SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART 2016 08.45-10.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 B / 9
2015 NGO-ENS B / 9
Opgave 1 (21 punten) Vraag 1 Prijsvorming. Motivatie: Voor vragers en aanbieders is de prijs een maatstaf om de aan- en verkoopmogelijkheden te vergelijken. Puntenverdeling: Juist antwoord: 2 punten Juiste motivatie: 3 punten Andere motivaties ter beoordeling aan de corrector. Vraag 2 (1) de aard van het product (homogeen of heterogeen); (2) het aantal aanbieders; (3) het aantal afnemers/vragers; (4) de transparantie van de markt; (5) de toetredingsmogelijkheden tot de markt. Per juist antwoord: 1 punt Vraag 3 Bij een monopolie bedient de aanbieder als enige de markt, waardoor hij invloed op de prijs kan uitoefenen en zelf de prijs vaststelt. Een monopolist kan combinaties van prijzen en hoeveelheden vaststellen die op de prijs-afzetcurve liggen. Aanbieder bedient als enige de markt: 2 punten Aanbieder stelt zelf de prijs vast: 3 punten Vraag 4 Op een oligopolistische markt wordt een hoeveelheid q1 op de markt gebracht tegen een prijs p1. Als de overige aanbieders niet volgen, kunnen zij een groot deel van de vraag overnemen. Er is sprake van elastische vraag. Als een van de aanbieders de prijs laat dalen, zal de afzet weer toenemen, maar minder dan verwacht omdat de overige aanbieders de prijs ook zullen laten dalen. Er is sprake van inelastische vraag. Bij prijsverhoging geen volgers: 3 punten Bij prijsverlaging veel volgers: 3 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 3 / 9
Opgave 2 (21 punten) Vraag 5 De hoogte van de lonen is niet bepalend. Het gaat om de arbeidskosten per eenheid product. De hoogte van de arbeidsproductiviteit dient hierbij betrokken te worden. Landen met relatief hogere arbeidskosten hebben vaak ook een hoge productiviteit, waardoor de arbeidskosten per eenheid product lager kunnen zijn dan in landen met lage arbeidskosten Arbeidskosten per eenheid is bepalend: 3 punten Arbeidsproductiviteit meewegen: 2 punten Vraag 6 1. prijsdiscriminatie of dumping; 2. werkgelegenheid in eigen land; 3. infant industry (bedrijfstakken in de kinderschoenen). Per juist antwoord: 2 punten Vraag 7 Voor het ontstaan van internationale handel zijn volgens Ricardo geen absolute kostenverschillen nodig. Het is voldoende als er tussen twee landen een verschil bestaat in de kostenverhouding van de producten, ofwel relatieve kostenverschillen. Er worden in de theorie van de comparatieve kostenverschillen altijd twee producten vergeleken. Niet de absolute kosten zijn bepalend, maar de alternatieve aanwending van de productiecapaciteit. De kern is de binnenlandse ruilverhouding tussen twee producten. Alternatieve aanwending productiemiddelen: 2 punten Binnenlandse ruilverhouding: 2 punten Vraag 8 1. Non-discriminatiebeginsel of het meestbegunstigingsprincipe: bij een tariefsverlaging mag geen onderscheid worden gemaakt tussen WTO-leden. 2. Wederkerigheidbeginsel: een verlaging van het importtarief door het ene land moet worden beantwoord door een tariefconcessie door het andere land. 3. Transparantiebeginsel: protectionisme moet zichtbaar en kwantificeerbaar zijn. Per juist uitgangspunt: 1 punt (maximaal 3 punten) Per toelichting uitgangspunt: 1 punt (maximaal 3 punten) SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 4 / 9
Opgave 3 (20 punten) Vraag 9 Monetaire Financiële Instellingen mogen primaire liquiditeiten scheppen door uitgifte van chartaal geld (ECB) en giraal geld door wederzijdse schuldaanvaarding (particuliere banken). ECB mag geld scheppen door uitgifte chartaal geld: 2 punten Particuliere banken mogen geld scheppen door wederzijdse schuldaanvaarding: 2 punten Vraag 10 Vraag 10a Vraag 10b De maatschappelijke geld hoeveelheid neemt toe. Juiste balans: 3 punten Maatschappelijke geldhoeveelheid neemt toe: 3 punten Vraag 11 De hoogte van de kaptaalmarktrente is afhankelijk van de huidige en de verwachte geldmarktrente. Huidige geldmarktrente: 2 punten Verwachte geldmarktrente: 2 punten Vraag 12 (maximaal 6 punten) De ECB beïnvloedt de liquiditeitspositie van de banken door middel van de geldmarktkasreserve. Dit is een bedrag dat de banken, afhankelijk van de liquiditeitspositie, verplicht zijn te storten op een rekening van de ECB. Deze storting moet worden gezien als een geblokkeerd tegoed. Door de geldmarktkasreserve kan de ECB realiseren dat de banken een permanent tekort aan liquide middelen hebben. Om de liquide middelen te kunnen aanvullen, moeten de banken een beroep doen op de ECB en hiervoor brengt de ECB rente in rekening. De ECB heeft op deze wijze de rente op de geldmarkt onder controle. Verplichte storting op rekening ECB: 2 punten Tekort aanvullen door lening bij ECB: 2 punten ECB heeft geldmarktrente onder controle: 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 5 / 9
Opgave 4 (20 punten) Vraag 13 Vraag 13a Berekening: Saldo aan buitenland betaalde en van buitenland ontvangen primaire inkomens = bruto nationaal product tegen marktprijzen bruto binnenlands product tegen marktprijzen Netto binnenlands product tegen marktprijzen (NBPmp) = netto binnenlands product tegen factorkosten + saldo kostprijsverhogende belastingen minus subsidies is 300 + 50 = 350. Bruto binnenlands product tegen marktprijzen (BBPmp)= netto binnenlands product tegen marktprijzen + afschrijvingen bedrijven en overheid is 350 + 60 = 410. 13a: NBPmp= 350: 2 punten; BBPmp = 410: 2 punten Vraag 13b Van buitenland ontvangen primaire inkomens: Bruto nationaal product tegen marktprijzen = 420. Het saldo van de aan het buitenland betaalde en van het buitenland ontvangen primaire inkomens is 420 410 = 10 ( 10 miljoen) 13b: BNPmp = 420: 1 punt; saldo (10) 1 punt.t Vraag 14 100 miljoen Berekening: Netto investeringen = bruto investeringen afschrijvingen (= vervangingsinvesteringen) Netto investeringen = uitbreidingsinvestering is 160 60 = 100 ( 100 miljoen) Formule NI = BI -A: 2 punten Berekening: 2 punten Vraag 15 Diepte-investeringen Motivatie: De arbeidsproductiviteit is toegenomen, dus gaat het om diepte-investeringen. Diepte-investeringen: 2 punten Arbeidsproductiviteit is toegenomen : 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 6 / 9
Vraag 16 a. Als de rente in de VS stijgt, wordt beleggen aantrekkelijker in de VS. Daardoor zal de vraag naar de Amerikaanse dollar stijgen, dus de euro zal dalen ten opzichte van de Amerikaanse dollar. b. De verbetering van de concurrentiepositie van Amerikaanse bedrijven leidt tot een toename van de import door de EU, waardoor de vraag naar de dollar stijgt. Gevolg is een daling van de koers van de euro tegenover de dollar. c. Als Amerikaanse ondernemingen dochterondernemingen opzetten binnen de EMU, stijgt de vraag naar de euro, waardoor de koers van de euro ten opzichte van de dollar stijgt. a. Euro daalt ten opzichte van Amerikaanse dollar: 2 punten b. Euro daalt ten opzichte van Amerikaanse dollar: 2 punten c. Euro stijgt ten opzichte van de dollar: 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 7 / 9
Opgave 5 (18 punten) Vraag 17 1. Goederenrekening 2. Dienstenrekening 3. Inkomensrekening 4. Inkomensoverdrachtenrekening Per juiste deelrekening: 1 punt Vraag 18 antwoord: (S I) + (B O) = (X M) Afleiding: Uit de twee identiteiten volgt: C + I +O + X M = C + S + B = I + O + X M = S + B (S I) + (B O) = (X M) (S I) = particulier spaarsaldo (B O)= overheidsspaarsaldo (S I) + (B O) = nationaal spaarsaldo (X M) = saldo lopende rekening 1e regel 2 punten 2e regel 2 punten 3e regel 1 punt Vraag 19 De koopkrachtpariteitentheorie gaat ervan uit dat de ontwikkeling van wisselkoersen ervoor zorgt dat de prijzen van internationaal verhandelbare goederen overal ter wereld hetzelfde zijn. De prijzen zijn hetzelfde door aanpassing van de wisselkoersen. De hoogte van de wisselkoers wordt bepaald door de verhoudingen van de koopkracht van de verschillende valuta. Prijzen gelijk door aanpassing wisselkoersen: 2 punten Hoogte wisselkoers bepaald door verhoudingen koopkracht: 2 punten Vraag 20 $ 0,92 Berekening: Interestpariteit is een situatie waarbij het renteverschil tussen twee landen precies gecompenseerd wordt door een agio of disagio in de termijnkoers. SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 8 / 9
Termijnkoers = $ 0,9155 x 1,0125 1) = 0,92 1) 1 + 0,05/4 2) 1 + 0,03/4 1,0075 2) $ 0,92: 2 punten Juiste berekening: 3 punten Einde examen SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 9 / 9