uitspraak AFSCi-inti:t- RECHTBANK GRONINGEN Sector Bestuursrecht Zaaknummer: AWB WOB

Vergelijkbare documenten
Beslissing op bezwaar

ECLI:NL:RBGEL:2014:4543

1 van :55

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Zienswijze. Kenmerk: / Betreft: verzoek om openbaarmaking

ECLI:NL:RVS:2012:BY5083

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

ECLI:NL:RBAMS:2011:BV7178

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2016:3415

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

In dit besluit wordt verwezen naar de corresponderende nummers uit de inventarislijst, zodat per document duidelijk is wat is besloten.

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

Besluit: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Datum. Beschikking inzake verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur

Uw Wob-verzoek betreffende Stichting Infofilter Bel-me-niet Register

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

BESLISSING OP BEZWAAR

Bij besluit van 7 mei 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard.

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

' s Sftg. de Rechtspraak. Over het beroep met procedurenummer 11 / 685 WOB JAN 1 deel ik u het volgende mee.

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende de toepassing van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2019 in de zaak tussen

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RVS:2017:1233

Beslissing op bezwaar

ONAFHANKELIJKE COMMISSIE VOOR DE BEZWAAR- EN BEROEPSCHRIFTEN GEMEENTE SLIEDRECHT

ECLI:NL:RBZWB:2016:7164

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255

3. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit.

Beslissing op bezwaar

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

De bezwaren zijn gericht tegen het besluit van uw College (hierna: de verweerder) van 2 december 2016, kenmerk

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

Uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND. Zittingsplaats Groningen. Bestuursrecht. zaaknummer: LEE 17/1763

de Rechtspraak Rechtbank Overijssel Reg.nr. PS/2XJIU lao<sa 04 DEC 2014 Dat. ontv.:

ECLI:NL:RBGEL:2013:6000

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

Beslissing op bezwaar

Ministerie van Veiligheid en Justitie

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

Bij besluit op het door eiser gemaakte bezwaar van 25 juni 2007 is het besluit van II mei 2007 gehandhaafd.

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

Besluit Openbaar. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

Handleiding behandeling WOB-verzoeken

ECLI:NL:RBNNE:2016:4039

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBZWB:2016:6366

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

Openbaar besluit. OPTA/IPB/2006/ kenmerk: Zaaknummer: W Datum: 3 februari Ons

ECLI:NL:RVS:2013:1522

3. Bij brief van 6 juni 2012 heeft Diginotar, de curator [Y] (hierna: de curator) namens deze, het college haar zienswijze gegeven.

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

Beslissing op bezwaar

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

Besluit. A. Verzoek om openbaarmaking. Kenmerk: / Betreft: verzoek om openbaarmaking

Besluit OPENBAAR. 1 Samenvatting. 2 Procedure

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBZWB:2016:1839

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

de Rechtspraak Rechtbank Den Haag PER FAX Over het beroep met zaaknummer SGR 13/9215 BESLU V258 deel ik u het volgende mee.

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

de Rechtspraak I I PER FAX

ECLI:NL:CRVB:2017:1283

Besluit. A. Verzoek om openbaarmaking. B. Relevante bepalingen. Kenmerk: / Betreft: verzoek om openbaarmaking

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

Besluit. A. Verzoek om openbaarmaking. B. Relevante bepalingen. C. Overwegingen. Kenmerk: / Betreft: verzoek om openbaarmaking

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RBZWB:2015:1110

de Rechtspraak Postbus: Rechtbank Noord-Holland ZAAKNUMMER: Afdeling Publiekrecht Sectie Bestuursrecht Locatie Alkmaar

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus BA Monnickendam

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

Transcriptie:

uitspraak AFSCi-inti:t- RECHTBANK GRONINGEN Sector Bestuursrecht Zaaknummer: AWB 121660 WOB uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2012 in de zaak tussen 1. H.J Klooster. 2. J. F. de Vries. 3. H. Stam. 4. B. Prinsen. 5. K. Benus. 6. J.Ilolstein. 7. F. van Hooren. allen te Leek, eisers en het college van burgemeester en wethouders der gemeente Leek verweerder (gemachtigde: S.P. van Sloten). Procesverloop Bij besluit van 23 november 201 I (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eisers op grond van de Wet openbaarheid (Wob) van bestuur deels ingewilligd en deels geweigerd. Bij besfuit van l6 mei2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eisers i n gediende bemrr aar gegrond verklaard. Bij brief van 25 juni 2012 hebben eisers beroep aangetekend bij de rechtbank. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2012. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun woordvoerders. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordi gen door haar gemachti gde. Overwegingen l. In verband met de ontvankelijkheid van het beroep ziet de rechtbank zich vooreerst voor de vraag geplaatst of eisers allen als belanghebbende kunnen worden aangemerkt als in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedoeld. 2. Ter zitting heeft de rechtbank vastgestel dat het beroepschrift niet namens Frisleek is ingediend, maar als gezamenlijk beroepschrift van de 7 ondertekenaars wordt behandeld. Tussen partijen is niet in geschil dat de 7 eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt als in de Awb bedoeld. De rechtbank overweegt dat eisers daarmee in hun

Zaaknummer: AWB 121660 WOB blad2 beroep kunnen worden ontvangen, tenzij moet worden vastgesteld dat zij geen bezwaar hebben ingediend tegen het primaire besluit. Ingevolge het bepaalde in artikel 6: l3 van de Awb, voor zover van belang, kan immers geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen berv't aar heeft gemaakt. 3. In dit verband stelt de rechtbank vast dat niet alle eisers bezwaar hebben ingediend tegen het primaire besluit. Uit de stellingen van eisers is hiervoor de reden niet gebleken. Dit betekent dat het beroep van de eiser die geen bezwaar heeft ingediend tegen het primaire besluit om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het betreft hier eiser sub 5. 4. De rechtbank neemt voorts de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Op 30 september 20ll hebben eisers een verzoek om informatie bij verweerder ingediend op grond van de Wob. Het verzoek heeft betrekking op het verkrijgen van gegevens ten aanzien van een bedrijfsverplaatsing van het bedrijf Hummel Recycling te Leek (Hummel). Verweerder heeft in haar primaire besluit dit verzoek deels ingewilligd en deels geweigerd. Eisers hebben tegen dit besluit bezvraar ingediend. De Commissie Bezwaarschriften (de Commissie) heeft verweerder vervolgens, vanwege een ontoereikende motivering van het besluit, geadviseerd het bezwaarschrift van eisers gegrond te verklaren en de motivering in de beslissing op het bezwaarschrifte herstellen. Verweerder heeft in het bestreden besluit het advies van de Commissie overgenomen en het door eisers ingediende beztxraar gegrond verklaard, met handhaving van het eerdere besluit om de gevraagde informatie gedeeltelijk te verstrekken - al dan niet in een andere dan de gevraagde vonn - en gedeeltelijk te weigeren. 5. Eisers voeren aan dat verweerder zich onterecht beroept op uitzonderingsgronden van de Wob. Het is onjuist dat de volledige openbaarmaking van een brief van Troostwijk Taxaties (Troostwijk) aan Hummel van 9 maart 2009 achterwege dient te blijven omdat enkele passages bedrijfs- en fabricagegegevens bevatten die uitzonderingsgronden uit de Wob betreffen. Voorts voeren eisers aan dat niet volledig aan hun verzoek tot het verschaffen van informatie is voldaan, aangezien verweerder niet alle beschikbare informatie heeft overgelegd. 6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zij niet alle verzochte informatie openbaar mag dan wel kan maken nu deze informatie valt onder de uitzonderingsgronden uit de Wob. De uitzonderingsgrond uit de Wob die betrekking heeft op het achterwege laten van bedrijfsen fabricagegegevens kan ook betrekking hebben op financi le gegevens van een bedrijf. Hiervan is in dit geval sprake nu de in de betreffende brief van Troostwijk aan Hummel opgenomen informatie concurrentiegevoelige informatie betreft aangezien de informatie (onder andere) inzicht biedt in de waarde van het bedrijf Hummel. Bovendien weegl het belang van openbaarmaking niet op tegen het belang van Hummel en derden. Door alle verzochte informatie openbaar te maken, wordt de positie van verweerder en van Hummel geschaad. 7. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In artikel3, vijfde lid, van de Wob is bepaald dat een dergelijk verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen l0 en l l van de Wob. Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob blijft het verstrekken

Zaaknummer: AWB 121660 WOB blad 3 van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. Voorts volgt uit artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob dat het verstrekken van informatie eveneens achterwege blijft om een onevenredige bevoordeling of benadeling te voorkomen van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden. 8. In geschil is onder andere de weigering van verweerder om over te gaan tot volledige openbaarmaking van de door Troostwijk aan Hummel verzonden brief van 9 maart 2009 met betrekking tot een voorlopige prognose schadeloosstelling op basis van de Onteigeningswet. Verweerder heeft zijn weigering om deze gegevens te verstrekken onder meer gegrond op artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob. 9. De rechtbank overweegt dat vast staat dat Hummel geen bestuursorgaan betreft en geen deel uitmaakt van de overheid. Hummel moet daarom worden aangemerkt als een derde, die bedrijfs- en fabricagegegevens vertrouwelijk aan de overheid kan meedelen en die in dat geval de bescherming toekomt die artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob beoogt te verlenen. De in deze bepaling opgenomen uitzonderingsgrondient volgens vaste jurisprudentie restrictief te worden uitgelegd. Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financi le bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt. Hierbij is onder meer van belang of en in hoeverre de informatie concurrentiegevoelig is. 10. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de volledige inhoud van de brief van Troostwijk aan Hummel van 9 maart2009. De nietopenbaar gemaakte passages uit de brief betreffen voorlopige cijfermatige resultaten die betrekking hebben op de voorlopige schadeloosstelling op basis van de Onteigeningswet. Tussen partijen is niet in geschil dat deze informatie vertrouwelijk door Hummel aan verweerder is verstrekt. De rechtbank overweegt dat uit de niet openbaar gemaakte passages - zijnde de verschillende bedragen die aan de wel openbaar gemaakte posten zijn toegekend - geen wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van producten of de king van afnemers en leveranciers. Voor de vraag of de gegevens uitsluitend de financiele bedrijfsvoering betreffen en er sprake is van concurrentiegevoelige informatie dient komen vast te staan dat de betreffende gegevens de concurrentiepositie van Hummel aantasten. De rechtbank is van oordeel dat dit in de onderhavige kwestie niet het geval is. Verweerder heeft gesteld dat de informatie concurrentiegevoelig is aangezien het een raming betreft van de omvang van de vermogens- en inkomensschade die Hummel bij een bedrijfsverplaatsing zou leiden. Het betreft onder meer informatie over de benodigde financiering, de door verweerder zogenoemde onrendabele top en de hoogte van de uitkering van de verzekering. De rechtbank overweegt dat uit de betreffende informatie niet blijkt hoe de genoemde bedragen tot stand zijn gekomen. Voorts kunnen de niet openbaar gemaakte bedragen niet worden herleid tot concrete informatie over bijvoorbeeld de prijsstelling die Hummel bij de bedrijfsvoering hanteert. Gelet op het relatief abstracte niveau van de infbrmatie betreft het naar het oordeel van de rechtbank geen concurrentiegevoelige gegevens in de zin van bedrijfs- dan wel fabricagegegevens die onder het beschermingsbereik van artikel 10. eerste lid. aanhef en onder c, van de Wob vallen. Uit het voorgaande volgt dat verweerder ten onrechte artikel 10, eerste lid, aanhefen onder c, van de

Zaaknummer: AWB 121660 WOB blad 4 Wob ten grondslag heeft gelegd aan de weigering om de volledige inhoud van de brief van Troostwijk aan Hummel van 9 maart2009 openbaar te maken. I 1. Verweerder heeft aan de weigering van openbaarmaking tevens de uitzonderingsgrond zoals is opgenomen in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob ten grondslag gelegd. 12. De uitzonderingsgrond uit artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob betreft een belangenafiveging van de verschillende betrokken belangen. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter de vraag ofeen ander belang dan het openbaarheidsbelang van de Wob zich voordoet, integraal te beoordelen. De rechterlijke toetsing van het bestuurlijke oordeel over de vraag of het openbaarheidsbelang meer of minder zwaar weegt dan andere in de Wob genoemde belangen, wijkt niet af van de redelijkheidstoetsing overeenkomstig het tweede lid van artikel 3:4 van de Awb. Bij die toetsing dient het uitgangspunt van de Wob - openbaarheid is regel - ^ laar te wegen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van l6 februari 201 I (LJN: BP4706). 13. Ten aanzien van de niet openbaar gemaakte passages uit de brief van Troostwijk aan Hummel van 9 maart 2009 is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat openbaarmaking van deze passages niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van Hummel of andere derden. Verweerder heeft in dit verband gewezen op het feit dat er sprake is van bedrijfsvertrouwelijke informatie en dat gelet daarop mag worden aangenomen dat openbaarmaking van deze informatie zowel Hummel als verweerder onevenredigzal benadelen en de concunentiepositie van Hummel zal kunnen schaden. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 7. heeft geoordeeld, is in dit geval geen sprake van bedrijfs- en fabricagegegevens. Naar het oordeel van de rechtbank wordt uit de stellingen van verweerder voorts niet duidelijk op welke wijze de niet openbaar gemaakte passages Hummel zouden kunnen schaden. Hierbij merkt de rechtbank op dat verweerder geen onderscheid heeft gemaakt tussen de verschillende posten die in voorlopige prognose schadeloosstelling zijn opgenomen. Voorts wordt uit de stellingen van verweerder niet duidelijk of en in hoeverre verweerder bij de belangenafueging rekening heeft gehouden met aspecten van actualiteit en nauwkeurigheid van de niet openbaar gemaakte bedragen. De algemene stelling van verweerder dat met de openbaarmaking van de informatie betreffende de voorlopige prognose schadeloosstelling een derde in staat zou kunnen worden gesteld in toekomstige gevallen de onderhandelingspositie hierop af te stemmen is onvoldoende, nu verweerder deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Nu ook voor het overige uit de stellingen van verweerder niet is gebleken dat er sprake is van bedrijfsvertrouwelijke informatie, heeft verweerder niet in redelijkheid op grond daarvan openbaarmaking van deze passages achterwege kunnen laten. Verweerder dient de weigering om de niet openbaar gemaakte passages uit de brief van Troostwijk aan Hummel van 9 maart 2009 op deze grond openbaar te maken alsnog deugdelijk te motiveren. 14. Met betrekking tot het beroep van eisers op de onvolledigheid van de door verweerder verstrekte informatie overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat het vaste rechtspraak is dat de Wob alleen recht geeft op informatie voor zover deze is neergelegd in documenten en niet verplicht tot het vergaren van informatie dan wel het bewerken of opstellen van documenten. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat bepaalde informatie niet in een onder hem berustend document is neergelegd

I Zaaknummer: AWB 121660 WOB blad 5 en een dergelijke mededeling niet ongeloofuaardig voorkomt, is het aan degene die om deze informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document tot onder dat bestuursorgaan berust. De rechtbank verwijst bij wijze van voorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van26 april 2006 (LJN: AW3998). Eisers hebben, met een verwijzing naar de brief van Troostwijk aan Hummel van 9 maart2009 alsmede een krantenartikel uit2007, gesteld dat verweerder al meerdere jaren met Hummel in gesprek was. Eisers hebben echter, zowel in hun beroepsschrift als ter zitting, niet nader kunnen onderbouwen dat verweerder nog meer documenten onder zich heeft dan wel wat voor soort documenten dit dan zou betreffen. De rechtbank is van oordeel dat eisers daarmee onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de door verweerder verstrekte informatie onvolledig is. Het beroep van eisers op onvolledigheid van de informatie wordt daarom door de rechtbank verworpen. 15. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb neergelegde vereiste dat de beslissing op bezwaar dient te rusten op een deugdelijke motivering. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit zal worden vemietigd. 16. Ter zitting hebben eisers de rechtbank verzocht zelf in de zaak te voorzien. Aangezien de aard van dit geschil zich echter niet leent voor finale geschilbeslechting, zal de rechtbank bepalen dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op de bezwaren van eisers dient te nemen. 17. Aangezien het beroep gegrond wordt verklaard, dient op basis van artikel 8:74, eerste lid, Awb, te worden bepaald dat het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van 156,00 door verweerder aan eisers wordt vergoed. 18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Zaaknummer: AWB 121660 WOB blad 6 Beslissing De rechtbank - verklaart het beroep van eiser sub 5 niet-ontvankelijk; - verklaart het beroep van eiser sub l, 2,3, 4, 6 en7 gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het benuaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; - draagt verweerder op het betaalde griffierecht van I 56,00 aan eisers te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg rechter, in aanwezigheid van mr. N. Tromp, grifflrer. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2012. ------- Afschrift verzonden abn partijen op: - 6 NgV?012 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Af<leling bestuursrechtspraak van de Raad van State.