Geologische Berging van Radioactief Afval in België: Mogelijke Gevolgen voor Nederland



Vergelijkbare documenten
Dame, Herman wo :17

Basisnotitie ten behoeve van de ontwikkeling van een toetsingscriterium voor de ondergrondse opberging van radioactief afval SAMENVATTING

Onderzoeken of het veilig en haalbaar is om radioactief afval te bergen

raiiüflihhiiii < 2 6 APR2012 Baarle-Nassau P/ 2 5 APR Gemeente Waterland GESCAND Gemeenteraden in de provincie Noord-Brabant

Samenvatting. Geothermische energie uit Trias aquifers in de ondergrond van Noord-Brabant

Welkomstwoord en inleiding tot de NIRAS Dialogen. Naar een duurzaam beheer van hoogradioactief en langlevend afval

GHA Q639 C;

Roestig land. De Wijstgronden

Het langetermijnbeheer van hoogradioactief en/of langlevend afval. Mogelijke opties

MPGSD

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Temperaturen in de Nederlandse ondergrond

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Open en gesloten WKO systemen. Open systemen

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

29 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

Invloed van menselijke ingrepen en klimaatsverandering op de evolutie van zoet-zoutwaterverdeling in het Vlaamse kustgebied

1- ZOUTKOEPELS ALS ONDERZOEKSOBJECT

Op zoek naar duurzame oplossingen voor het beheer op lange termijn van radioactief afval van de categorieën B en C

Startpunt Wonen. Caspar Cluitmans Bert Hage (verificatie) Peter Geerts (validatie)

SAMENVATTING. en funderingen

NIRAS DIALOOG (D.III) 25 april Verslag

Samenvatting. Adviesvragen

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Radioactief afval van de categorieën B en C in een notendop

The Freshmaker. 1. Inleiding. 2. Beschrijving van de maatregel. 3. Hydrologische haalbaarheid Methoden Metingen Modellen. 4.

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Greenpeace eist een nieuwe wet die de nucleaire provisies veiligstelt in een Nationaal Fonds van de Nucleaire Voorzieningen

Phydrostatisch = gh (6)

Samenvatting. Figuur 1: Onderzoeksgebied in paars

Grondwater effecten parkeergarage en diepwand Scheveningen

Geachte mevrouw Franke,

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Het langetermijnbeheer van hoogradioactief en/of langlevend afval

Factsheet: NLGW0018. Naam: Maas_Slenk_diep

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. Extern MVO-management. MVO-management, duurzaamheid en duurzame communicatie

Uitdampingrisicos. S.Picone, J.Valstar

1 Aanleiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water

Adviescomité SEA. Betreft:

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

SAMENVATTING. Speerpunt gordel. Achtergrond en doel perceptieonderzoek

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

HISTORISCH ONDERZOEK. conform de NEN 5725:2009 STEEG 13 TE SEVENUM

Quantitatieve risico analyse. Nedmag VE 5/6

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Herafweging verwerking productiewater Schoonebeek

Ondergrondse Ruimte in Beeld

Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt te Amsterdam

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Titel voorstel Voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief

Technische commissie l[jqjgpp (jg^ggjpg

Plaats binnen WBI. Stochastische Ondergrond Schematisatie (SOS) Globale SOS. Marc Hijma (Deltares)

Aan de raad AGENDAPUNT NR. 4. Doetinchem, 14 februari 2018 ALDUS VASTGESTELD 22 FEBRUARI 2018

Folkert Buiter 2 oktober 2015

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

Whitepaper. Outsourcing. Uitbesteden ICT: Wat, waarom, aan wie en hoe? 1/6.

De locatie Het ontwerp van het winkelcentrum en directe omgeving is opgenomen in figuur 1.

Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker. Lezing Geohydrologie

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming Continu veiliger

Sander de Haas en Cedrick Gijsbertsen

Les 1 Ontstaan aardgas

Statenfractie D66 Gelderland

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

Aquiferkaarten van Nederland

SITA REMEDIATION DE TOTAALOPLOSSING VOOR BODEMSANERING, WATERZUIVERING EN GRONDREINIGING

Informatiecentrum over radioactieve afvalstoffen

1 Kent u het bericht dat kerncentrale Doel is stilgelegd wegens een mogelijk defect? 1

Het motto van dit college is bouwen. Bouwen in meer dan één opzicht. En het. college heeft gebouwd. Ondanks de forse bezuinigingen en de nog steeds

Bodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht.

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

Radioactief afval van de categorieën B en C in een notendop

: BügelHajema (Linda Smoors, Hermien Kerperien) : Evert de Lange : Waterschap Veluwe (Wietske Terpstra), 03-Projectontwikkeling (René Kroes)

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

r > ZZW B Zandputten als spaarbekkens Waterhuishoudkundige aspecten \ J

Het modelleren van een onvolkomen put met een meerlagenmodel

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

Herafweging verwerking productiewater Schoonebeek

Geothermisch water afkoelen tot 10 C? Guus Willemsen IF Technology 15 oktober 2015

Project: Kennisdocument Onderwerp: p90 Datum: 23 november 2009 Referentie: p90 onzekerheid Wat betekent de p90 (on)zekerheid?

Concept uitgeefgroep Bouwstenen van Management en Organisatie

1 Glaciale invloeden op basis van U1-metingen

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-I

Groen Dak Advies. Familie Benjamins De Fruithof 9 Drachten 10 mei Buro Elodea info@elodea.org

Kernenergie. Van uitstel komt afstel

LETSELPREVENTIE-ONDERZOEK: SYMPTOOMBESTRIJDING OF NOODZAAK?

Resultaten bodemonderzoek. Wederik Heerenveen. Creating with the power of nature. Subtitel. Marloes Luitwieler, Heerenveen, 26 nov.

Ter plaatse van de instabiliteiten treedt op sommige plaatsen water uit het talud

Tekst inspreekbeurt voor de Commissie Samen Wonen, 7 september 2017

4.1 Simulatie in de analysefase

Op de voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu van, nr., Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Transcriptie:

Rapportopgesteld in opdracht van de Provincie Noord-Brabant Samenvatting en conclusies Het rapport is digitaal beschikbaar via het internet, zoek op: www.brabant.nl en opslag radioactief afval Geologische Berging van Radioactief Afval in België: Mogelijke Gevolgen voor Nederland Prof. dr.ir. T.N.Olsthoorn Technische Universiteit Delft, Civiele Techniek en Aardwetenschappen, Stevinweg 1, 2628 CN Delft 16 januari 2012

Samenvatting: Na ruim 30 jaar onderzoek (vanaf 1974) vraagt het NIRAS, verantwoordelijk voor de eindoplossing van al het radioactieve afval in België, de federale regering te beslissen voor een definitieve berging van het het Belgische hoogactieve en langlevende radioactieve afval in de matig verharde Boomse Klei binnen het zoekgebied tussen de Nederlandse Grens en de lijn Wuustwezel-Mol. NIRAS is er op basis van het verrichte onderzoek van overtuigd dat het veilig kan. Uitstel wordt onverantwoord geacht omdat de problematiek dan wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties. De Boomse Klei is het meest onderzocht en lijkt geschikt, maar een dergelijke conclusie trekken ten aanzien van de alternatieve formatie, de Ieperiaanklei, vergt nog 10 jaar onderzoek. Bij een besluit voor de Boomse Klei gaat de komende jaren alle aandacht en energie uit naar het zoeken van een definitieve locatie en kan de Ieperiaanklei nauwelijks nog aan bod komen, hoewel die mogelijk extra veiligheid biedt, want gelegen onder de Boomse Klei. Als de beslissing wordt genomen zoals voorgesteld door het NIRAS, dan zal rond 2020 de definitieve plek van de aan te leggen installaties met een totaal oppervlak van 70 ha bekend zijn. De kans bestaat dat de site zodanig dicht bij de Nederlandse grens komt dat bij een eventueel lek het grondwater in gevaar komt dat over de grens naar Noord-Brabant stroomt, waar het voor de drinkwatervoorziening wordt gebruikt. De kans op lek is uiterst onwaarschijnlijk, maar de provincie en de waterleidingbedrijven zijn er niet gerust op. Gedurende de eerste tweeduizend jaar zal in elk geval de temperatuur van het grondwater direct boven de berging met maximaal 6 graden toenemen, de top van de Boomse Klei wordt 10 o C warmer dan van nature. Hoewel dit niet direct met radioactiviteit in het grondwater te maken heeft, is dit toch een effect dat aandacht verdient aangezien ook temperatuurveranderingen ver met het grondwater worden meegevoerd en enige effecten kunnen hebben. Betrokken bestuurders wordt aanbevolen zich actief met de ontwikkelingen in te laten om zeker te stellen dat aan alle internationale en grensoverschrijdende vereisten wordt voldaan. Ook wordt aanbevolen na te streven dat de site ten zuiden komt van de waterscheiding in het grondwater boven de Boomse Klei. Ook wordt aanbevolen te bewerken dat de gevraagde principebeslissing wordt uitgesteld ten gunste van een even-waardig onderzoek naar de Ieperiaanklei; dit onderzoek vergt tien jaar. Bij gunstig resultaat kan mogelijk extra veiligheid worden gerealiseerd door de isolatie door de boven de Ieperiaanklei gelegen Boomse Klei. Maatregelen achteraf, indien onverhoopt toch nucliden in de watervoerende laag lekken (bij berging in de Boomse Klei), zijn bijzonder kostbaar, maatschappelijk nauwelijks haalbaar.

Conclusies en aanbevelingen 1. Diverse evoluties zoals gevolgen van klimaat op korte en lange termijn, kans op en risico van aardbevingen, transgressies, geologische ontwikkelingen, inclusief ijstijden, zijn uitvoerig door NIRAS met een extern team van wetenschappers onderzocht. Zij geven geen aanleiding om wat die evoluties betreft te twijfelen aan de veiligheid van een geologische berging in de Boomse Klei. 2. Ten aanzien van evoluties zoals sabotage, politieke en financiële instabiliteit, geldt steeds dat deze afgezet moeten worden tegen de huidige situatie waarin het radioactieve afval aan maaiveld is opgeslagen. In alle gevallen is dat op den duur minder veilig dan een geologische berging in de plastische Boomse Klei of de Ieperiaanklei op minimaal 200 m diepte. 3. Eeuwig durende opslag van kernafval aan maaiveld wordt algemeen gezien als onverantwoord. De Belgische bevolking is het hier nagenoeg unaniem mee eens en wenst een definitieve oplossing voor het kernafval. Zo n oplossing kan in de Belgische optiek en onder de Belgische omstandigheden worden gerealiseerd middels een enkele geologische bergingsfaciliteit van ca. 1km 2 omvang, aangezien de Belgische regering, in tegenstelling tot de Nederlandse, heeft besloten om uit het kernenergieprogamma te stappen. De hoeveelheid kernafval van categorie B en C is daarmee eindig, 4000 containers. 4. België zoekt sinds 1974 een geologische eindbestemming van zijn langlevend en hoogactief kernafval. Zij beschikt daarvoor sinds 1984 onder andere over een een ondergrondse onderzoeks faciliteit, HADES/URF (zie afkortingen op pagina??), op haar nucleaire site in Mol/Dessel. 5. Het kernafval moet een miljoen jaar van de biosfeer worden geïsoleerd. 6. De verpakking moet corrosie-bestand zijn gedurende de thermische fase. Deze duurt 500 jaar voor B-afval en 2000 jaar voor C-afval, de bescherming hangt daarna volledig van de klei af, de gastformatie. 7. NIRAS, de publieke organisatie die verantwoordelijk is voor de eindbestemming van het hoogactieve en langlevend radioactief afval van België, heeft, overeenkomstig haar opdracht, en gebaseerd op ruim dertig jaar onderzoek, een Ontwerp-AfvalPlan opgesteld en aan de federale regering aangeboden. In dit plan verzoekt zij om een principebeslissing die haar opdraagt de ontwikkeling en geleidelijke uitwerking door te zetten van een oplossing voor het hoogwaardige en of langlevend kernafval die definitief kan worden. De oplossing houdt in, hetzij de huidige wachttoestand te verlengen, danwel nu te kiezen voor een geologische berging als eindoplossing. Voortzetting van de wachttoestand impliceert dat de beslissing over de eindbestemming van dit kernafval, die uiteindelijk toch moet worden genomen, wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties. 8. Als eindoplossing voor het kernafval beveelt NIRAS geologische berging aan in de Boomse Klei. 3

Figuur 0.1: Beste plek!? 9. NIRAS meent dat een definitieve geologische berging van hoogactief en langlevend radioactief afval in de Boomse Klei verantwoord mogelijk is, ergens binnen het zoekgebied tussen de Belgisch-Nederlandse grens en de lijn Wuustwezel-Mol (fig.??). Een alternatief wat betreft locatie, geologische formatie, danwel techniek is er op dit moment niet. 10. Alternatieven zijn er feitelijk niet, aldus NIRAS, en, uitstel van de beslissing is onverantwoord (zie AfvalPlan blz. viii). 11. De Ieperiaanklei, de andere ongeveer even dikke, maar diepere plastische klei, is feitelijk meer reserve dan alternatieve gastformatie om het vermaledijde kernafval waar we nu eenmaal mee zitten voor eeuwig in weg te stoppen. 12. De Ieperiaanklei is aantrekkelijk voor de veiligheid, want nog onder de Boomse Klei gelegen, zonder naburige grondwaterwinning (zie figuur??voor zoekgebied). De Ieperiaanklei en zelfs plastischer dan de Boomse Klei. Weliswaar is er sinds 1995 onderzoek naar deze formatie verricht, maar volgens NIRAS nog onvoldoende om ook over deze formatie van zodra mogelijk te spreken. 13. Onvoldoende kennis over deze kleiformatie is een ding; ook de techniek vergt nog veel onderzoek en ontwikkeling: grotere diepte, andere eigenschappen, en corrosie want de laag is zout. Het voor zo n uitspraak benodigde onderzoek vergt nog minstens 10 jaar. 14. Een keuze voor het even-waardig onderzoeken van de Ieperiaanklei, zoals bepleit door het FANC in haar advies over het Ontwerp AfvalPlan en het Strategic Environmental Assessment rapport, het SEA, zal of kan uitstel van de gevraagde principebeslissing vergen. 15. Er lijkt geen principiële reden te zijn waarom de gevraagde principebeslissing geen tien jaar uitstel kan velen, tot het moment waarop de Ieperiaanklei en de Boomse Klei evenwaardig zijn onderzocht zoals het FANC eist. Immers het duurt nog tot minimaal 2060 alvorens het eerste C-afval, dat nog tot zo lang bovengronds moet afkoelen, in aanmerking komt om ondergronds te worden weggestopt. Uiteraard maakt een principebeslissing de weg vrij om 4

middelen en aandacht te focussen op het zoeken naar de locatie in de Boomse Klei waar het allemaal zou moeten gebeuren en het werken aan begrip en acceptatie bij de bevolking ervoor. 16. Als de gevraagde principebeslissing nu wordt genomen ten gunste van de Boomse Klei, dan volgt het zoeken naar een geschikte locatie. De uitverkoren locatie zal dan rond 2020 ter beslissing worden voorgelegd, uiteraard met bijbehorend milieu-effect rapport. De Ieperiaanklei zal daarbij naar verwachting uit beeld zijn; inspanningen en de financiën worden gericht op de Boomse Klei. 17. Op basis van de resultaten van het sinds 1974 uitgevoerde onderzoek, en de gestelde criteria, kan niet objectief worden beweerd dat een geologische berging in de Boomse Klei in het onderzoeksgebied onveilig is. Dit geldt uiteraard voor zover de criteria integraal kunnen worden aangetoond voor de uiteindelijke locatie. 18. Het is wel op het scherp van de snede. De dike van de Boomse Klei onder Mol voldoet niet geheel aan de criteria die de Europese Commissie in 1980 opstelde. Deze eisen zijn minimaal 100 m dikte en 200 m diepte van de top van de kleilaag. Op basis van de nieuwe inzichten vindt België deze criteria verouderd, en hanteert criteria van haar eigen Geologische Dienst: 60 m klei en 200 m diepte van de eigenlijke berging in het midden van de kleilaag. De minimumdiepte van de top van de kleilaag komt dan op D top = 200 5 m verstoring 30 m klei = 165 m beneden maaiveld. Zonder rekening te houden met de verstoring van de klei door de aanleg van de berging en met een maaiveldhoogte van TAW +10 m, wordt het zoekgebied van de Boomse Klei bepaald door het gebeid waar de bovenzijde van de Boomse Klei dieper is dan TAW 160 m. Meer noordelijk, pal tegen de Nederlandse grens, voldoet de laag vermoedelijk wel aan het Europese dikte- en dieptecriterium. 19. Uiteraard tekenen buitenstaanders daartegen bezwaar aan, met name Greenpeace. 20. Bezwaar maken tegen de het in België geaccepteerde diepte-criterium, betekent welhaast onvermijdelijk het noordwaarts, in de richting van Nederland, opschuiven van de locatie voor de geologische berging in de Boomse Klei (zie figuur?? op pagina??). 21. Op de verticale doorlatendheid van de klei komt het aan. Bij k v 10 10 m/s kunnen de beweeglijke nucliden in 50000 jaar de laag worden uitgespoeld, maar als k v < 10 11 m/s kunnen nucliden alleen via diffusie ontsnappen. De doorlatendheid in Mol blijkt over de hele meetellende laagdikte 4 10 12 m/s zodat voor uitspoeling niet hoeft te worden gevreesd. Maar wat nu als op grotere schaal blijkt dat de representatieve waarde toch eerder 10 10 m/s is, zoals Greenpeace vreest? Alle metingen in Mol wijzen echter op waarden onder 10 11 m/s. Uiteindelijk zal dit voor de site als geheel moeten worden aangetoond. 22. Binnen het zoekgebied is de gradiënt van de stijghoogte naar beneden gericht, als gevolg van de relatief hoge ligging. Deze neerwaartse gradiënt kan als belangrijke veiligheidsfactor worden opgevat ingeval de doorlatendheid niet helemaal mocht voldoen aan de gestelde eis. De hoge ligging is gewenst om te garanderen dat de klei zoet blijft, zodat de containers gedurende de thermische fase van tweeduizend niet zullen doorroesten. Daarna zijn zij afgekoeld, nauwelijks nog warmer dan de natuurlijke omgeving. 23. Uitgangspunt is dat het kernafval pas na de themische fase in contact met de kleiformatie mag komen. Het is vervolgens aan de kleiformatie om de nucliden zo lang mogelijk vast te houden. 5

24. Eenmaal uit de containers, gaan nucliden door diffusie aan de wandel. De meeste metaalnucliden komen waarschijnlijk nauwelijks van hun plaats door hun sterke adsorptie aan de klei en hun geringe oplosbaarheid. Er zijn echter ook radio-actieve nucliden, niet-metalen, die niet door adsorptie worden tegengehouden. De bekendste is 129 I (jodium 129) met een halfwaardetijd van 15.7 miljoen jaar, veel langer dan de miljoen jaar die de berging wordt geacht te functioneren. 25. 129 I zal na enke tienduizenden jaren als een van de eerste nucliden de onder- en de bovenzijde van de kleilaag bereiken en zich vanaf daar door het stromende grondwater laten meevoeren. 26. Omdat de toevoer door diffusie traag is, en de grondwaterstroming aanzienlijk, blijft de nuclidenconcentratie in de Neogene aquifer boven de Boomse Klei altijd zo laag, dat iemand die al zijn drinkwater daaruit betrekt, zijn grond ermee irrigeert en zijn groenten ervan nuttigt, daaruit een dosis radioactiviteit zal ontvangen die op het maximum honderd maal lager is dan de normale blootstelling in België. 27. De maximale uit de Boomse klei uittredende radioactive flux is minder dan 1% van die uit kunstmest uitgespreid over hetzelfde oppervlak. Echter in een heel droog klimaat of door de permafrost tijdens een ijstijd neemt de grondwaterstroming zodanig af, dat de concentraties tientallen keren groter kunnen worden. Dat is ook aan de onderzijde van de Boomse Klei het geval, waar de grondwatersnelheid in de Onder-Rupeliaan aquifer van nature veel kleiner is dan in de Neogene aquifer erboven. 28. De vereiste verdunning vergt dat de locatie van de geologische berging enige afstand bewaart tot de waterscheiding, die in dit gebied wordt gevormd door de hoge graat van de microcuesta die hoofdzakelijk oost-west door het zoekgebied loopt. Ten zuiden hiervan, zoals bij Mol, stroomt het grondwater zuidwaarts, en ten noorden hiervan noordwaarts, zoals langs de B-NL grens. Bij een noordelijke locatie steken gelekte nucliden en masse, continu en miljoenen jaren lang de grens naar Nederland over. Dus de locatie van de geologische eindberging ten opzichte van de waterscheiding is voor Nederland waar het om draait. 29. Zou je de nucliden tellen, dan is het woord en masse terecht, maar hun concentratie is naar verwachting zo laag dat er redelijkerwijs geen effecten van te verwachten zijn, en dus aanvaardbaar. 30. Radioactieve metaalionen die goed worden geadsorbeerd zitten dan nog praktisch op hun plek. Een aantal van de voor Belgisch kernafval relevante nucliden heeft halfwaardetijden van meer dan 1 miljoen jaar, 135 Cs, 237 Np 107 Pd, 93 Zr, en veel zelfs meer dan 10 miljoen jaar, 129 I, 232 Th, 235 U, 236 U en 238 U. ([?]tabel 2.2). De straling daarvan is na een miljoen jaar geologische berging nog nauwelijks afgenomen. (Anderzijds: hoe groter de halfwaardetijd des te kleiner de stralingsintensiteit). Maar hoe dan ook, de berging is ook na een miljoen jaar nog allerminst schoon. Een aantal van de stoffen zijn ook toxisch los van de radioactiviteit. Giftigheid van de stoffen behoort ook bij het onderzoek betrokken te worden. 31. De keuze van een hooggelegen locatie in een infiltratiegebied zoals de Kempen heeft als extra bonus dat ook de stroming in de Neogene aquifer naar beneden is gericht. Hierdoor blijven nucliden die uit de klei zijn gediffundeerd kilometers lang stroomafwaarts onderin de aquifer hangen. Bij een noordelijke bergingslocatie stromen zij dus de onderste aquifer van Noord-Brabant in, de Formatie van Breda. De pluim nucliden zal met de klimaten van de komende honderdduizenden jaren meewuiven, en de nucliden zullen in hoofdzaak noordwaarts 6

of noordwestwaarts Noord-Brabant doorkruisen, waar zij duizenden jaren over doen, tenzij eerder opgeslokt door een grondwaterwinning. 32. Tja, de objectief beste locatie vanuit Belgisch perspectief is dus rond Mol danwel gespiegeld over de microcuesta. We komen dan terecht bij Poppel, in de geheel door Nederland omringde lob Belgisch grondgebied, precies ten noorden van Mol! In tegenstelling tot Mol zelf zal deze locatie, die met een vlaggetje in figuur?? op pagina?? is weergegeven, in ieder geval geheel voldoen aan de Europese diepte-norm van 200 m bovenkant klei. De westelijke lob met Brakken kan als alternatieve locatie worden aangewezen. Met het Europese dieptecriterium van 200 m en een minimum afstand van bijvoorbeeld 2.5 km van de waterscheiding en de tektonische breuken ten oosten van Mol, dan blijft nog nauwelijks ca. 20% van het zoekgebied over, een stuk ten zuiden een een stuk ten noorden van de waterscheiding. 33. De zoekgebieden van België en Nederland sluiten in het geheel niet op elkaar aan, hoewel beide landen dezelfde kleiformatie voor de berging in het vizier hebben. Dit is het gevolg van het strengere Nederlandse diepte-criterium van 500 m. 34. In Europese context is het op zijn minst vreemd en niet uit te leggen, dat de beste plek in België voor Nederland, op nog geen steenworp afstand, onacceptabel is op basis van zijn eigen diepte-criterium van minimaal 500 m. Het is onduidelijk of een dergelijk dilemma zich al ergens ter wereld heeft voorgedaan. Immers geologische trends zijn altijd maximaal aan één kant van de grens en minimaal aan de andere. 35. De locatie met het vlaggetje in figuur?? op pagina?? kan voor Nederland niet acceptabel zijn op grond van de criteria die het voor zichzelf hanteert. 36. Onder de Boomse Klei belanden diffunderende nucliden in Onder-Rupeliaan aquifer. Door gebrek aan stroming loopt de concentratie daarin (eveneens na enkele tienduizenden jaren) verder op dan in de Neogene aquifer, wellicht een factor honderd, maar blijft steeds laag, maar wellicht niet verwaarloosbaar, afhankelijk van het blootstellingsscenario. 37. Het is bijzonder moeilijk gebleken iets werkelijk zinvols te zeggen over het lot van het grondwater in deze diepe laag en in die daaronder. De stroming daarin zal meer en meer zuidwaarts worden door de voortschrijdende overexploitatie door de Belgische grondwaterwinningen in het zuiden van deze aquifers, waardoor de diepe stijghoogten in het gebied voortdurend zakken, totdat over enkele duizenden jaren evenwicht zal zijn bereikt. 38. De modelresultaten voor de diepe lagen verschillen echter nog te zeer van de metingen om er veel vertrouwen in te stellen. Om licht te laten schijnen op deze diepe lagen is grensoverschrijdende samenwerking met Nederland nodig. Hetzelfde geldt voor de werking van de tektonische breuken die de als gesloten beschouwde oostrand van de Belgische modellen vormen. 39. Het voorgaande beschrijft wat er naar verwachting in werkelijkheid met de nucliden gebeurt. Maar er hangt altijd de what-if vraag boven de markt. Als er toch iets mis gaat, wat dan? Wat er dan precies misgaat blijft daarbij in het midden. Als het allemaal loopt zoals bedoeld en verondersteld zullen de scenario s waarschijnlijk redelijk kloppen, aan de containers, de berging, de klei en het grondwater zal het dan niet liggen. 40. Er blijft altijd reden voor twijfel, maar na dertig jaar gereviewed en veelal in internationaal verband uitgevoerd in-situ onderzoek naar alle mogelijke aspecten, mogen we ervan uitgaan dat we het maximum in redelijkheid bereikbare aan kennis hebben vergaard over het grondwater, 7

de klei, zijn geochemie, de geologie, grondmechanica, materialen, constructies, ontgravingen, corrosie enzovoorts, zodat een canister of supercontainer het 2000 jaar moet kunnen uithouden en de nucliden zich na de thermische fase inderdaad ongeveer zo gedragen als men dat in het lab, de ondergrondse onderzoeksfaciliteit HADES, en de proefhallen uit en te na heeft onderzocht en beproefd. Er is bijna geen steen onomgekeerd blijven liggen; er is internationaal gepubliceerd, de rapporten zijn openbaar en het geheel is indrukwekkend, wetenschappelijk en technisch. 41. Het antwoord op de vraag ten aanzien van wat er mis kan gaan, moet daarom vooral worden gezocht in sociale en maatschappelijke factoren, financiën, ongelukken en verslapping van de aandacht gedurende de honderd jaar dat de berging open geëxploiteerd wordt, dat er in de exploitatie-eeuw een periode komt waarin men er met de pet naar gooit, bijvoorbeeld wanneer de maatschappij een moeilijke tijd doormaakt en zelfs de honderd jaar eerder gereserveerde fondsen wil herbestemmen. Wat België betreft moeten zulke factoren steeds worden afgewogen tegen het alternatief, namelijk eeuwige opslag bovengronds. Daar zouden dezelfde factoren spelen, immers ook bovengrondse berging vraagt voortdurend geld en aandacht omdat het kernafval constant moet worden bewaakt en om de 50 tot 80 jaar een nieuwe behuizing en mogelijk verpakking nodig heeft. Bij de afweging blijkt dan, opslag bovengronds is het meest risicovol. 42. Vanuit het Nederlandse perspectief is een ongeluk bij de berging nabij de grens een andere kwestie, een gevaar dat zonder de opslag mogelijk niet bestond, zodat de what-if vraag wèl gesteld kan worden. 43. Het is niet a priori duidelijk welk soort ongeval of gebeurtenis het grootste gevaar zou betekenen. Eenmaal ondergronds is het risico waarschijnlijk altijd beperkt. Gasvorming door anaerobe corrosie wordt nog altijd als een van de grootste resterende onzekerheden beschouwd. De what-if vraag kan hierop inhaken door te veronderstellen dat enkele bergingsgalerijen onvolledig zijn aangevuld, waardoor gas zich kan ophopen en anaerobe bacteriën en water vrij toegang krijgen tot de metalen lining van de containers. Na versnelde corrosie, zelfs tijdens de thermische fase heeft zich boven de dan weggecorrodeerde containers, die deels bitumen bevatten, zoveel gasdruk opgebouwd, dat het zich een weg naar boven baant. Bij ontsnappen naar de Neogene aquifer vermindert de druk in de galerij, hij zakt in waarna ook water met nucliden door de preferente baan naar de aquifer wordt geperst, waarin de nucliden zich vervolgens door het grondwater laten meeslepen met een snelheid die afhangt van de retardatie die per soort nuclide verschilt, maar die het grondwater zeker zullen bedreigen. 44. Tussen globaal 50 en 500 jaar loopt de temperatuur van de top van de Boomse Klei op met maximaal 10 o C. Deze temperatuurverandering kan goed worden waargenomen en houvast bieden voor het gericht plaatsen van waarnemingsputten, waarin automatisch en continu radioactiviteit kan worden gemeten. Ook het meest nabije grondwaterwinstation kan temperatuur en radioactiviteit monitoren; de kans op detectie is dan groter. Immers, niemand kan garanderen dat een smalle verontreinigingspluim niet onopgemerkt tussen waarnemingsputten doorslipt. Bij een winput kan dit niet of moeilijk gebeuren. 45. Sanering van optredende lekkages is maatschappelijk en financieel nauwelijks haalbaar. Op de schaal van de geologische berging moet daarvoor zeer veel water worden verpompt, zuivering zal met kostbare, membraan-technieken (reversed osmosis) en/of ionenwisseling moeten gebeuren. De lozing van het radioactieve concentraat is een maatschappelijk probleem, en indampen daarvan onbetaalbaar. 8

46. Onwillekeurig blijven we met een onbehaaglijk gevoel zitten ten aanzien van een geologische berging op relatief zo n geringe diepte direct onder een watervoerende laag die van groot belang is voor de drinkwatervoorziening in zowel België als Noord-Brabant. We zouden de berging een stuk gemakkelijker accepteren als er nog een stevige kleilaag zou zitten tussen de kleiformatie en het watervoerende pakket. Dit pleit voor even-waardig (door onderzoek verkregen) technisch-wetenschappelijk argumentarium naar de geschiktheid van de Ieperiaanklei, zoals het FANC al aangaf. 47. Overeenkomstig de richtlijnen van de IAEA, waaraan lidstaten zoals België en Nederland zich hebben te houden, dienen grensoverschrijdende invloeden expliciet in kaart te worden gebracht. Dit is nog niet gebeurd. De IAEA-richtlijnen die op de onderhavige situatie van toepassing worden geacht zijn in de tekst opgenomen. Het kan gezien de vrees voor grensoverschrijdende effecten dan ook niet zo zijn dat Nederland niet volledig zou kunnen meekijken in de plannen en het onderzoek, noch dat Nederland geen inspraak zou kunnen hebben zolang men nog kan besluiten de berging pal ten noorden van de Neogene waterscheiding bij de B-NL grens te plaatsen. Dat zou tegen de richtlijnen zijn, alhoewel de richtlijnen op dit punt wat vaag zijn [IAEA (p8): It will be in the interest of neighboring countries to find agreements regarding the assessment of a geological disposal facility site such that impacts beyond national boundaries might occur ]. 48. Nederland kan op basis van deze internationale afspraken aanspraak maken om betrokken te worden bij de ontwikkelingen met betrekking tot eindberging van kernafval in zijn grensgebied. 49. De IAEA-richtlijnen spreken ook over Illustratieve what-if analyses voor zeer onwaarschijnlijke, natuurlijke of door mensen teweeg gebrachte gebeurtenissen die de geologische berging aanzienlijk kunnen verstoren. In dit geval zou dat een volledige uitwerking kunnen zijn van de gevolgen van eventuele gasvorming tot aan scheurvorming in of rond de berging, aangezien dit aspect op dit moment het meest onzeker lijkt (zie hiervoor). Wellicht tevens is een what-if uitwerking gewenst van de consequenties van geologische breuken die bij aanleg onontdekt zijn gebleven, als mogelijke tweede onzekerheid. 50. Voor de bescherming van het grondwater gaat het erom dat geen nucliden het grondwater kunnen bereiken. Water resources en ecologische kwetsbaarheid worden door IAEA expliciet genoemd als factoren waarmee rekening is te houden en moeten in elk geval grensoverschrijdend worden bekeken. Verhoging grondwatertemperatuur treedt relatief snel op en kan een van de punten voor onderzoek zijn. 51. De IAEA verplicht tot opstelling van een safety case waarin rekenschap wordt afgelegd over alle onopgeloste kwesties bij elke stap van de ontwikkeling van de berging. Daarin moet ook worden aangeven hoe hiermee wordt omgegaan ( to resolve these issues, IAEA paragraaf 5.5). Requirement 11 van de IAEA vereist nog dat de safety case en ondersteunende safety assessments opgesteld en bijgehouden moeten worden gedurende de gehele ontwikkeling van de geologische berging, en dat deze technisch voldoende gedetailleerd en omvattend dienen te zijn om er beslissingen op te baseren, bij elke stap in de ontwikkeling daarvan. 52. Tenslotte stelt IAEA een monitoring programma verplicht gedurende de gehele operationele fase van de geologische berging (niet noodzakelijkerwijs daarna). Dit betekent dat ook daarop van Nederlandse zijde inspraak kan worden geëist. 53. Al deze punten zijn inhaakmogelijkheden voor Nederland om invloed te krijgen op de Belgische ontwikkeling ten aanzien van de geologische berging. 9

54. Het FANC zegt in zijn advies dat de principebeslissing niet kan worden genomen zolang de alternatieve formaties niet evenwaardig zijn onderzocht. Het FANC pleit dus voor uitstel tot tenminste een volledig oordeel over de geschiktheid van de Ieperiaanklei is verkregen. Dit vergt volgens NIRAS nog tien jaar onderzoek. 55. Er is op voorhand, op basis van het beschikbare onderzoek aan deze klei onder Doel, geen reden om aan de geschiktheid van de Ieperiaanklei te twijfelen. Mocht het door FANC, en bij verschillende assessments (SAFIR-1, SAFIR-2) aanbevolen onderzoek tot de conclusie leiden dat de Ieperiaanklei bij Doel aan alle vereisten voor een veilige geologische berging voldoet, dan verdient de Ieperiaanklei mogelijk de voorkeur omdat de erboven liggende Boomse Klei een extra isolatie levert en geen zoet grondwater aanwezig is. Echter, er wordt wel op relatief korte afstand van Doel flink getrokken aan het grondwater in de aquifers tussen de Boomse Klei en de Ieperiaanklei, waardoor deze isolatie wellicht toch niet werkt. 56. Wellicht zou het een idee zijn om in de onmiddellijke nabijheid van de Nederlandse grens bij Doel samen met Nederland een geologische berging op 390 m diepte in de Ieperiaanklei te ontwikkelen, zodat daarmee ook het Nederlandse kernafval een eindbestemming krijgt, exact op de Belgisch-Nederlandse grens. Tegelijk zij gezegd, dat Nederland minimaal 500 m diep wil en wat de Boomse Klei betreft veel meer keus heeft, dieper en dikker. 57. Waarom eventueel kiezen voor een kostbaarder oplossing in de Ieperiaanklei als de Boomse Klei aan alle eisen voldoet? Greenpeace noemt in dit verband, dat normen in het verleden alleen maar zijn aangescherpt. Verdere aanscherping in de komende honderd jaar gedurende welke de geologische berging wordt gerealiseerd en geëxploiteerd, kan een risico voor het project inhouden, waar nu reeds de ruimte krap is (diepte en dikte). 58. Een ander argument is publieke acceptatie. Zoals naar aanleiding van de slechte ervaring die recentelijk in het Duitse Asse is opgedaan. Een wellicht belangrijker argument en meer algemeen is het feit dat er wereldwijd nog geen praktijkervaring met geologische berging is, zeker niet in weinig verharde klei. De huidige kennis is nagenoeg geheel gebaseerd op Belgisch onderzoek, in (ondergrondse) laboratoria en aan de hand van modellen verkregen. Het zou van prudentie getuigen om te kiezen voor extra veiligheid waar dat mogelijk is, ook al geven de modellen niet aan dat dat per se nodig is; de huidige veiligheid in de luchtvaart is ook niet in een keer bereikt. 59. Tegelijkertijd is de Belgische kennis op dit gebied zo groot dat het uitermate zinvol is om ook vanuit Nederland hecht met België samen te werken als het gaat om de ontwikkeling van een Nederlandse eindberging. Actieve Nederlandse deelname aan het Belgische proces is dan ook van harte aan te bevelen. 60. Een actieve deelname aan de vormgeving van de monitoring is eveneens aan te bevelen en is van zodra mogelijk. 61. Met name wordt aanbevolen aan te dringen op volwaardig onderzoek naar de mogelijkheid van een geologische berging in de Ieperiaanklei. 62. Aandacht voor de mogelijke grensoverschrijdende risico s, het waarborgen dat ten aanzien hiervan wordt voldaan aan alle vereisten van IAEA, het bevorderen dat een eventuele geologische berging in de Boomse Klei zuidelijk van de waterscheiding in de Neogene aquifer blijft, zijn directe belangen van Nederland. 10

63. Tenslotte kan de vraag worden gesteld of er nog een weg terug als de principebeslissing eenmaal is genomen om de eindberging in de Boomse Klei te realiseren? Mijn inschatting is dat dit alleen het geval zal zijn indien in het siting-onderzoek dat in vervolg op de principebeslissing tot 2020 wordt uitgevoerd, mocht blijken dat er bij nader inzien toch geen site voorhanden is die aan alle eisen voldoet, de marges zijn immers klein. Echter, waar nu reeds de referentiesite te Mol geschikt wordt bevonden, zal de geologische eindberging van het Belgische radioactieve B- en C-afval in de Boomse Klei na zo n princicpebeslissing ongetwijfeld doorgaan. 64. Tien jaar na het [?] rapport, ongeveer in 2010, zou een eerste versie van het definitieve safety rapport worden opgesteld. Er ligt inmiddels een full draft met de safety strategie voor geologische berging ([?]). Wat mist is een integratie van het onderzoek dat na 2000 is uitgevoerd om de kennisleemtes in te vullen die in [?] werden gesignaleerd en mogelijk daarna zijn aangevuld met de aanbevelingen uit de meer internationale review door het OECD-Nuclear Energy Agency (NEA), die in 2000 in het vooruitzicht is gesteld ([?]13.C, p89). De in 2009 verschenen concept strategie [?] gaat niet inhoudelijk in op dat onderzoek. Het nu voorgelegde Ontwerp Afvalplan ontbeert deze inhoudelijke update. Op dit moment moeten hiertoe nog de afzonderlijke rapporten worden bestudeerd, wat vaak verwarrend, niet goed transparant, en altijd heel veel werk is. Dit laat de hoge kwaliteit van de afzonderlijke rapporten onverlet! 65. De Onder-Rupeliaan aquifer, de Lede-Brussel aquifer en de Landen aquifer zijn nu onderworpen aan overexploitatie, zoals blijkt uit continu met 5 tot 20 cm per jaar dalende stijghoogten in deze lagen. Het evenwicht wordt pas over honderden tot duizenden bereikt, waarbij de stijghoogte in deze lagen vele meters tot enkele tientallen meters gedaald zal zijn. Deze situatie maakt de grondwatermodellering van deze lagen tot een hachelijke zaak. Het niet-stationaire model uit 2009 ([?]) is een verbetering, maar nog lang niet goed genoeg. 66. Conclusies ten aanzien van deze lagen die gebaseerd zijn op de voorgaande stationaire modellen moeten opnieuw tegen het licht worden gehouden. 67. Aanbevolen wordt na te gaan in hoeverre de dichtheid moet worden meegenomen in de modellering. Deze kan een grote rol spelen als barrière tegen noord- en westwaartse afstroming van zoet grondwater in diepe lagen. 68. Het is aan te bevelen om in een nieuwe versie van het rapport [?] alle beschikbare cijfers, dus alle boringen, pulseproeven, pompproeven, putproeven, lab-proeven aan steekmonsters, in-situ proeven in de URF/HADES, voor de Boomse Klei en de Ieperiaanklei in een kaft bij elkaar te brengen. Dit is, behalve voor de modellering, essentieel in verband met de homogeniteit van de kleiformatie, die voor de geologische berging vereist is. 69. Een aantal boringen door de Boomse Klei in Noord-Brabant wacht nog op uitwerking en interpretatie. 11