 1: bekostiging lichte ondersteuning personeel en materieel Voor samenwerkingsverbanden is in het schooljaar voor het personele gedeelte van de lichte ondersteuningsmiddelen 225 per leerling ingeschreven op een (vestiging van een) school voor basisonderwijs beschikbaar. Hiervan wordt voor 2% van de leerlingen automatisch het speciaal basisonderwijs (sbao) bekostigd. Omdat het materiële deel van de lichte ondersteuningsmiddelen per kalenderjaar wordt bekostigd, is daarvoor op het tabblad een uitsplitsing gemaakt in de jaren 2014 (de maanden augustus-december) en Hiervoor is 7 per leerling per kalenderjaar beschikbaar. 2% van de materiële bekostiging gaat direct naar het sbao. Tabblad 2: bekostiging zware ondersteuning personeel Het samenwerkingsverband ontvangt in het overgangsjaar voor zware ondersteuning een overgangsbekostiging (het reguliere deel van de lgf op 1 oktober 2013) en een normbekostiging. Op dit tabblad is het personele gedeelte hiervan weergegeven. Hierin is verwerkt dat de groeibekostiging voor het so in schooljaar nog eenmaal door het ministerie van OCW en DUO wordt uitgevoerd. De kosten van de groei worden afgetrokken van de bekostiging van het samenwerkingsverband. Dit betreft circa 7 per leerling. De so-scholen ontvangen dit jaar nog direct de bekostiging voor ambulante begeleiding. Als het samenwerkingsverband met alle so-scholen waar het ambulante begeleiding van ontving afspraken heeft gemaakt over de overdracht van personeel, kan het geld voor de ambulante begeleiding al dit jaar naar het samenwerkingsverband gaan ( opting out ). Vanaf schooljaar start de nieuwe bekostigingssystematiek en gaan alle middelen naar het samenwerkingsverband. Hieronder een toelichting op alle opgenomen bedragen: 1. Normbekostiging totaal. Per leerling in het samenwerkingsverband (exclusief de leerlingen ingeschreven op het so) ontvangt het samenwerkingsverband een bedrag van afgerond 306 voor het personele gedeelte van de zware ondersteuning. 2

3 2. Verevening. Het bedrag van het personele gedeelte van uw vereveningsregeling is weergegeven. Dit vereveningsbedrag is gebaseerd op het aantal leerlingen met zware ondersteuning op 1 oktober 2011 ten opzichte van het landelijk gemiddelde op 1 oktober Zie voor meer informatie tabblad 12 en 13 over de verevening. 3. Ondersteuningskosten. Het personele deel van de bedragen voor een leerling in het so categorie 1, 2 en 3 zijn weergegeven. Ook is weergegeven wat de totale kosten van het personele deel van het so binnen het samenwerkingsverband zijn op basis van het aantal leerlingen van blad 4. Deze kosten worden in mindering gebracht op uw normbudget. In de feitelijke situatie gebeurt dit in schooljaar op basis van de leerlingtelling van 1 oktober In deze sheet is uitgegaan van peildatum 1 oktober Resterend ondersteuningsbudget. Dit is het bedrag dat overblijft zodra de verrekening heeft plaatsgevonden van het normatieve ondersteuningsbudget met de ondersteuningskosten van de leerlingen op het so en de verevening. Dit is het budget dat beschikbaar is voor ondersteuning van leerlingen in het reguliere onderwijs als er geen wijzigingen in het aantal leerlingen in het so plaatsvinden. 5. Ontwikkeling ondersteuningsbudget bij gelijkblijvende leerlingenaantallen. Tot slot staat op dit tabblad een berekening van het personele gedeelte van het ondersteuningsbudget in de periode waarin de overgangsregeling geldt (schooljaar tot en met ). Hierin zijn de gewijzigde percentages van de overgangsregeling verwerkt. Er wordt bij de berekening uitgegaan van gelijkblijvende prijzen, leerlingenaantallen en verwijzingen naar het so. Tabblad 3: bekostiging zware ondersteuning materieel De opzet van dit tabblad is vergelijkbaar met tabblad 2 maar gaat over het materiële deel van de bekostiging van de zware ondersteuning. Er wordt onderscheid gemaakt in de kalenderjaren 2014 (augustus-december) en Tabblad 4: kengetallen van leerlingen Het vierde tabblad geeft een overzicht van het aantal leerlingen op 1 oktober 2013 binnen het samenwerkingsverband en het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2013 extra ondersteuning ontving, uitgesplitst naar onderwijssoort (stand december 2013). Het gaat om informatie over: 1. Leerlingen. Het aantal leerlingen dat naar school gaat op een van de scholen binnen het samenwerkingsverband, uitgesplitst naar bao en sbao. Het totaal aantal baoleerlingen is van belang voor de vaststelling van het budget voor lichte ondersteuning. Het totaal aantal leerlingen op het bao en sbao is van belang voor de vaststelling van de normbekostiging zware onderwijsondersteuning. Ook is het aantal so-leerlingen weergegeven dat in het gebied woont van het samenwerkingsverband. Dit aantal is van belang voor de ondersteuningsbekostiging van het so, die wordt verrekend met het budget van het samenwerkingsverband. Let op: dit geldt alleen bij de invoering van het nieuwe stelsel. Samenwerkingsverbanden worden op dat moment verantwoordelijk voor de leerlingen die binnen de grenzen van het samenwerkingsverband wonen. Vervolgens, in de structurele situatie, is vooral het aantal leerlingen dat het samenwerkingsverband zelf verwijst het uitgangspunt. Ook als de leerling vervolgens naar een ander samenwerkingsverband verhuist. In de structurele situatie geldt alleen bij een eerste inschrijving nog het woonplaatsprincipe, daarna het verwijzingsprincipe. De leerlingen in het so die op 1 augustus vóór de teldatum ouder zijn dan 14 jaar zijn meegeteld bij het samenwerkingsverband passend onderwijs voortgezet onderwijs, omdat deze volgens de nieuwe Wet kwaliteit (v)so bij het vso moeten worden ingeschreven. So-leerlingen jonger dan 8 jaar zijn altijd als so meegeteld. Verder is een onderscheid gemaakt in leerlingen jonger en ouder dan 8 jaar, omdat daarvoor ook andere tarieven gelden voor de ondersteuningsbekostiging van het so. Tot slot is het aantal leerlingen dat in het samenwerkingsverband woont weergegeven. Dit geeft zicht op het aantal potentiële leerlingen binnen het samenwerkingsverband. 3

4 2. Rugzakken. Het aantal leerlingen met lgf cluster 3 en 4 dat naar school gaat op een van de scholen in het samenwerkingsverband, onderverdeeld naar lgf in het bao en in het sbao. De aantallen zijn aangegeven per onderwijssoort. Ook is aangegeven hoeveel leerlingen in de bovenbouw zitten omdat in de huidige situatie kinderen met lgf-zmlk vanaf groep 3 een hoger bedrag lgf krijgen. 3. Deelnamepercentages. De deelnamepercentages van het samenwerkingsverband voor lichte en zware onderwijsondersteuning ten opzicht van het landelijk gemiddelde. 4. Cluster 1- en 2-leerlingen. Het aantal leerlingen met een indicatie voor cluster 1 en 2. In de eerste kolom is aangegeven hoeveel leerlingen met lgf cluster 1 en 2 zijn ingeschreven op een (s)bao-school in het samenwerkingsverband. In de tweede kolom is aangegeven hoeveel leerlingen wonen binnen de grenzen van het samenwerkingsverband en ingeschreven staan in het so cluster 1 en 2. Tabblad 5 tot en met 9: samenstelling samenwerkingsverband Deze bladen bevatten gegevens over de scholen die binnen uw samenwerkingsverband vallen. Blad 5 bevat de WEC-scholen waar leerlingen uit de regio zijn ingeschreven, inclusief gegevens over het type leerlingen dat zij huisvesten. Blad 6 geeft weer welke leerlingen door welke WEC-scholen op dit moment ambulant worden begeleid. Blad 7 bevat de gegevens van de reguliere scholen binnen uw samenwerkingsverband. Blad 8 bevat een overzicht met detailgegevens over de rugzakken per school in uw samenwerkingsverband. Op blad 9 vindt u een overzicht van de in uw samenwerkingsverband deelnemende besturen. Tabblad 10: overzicht kengetallen leerlingen per (deel van) gemeente Het tiende blad geeft informatie over aantal en type leerlingen binnen de (delen van de) gemeenten die binnen de regio van uw samenwerkingsverband vallen (op basis van de teldatum 1 oktober 2013). Deze informatie bieden wij op verzoek van verschillende gemeenten. Per samenwerkingsverband staat weergegeven: 1. Het aantal leerlingen dat is ingeschreven op scholen voor bo en sbao in de gemeente. Als er geen sbao in de gemeente staat, is het aantal sbao-leerlingen logischerwijs Het aantal (s)bo-leerlingen dat in de gemeente woont. Dit geeft het potentiële aantal leerlingen in de samenwerkingsverbanden po weer. 3. Het aantal leerlingen dat in de gemeente woont en staat ingeschreven in het so. Daarbij is onderscheid gemaakt in categorie 1, 2 en 3. Dit zijn de leerlingen waarvoor het samenwerkingsverband de ondersteuningskosten moet betalen in de overgangsperiode. 4. Het aantal leerlingen in het (s)bo met een rugzak cluster 3 of Het aantal leerlingen met een indicatie voor cluster 1 en 2. In de eerste kolom is aangegeven hoeveel leerlingen wonen in de gemeente en staan ingeschreven in het so cluster 1 en 2. In de tweede kolom is aangegeven hoeveel leerlingen met een rugzak cluster 1 en 2 zijn ingeschreven op een (s)bo-school in da gemeente. Tabblad 11: leerlingontwikkeling Op het elfde tabblad is de ontwikkeling van het aantal leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft binnen het samenwerkingsverband in de periode van 1 oktober 2011 tot 1 oktober 2013 te zien en hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. Tabblad 12: verevening personeel Op dit tabblad vindt u meer informatie over de overgangsregeling verevening. Het vereveningsbedrag wordt bepaald door het verschil tussen de ondersteuningskosten per samenwerkingsverband (inclusief lgf) per 1 oktober 2011 en het normatieve ondersteuningsbudget, ook berekend op basis van de leerlingenaantallen per 1 oktober Op het tabblad zijn de volgende bedragen opgenomen: 4

5 1. Normbekostiging verevening. Van de totale normbekostiging personeel maakt 273 deel uit van de verevening. Het normatieve ondersteuningsbudget wordt gevormd door de normbekostiging verevening te vermenigvuldigen met de leerlingaantallen (exclusief de leerlingen ingeschreven op het so) binnen het samenwerkingsverband op 1 oktober Ondersteuningskosten. Het personele deel van de kosten aan zware ondersteuning die binnen het samenwerkingsverband werden gemaakt op 1 oktober Het gaat daarbij om de kosten voor leerlingen op het so, het reguliere deel van de lgfbekostiging en het gedeelte voor ambulante begeleiding. 3. Verevening. Het normatieve ondersteuningsbudget min het totaal aan zware ondersteuningskosten op 1 oktober 2011 vormt het uiteindelijke vereveningsbedrag. Hiermee wordt het budget van de samenwerkingsverbanden in de periode van schooljaar tot en met (gedeeltelijk) gecompenseerd. Tabblad 13: verevening materieel De opzet van dit tabblad is vergelijkbaar met die van tabblad 12 maar gaat over het materiële deel van de verevening. Let op: in een aantal gevallen is sprake van een positieve personele (en totale verevening) maar is de materiële verevening negatief. Dit komt doordat de verhouding tussen personele en materiële bekostiging niet gelijk is. De zogenoemde dubbele rugzak voor zmlk bovenbouw bestaat relatief uit weinig materiële en veel personele bekostiging. Bij een groot aantal leerlingen zmlk bovenbouw kan hierdoor de verevening personeel positief en materieel negatief uitpakken. Ook speelt de verhouding tussen het aantal so-leerlingen en het aantal leerlingen met lgf hierbij een rol. 5