gemeente Eindhoven Dienst Algemene en Publiekszaken Sector Advisering en Ondersteuning Raadsbijlage nummer 96 lnboeknummer OOM002455 Beslisdatum BTW 9 mei 2000 Dossiernummer 020.107 Raadsbij lage Voorstel tot het wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven inzake bestuurlijke ophouding 1 Inleiding Naar aanleiding van diverse grootschalige ordeverstoringen is in Nederland behoefte ontstaan aan een aanvullende mogelijkheid om op te kunnen treden tegen grote groepen ordeverstoorders. Om die reden heeft de voormalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Gemeentewet (artikelen 154a en 176a) ter verbetering van de mogelijkheden tot bestrijding van grootschalige verstoringen van de openbare orde. Doel van de daarin geintroduceerde maatregel is het voorkomen dat (verdere) ordeverstoringen zullen plaatsvinden. Daarbij gaat het om gebeurtenissen die door een groot aantal mensen kunnen worden aangegrepen om de orde te verstoren, zoals betogingen, blokkades, krakersrellen, een internationale (top)conferentie, een bezoek van een buitenlands staatshoofd of voetbalwedstrijden met een groot risico voor grootschalige ordeverstoringen. In het kader van dit laatste is met name behoefte aan een dergelijk instrument tijdens de Europese voetbalkampioenschappen in de maanden juni en juli in Nederland en Belgie, waarvan drie wedstrijden in het Philips Stadion worden gespeeld. Het betreft in deze de wedstrijden Portugal-Engeland op maandag 12 juni, Zweden-Turkije op donderdag 15 juni en Italie-Zweden op maandag 19 juni. Op 24 februari 2000 heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingestemd met het betreffende wetsvoorstel. De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft op 18 april 2000 de betreffende wetswijziging goedgekeurd. De wetswijziging treedt op 3 mei 2000 in werking en wordt veelal aangeduid met de term bestuurlijke ophouding. 2 Probleemstelling Op basis van dit wetsvoorstel wordt de burgemeester de bevoegdheid verleend om grote groepen ordeverstoorders (bestuurlijk) op te houden. Onder ophouden wordt verstaan het op een bepaalde plaats tijdelijk doen ophouden van de betreffende groep, inclusief het zo nodig overbrengen naar die plaats. De maatregel mag niet langer duren dan strikt noodzakelijk en in ieder geval niet langer dan 12 uur. Over de
Raadabijlage nummer 96 inrichting van de plaats van ophouden zijn regels gesteld in een algemene maatregel van bestuur. Het ophouden is mogelijk indien sprake is van een oproerige beweging, andere ernstige wanordelijkheden of rampen, dan wel ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. De toepassing van deze vrijheidsontnemende maatregel is beperkt tot situaties waarin groepen concrete en specifieke voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of beperking van gevaar, niet naleven. Voor voorzienbare gevallen kan de gemeenteraad dergelijke voorschriften vastleggen in een gemeentelijke verordening. Voor de overige situaties dat wil zeggen niet voorzienbare gevallen kan de burgemeester voorschriften opnemen in een noodbevel of een noodverordening. In de voorschriften kunnen verplichtingen worden opgelegd, zoals de verplichting dat een groep zich naar een bepaalde plaats moet begeven of juist dat een bepaald gebied voor hen niet toegankelijk is. Het ophouden moet noodzakelijk zijn ter voorkoming van voortzetting of herhaling van de niet-naleving van de voorschriften. Verder is de mogelijkheid om tot bestuurlijke ophouding over te gaan beperkt tot situaties waarin de naleving redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden verzekerd. Voordat wordt overgegaan tot effectuering van de ophouding moeten de personen uit de groep in de gelegenheid worden gesteld de tenuitvoerlegging van de beschikking tot ophouding te voorkomen, door alsnog het bedoelde voorschrift na te leven. Hiertoe wordt een waarschuwing gegeven. Het besluit om een groep op te houden valt onder de werkingssfeer van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat degenen die opgehouden zijn in de gelegenheid gesteld moeten worden een beroepschrift in te dienen en een voorlopige voorziening te vragen bij de president van de Arrondissementsrechtbank, sector bestuursrecht. 3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes Op 13 maart 2000 is het voorstel inzake EK 2000 Eindhoven in uw raad behandeld. Hierin is onder andere de passage opgenomen dat getracht wordt de overlast voor de bevolking en met name de omwonenden van het stadion zoveel mogelijk te beperken en een feestelijke atmosfeer te creeren waardoor o.a. de voetbalsupporters, de mediavertegenwoordigers en de deelnemende landen het gevoel krijgen welkom te zijn in een gastvrije stad. Hiervoor geldt dat veiligheid en openbare orde randvoorwaarden zijn voor de kwaliteit van de activiteiten. Door het wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening krijgt de burgemeester een juridisch instrumentarium in handen om ongewenste gedragingen tegen te gaan.
++ 4 Wijze van aanpak/oplossingsrichting Bestuurlijke ophouding kan uitsluitend worden toegepast indien sprake is van een "oproerige beweging, ernstige wanordelijkheden of de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan". Het gaat hierbij dus om dezelfde situaties als waarvoor de Gemeentewet in de artikelen 175 (noodbevel) en 176 (noodverordening) rechtstreeks bevoegdheden aan de burgemeester heeft toegekend. Dit neemt niet weg dat voor zover deze zogenaamde noodsituaties voorzienbaar zijn, de gemeenteraad de daarbij geldende regels moet vaststellen. Deze gedachte is overgenomen uit de geldende jurisprudentie rondom de toepassing van noodbevoegdheden. Het gaat hierbij dus niet om de toepassing van een noodbevoegdheid, maar om een "reguliere" bevoegdheid die bij ernstige ordeverstoringen (in de zin van artikel 175 Gemeentewet) wordt toegepast. Het heeft echter de voorkeur dat een democratisch gelegitimeerd orgaan ÃćâĆňâĂİ in dit geval de gemeenteraad ÃćâĆňâĂİ ook voor dergelijke gevallen zoveel mogelijk de voorschriften bepaalt. Om dit te benadrukken, is ervoor gekozen de (primaire) ophoudingsbevoegdheid nadrukkelijk onder te brengen in het hoofdstuk in de Gemeentewet (nieuwe artikel 154a) over de bevoegdheden van de gemeenteraad. Voor het EK 2000 in Eindhoven betekent dit dat, nu voorzienbaar is dat risicowedstrijden zullen worden gespeeld, de situaties waarin bestuurlijke ophouding kan worden toegepast zoveel mogelijk vooraf expliciet in een gemeentelijke verordening kan worden vastgelegd. Voor onverwachtse opkomende en dus onvoorziene gevallen ontleent de burgemeester bevoegdheden rechtstreeks aan de Gemeentewet. Hiervoor zijn de artikelen 175, 176 en het nieuwe artikel 176a ÃćâĆňâĂİ de bestuurlijke ophouding ÃćâĆňâĂİ bedoeld. De ophoudingsbevoegdheid kan worden toegepast zodra concrete en specifieke voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of beperking van gevaar, niet worden nageleefd. Het vorenstaande wil echter niet zeggen dat er pas kan worden opgetreden als er sprake is van een daadwerkelijke ordeverstoring. Eveneens kan worden overgegaan tot ophouding bij de ernstige vrees voor het ontstaan van een grootschalige ordeverstoring. Het moment waarop met ophouding kan worden opgetreden is afhankelijk van de inhoud van de lokale voorschriften. Als deze voorschriften een preventief karakter hebben, kan bij niet naleving worden opgetreden wegens de ernstige vrees voor ernstige verstoringen, nog voordat de niet gewenste gedraging daadwerkelijk leidt tot een dergelijke wanordelijkheid. Uit ervaring kan immers met vrij grote zekerheid worden bepaald dat sommige gedragingen worden getroffen ter voorbereiding van een ordeverstoring.
De gemeente kan hierop inspelen door er voor te zorgen dat de lokale voorschriften in de Algemene Plaatselijke Verordening, noodverordening en -bevelen zodanig zijn ingericht dat kan worden opgetreden om ordeverstoringen in de kiem te smoren. In de op 1 februari 2000 in werking getreden Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven staan reeds een aantal voorschriften, waarbij bij overtreding van dat bepaalde voorschrift de ophoudingsbevoegdheid toegepast kan worden. Het betreft in deze een aantal artikelen waarin de openbare orde en veiligheid geregeld wordt. Te denken valt aan de artikelen 2.1.1.1 (samenscholing en ongeregeldheden), 2.1.2.1 (optochten), 2.1.5.1 (voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg), 2.1.5.2 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg), 2.1.6.4 (openen straatkolken e.d., 2,1.6.8 (gevaarlijk of hinderlijk voorwerp), 2.1.6.11 (verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting), 2.4.7. (hinderlijk gedrag op of aan de weg), 2.4.7a (verblijfsontzegging), 2.4.8. (hinderlijk drankgebruik), 2.4.9 (hinderlijk gedrag bij of in gebouwen), 2.4.10 (gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten), 2 4.30 (plaatsbewijzen), 2.7.3 (bezigen van vuurwerk) en 5.5.1 (verbod vuur te stoken). Gezien het vorenstaande en gelet op het bepaalde in artikel 154a van de Gemeentewet stellen wij u voor de burgemeester door het wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening de bevoegdheid te geven tot bestuurlijke ophouding te besluiten bij groepsgewijze niet-naleving van de bovengenoemde voorschriften. In het ontwerp is hiervoor in artikel 2.9.1 een bepaling opgenomen. Wij merken in dit verband nog op, dat artikel 176a van de Gemeentewet ÃćâĆňâĂİ het betreft dan niet voorzienbare gevallen ÃćâĆňâĂİ de burgemeester de bevoegdheid geeft tot bestuurlijke ophouding bij groepsgewijze niet-naleving van daartoe aangewezen specifieke onderdelen van een noodbevel of een noodverordening. Voorts maken wij van deze gelegenheid gebruik u voor te stellen een andere bepaling vast te stellen die niet in de Algemene Plaatselijke Verordening is opgenomen. Wij achten het van belang dat ÃćâĆňâĂİ met name in het licht van het komende EK ÃćâĆňâĂİ een bepaling wordt opgenomen inzake het verbod in het openbaar te vechten. Wij stellen u tevens voor deze bepaling op te nemen in de onwerp-bepaling 2.9.1. Dit vergt echter een nadere toelichting. Op 9 februari 1993 heeft de Hoge Raad artikel 68 lid 1, onder a, van de oude Politieverordening Eindhoven (uitjouwverbod) onverbindend verklaard. In hetzelfde artikel 68, onder b, is het verbod in het openbaar te vechten opgenomen. Bij de onlangs vastgestelde Algemene Plaatselijke Verordening is abusievelijk vergeten dit laatste verbod wederom op te nemen in de verordening. Dit artikel 68, onder b, werd vaak door de politie gebruikt vanwege zijn effectiviteit. De politie kan op grond hiervan een lik-op-stuk- beleid voeren. Het toepassen van dit
artikel is vooral van belang in de gebieden met veel horeca-concentraties. In het ontwerp is in artikel 2.4.10a hiervoor een bepaling opgenomen. 5 Financiele gevolgen Niet van toepassing. 6 Overige gevolgen van de aanpak Niet van toepassing. 7 Resultaten van overleg /inspraak Over dit voorstel is overleg gepleegd met de Politie Brabant Zuid-Oost en het Openbaar Ministerie te s-hertogenbosch in het driehoeksoverleg van 27 april 2000. Er is geen gelegenheid gegeven tot inspraak. 8 Communicatie De wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening zal worden opgenomen in het gemeenteblad. 9 Advisering raadscommissie(s) De commissie voor bestuurlijke aangelegenheden, openbare orde en veiligheid hebben wij over dit voorstel gehoord. Het positief advies ligt voor u ter inzage. De meerderheid in de commissie stemt in met het voorstel. Een minderheid gaat niet akkoord met het voorstel. 10 Voorstel De wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven vast te stellen. Een ontwerp-besluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Burgemeester en wethouders van Eindhoven, R. Welschen, burgemeester. C. Tetteroo, secretaris.
Besluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 mei 2000, nr 96; gelet op het advies van de commissie voor bestuurlijke aangelegenheden, openbare orde en veiligheid; mede gelet op het bepaalde in artikel 147 en artikel 154a van de Gemeentewet ; besluit: vast te stellen de navolgende wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven; Hoofdstuk 2 Openbare orde Afdeling 4. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid. Artikel 2.4.10a Vechten 1. Het is verboden in het openbaar te vechten. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 424 of 426 bis van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Afdeling 9. Bestuurlijke ophouding. Artikel 2.9.1 De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1. (samenscholing en ongeregeldheden); 2.1.2.1. (optochten); 2.1.5.1. (voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg); 2.1.5.2. (aanleggen en veranderen van een weg); 2.1.6.4. (openen straatkolken e.d); 2.1.6.8. (gevaarlijk of hinderlijk voorwerp); 2..1.6.11 (verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting); 2.4.7. (hinderlijk gedrag op of aan de weg); 2.4.7a. ( verblijfsontzeg ging); 2.4.8. (hinderlijk drankgebruik); 2.4.9. (hinderlijk gedrag bij of in gebouwen); 2.410. (gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten); 2.4.10a. (vechten); 2,4.30. (plaatsbewijzen); 2.7.3. (bezigen van vuurwerk);
Raadsbij lage nummer 96 5.5.1. (verbod vuur te stoken); van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven groepsgewijs niet naleven. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 mei 2000. R. Welschen, voorzitter. C. Tetteroo, secretaris. EH00005379.d ef